Fictie
1
Opdracht 5 T2
T
T1
B
1 Bekijk in de theorie het opbouwschema van verhalen. Bedenk de eerste vijf zinnen voor een verhaal in de volgende twee situaties. Kies voor elk verhaal een ander deel van het opbouwschema om het verhaal mee te beginnen. a Je schrijft een spannend verhaal waarin de hoofdpersoon wordt achtervolgd door een gestoorde stalker. Na weken van dreiging krijgt de stalker de hoofdpersoon te pakken. Door een oplettende vriend wordt de hoofdpersoon op het nippertje gered. b Je schrijft een verhaal over een hoofdpersoon die het verlies van een broer moet verwerken. De broer komt om het leven door een verkeersongeluk. De hoofdpersoon heeft het hier erg moeilijk mee, maar leert uiteindelijk met het verdriet te leven. 2 Lees het verhaalbegin voor beide verhalen van een klasgenoot. Met welk deel van het opbouwschema beginnen de verhalen? 3 Vergelijk jullie antwoorden bij vraag 1 en 2 en bespreek of jullie de verhaaldelen goed hebben herkend. 4 Kijk nog eens naar het verhaal Woon jij hier? Het is een fragment uit het boek Bunkerdagboek, dat een veel langer verhaal is. Welk verhaaldeel uit het opbouwschema herken je in het fragment Woon jij hier?
Fictiedossier Dit schooljaar maak je verschillende opdrachten bij verschillende soorten fictieteksten. Deze opdrachten verzamel je in een fictiedossier. Je docent vertelt je hoe het fictiedossier eruit komt te zien, of je verdergaat met je fictiedossier uit leerjaar 1 en hoe de opdrachten . worden beoordeeld. Je herkent de opdrachten voor het fictiedossier aan dit icoon: Toets Opdracht 6 T1
T
T2
1 Kies drie personen van verschillende leeftijden van wie je een ‘leesprofiel’ maakt. Probeer mensen te kiezen met verschillende leesgewoonten: iemand die heel veel leest, iemand die geregeld leest en iemand die niet zo veel leest. 2 Neem bij de drie personen een kort interview af waarin je vraagt naar de volgende dingen: a Hoeveel ze lezen en wat lezen voor hen betekent. b De manier waarop ze geschikte boeken vinden en kiezen. c Hun leesvoorkeur, de genres waarvan ze houden en hoe belangrijk ze het vinden dat verhalen realistisch zijn. d Drie boeken die ze met veel plezier hebben gelezen en die ze aan anderen zouden aanraden. Vraag ook waarom deze boeken fijn waren om te lezen. e Drie boeken die nog op hun verlanglijstje staan. 3 Beantwoord de vragen bij 2 ook voor jezelf. Je kunt je antwoorden uit opdracht 3 gebruiken. 4 Verwerk de gegevens die je hebt verzameld bij vraag 2 en 3 op een creatieve en overzichtelijke manier in vier ‘leesprofielen’: dat van jezelf en dat van de drie mensen die je hebt geïnterviewd. Maak gebruik van een korte persoonsbeschrijving, foto’s, boekomslagen en omschrijvingen. Gebruik ook de begrippen uit de theorie van deze paragraaf.
18
ONO2_2hv_COMPLEET_BOEK.indb 18
5/01/16 10:23