84
Romp
Romp
Buikwand De buikwand wordt naar boven toe begrensd door de angulus infrasternalis, naar onder door de crista iliaca, de sulcus inguinalis en de sulcus pubis. Onder de huid ligt het in meer of mindere mate ontwikkelde onderhuidse vetweefsel. Het is van de musculatuur gescheiden door de fascia superficialis abdominis. De basis van de buikwand wordt gevormd door de buikwandmusculatuur. De oppervlakkige buikspieren zijn met elkaar verbonden door een systeem dat de beste mogelijkheid biedt voor de werking. De afzonderlijke buikspieren stammen uit verschillende myotomen en worden daarom ook door verschillende segmentale zenuwen geı¨nnerveerd. Dit maakt ook een gedeeltelijke contractie van de afzonderlijke buikspieren mogelijk. Oppervlakkige buikspieren Laterale groep: – m.obliquus externus abdominis – m.obliquus internus abdominis – m.transversus abdominis. Mediale groep: – m.rectus abdominis – m.pyramidalis Diepe buikspieren – m.quadratus lumborum – m.psoas major De zijdelingse buikspieren omhullen met hun plat uitlopende pezen, de aponeurosen, de m.rectus abdominis aan beide zijden en vormen de rectusschede (zie p. 88).
Oppervlakkige buikspieren Laterale groep (A-C) De m.obliquus externus abdominis (1) ontspringt met acht zaagtanden aan het buitenoppervlak van de 5e-12e rib (2). Deze oorsprong interfereert tussen de 5e tot de (8e) 9e rib met de tanden van de m.serratus anterior (3) (voorste zaagspier) en tussen de 10e en 12e rib met de tanden van de m.latissimus dorsi (4) (brede rugspier). De vezelrichting verloopt in principe van lateraal boven achter naar mediaal onder voor. De vezels die van de drie onderste ribben komen, lopen bijna loodrecht naar
de crista iliaca, en wel naar het labium externum (5). De overige vezels lopen schuin van boven lateraal naar onder mediaal en gaan over in de platte aponeurose (6). De overgang van de spiervezels in de aponeurose verloopt in een bijna verticale lijn, die door de grens tussen kraakbeen en bot van de 6e rib verloopt. Het onderste deel van deze aponeurose loopt continu door in het lig.inguinale. Direct boven het lig. inguinale ligt in het mediale gebied de anulus inguinalis superficialis. Deze is begrensd door het crus mediale (7), het crus laterale (8) en de fibrae intercrurales (9) (zie p. 96). De aanhechting van de m.obliquus externus abdominis ligt in de mediane lijn. Hier zijn de aponeurosen van de rechter- en de linkerspier met elkaar en met die van de overige zijdelingse buikspieren vervlochten tot een fibreuze streep: linea alba (10). Innervatie: nn.intercostales (Th5-Th12). Varie¨teiten. De spier kan meer of minder oorsprongtakken hebben. Er zijn soms tussenpezen, intersectiones tendineae. Ook zijn verbindingen waargenomen met de naburige spieren, de m.latissimus dorsi en de m.serratus anterior. Klinische opmerking: Er zijn per land, resp. per chirurgische leerschool gedifferentieerd ongeveer 15 verschillende, meest verouderde benamingen voor het lig. inguinale. Met name in de VS worden benamingen gebruikt die rond het begin van de 20e eeuw in Europa gebruikelijk waren. Bovendien moet men bedenken dat er zeven benamingen zijn die met het eigenlijke lig. inguinale niets te maken hebben (zie ook Kremer et al., Chirurgische Operationslehre, deel 7/1, p. 62-63).