18
Basiselementen van het zenuwstelsel
Basiselementen
Zenuwcel (A) Het zenuwweefsel bestaat uit zenuwcellen en gliacellen (cellen voor steun en omhul ling), die uit het ectoderm afkomstig zijn. Bloedvaten en hersenvliezen behoren niet tot het neurale weefsel, ze zijn van mesoder male oorsprong. De zenuwcel (ganglioncel of neuron) is de eigenlijke functionele een heid van het zenuwstelsel. Na rijping verliezen zenuwcellen het ver mogen zich te delen, waardoor celdeling of vervanging van oude cellen niet meer mogelijk is. Desondanks worden in som mige hersengebieden vermoedelijk toch levenslang nieuwe zenuwcellen gevormd. Een neuron bestaat uit een cellichaam, perikaryon (A1), uitlopers, dendrieten (A2), en een grote uitloper, het axon of de neuriet (A-D3). Het perikaryon is het voedingscentrum van de cel: uitlopers die ervan gescheiden wor den, degenereren. Het bevat een nucleus (celkern) (A4) met een grote, chromatine rijke nucleolus (A5). Hier tegenaan ligt bij vrouwen het lichaampje van Barr (A6). De dendrieten vergroten door hun ver takkingen het oppervlak van de cel. Aan de dendrieten eindigen de uitlopers van andere neuronen. Hier worden de impulsen opgevangen. Vaak eindigen de uitlopers van andere neuronen op kleine aanhang sels van de dendrieten, de spines (doornen), waardoor het oppervlak van de dendrieten er ruw uitziet (D).
Naar het aantal uitsteeksels zijn te onder scheiden unipolaire, bipolaire of multipolaire neuronen. De meeste neuronen zijn multipolair. Vele hebben korte axonen (interneuronen), andere meer dan l m lange axonen (projectieneuronen). Neuronen zijn niet volledig zichtbaar te maken met één enkele kleurmethode. De methoden leveren slechts partiële equiva lente beelden: de celkleuring (kleuring van Nissl) geeft de celkern en het perikaryon weer (B-D). Deze kleuring toont ook de dendrietenuitlopers en de lichaampjes (Nissl-substantie of tigroïde lichaampjes) en kan pigmenten (melanine of lipofuscine) (D11) bevatten. De oorsprongskegel van het axon bevat geen lichaampjes van Nissl. De lichaampjes van Nissl vormen het via de optische microscoop zichtbare equivalent van een duidelijk korrelig endoplasmatisch reticulum. Motorische neuronen hebben grote perikarya met grove lichaampjes, sen sibele zijn kleiner en bevatten vaak alleen maar Nissl-granula. Door zilverimpregnatie (Golgi-methode) worden alle uitlopers zichtbaar: de cel is te zien als een bruinzwart silhouet (B-D). Andere impregnatiemethoden maken selectief de eindknopjes (E) of de neurofibrillen (F) zichtbaar, die als evenwijdige bundels door perikaryon en axon lopen.
Het axon geleidt de prikkel verder. Het eer ste deel in dat proces is de oorsprongskegel (axonheuvel) (AD7), de plaats waar de prikkel wordt opgewekt. Op een bepaalde afstand van het perikaryon (initiaal segment) begint een omhulsel, de mergschede (A8). Deze bestaat uit een lipoïd-bevat tende stof (myeline). Het axon geeft tak ken af, axoncollateralen (A9), vertakt zich ten slotte tot een eindboompje (telodendron) (A10) en eindigt bij een zenuw- of spiercel met kleine eindknopjes (‘boutons terminaux’). Bij een ‘bouton terminal’ die met het membraanoppervlak van de eraan geschakelde cel de synaps vormt, vindt de impulsoverdracht op andere cellen plaats.
Anatomie 2012 1-168 def.indd 18
25-01-12 10:06