2 2.1 2.1.1 2.1.2 2.1.3 2.2 2.2.1 2.2.2 2.2.3 2.2.4 2.2.5 2.3 2.3.1 2.3.2 2.3.3 2.3.4 2.3.5 2.4 2.4.1 2.4.2 2.5 2.5.1 2.5.2 2.5.3 2.5.4 2.5.5 2.5.6 2.5.7 2.5.8 2.5.9 2.5.10 2.5.11 2.5.12 2.5.13 2.5.14 2.5.15 2.6 2.6.1 2.6.2 2.6.3 2.7 2.7.1 2.7.2 2.7.3 2.7.4
Opsporen van rekenproblemen 51 Hoe herken je rekenproblemen (signaleren)? 51 Signaleren tijdens instructie en verwerking 52 Afstemmen van instructie 53 Kwaliteit van instructie 54 Toetsen 56 Methodegebonden toetsen 56 Niet-methodegebonden toetsen 56 Niet-genormeerde niet-methodegebonden toetsen 58 Afname van toetsen 60 Foutenanalyse 60 Kijkwijzers 62 De teller 62 De onzekere rekenaar 63 De niet tot automatiseren komende rekenaar 63 De slordige, onnauwkeurige rekenaar 64 De rekenaar die veel denkfouten maakt 64 Het probleem nader in kaart gebracht (diagnosticeren) 65 Leerlijnen 66 Strategieën 67 Het diagnostisch gesprek 72 Observeren 72 Observatiemoment 73 Observeren van handelingen 73 Verborgen handelingen 74 Observeren van strategieën 74 Observeren van aandacht 75 Vragen stellen 75 Open en gesloten vragen 76 Doorvragen 77 Suggestieve vragen 77 Variëren van opgaven 78 Hulp bieden 79 Vormen van hulp 79 Beheersen van opgaven en handelingen 86 Conclusies trekken 87 Hoe bied je hulp (handelingsplanning)? 88 Doelstellingen 89 Materialen en leerinhouden 90 Instructie 91 Het handelingsplan 92 Algemeen deel van het handelingsplan 93 Specifiek deel van het handelingsplan 93 Betrokkenheid 94 Evalueren 94