Spelling

Plak hier een fotoof tekening van jezelf,of maak een collage vandingen die voor joubelangrijk zijn.
Plak hier een fotoof tekening van jezelf,of maak een collage vandingen die voor joubelangrijk zijn.
Begin van het schooljaar Leer jezelf kennen met de ik-cirkels
Je kleurt begin van het jaar de vakjes van twee cirkels:
• Zo-ben-ik-cirkel
• Dit-kan-ik-cirkel
Bladzijde 8 en 9
Begin van elk blok Welke schrijfaanwijzingen leer ik in dit blok?
Je leest een tekst. Hierin staan woorden uit het woordpakket. Je kleurt welke schrijfaanwijzingen bij de woorden horen. Je oefent de schrijf aanwijzingen.
Blok 1 Bladzijde 10 Blok 2 Bladzijde 16 Blok 3 Bladzijde 22 Blok 4 Bladzijde 30 Blok 5 Bladzijde 36 Blok 6 Bladzijde 42
Dit kan ik nu en dit kan ik nog
Je hebt een dictee gemaakt. Is het antwoord goed? Dan kleur je een hokje. Doe dat bij alle goede antwoorden.
Weet je wat je goed kunt spellen? Weet je wat je nog niet goed kunt spellen? Praat erover met je leermaatje.
Blok 1 Bladzijde 12 en 13 Blok 2 Bladzijde 18 en 19 Blok 3 Bladzijde 24 en 25 Blok 4 Bladzijde 32 en 33 Blok 5 Bladzijde 38 en 39 Blok 6 Bladzijde 44 en 45
Kijk dan bij de hulp vanaf bladzijde 52.
Aan het begin van elke toetsweek
Je hebt een signalerings dictee gemaakt.
Je kleurt voor elk woordpakket het rondje in. Je kleurt ‘Ik ga nog oefenen!’ als je nog moet oefenen. Je kleurt ‘Ik kan het!’ als je het kunt!
Blok 1 Bladzijde 14 Blok 2 Bladzijde 20 Blok 3 Bladzijde 26 Blok 4 Bladzijde 34 Blok 5 Bladzijde 40 Blok 6 Bladzijde 46
Aan het eind van elke toetsweek
Je hebt het controledictee gemaakt. Je weet wat je goed kunt spellen.
In het jaaroverzicht kleur je de hokjes. Je kleurt groen wat je al kunt/weet.
Je kleurt geel wat je nog moeilijk vindt.
Blok 1 Bladzijde 4 en 5 Blok 2 Bladzijde 4 en 5 Blok 3 Bladzijde 4 en 5 Blok 4 Bladzijde 6 en 7 Blok 5 Bladzijde 6 en 7 Blok 6 Bladzijde 6 en 7
Je kijkt terug op het schooljaar. Pas je toe wat je hebt geleerd? Je praat er samen over en beantwoordt de vragen.
Bladzijde 50 en 51
Ik maak eerst de voorkant af. Dan is het echt mijn groeischrift!
Wat heb ik geleerd in dit blok?
Aan het eind van elke toetsweek maak je een controledictee. Het resultaat bespreek je met jouw leermaatje of met jouw leerkracht.
Kun je de schrijfaanwijzing goed toepassen?
Kleur dan het hokje bij het woordpakket groen Wil je een schrijfaanwijzing nog extra oefenen?
Kleur het hokje bij dat woordpakket geel
Gaat het na het oefenen goed?
Dan kleur je het hokje bij het woordpakket alsnog groen.
Aan het eind van het jaar wil je alle hokjes groen hebben.
Woordpakket 1 de straat de barst drie medeklinkers (mmm)
Woordpakket 2 de gleuf de vuist eu en ui
Woordpakket 3 de schaar het schrift sch en schr
Woordpakket 4 elf de arm magneetletters r en l
Woordpakket 5 de slang de tong ng
Woordpakket 6 de bank links nk
Woordpakket 7 de fiets het vuur f/v
Woordpakket 8 de beer de poort de deur eer, oor en eur
Woordpakket 9 de geit blij ei/ij Woordpakket 10 de sok de zak s/z Woordpakket 11 de haai de kooi loeit aai, ooi, oei
Woordpakket 12 de hand de mond -d
Ga verder op de volgende pagina.
Woordpakket 13 de rugzak de voetbal samenstellingen
Woordpakket 14 het taartje het kraantje verkleinwoorden met je en tje
Woordpakket 15 de sleutel de vlieger het laken de groenteel, er, en, te
Woordpakket 16 het begin het getal het vervoer het tehuisbe, ge, ver, te
Woordpakket 17 de saus blauw de kous de mouwau(w)/ou(w)
Woordpakket 18 de ballen de vissen letterzetter
Woordpakket 19 de stenen de knopen letterrover
Woordpakket 20 de prei de bijl de klauw trouwtei/ij en au(w)/ou(w)
Woordpakket 21 de lach de lucht ch cht
Woordpakket 22 goed het blad -d
Woordpakket 23 de sla de foto het menu a, o en u
Woordpakket 24 de leeuw nieuw de duw eeuw, ieuw en uw
Je laat in deze cirkel zien hoe je bent. En wat je over jezelf vindt. Je kleurt de vakjes van binnen naar buiten. Hoe meer vakjes je kleurt, hoe meer dat voor jou geldt.
d
werk altijd door.
Kleur in aan het begin van het schooljaar
Je laat in deze cirkel zien wat je kunt. Kun je het heel goed? Dan kleur je alle vakjes. Kun je het nog niet goed? Dan kleur je maar één vakje. Hoe meer vakjes je kleurt, hoe beter je daar dus in bent.
Kleur in aan het begin van het schooljaar
1 Je leest het verhaal.
2 Je geeft het woordstukje in de onderstreepte woorden de juiste kleur.
drie medeklinkers achter elkaar: spl, str, spr en rst, tst eu en ui sch en schr magneetletters r en l: rm, rk, rg, rf, rp en lf, lk, lm
‘Raden, pap!’ zegt Saar.
‘Het is een schat van een dier.
Ik vind haar het l eukst .’
Pap trekt een frons.
‘Ik weet het niet’, zegt hij. ‘Jawel, ze lijkt op een wo lk Haar wol is wa rm .’
‘Aha,’ roept pap.
‘Is het een tr ui ?’
‘Nee-ee!’ giert Saar van het lachen.
‘Ze staat in de wei bij het do rp, pap.’
Pap denkt diep na. ‘Ik geef het op.’ ‘Nee, toe nou!
Ze is bang voor een wo lf.
En laa tst kreeg ik haar als knuffel!
Met ke rst .’
Die domme pap.
Hij weet het niet.
Maar jij wel, he?
Het is een ... schaap.
Je hebt het dictee in les 4 gemaakt. Na elk dictee kleur je voor elk goed antwoord een hokje in.
Aantal goede antwoorden
Woordpakket 1 drie medeklinkers (mmm)
Woordpakket 2 eu en ui
Woordpakket 3 sch en schr
Woordpakket 4 magneetletters r en l
antwoorden
Je hebt het dictee in les 4 gemaakt.
Voordat je het woord opschreef, heb je ! of ? ingevuld.
! = Je weet hoe je de woorden schrijft.
? = Je weet nog niet hoe je de woorden schrijft.
Woordpakket 1 drie medeklinkers (mmm)
Woordpakket 2 eu en ui
Woordpakket 3 sch en schr
Woordpakket 4 magneetletters r en l
Je telt hoe vaak je het goed en nog niet goed had. Dat vul je in bij dat woordpakket.
Daarna praat je erover met je leermaatje. Want je kunt hiervan leren!
Je hebt alles ingevuld.
Je weet hoe je de woorden moet schrijven. Goed!
Je dacht: ik weet hoe ik deze woorden moet schrijven! Maar je wist het toch nog niet. Blijf goed nadenken!
Je dacht: ik weet niet hoe ik deze woorden moet schrijven. Maar je weet het dus wel! Vertrouw wat meer op jezelf!
Met je leermaatje heb je gepraat over hoe het tot nu toe gaat.
Wat weet je nu? Vul in:
Je weet dat je deze woorden nog moet oefenen. Prima!
Wat heb je gedaan?
Je hebt het signaleringsdictee van blok 1 gemaakt.
Wat doe ik nu? Je vult in of je het nu kunt, of dat je het in de toetsweek nog moet oefenen.
Ik kan het! Ik ga nog oefenen!
Woordpakket 1 drie medeklinkers (mmm)
Woordpakket 2 eu en ui
Woordpakket 3
Woordpakket 4
sch en schr magneetletters r en l
Is alle lesstof van blok 1 voor mij duidelijk?
Je zet een kruisje en vult eventueel in. Ja, alles is duidelijk. Nee, ik wil graag de volgende schrijfaanwijzingen nog een keer uitgelegd krijgen:
Aan het eind van de toetsweek blok 1Wat heb ik geleerd ?
Wat heb ik gedaan?
Je hebt het controledicteevan blok 1 gemaakt.
Wat doe ik nu?
Je bespreekt hoe het ging met jeleermaatje of je leerkracht.
Wat je nu kunt, kleur je groen in hetjaaroverzicht op bladzijde 4 en 5.Wat je nog moeilijk vindt, kleur je geel.Na extra oefenen kun je het hokje alsnoggroen maken.
Maak een tweetal met je buurman/-vrouw. Bedenk een woord dat je dit blok hebt geleerd. Zeg het niet hardop.
Weten jullie elkaars woord te raden door het stellen van slimme vragen?
Kan ik het oppakken?
Kan ik het doen?
Kan ik het eten?
Vertel elkaar daarna waarom je dit woord hebt gekozen. Schrijf het woord op.
1 Je leest de weettekst.
2 Je geeft de letter of het woordstukje in de onderstreepte woorden de juiste kleur.
3 Je zoekt zelf nog drie andere woorden waarin je de ng geel gaat kleuren.
ng nk f/v eer, oor en eur
Wandel je d oor het regenwoud?
Let dan goed op!
Houd je oren en ogen open!
Kli nkt er sssss achter een struik?
Of glijdt er iets la ngs je heen?
Maakt het een sp oor door het hoge gras?
Dan is het een sla ng
Ja, je wordt ba ng.
Je hart bo nkt in je keel.
Nou, je a ngst voor dit dier is niet zo gek!
Een reuzensla ng is wel zeven meter lang.
Zijn vel is groen of bruin van kl eur.
Maar kan ook grijs of geel zijn.
Uit zijn bek flitst een snelle to ng
Daarmee kan hij ruiken.
Hij ruikt de geur van een klein dier.
De tong haalt fel de prooi binnen.
Die wordt opgegeten.
Met huid en haar.
Hap, slik, weg!
De anaconda is de grootste slang op aarde.
Je hebt het dictee in les 4 gemaakt. Voordat je het woord opschreef, heb je ! of ? ingevuld.
! = Je weet hoe je de woorden schrijft.? = Je weet nog niet hoe je de woorden schrijft.
Je telt hoe vaak je het goed en nog niet goed had. Dat vul je in bij dat woordpakket.
Daarna praat je erover met je leermaatje. Want je kunt hiervan leren!
Woordpakket 5 ng
Woordpakket 6 nk
Woordpakket 7 f/v
Woordpakket 8 eer, oor en eur
Je hebt alles ingevuld.
Je weet hoe je de woorden moet schrijven. Goed!
Je dacht: ik weet hoe ik deze woorden moet schrijven! Maar je wist het toch nog niet. Blijf goed nadenken!
Je dacht: ik weet niet hoe ik deze woorden moet schrijven. Maar je weet het dus wel! Vertrouw wat meer op jezelf!
Met je leermaatje heb je gepraat over hoe het tot nu toe gaat.
Wat weet je nu? Vul in:
Je weet dat je deze woorden nog moet oefenen. Prima!
Wat heb je gedaan?
Je hebt het signaleringsdictee van blok 2 gemaakt.
Wat doe ik nu? Je vult in of je het nu kunt, of dat je het in de toetsweek nog moet oefenen.
Ik kan het! Ik ga nog oefenen!
Woordpakket 5 ng
Woordpakket 6 nk
Woordpakket 7 Woordpakket 8
f/v eer, oor en eur
Is alle lesstof van blok 2 voor mij duidelijk?
Je zet een kruisje en vult eventueel in. Ja, alles is duidelijk. Nee, ik wil graag de volgende schrijfaanwijzingen nog een keer uitgelegd krijgen:
Aan het eind van de toetsweek blok 2Wat heb ik geleerd ?
Wat heb ik gedaan?
Je hebt het controledicteevan blok 2 gemaakt.
Wat doe ik nu?
Je bespreekt hoe het ging met jeleermaatje of je leerkracht.Wat je nu kunt, kleur je groen in hetjaaroverzicht op bladzijde 4 en 5.Wat je nog moeilijk vindt, kleur je geel.Na extra oefenen kun je het hokje alsnoggroen maken.
Bedenk eerst drie woorden met een F. Schrijf de woorden op.
Bedenk daarna vijf woorden met een V. Schrijf de woorden op.
F woorden V woorden
Over welk rijtje moest je het langst nadenken?