Geleidingsbanen
346
Perifere geleidingsbanen: Hoofd en hals
Regio occipitalis en regio cervicalis posterior (regio nuchae) (A)
de bovengenoemde spieren en de m.rectus capitis posterior minor (21) innerveert.
In het gebied van de nek bevinden zich subcutaan de vaten en zenuwen die de huid verzorgen. De a.occipitalis (1) doorboort de fascia nuchae boven de peesboog (2) die uitgespannen is tussen de aanhechtingsplaatsen van m.sternocleidomastoideus (3) en m.trapezius (4). De a.occipitalis wordt begeleid door een varie¨rend sterk ontwikkelde v.occipitalis (5), die soms zelfs geheel ontbreekt en dan wordt vervangen door een ‘v.azygos nuchae’ (6). Vlak bij de a. en v.occipitalis wordt de n.occipitalis major (7) subcutaan. Deze zenuw is de ramus dorsalis van de tweede spinale zenuw. Hij verzorgt, samen met de n.occipitalis minor (8) uit de plexus cervicalis, de huid van het achterhoofd. Er zijn bijna altijd anastomosen tussen takken van n.occipitalis major en de n.occipitalis minor. Vlak achter het oor wordt de huid ook geı¨nnerveerd door de r.posterior van de n.auricularis magnus (9). Verder nemen nog segmentale dorsale takken, waarvan de n.occipitalis tertius (10) sterker ontwikkeld is, aan de innervatie deel. Nodi lymphatici occipitales (11) liggen bij de openingen waar vaten en zenuwen de fascia nuchae doorboren.
Klinische opmerking: In dit gebied wordt de suboccipitale punctie of cisternapunctie gedaan. Hierdoor verkrijgt men liquor cerebrospinalis uit de cisterna cerebellomedullaris (zie deel 3). De punctie moet in de mediaan tussen de protuberantia occipitalis externa en het processus spinosus van de axis (draaier) plaats hebben. De punctienaald is direct naar de neuswortel gericht en wordt tussen de mm. recti capitis posteriores minores doorgevoerd. De naald wordt vervolgens dwars door de membrana atlantooccipitalis posterior en de dura mater, die aanzienlijke tegenstand biedt, gestoken. Direct onder de dura mater bevindt zich de cisterna cerebromedullaris. Bij volwassenen mag de naald niet dieper dan 4 tot 5 cm worden ingestoken!
Trigonum a.vertebralis (B) Dit trigonum is pas zichtbaar na verwijdering van alle oppervlakkige spieren (A, m.sternocleidomastoideus [3], m.trapezius [4], m.splenius capitis [12] en m.semispinalis capitis [13]). In dit gebied ligt de a.vertebralis (14), die door de foramina transversaria (pars transversaria) van de bovenste zes halswervels loopt, dan op de arcus atlantis posterior (15) in de sulcus a.vertebralis ligt en door de membrana atlantooccipitalis posterior de schedelholte binnendringt. De driehoek wordt begrensd door de m.rectus capitis posterior major (16), m.obliquus capitis superior (17) en m.obliquus capitis inferior (18). In dit gebied geeft de a.vertebralis een tak (19) af die de omliggende spieren van bloed voorziet. Tussen de slagader en de arcus posterior atlantis ligt de n.suboccipitalis (20), die als ramus dorsalis van de eerste spinale zenuw
22. glandula parotidea, 23. nodus lymphaticus mastoideus.