De Geo LRN-line_inkijkexemplaar 4 vmbo-b WB

Page 1


Vmbo-b Werkboek

Aardrijkskunde voor de bovenbouw vmbo

CE

Aardrijkskunde

voor de bovenbouw vmbo

vmbo-b Werkboek

Auteurs

Freek Jutte, Katie Oost, Theo Peenstra en Michael van Veen

Eindredactie

Daphne Ariaens en Theo Peenstra

Methodeoverzicht

Beste leerling,

Leerstof voor het schoolexamen

978 90 06 23789 4 De Geo online + boek 3 vmbo-b SE

978 90 06 23792 4 De Geo online 3 vmbo-b SE

978 90 06 23797 9 De Geo online + boek 3 vmbo-kgt SE

978 90 06 23800 6 De Geo online 3 vmbo-kgt SE

SE CE

Leerstof voor het centraal examen

978 90 06 23793 1 De Geo online + boek 4 vmbo-b CE

978 90 06 23796 2 De Geo online 4 vmbo-b CE

978 90 06 23801 3 De Geo online + boek 4 vmbo-kgt CE

978 90 06 23804 4 De Geo online 4 vmbo-kgt CE

Dit boek van De Geo gebruik je samen met de digitale leeromgeving in de les. Dit boek is van jou persoonlijk, dus je mag er aantekeningen in maken. Na dit schooljaar is het boek van jou. Dat is makkelijk als je volgend jaar iets wilt opzoeken, of iets moet leren voor een toets of je eindexamen.

Wij wensen je veel succes en plezier met het vak aardrijkskunde.

Team De Geo

Colofon

Vormgeving en opmaak

HollandseWerken / Marc Freriks, Zwolle Cartografisch tekenwerk en grafieken

EMK, www.emk.nl

Fotoresearch

FotoLineair, Arnhem Bureauredactie

Op-schrift / Wilma de Hoog, Enschede la

Over ThiemeMeulenhoff

ThiemeMeulenhoff ontwikkelt slimme flexibele leeroplossingen met een persoonlijke aanpak. Voor elk niveau en elke manier van leren. Want niemand is hetzelfde.

We combineren onze kennis van content, leerontwerp en technologie, met onze energie voor vernieuwing. Om met en voor onderwijsprofessionals grenzen te verleggen. Zo zijn we samen de motor voor verandering in het primair, voortgezet en beroepsonderwijs.

Samen leren vernieuwen.

www.thiememeulenhoff.nl

ISBN 978 90 06 78247 9 | Release 4.1.x LRN•line, eerste oplage, 2023

© ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2023

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 j° het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.stichting-pro.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie www.auteursrechtenonderwijs.nl.

Deze uitgave is volledig CO2-neutraal geproduceerd. Het voor deze uitgave gebruikte papier is voorzien van het FSC®-keurmerk. Dit betekent dat de bosbouw op een verantwoorde wijze heeft plaatsgevonden.

De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.

Thema en inhoud

Weer en klimaat

Het weer en klimaat in Nederland

1.1 Weer of klimaat? 4

1.2 De zon als motor: 7 temperatuur

1.3 Luchtdruk, wind, wolken 10 en neerslag

1.4 Bronnen 15 Finish 18

Examentraining 21

Weer en klimaat in Europa en de VS

2.1 Klimaten in Europa 22

2.2 Het klimaat en het weer 25 in de Verenigde Staten

2.3 Bronnen 29

2.4 Landbouw in de 32 Verenigde Staten Finish 36 Examentraining 38

Bevolking en ruimte Water

Bevolking en ruimte in Nederland

3.1 Bevolkingsgroei in 40 Nederland

3.2 Regionale verschillen 44

3.3 De verstedelijking van 48 Nederland

3.4 Bronnen 52 Finish 56 Examentraining 59

1 3 4 5 6 2 Ruimte voor aantekeningen 126 Bronvermelding 128

Water in Nederland

5.1 Een land in de delta 84 5.2 Waterwinning en 89 watergebruik

5.3 Oplossingen voor te veel 94 water in Nederland

5.4 Bronnen 97 Finish 100 Examentraining 103

Bevolking en ruimte in China

4.1 Bevolking in China 62 4.2 Migratie in China 66 4.3 Wonen in de stad 70 4.4 Bronnen 74 Finish 78 Examentraining 81

Water in het Midden-Oosten

6.1 Het Midden-Oosten 104 6.2 Water delen met 108 de buren 6.3 Watertekorten en 111 oplossingen 6.4 Bronnen 116 Finish 121 Examentraining 124

Het weer en het klimaat in Nederland

Hoofdvraag Hoe werken het weer en het klimaat in Nederland?

1.1 Weer of klimaat?

Deelvraag Wat is het verband tussen het weer en het klimaat?

1 Bekijk de startfoto van dit thema, de openingsfoto van dit hoofdstuk en alle figuren in paragraaf 1.1.

a Beschrijf het weer bij jou vandaag. Noem daarbij de weerelementen: temperatuur, wind, bewolking, neerslag en luchtdruk.

b Bekijk op Buienradar.nl de weersvoorspelling voor jouw woonplaats op dit moment. Noteer een verschil en een overeenkomst tussen de voorspelling van Buienradar en die van het NOS Journaal.

- Verschil:

- Overeenkomst:

c Waarom past het woord ‘wisselvallig’ uit de tekst bij de vergelijking in vraag 2b? Leg je antwoord uit met een voorbeeld.

b Welke onderdelen van jouw beschrijving van het weer in vraag 1a herken je in de foto’s en figuren?

2 Lees Weer.

a Bekijk op npostart.nl het weerbericht in het NOS Journaal van 20.00 uur van gisteren. Welke weerelementen komen in dit weerbericht voor?

3 Lees Weer en bekijk figuur 1.

a Bekijk de kaart van Nederland van 18 januari. In welk deel van Nederland is de meeste bewolking: in de oostelijke of de westelijke helft? Leg uit hoe je dat ziet op de kaart.

b Lees W1.

Op welke dag en in welke provincie verwacht je de hoogste zonkracht? Leg uit hoe je dat uit figuur 1 kunt afleiden.

c Wanneer is de zonkracht in Nederland het grootst? In de lente / zomer / herfst / winter bij

weer.

d Welke foto uit hoofdstuk 1 past bij de weersituatie van 18 januari? Leg je antwoord uit.

Zonkracht. W1

UV-index Zonkracht Huid verbrandt

1-2 vrijwel geen niet

3-4 zwak bijna niet

5-6 matig gemakkelijk

7-8 sterk snel

9-11 zeer sterk zeer snel

De zon straalt licht uit, dat kun je zien. Daarnaast straalt de zon ultraviolette straling uit. Veel uv-straling is schadelijk, want je kunt ervan verbranden als je je huid niet bedekt of met zonnebrandcrème beschermt. Je kunt er zelfs huidkanker door krijgen. Daarom wordt in een weerbericht vaak ook de zonkracht of uv-index genoemd. Als het erg bewolkt is, is de zonkracht kleiner dan bij een wolkeloze hemel.

- De warmste maand is: .

Gemiddelde temperatuur is dan:

- Totale hoeveelheid neerslag in een jaar:

ongeveer .

c Komt dit overeen met wat je in het filmpje hebt gezien? (Let op: in het filmpje wordt de neerslag in cm genoemd, in figuur 3 in mm!)

Ja / Nee,

5 Lees Klimaatfactoren en gebruik figuur 4. Gebruik vaardigheid 2 De atlas gebruiken.

a Bekijk op schooltv.nl het filmpje Land en zee, over temperatuurverschillen op het land en in zee. Leg uit waarom water langzamer opwarmt dan land en ook langzamer afkoelt.

4 Lees Klimaat en gebruik figuur 3.

a Bekijk op schooltv.nl het filmpje Weer en klimaat in Nederland. Noteer een verschil en een overeenkomst tussen het weer en het klimaat.

- Verschil:

- Overeenkomst:

b Nederland heeft een gematigd zeeklimaat. Bekijk figuur 3. Wat is de gemiddelde temperatuur in de koudste en in de warmste maand? En wat is de totale hoeveelheid neerslag in een jaar?

- De koudste maand is:

Gemiddelde temperatuur is dan:

b Leg met behulp van figuur 4 en je antwoord op vraag 5a uit hoe de zee kan zorgen voor een koele wind in de zomer en een warme wind in de winter.

c Zoek en bekijk de atlaskaart over klimaatgebieden en zeestromen op aarde (Kleine Bosatlas 195B, Alcarta 224B).

Hoe heet de warme zeestroom die warm water en warme, vochtige lucht naar Europa brengt?

Gemiddelde temperatuur in Europa in januari en juli.

6 Lees Klimaatfactoren.

a Kleur W2 volgens de legenda.

b Gebruik W2 en de atlaskaart over het klimaat en de neerslag in Europa (Kleine Bosatlas 76, Alcarta 78).

- Amsterdam heeft een heel ander klimaat dan Kiev. Welke klimaatfactoren zorgen hiervoor? de breedteligging / de hoogteligging / de gesteldheid van het aardoppervlak / de afstand tot een zee / de aanvoer van warmte, koude of vochtigheid van elders, door wereldwijde wind- en oceaanstromingen.

- Amsterdam heeft een heel ander klimaat dan Rome. Welke klimaatfactoren zorgen hiervoor? de breedteligging / de hoogteligging / de gesteldheid van het aardoppervlak / de afstand tot een zee / de aanvoer van warmte, koude of vochtigheid van elders, door wereldwijde wind- en oceaanstromingen

Herhaling

7 Check jezelf.

Check of je genoeg weet om de deelvraag te beantwoorden: Wat is het verband tussen het weer en het klimaat?

a Maak een woordweb of schema waarin alle begrippen van deze paragraaf voorkomen: weer, klimaat, klimaatfactor, breedteligging, hoogteligging, gesteldheid van het aardoppervlak

Noteer bij elk begrip de betekenis.

Controleer de betekenissen met de begrippenlijst aan het eind van dit hoofdstuk.

Oefen de begrippen en de betekenissen met een klasgenoot, overhoor elkaar.

b Bekijk de leerdoelen in de Finish en scoor hoeveel je ervan weet.

Wat moet je kennen en kunnen?

• Je kunt antwoord geven op de deelvraag

• Je kent de volgende begrippen: breedteligging, gesteldheid van het aardoppervlak, hoogteligging, klimaat, klimaatfactor, weer.

( Op blz. 28 in je leerboek vind je de definities.)

• Je kent de leerdoelen die je vindt in het overzicht bij de Finish

• Je beheerst de volgende vaardigheid: 2 De atlas gebruiken.

1.2 De zon als motor: temperatuur

Deelvraag Hoe hebben breedteligging, hoogteligging en ligging aan zee invloed op de gemiddelde temperatuur?

1 Bekijk de figuren en tussenkopjes in deze paragraaf.

a Hoe warm denk jij dat het (ongeveer) is op de figuren 5, 7 en 8?

Figuur 5: , figuur 7: , figuur 8:

b Bespreek je antwoorden met een klasgenoot. Pas je antwoorden aan als je klasgenoot een betere reden heeft.

c Welke klimaatfactor uit paragraaf 1.1 herken je in de tussenkopjes?

3 Lees Breedteligging en zoninvalshoek.

a Lees de volgende zinnen. Zet de nummers 1 t/m 4 van de zinnen op de juiste plek in W3.

1 Het aardoppervlak neemt de zonnestralen op en warmt op.

2 De zon straalt warmte uit.

3 De temperatuur van de lucht neemt tot ongeveer 10 km hoogte af.

4 Het aardoppervlak geeft warmte af aan de lucht erboven.

b Wat is de temperatuur op 1.000 m boven het aardoppervlak? °C

En op 2.000 m boven het aardoppervlak? °C

2 Lees Temperatuur.

a Bekijk figuur 5. Wereldwijd wordt de temperatuur van de lucht aan het aardoppervlak op dezelfde manier gemeten.

- Waarom is het kastje met de thermometer aan de zijkanten open?

c Hoe komt het dat het op 10 km hoogte veel kouder is dan vlak bij de grond?

De opwarming van de aarde en de lucht. W3

- Waarom is het kastje met de thermometer wit?

b De thermometer in een weerkast meet altijd de minimum- en de maximumtemperatuur op een dag. Waarom is dat zo?

De laagste temperatuur ’s nachts en de hoogste temperatuur overdag zijn nodig voor het berekenen van over langere tijd.

4 Lees nog eens Breedteligging en zoninvalshoek en gebruik figuur 6.

a De twee bundels invallende zonnestralen in W4 zijn even groot: 10 m2. Van welke bundel is de zoninvalshoek het grootst? Van bundel 1 / 2

b Tel de vierkantjes waarop beide bundels terechtkomen. Welke bundel invallende zonnestralen verwarmt het grootste oppervlak? Bundel 1 / 2

c Bij welke bundel wordt het oppervlak het warmst en hoe komt dat? Bij bundel 1 / 2, want

b Welke baan van de zon in W5 hoort bij de winter en welke bij de zomer in Nederland? Schrijf winter en zomer op de juiste plek in de legenda.

c Leg je keuze uit en gebruik in je antwoord de lengte van de dag en de lengte van de nacht

d In welk seizoen staat de zon het laagst aan de hemel in Nederland?

d Bij welke letter in figuur 6 past bundel 1, en bij welke letter past bundel 2?

- Bij de letter A in figuur 6 past bundel 1 / 2.

- Bij de letter B in figuur 6 past bundel 1 / 2

e Vul de ontbrekende woorden in.

Dicht bij de noordpool en de zuidpool is de zoninvalshoek groter / kleiner dan bij de evenaar. Bij de evenaar verwarmt de zon een groter / kleiner oppervlak dan bij de polen. Daardoor is het bij de polen gemiddeld kouder /warmer dan bij de evenaar.

Het verband tussen de zoninvalshoek en de hoeveelheid zonnestralen per m2 aardoppervlak. W4

e Waar op aarde zijn er eigenlijk geen seizoenen?

De baan van de zon aan de hemel, in de winter en in de zomer in Nederland.

zoninvalshoek20°

5 Lees Seizoenen.

a Bekijk op schooltv.nl het filmpje Dag en nacht –Waarom is het ’s winters langer donker? Volgens dit filmpje staat de zon in Antarctica (de zuidpool) in december laag aan de hemel. Je ziet de zon dan vlak boven de horizon.

Hoe ziet het er op dat moment aan de noordpool uit?

6 Lees nog eens Seizoenen en gebruik figuur 6. Gebruik vaardigheid 9 Verbanden leggen.

a Kijk nog eens naar opdracht 4. Wanneer is in Nederland de zoninvalshoek midden op de dag het grootst: in de winter of in de zomer? Leg je antwoord uit.

b Leg uit waarom de gemiddelde temperatuur in Nederland in de zomer hoger is dan die in de winter.

e In de bergen is het altijd kouder dan op zeeniveau. Als het op zeeniveau 15 °C is, hoe hoog is dan de temperatuur op de Mount Everest (8.848 m)? Laat zien hoe je antwoord gekomen bent.

c Nederland ligt op 53° N.B. Noteer bij elke datum: het seizoen, en de lengte van de dag en de nacht.

datum seizoen lengte dag en nacht

21 maart

21 juni

21 september

21 december

7 Lees Andere invloeden op de gemiddelde temperatuur.

a Bekijk W2 op blz. 6 nog eens. Noem drie landen waar in januari de lijn van 0 °C doorheen loopt.

Herhaling

b Welke klimaatfactor hebben die landen gemeenschappelijk?

c Nederland heeft een gematigd klimaat. Leg uit waarom de zee hier een matigende werking op de gemiddelde temperatuur heeft, maar bij de evenaar niet.

d Bekijk op schooltv.nl het filmpje Zeestromen en wind – Ze beïnvloeden de temperatuur Hoe komt het dat het in Nederland in de winter veel warmer is dan in Duitsland en Polen?

8 Bedenk zelf vragen.

Check of je genoeg weet om de deelvraag te beantwoorden: Hoe hebben breedteligging, hoogteligging en ligging aan zee invloed op de gemiddelde temperatuur?

a Bedenk over elk deelonderwerp een vraag.

- Breedteligging

Vraag:

Antwoord:

- Hoogteligging

Vraag:

Antwoord:

- Ligging aan zee

Vraag:

Antwoord:

b Wissel je vragen uit met een klasgenoot en beantwoord elkaars vragen.

c Bekijk de leerdoelen in de Finish en scoor hoeveel je ervan weet.

Wat moet je kennen en kunnen?

• Je kunt antwoord geven op de deelvraag

• Je hebt in deze paragraaf geen nieuwe begrippen geleerd.

• Je kunt de leerdoelen behalen die je vindt in het overzicht bij de Finish

• Je beheerst de volgende vaardigheid: 9 Verbanden leggen

1.3 Luchtdruk, wind, wolken en neerslag

Deelvragen - Hoe ontstaat wind? - Hoe ontstaat neerslag?

1 Bekijk de figuren en tussenkopjes in deze paragraaf.

a Welke vier weerelementen uit paragraaf 1.1 komen in deze paragraaf aan de orde?

1

Hierbij past: figuur

2

Hierbij past: figuur

3

Hierbij past: figuur

4

Hierbij past: figuur

b Zoek een weerbericht voor vandaag en noteer voor elk weerelement uit vraag a de verwachting.

1 2 3 4

2 Lees Luchtdruk en wind en gebruik figuur 9 en 10.

a Wat laten de lijnen in figuur 9 zien?

b De gemiddelde luchtdruk op zeeniveau is ongeveer 1015 hPa.

Teken in W6 de lijn van 1015 hPa als een dikke zwarte lijn.

Kleur het gebied met een hogere luchtdruk dan 1015 hPa rood, en het gebied met een lagere luchtdruk dan 1015 hPa blauw.

c Zet op de plekken waar de luchtdruk het laagste is een L en op de plekken waar de luchtdruk het hoogste is een H.

d Bekijk figuur 10 goed en teken in W6 de windrichting met pijlen.

e Wat voor weer is het in de gebieden met lage druk en wat voor weer in de gebieden met hoge druk?

Kies uit: bewolkt, buien, droog, onbewolkt, regen, winderig, windstil, zonnig

- In lagedrukgebieden is het:

- In hogedrukgebieden is het:

3 Lees Luchtdruk en wind.

a Lees de volgende zinnen. Schrijf de nummers 1, 2 en 3 van de zinnen op de juiste plek in W7.

1 Aan het aardoppervlak ontstaat een lagedrukgebied.

2 Warme en koude lucht mengen niet makkelijk met elkaar, en warme lucht is lichter dan koude lucht. Daardoor beweegt de warme lucht omhoog over de koude lucht.

3 Koude lucht komt in een gebied met warme lucht.

b Hoe ontstaat een lagedrukgebied? Noteer de cijfers van de gebeurtenissen in vraag 3a in de juiste volgorde.

Het ontstaan van een lagedrukgebied bij het botsen van warme en koude lucht.

5 Lees Windsnelheid en windrichting.

Een andere benaming voor een wind heeft te maken met het oppervlak waarover deze waait.

- Als een wind over zee naar land waait, noem je het een zeewind of aanlandige wind.

- Waait de wind over land naar zee, dan noem je het een landwind of aflandige wind.

Verklaar het ontstaan van de winden in W9 door de juiste woorden in te vullen.

Landwind en zeewind gedurende dag en nacht in de zomer in een kustgebied.

bewegingsrichting

4 Lees Windsnelheid en windrichting.

a De overheersende windrichting in Nederland is zuidwestelijk. Teken die windrichting in W8.

b Gebruik de atlaskaart over windsnelheid in Nederland (Kleine Bosatlas 50I, Alcarta 22G).

Waar in Nederland is de gemiddelde windsnelheid het hoogst?

c Verklaar hoe dit komt.

Windroos. W8

Overdag wordt het land dan de zee. Boven het land zal lucht en aan het aardoppervlak ontstaat zo een

Vanuit de omgeving, dus ook vanuit zee, stroomt lucht hiernaartoe:

’s Nachts wordt het land dan de zee.

Dan zal er boven zee lucht , waardoor boven zee een ontstaat.

Dan stroomt vanaf het land lucht hiernaartoe:

W7
A B

6 Lees Het ontstaan van wolken en neerslag en bekijk figuur 12.

a Welke vormen van neerslag ken jij?

7 Lees nog eens Het ontstaan van wolken en neerslag.

Bekijk op schooltv.nl het filmpje Neerslag – Hoe ontstaat regen, hagel en sneeuw? vanaf 0:38 minuten. Dit filmpje geeft meer informatie dan de tekst. Vul bij elk onderwerp aan wat je weet na het bekijken van het filmpje.

b Zoek van elke vorm van neerslag die je kent een afbeelding, bijvoorbeeld op internet. Print ze en plak ze op in W10. Zet erbij welke vorm het is.

c Hoe ontstaat neerslag? Kies steeds het juiste woord.

In de lucht om ons heen zit altijd waterdamp. De meeste waterdamp zit in koude / warme lucht. Als de lucht afkoelt / opwarmt, gaat de waterdamp condenseren. Dan ontstaan kleine waterdruppels die wij zien als mist / wolken. Als de waterdruppels heel groot / warm worden, gaat het regenen, sneeuwen of hagelen. Dat noem je neerslag / verdamping

W10

Vormen van neerslag.

- Bij het afkoelen van de lucht gaat waterdamp condenseren. Voor de vorming van waterdruppels is ook nodig:

- Sneeuw ontstaat:

- Hagel ontstaat:

Soorten neerslag. W11

Als het aardoppervlak opwarmt door de zonnestralen, wordt de lucht ook warm. De warme lucht stijgt op en tijdens het opstijgen koelt de lucht af. Als er genoeg vocht in zit, ontstaan er wolken en kan er neerslag gaan vallen. Dit gebeurt bijvoorbeeld op een zomerse dag boven een grote zandvlakte als de Drunense Duinen.

vochtige lucht stijgt op en koelt af stuwingsneerslag

lucht daalt en warmt op droog, regenschaduw loefzijde lijzijde

waterdruppels in wolken verdampen

Als warme en koude lucht elkaar tegenkomen, mengen ze niet. Maar de warme lucht beweegt over de koude lucht omhoog. De warme, opstijgende lucht koelt af en hierdoor kunnen wolken ontstaan, waaruit neerslag kan vallen. Dit gebeurt bijvoorbeeld als de zuidwestenwind warme lucht aanvoert, die botst met de koude lucht boven Nederland.

Bij een gebergte komt de wind vaak van één kant. Daar wordt de lucht omhoog gestuwd. Hier koelt de lucht af, kunnen zich wolken vormen en kan neerslag vallen.

8 Lees nog eens Het ontstaan van wolken en neerslag.

Als lucht omhoog beweegt, koelt hij af. Overal waar (warme) lucht opstijgt en afkoelt, kunnen dus wolken en neerslag ontstaan.

Lees de beschrijvingen in W11 en bekijk de afbeeldingen. Trek lijnen tussen de beschrijving en de juiste afbeelding.

wolk ontstaat door condensatie

warme lucht stijgt op zonnestralen warmen aardoppervlak op L

bewegingsrichting

9 Lees Waterkringloop.

a Bekijk op schooltv.nl het filmpje Neerslag – Hoe ontstaat regen, hagel en sneeuw? van 0:00 tot 0:38 minuten.

Waarom is water zo belangrijk voor het leven op aarde?

koude lucht
warme lucht

b Lees de tekst in W12 en noteer bij de nummers in de afbeelding de juiste woorden. Kies uit: bevriezen, condensatie, neerslag, smelten, verdamping

1 = 2 = 3 = 4 =

c Noem twee manieren waarop de neerslag die op het land valt weer terug gaat naar de oceaan.

1: 2:

De waterkringloop W12

Water komt op aarde in drie toestanden (fasen) voor: vast (ijs, sneeuw), vloeibaar (water) en gas (waterdamp). Deze drie fasen wisselen elkaar voortdurend af. Als water ijs wordt, spreek je van bevriezen, en andersom van smelten. Als water waterdamp wordt, spreek je van verdampen en andersom van condenseren.

Herhaling

10 Leren met nieuws.

a Zoek op internet of in een krant één of twee berichten over het weer in Nederland. Lees de berichten door. Onderstreep alle woorden en zinnen die je herkent uit deze paragraaf. Geef met groen aan wat je makkelijk vindt in de tekst, en met oranje wat je moeilijk vindt.

b Wissel één tekst uit met een klasgenoot. Bekijk of jij dezelfde dingen makkelijk en moeilijk vindt. Geef je klasgenoot uitleg over de dingen die jij snapt.

c Zoek de dingen die jullie allebei moeilijk vinden op in de paragrafen 1.1 tot en met 1.3. Lees de informatie nog eens.

d Bekijk de leerdoelen in de Finish en scoor hoeveel je ervan weet.

Wat moet je kennen en kunnen?

• Je kunt antwoord geven op de deelvraag.

• Je kent de volgende begrippen: neerslag, wind. ( Op blz. 28 in je leerboek vind je de definities.)

• Je kent de leerdoelen die je vindt in het overzicht bij de Finish

• Je beheerst de volgende vaardigheid: 2 De atlas gebruiken.

1.4

Bronnen Weer en klimaat in Nederland

Deelvraag Hoe verandert het klimaat en wat betekent dat voor Nederland?

1 Bekijk de titels van de bronnen en de figuren.

a Weet je nog wat het verschil is tussen het weer en het klimaat? Leg het in je eigen woorden uit.

b Welke voorbeelden van extreem weer zien je in de bronnen en de figuren?

b Wat is een voordeel van een hittegolf en wat is een nadeel?

- Voordeel: - Nadeel:

c Wat gebruiken veel mensen om tijdens een hittegolf in huis een prettige temperatuur te houden?

c Wat is eigenlijk extreem weer?

d Wat is een nadeel van het gebruik van apparaten om tijdens een hittegolf in huis een prettige temperatuur te houden?

3 Gebruik bron 4 en 5. Gebruik vaardigheid 9 Verbanden leggen.

a Wat is het verband tussen bron 4 en bron 5?

2 Gebruik bron 1.

a Een hittegolf kan regionaal of landelijk zijn. Wanneer was er voor het laatst een hittegolf in het gebied waar jij woont en wanneer een landelijke hittegolf? Noteer ook wat de hoogste temperatuur was.

- Regionale hittegolf:

Hoogste temperatuur:

- Landelijke hittegolf:

Hoogste temperatuur:

b Waarom werd de waarschuwing uit bron 5 gegeven?

4 Gebruik bron 6.

Door extreem weer, zoals hittegolven, komt in Nederland ook droogte voor. De jaren 2018 en 2019 waren erg droog.

a Zoek op de website Rijkswaterstaat.nl naar het onderwerp ‘droogte en watertekort’. Noteer de gevolgen van droogte voor:

- de natuur:

- de drinkwatervoorziening:

- de landbouw:

- de recreatie:

b Met welke gevolgen van droogte heb jij wel eens te maken gehad?

5 Gebruik bron 3.

Extreem weer is een signaal dat het klimaat verandert.

a Snap jij waarom volgens bron 3 vooral jongeren gingen demonstreren tegen de klimaatverandering?

b Vind jij een demonstratie een goede manier om iets te doen aan de klimaatverandering? Leg uit waarom of waarom niet.

Ja / Nee, want

c Hoe kun je volgens jou ook iets doen aan de klimaatverandering?

6 Gebruik bron 2 en 3.

a Zoek op wanneer de laatste klimaatconferentie is gehouden.

b Welke belangrijke afspraken zijn daar voor Nederland gemaakt?

c Op welke manier kan Nederland die afspraken nakomen?

d Vind jij die afspraken goed genoeg?

Ja / Nee, want

a Bekijk op schooltv.nl het filmpje Ons klimaat ... verandert, vanaf 02:31 tot 05:17 minuten.

Noem twee gevolgen van de klimaatverandering voor Nederland die je in het filmpje hoort.

1 2

b Komen die gevolgen overeen met wat je in bron 7 gelezen hebt? Als je antwoord ‘nee’ is, leg dan uit wat er anders is.

Ja / Nee, namelijk

c Bekijk op schooltv.nl het filmpje Ons klimaat ... verandert, vanaf 08:10 tot 09:33 minuten. Ben jij bang voor wat er in Nederland kan gebeuren als de zeespiegel stijgt? Leg je antwoord uit.

Ja / Nee, want

Herhaling

9 Bekijk je antwoorden op de opdrachten in deze paragraaf nog eens.

a Geef jouw mening over de klimaatverandering in Nederland. Geef minstens één argument voor je mening.

a Bekijk op schooltv.nl het filmpje Ons klimaat ... verandert, vanaf 05:18 tot 06:44 minuten. Beschrijf het broeikaseffect en gebruik daarbij de volgende woorden: aarde, broeikasgassen, dampkring, temperatuur, zon.

Ik vind , omdat

b Bespreek jouw mening en argument met een klasgenoot. Beantwoord de volgende vragen.

- Zijn jullie het met elkaar eens of niet? Ja / Nee

- Wie van jullie heeft het beste argument? Ik / Mijn klasgenoot

- Stel je je mening bij nu je het argument van je klasgenoot gehoord hebt? Ja / Nee.

b Bekijk op schooltv.nl het filmpje Ons klimaat ... verandert, vanaf 06:45 tot 08:09 minuten. Beschrijf de rol van CO2 bij het versterkte broeikaseffect door de zinnen aan te vullen.

- Er komt CO2 in de dampkring.

- Die CO2 ontstaat door

c Bekijk de leerdoelen in de Finish en scoor hoeveel je ervan weet.

Wat moet je kennen en kunnen?

• Je kunt antwoord geven op de deelvraag

• Je hebt geen nieuwe begrippen geleerd.

• Je kent de leerdoelen die je vindt in het overzicht bij de Finish.

• Je beheerst de volgende vaardigheid: 9 Verbanden leggen

- Door de CO2

Bronnen: Weer en klimaat in Nederland
7 Gebruik bron 7.
8 Gebruik bron 7.

Finish

Hoofdvraag

Hoe werken het weer en het klimaat in Nederland?

Slotopdracht 1

In dit hoofdstuk heb je geleerd over:

- het weer en de weerelementen; - het verschil tussen het weer en het klimaat; - de klimaatfactoren; - de temperatuur;

- de invalshoek van de zonnestralen op de aarde; - de seizoenen; - luchtdruk en wind; - windsnelheid en windrichting; - wolken en neerslag; - de waterkringloop; - extreem weer en klimaatverandering.

Je hebt nieuwe begrippen geleerd en je hebt geoefend met verschillende voorbeelden. Hier oefen je nog een keer.

a Zijn de volgende stellingen juist of onjuist?

Licht je antwoord kort toe.

1 De temperatuur is een van de weerelementen.

Juist / Onjuist, want

2 Water warmt sneller op en koelt ook sneller af dan land.

Juist / Onjuist, want

3 Dicht bij de evenaar verwarmt een bundel zonnestralen een groter gebied dan dicht bij de polen.

Juist / Onjuist, want

4 In kustgebieden zorgt wind van zee in de zomer voor verkoeling, omdat de lucht boven het water kouder is dan de lucht boven het land.

Juist / Onjuist, want

5 Warme lucht gaat omhoog en daardoor neemt de luchtdruk aan het aardoppervlak af.

Juist / Onjuist, want

6 Als lucht omhoog gaat, koelt hij af. De waterdamp condenseert dan tot druppels en het gaat regenen.

Juist / Onjuist, want

7 De wereldwijde klimaatverandering komt door het versterkte broeikaseffect.

Juist / Onjuist, want

8 In Nederland hebben we geen last van droogte, alleen van wateroverlast.

Juist / Onjuist, want

b Bedenk zelf nog twee stellingen en leg die voor aan een medeleerling.

1 2

Slotopdracht 2

a Bekijk het leerdoelenoverzicht nog eens.

b Na elke paragraaf heb je gescoord hoeveel je van elk leerdoel weet. Kleur de leerdoelen die je nog niet goed kent.

Zoek in de bijbehorende paragraaf de stof bij die leerdoelen nog een keer op. Schrijf dan in je eigen woorden op wat je ervan moet weten.

Leerdoelenoverzicht

1.1

Deelvraag: Wat is het verband tussen het weer en het klimaat?

Ik ken vijf belangrijke weerelementen en herken deze in een weerbericht of op een weerkaart.

Ik kan overeenkomsten en verschillen noemen tussen weer en klimaat.

Ik kan een klimaatgrafiek aflezen.

Ik kan vijf klimaatfactoren noemen en beschrijven.

Ik kan van elke klimaatfactor uitleggen hoe deze de gemiddelde temperatuur en neerslag in een gebied beïnvloedt.

1.2

Deelvraag: Hoe hebben breedteligging, hoogteligging en ligging aan zee invloed op de gemiddelde temperatuur?

Ik kan beschrijven hoe meteorologen de temperatuur meten en die weergeven op een kaart.

Ik kan uitleggen waarom het in de atmosfeer kouder wordt als de hoogte toeneemt.

Ik kan uitleggen waarom de gemiddelde temperatuur rond de evenaar (op lage breedte) hoger is dan op hogere breedte.

Ik kan uitleggen uitleggen hoe de nabijheid van zee invloed heeft op de gemiddelde temperatuur in een gebied.

goed niet goed

goed niet goed

1.3 Deelvragen: - Hoe ontstaat wind? - Hoe ontstaat neerslag?

Ik kan op een weerkaart gebieden met hoge en lage luchtdruk aangeven, ten opzichte van de gemiddelde wereldwijde luchtdruk.

Ik kan uitleggen hoe verschillen in luchtdruk ontstaan en hoe hierdoor wind gaat waaien.

Ik kan de windrichting benoemen met behulp van een windroos.

Ik kan uitleggen hoe wolken ontstaan als warme lucht opstijgt en hoe daaruit neerslag kan vallen.

Ik ken drie vormen van neerslag.

Ik kan in de waterkringloop de begrippen verdamping, condensatie, neerslag, bevriezen en smelten plaatsen.

goed niet goed

1.4 Deelvraag: Hoe verandert het klimaat en wat betekent dat voor Nederland?

Ik kan enkele vormen van extreem weer in Nederland beschrijven.

Ik kan enkele gevolgen van droogte in Nederland beschrijven.

Ik kan uitleggen wat het versterkte broeikaseffect is en waardoor dit veroorzaakt wordt.

Ik kan de gevolgen van klimaatverandering voor Nederland beschrijven.

Aantekeningen

goed niet goed

Examentraining

Voor elk vraagnummer staat hoeveel punten je krijgt voor een goed antwoord.

1p 1 Gebruik de atlaskaart over neerslag in Europa

(Kleine Bosatlas 76A, Alcarta 79D) en Europanatuurkundig (Kleine Bosatlas 70-71, Alcarta 74A).

In Noorwegen valt aan de kust in het zuidwesten veel meer neerslag dan in het binnenland bij de grens met Zweden.

 Welke klimaatfactoren zorgen voor dit verschil? Kies de juiste factoren.

A de breedteligging

B de hoogteligging

C de gesteldheid van het aardoppervlak

D de afstand tot een zee of ander groot water

E de aanvoer van warmte, koude of vochtigheid van elders, door wereldwijde wind- en oceaanstromingen

2p 2 Bekijk bron 1.

 Over bron 1 worden vier uitspraken gedaan. Zijn de uitspraken juist of onjuist?

1p 3

Bekijk bron 1.

 In bron 1 staan twee letters: A en B. Welk seizoen hoort bij elke letter?

A = winter / zomer.

B = winter / zomer

1p 4

Bekijk bron 2.

 Wat is de koude lucht en wat is de warme lucht in bron 2?

A = koude / warme lucht.

B = koude / warme lucht

Uitspraak 1: Als de zon hoger aan de hemel staat, valt de straling rechter op het aardoppervlak.

Uitspraak 2: Als de zon hoger aan de hemel staat, wordt er een grotere oppervlakte verwarmd.

Uitspraak 3: Als de zon lager aan de hemel staat, valt de straling rechter op het ardoppervlak.

Uitspraak 4: Als de zon lager aan de hemel staat, wordt er een grotere oppervlakte verwarmd.

Invalshoeken van de zon in Nederland.

1p 5

Bekijk bron 2.

 Waarom kan het gaan regenen bij een botsing van warme en koude lucht?

A Als koude lucht naar beneden gaat, warmt hij op. De waterdamp gaat over in waterdruppels en die vallen als regen.

B Als warme lucht omhoog gaat, koelt hij af. De waterdamp gaat over in waterdruppels en die vallen als regen.

C In koude lucht zit meer waterdamp. De koude lucht gaat naar beneden en laat daar de waterdamp los: regen.

D In warme lucht zit meer waterdamp. De warme lucht gaat omhoog en laat daar de waterdamp los: regen.

Het botsen van warme en koude lucht.
BRON 1
BRON 2

Weer en klimaat in Europa en de VS

Hoofdvraag Hoe werken het weer en het klimaat in Europa en de Verenigde Staten?

2.1 Klimaten in Europa

Deelvraag Welke verschillende klimaten zijn er in Europa?

1 Bekijk de openingsfoto van dit hoofdstuk, en bekijk de figuren en de tussenkopjes in deze paragraaf.

a Welke klimaten in Europa ken jij, bijvoorbeeld doordat je er met vakantie bent geweest?

2 Lees Vier klimaten in Europa en gebruik figuur 1.

Vul bij elke omschrijving in W1 het juiste klimaat in. Kies uit: gematigd zeeklimaat, hooggebergteklimaat, landklimaat, Middellandse Zeeklimaat

3 Lees Vier klimaten in Europa en gebruik figuur 1.

b Welk klimaat in Europa vind jij fijn?

- Voor het dagelijks leven:

- Voor vakantie:

c Bij welk klimaat hoort de openingsfoto volgens jou?

a Bekijk op Schooltv.nl het filmpje Klimaatzones van de wereld, van 0:00 tot 1:30 min. Welke vier klimaatzones worden in het filmpje genoemd?

2 3 4

b In welke klimaatzone ligt Europa voor het grootste deel?

Klimaten in Europa. W1

Klimaat

Gemiddelde temperatuur

Gemiddelde hoeveelheid neerslag het hele jaar kouder dan 0 °C veel neerslag, vooral in de winter

in de koudste maand warmer dan –3 °C droog seizoen in de zomer en kouder dan 18 °C

in de koudste maand warmer dan –3 °C het hele jaar evenveel neerslag en kouder dan 18 °C

- in de warmste maand warmer dan 10 °C - in de koudste maand kouder dan –3 °C droog seizoen in de winter

4 Lees Plantengroei en gebruik figuur 2.

a Bekijk op Schooltv.nl het filmpje Klimaatzones van de wereld, van 1:31 min. tot het einde.

Beschrijf in het kort de belangrijkste kenmerken van de vier klimaatzones.

2 3 4

b Bekijk W2 en trek van elke afbeelding een lijn naar het juiste klimaat.

Klimaten en landschappen. W2

5 Lees Landbouw en toerisme en gebruik figuur 1. Gebruik vaardigheid 3 Beschrijven en verklaren.

a In welk deel van Europa is de foto van W3 gemaakt volgens jou? Leg je antwoord uit.

In ,

omdat b Bekijk de atlaskaarten over neerslag en temperatuur in Europa (Kleine Bosatlas 76A/76B, Alcarta 78A/78B en 79D). In welke gebieden moeten de boeren hun landbouwgronden irrigeren? In gebieden waar gemiddeld veel / weinig neerslag valt en waar de temperatuur gemiddeld boven / onder de 15 °C ligt.

Schapenboerderij. W3

droog klimaat
koud klimaat tropisch klimaat zeeklimaat

6 Lees Landbouw en toerisme en gebruik figuur 3.

a Wat is het verschil tussen irrigatie en druppelirrigatie?

b Waarom moeten boeren in Nederland hun gronden vaak draineren?

7 Lees Landbouw en toerisme en gebruik figuur 1 en 4. Gebruik vaardigheid 7 Invalshoeken.

a Waarom is het Middellandse Zeeklimaat aantrekkelijk voor toeristen?

b Bekijk figuur 4 en lees vaardigheid 7 Invalshoeken.

Noem één economisch voordeel en één sociaal nadeel van het toerisme voor een plaats als Benidorm.

- Economisch voordeel:

- Sociaal nadeel:

c Waarom is er veel water nodig als er veel toeristen zijn in een plaats als Benidorm?

d Waarom is dat juist in de zomer een probleem?

a Bekijk op Schooltv.nl het filmpje Klimaatzones van de wereld nog eens, van 0:30 tot 1:30 min. Welke drie klimaatfactoren worden in het filmpje genoemd als verklaring voor de verschillende klimaten op aarde?

b Welke twee klimaatfactoren uit paragraaf 1.1 zijn hier dus niet genoemd?

c Bekijk de openingsfoto van het hoofdstuk nog een keer. Ben je het nog eens met je antwoord op vraag 1c? Leg je antwoord uit.

Ja / Nee, want

d Bekijk de leerdoelen in de Finish en scoor hoeveel je ervan weet.

Wat moet je kennen en kunnen?

• Je kunt antwoord geven op de deelvraag

• Je kent de volgende begrippen: drainage, irrigatie, gematigd zeeklimaat. ( Op blz. 29 in je leerboek vind je de definities.)

• Je kent de leerdoelen die je vindt in het overzicht bij de Finish

• Je beheerst de volgende vaardigheden: 2 De atlas gebruiken, 3 Beschrijven en verklaren, 7 Invalshoeken

2.2 Het klimaat en het weer in de Verenigde Staten

Deelvraag Welke factoren beïnvloeden het weer in de Verenigde Staten?

1 Bekijk de figuren en tussenkopjes in deze paragraaf.

a Over welke weerelementen gaat deze paragraaf? Kruis aan.

A Bewolking D Temperatuur

B Luchtdruk E Wind

C Neerslag

b Bekijk de foto’s in figuren 6, 7 en 8. Beschrijf het verschil tussen het weer op deze foto’s en het weer in Nederland.

2 Lees Klimaatfactoren in de VS en gebruik figuur 1.

Welke klimaatfactoren zorgen ervoor dat er in de VS verschillende klimaten voorkomen? Bekijk nog eens de klimaatfactoren in paragraaf 1.1 als je het niet meer weet.

Weerkaart van de VS, ochtend van 15 oktober 2017. W4

3 Lees Neerslag en droogte.

a In W4 zie je een weerkaart van de VS. Kleur het gebied met de koude lucht uit het noorden lichtblauw en het gebied met de warme lucht uit het zuiden lichtrood. Vergeet de legenda niet.

b Verklaar de band met neerslag die je in W4 ziet.

c Hoe waait de wind rondom het centrum van een hoge drukgebied?

- Van binnen naar buiten / van buiten naar binnen.

- Met de klok mee / tegen de klok in Tip: kijk nog eens naar figuur 10 in paragraaf 1.3.

d Geef met pijlen de richting van de wind aan in W4. e De hevigste regen in W4 valt in het gebied rondom Chicago. Waarheen verplaatst de band met neerslag zich? Dus: welk gebied krijgt hierna regen? Dat is het gebied met de rode letter X / Y / Z

Bronnen

Weer en klimaat

www.thiememeulenhoff.nl/degeo

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.