

Dit boek gebruik je samen met de digitale leeromgeving.
Het is van jou, dus je mag je aantekeningen erin schrijven. Na dit schooljaar mag je het boek houden.
Team Mixed
Auteur
Baukje Visser
Eindredactie
Sandra Huigen
Taalredactie
Mart Rozendom
Illustraties
Peter FitzVerploegh
Vormgeving
Studio Michelangela, Utrecht
Opmaak
Studio Michelangela, Utrecht
Omslagbeeld
Shutterstock (r), GettyImages (l)
Over ThiemeMeulenhoff
ThiemeMeulenhoff ontwikkelt zich van educatieve uitgeverij tot een learning design company. We brengen content, leerontwerp en technologie samen. Met onze groeiende expertise, ervaring en leeroplossingen zijn we een partner voor scholen bij het vernieuwen en verbeteren van onderwijs. Zo kunnen we samen beter recht doen aan de verschillen tussen lerenden en scholen en ervoor zorgen dat leren steeds persoonlijker, effectiever en efficiënter wordt.
Samen leren vernieuwen. www.thiememeulenhoff.nl
Eerste druk, eerste oplage, 2023
© ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2023
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912j° het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.stichting-pro.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie www.auteursrechtenonderwijs.nl.
De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.
Deze uitgave is volledig CO2-neutraal geproduceerd. Het voor deze uitgave gebruikte papier is voorzien van het FSC®-keurmerk. Dit betekent dat de bosbouw op een verantwoorde wijze heeft plaatsgevonden.
BLOK 1 De retailformule: hoe verkoop jij je producten?
2.1 De winkelinrichting
2.2 Schappen in de winkel
2.3 De winkel verkoopklaar maken
2.4 LIFO en FIFO
2.5 Etalages
2.6 Een artikelpresentatie maken
2.7 Etaleren
2.8 Extra omzet met nevenactiviteiten
Samenvattingsopdracht blok 2
Je gaat aan de slag met een module van MIXED. Met MIXED leer je in de praktijk. Je ervaart wat je allemaal kunt doen in jouw beroepsgerichte profiel. Zo ontdek je wat jouw talenten zijn!
Per module maak je praktische opdrachten. Deze praktische opdrachten laten je alle kanten van het beroepsgerichte vak ervaren. Je gaat dus écht aan de slag.
Om de praktische opdrachten te kunnen doen, heb je kennis nodig. In het leerwerkboek vind je de theorie die je moet kennen.
Naast de theoriebronnen in het leerwerkboek, moet je soms ook werkbronnen gebruiken bij de praktische opdrachten. Denk aan een uitlegfilmpje, stappenplan of uitwerkbijlage.
• Jouw docent laat je weten welke praktische opdrachten jij maakt bij deze module. Je vindt de praktische opdrachten online. Of de docent heeft ze voor je geprint.
• Elke praktische opdracht begint met voorbereiden. Je ontdekt in welk werkveld je aan de slag gaat. Je leest wat je gaat doen en leren. Ook zie je hoeveel punten je kunt verdienen en wat je nodig hebt om de opdracht te maken.
• Dan ga je aan de slag. Volg stap voor stap de instructie die in de opdracht staat. Je kunt steeds de stappen die je hebt gedaan afvinken.
• Bij opdrachten gebruik je theoriebronnen en werkbronnen. De theoriebronnen staan in je leerwerkboek. Werkbronnen, zoals een stappenplan of uitwerkbijlage, vind je online.
• Het eindproduct van de opdracht neem je op in je portfolio. Je denkt daarbij ook na of je later in dit werkveld aan de slag zou willen gaan.
• In het leerwerkboek dat je nu in je handen hebt, staat de theorie die je moet kennen. Misschien behandelt jouw docent eerst de theorie voordat je aan de slag gaat met een praktische opdracht. Of je pakt zelf de theorie erbij als je die nodig hebt.
• Het leerwerkboek begint altijd met het grote plaatje. Dit helpt je om de verbanden te zien tussen de verschillende werkvelden in een profiel.
• Bij de theoriebronnen die je kunt lezen staan ook theorieopdrachten. Deze maak je om te kijken of je de theorie goed begrijpt.
• In de theorie staan gekleurde begrippen Deze begrippen moet je kennen voor een toets en voor je examen. Tip: gebruik de begrippenlijst achter in het leerwerkboek bij het leren.
• Een module in het leerwerkboek bestaat uit twee blokken. Na elk blok maak je een samenvattingsopdracht. Zo leer je ook voor je toets en voor het examen!
Bij deze module hoort een online omgeving. In het schema hierna zie je wat je op papier kunt doen en wat er online te vinden is.
• Praktische opdrachten (geprint)
• Theoriebronnen (in het leerwerkboek)
• Theorieopdrachten (in het leerwerkboek)
• Begrippenlijst (in het leerwerkboek)
Online
• Praktische opdrachten
• Theoriebronnen
• Theorieopdrachten
• Begrippenlijst
• Werkbronnen
• Oefentoets begrippen
✖ MODULE RETAIL & STYLING
Wat is jouw favoriete winkel? Wat verkopen ze daar? En waarom kom jij er graag? Een winkel moet zorgen dat alles goed bij elkaar past. Van de producten die er te koop zijn tot de manier waarop de etalage is ingericht. Dit moet ook passen bij de klanten van de winkel. Als een winkel zorgt dat alles goed op elkaar is afgestemd, komen mensen er graag winkelen. In deze module leer je hoe je dat voor elkaar krijgt!
✖ MODULE STOCK & SUPPLIES
De producten die een winkel verkoopt, zijn opgeslagen in een magazijn. Wanneer een bestelling binnenkomt bij het magazijn, worden de producten geraapt en verstuurd naar de winkel.
✖ MODULE OFFICE & SUPPORT
De winkelier moet bijhouden welke producten hij inkoopt en verkoopt. Ook moet hij andere financiële gegevens verwerken, zoals declaraties.
✖ MODULE SERVICE & SALES
Om de producten goed te verkopen, voert een winkelier verkoopgesprekken. Daarnaast verleent de winkelier ook service, zodat de klant een goed gevoel krijgt bij de winkel en bij zijn aankoop.
De retailformule: hoe verkoop je de producten?
Als je nieuwe sneakers, een nieuwe telefoon of een nieuw boek wilt kopen, kun je dat doen in een winkel. Dat kan een online winkel zijn, een webshop, of een winkel die je kunt bezoeken, een fysieke winkel. Elke winkelier moet goed nadenken aan wie hij welke producten op welke manier wil verkopen. Dit noem je de retailformule.
De winkel klaarmaken voor klanten Als een winkelier goed heeft nagedacht over de retailformule, moet hij zorgen dat de winkel klaar is voor verkoop. De etalages moeten worden aangekleed, de schappen gevuld en speciale artikelen moeten mooi worden gepresenteerd.
De retailformule is de manier waarop een winkel zijn producten aanbiedt. De drie belangrijkste onderdelen van de retailformule zijn:
1 De doelgroep: aan wie verkoopt de winkel de producten?
2 De concurrentiepositie of marktpositie: hoe onderscheidt de winkel zich van de concurrenten? Bied je veel of weinig extra service, advies, sfeer en bedieningsgemak aan de klanten? Deze extra’s zorgen voor hogere prijzen.
3 Het assortiment: wat verkoopt de winkel?
Bedenk goed voor wie je winkel is en wat die mensen graag willen kopen. Denk na over wat jouw winkel anders maakt dan andere winkels in de buurt.
Marktpositie
Doelgroep
Assortiment
Voordat je een winkel begint, maak je een plan. In dat plan beschrijf je de doelgroep, de marktpositie en het assortiment van jouw winkel. Je noemt zo’n plan waarin je de ideeën uitwerkt een marktconcept. In je marktconcept zet je ook de doelen die je wilt behalen. En je legt uit hoe je die doelen wilt bereiken. Hoe je de doelen wilt bereiken noem je de strategie
Als je een retailformule ontwikkelt is het belangrijk om op een aantal dingen te letten:
1 Identiteit: de identiteit van een winkel is hoe jij de winkel ziet. De identiteit is wat je belangrijk vindt als bedrijf en de manier waarop je dat laat zien.
2 Imago: het imago van een winkel is hoe klanten de winkel zien. Het gaat erom welke indruk je wilt maken op mensen. Zorg ervoor dat je winkel een positieve indruk achterlaat.
3 Huisstijl: de huisstijl is hoe de winkel eruitziet qua logo, kleuren en lettertype. Een mooie en herkenbare huisstijl zorgt ervoor dat mensen je winkel makkelijk kunnen onthouden.
BLOK 1 De retailformule: hoe verkoop jij je producten?
4 Sfeer: de sfeer is de sfeer in de winkel. Denk aan hoe het eruitziet, hoe het ruikt, en wat voor muziek er speelt. Een fijne sfeer maakt klanten blij en zorgt dat ze langer willen blijven.
5 Klantenbinding: klantenbinding betekent dat je klanten aan je winkel wilt binden, zodat ze graag terugkomen. Dat kun je doen door ze goed te helpen, naar hun wensen te luisteren en ze speciale aanbiedingen te geven. Ook kun je klanten bijvoorbeeld een klantenpas geven waarmee ze kunnen sparen voor extra korting of gratis producten.
Door goed op deze punten te letten, kun je ervoor zorgen dat jouw winkel goed loopt en dat klanten graag bij je willen winkelen. Het zorgt ervoor dat mensen blij worden van jouw winkel en het aan anderen vertellen. Zo krijg je meer tevreden klanten, en dat is goed voor de winkel!
1 De retailformule
De retailformule is de manier waarop de winkel zijn producten aanbiedt.
a Geef aan welke drie onderdelen bij de retailformule horen en leg deze onderdelen uit. Vul het overzicht verder in.
b Welke uitleg hoort bij welk begrip?
Plan met je ideeën voor de winkel • • Doel
Hoe je bereikt wat je wilt • • Marktconcept
Wat je wilt bereiken • • Strategie
Een winkeleigenaar moet goed nadenken over de identiteit, het imago, de huisstijl, de sfeer en de klantenbinding van de winkel.
Lees de verhaaltjes hierna. Waar moet de eigenaar van de winkel uit het verhaal over nadenken?
En wat kan de winkeleigenaar veranderen?
a Lees het verhaal en maak de zinnen af.
Verhaal 1
Joost ten Berg heeft een sneakerwinkel. De klanten vinden zijn sneakers mooi. Toch komen ze niet graag naar zijn winkel. Het is er koud en de muziek staat zo hard dat je de verkoper niet kunt verstaan.
Joost moet nadenken over:
Joost kan het volgende veranderen:
b Lees het verhaal en maak de zinnen af.
Verhaal 2
Omara Hassani heeft een kledingwinkel. Sommige mensen komen niet in haar winkel, omdat ze denken dat de kleren erg duur zijn.
Omara moet nadenken over:
Omara kan het volgende veranderen:
c Lees het verhaal en maak de zinnen af.
Verhaal 3
Zuko Wang heeft een winkel waar hij koffiebonen verkoopt. Veel klanten kopen niet elke keer hun koffiebonen bij Zuko. Zuko wil graag dat zijn klanten vaker terugkomen om bonen te kopen.
Zuko moet nadenken over:
Zuko kan het volgende veranderen:
d Lees het verhaal en maak de zinnen af.
Verhaal 4
Lilly Droesen runt een gamewinkel. Soms komen mensen bij haar in de winkel om pizza te kopen. Het logo en de kleuren van de winkel lijken erg op die van een grote pizzaketen.
Lilly moet nadenken over:
Lilly kan het volgende veranderen:
e Lees het verhaal en maak de zinnen af.
Verhaal 5
Lexy Vliet vindt duurzaamheid heel belangrijk. Ze wil dat haar (klein)kinderen ook nog van de aarde kunnen genieten. In haar hobbywinkel verkoopt ze veel plastic artikelen die ze inkoopt uit China. Lexy vindt dit wel vervelend, want wat ze belangrijk vindt en wat ze doet passen zo niet goed bij elkaar.
Lexy moet nadenken over:
Lexy kan het volgende veranderen:
In een winkel is het belangrijk om te weten aan wie je de producten verkoopt. Dit noemen we de doelgroep. Een doelgroep is een groep mensen met dezelfde interesses, behoeften en wensen. Door zich te richten op een bepaalde doelgroep kan een bedrijf goed aansluiten op de behoeften en wensen van deze groep klanten. Ze kunnen hierdoor bijvoorbeeld de producten verkopen die deze groep ook wil kopen en reclame maken op de manier die deze groep klanten aanspreekt.
Er zijn verschillende soorten doelgroepen waar een winkel rekening mee kan houden. Je kunt bijvoorbeeld kijken naar de leeftijd van jouw doelgroep.
✖ Kinderen
Winkels die zich richten op kinderen verkopen speelgoed, snoep en kleding in kindermaten. Ze maken vaak gebruik van felle kleuren en aantrekkelijke verpakkingen om de aandacht van kinderen te trekken.
✖ Jongeren
Voor jongerenwinkels is het belangrijk om trendy en hippe producten aan te bieden die passen bij de laatste trends. Social media en influencers kunnen een rol spelen in het aantrekken van deze doelgroep.
✖ Senioren
Winkels voor senioren bieden producten aan die tegemoetkomen aan de behoeften van oudere mensen, zoals gemakkelijke kleding, comfortabele meubels en producten voor gezondheid.
Andere manieren om klanten in te delen in groepen kunnen zijn op basis van locatie, inkomen, interesses of zelfs gedrag.
✖ Locatie: buurtsupers richten zich op mensen in de buurt van de winkel.
✖ Inkomen: discounters zijn bedrijven die producten aanbieden voor een lagere prijs dan de concurrent. Zij richten zich op klanten met een laag inkomen.
✖ Interesse: sportwinkels richten zich op mensen die een sport beoefenen.
✖ Gedrag: wereldwinkels richten zich op klanten die de wereld willen verbeteren.
Elke doelgroep heeft verschillende wensen en behoeften. Door goed te weten voor wie je winkel is en hierop in te spelen, kun je klanten aantrekken en tevreden maken.
Locatie Inkomen
Interesse Gedrag
Elke winkel richt zich op een doelgroep.
a Wat is een doelgroep?
Omschrijf voor drie winkels de doelgroep.
Zet in kolom 1 drie winkels waar jij wel eens komt. Vul daarna de tabel verder in. Er staat al een voorbeeld.
Winkel Doelgroep Kenmerken doelgroep (voorbeeld) GameZone Gamers Leeftijd: jong en oud
Interesses: videogames, computers, gaming consoles
Gedrag: zoeken uitdaging in games
Het assortiment van een winkel bestaat uit de producten die de winkel verkoopt. Dit kunnen allerlei dingen zijn, zoals kleding, schoenen, elektronica, eten en nog veel meer. Het assortiment van een winkel kun je op verschillende manieren beschrijven.
De breedte van het assortiment gaat over hoeveel verschillende soorten producten een winkel verkoopt. Een groep van vergelijkbare producten die bij elkaar horen, noem je een productcategorie. Bijvoorbeeld, kleding, schoenen en accessoires vormen samen de productcategorie ‘mode’.
Een supermarkt verkoopt veel verschillende productcategorieën. Een supermarkt heeft een breed assortiment
Een sneakerwinkel verkoopt weinig verschillende soorten productcategorieën. Een sneakerwinkel heeft een smal assortiment
De lengte van het assortiment heeft te maken met hoeveel verschillende producten er binnen een bepaalde soort te koop zijn.
Een kledingwinkel heeft veel verschillende soorten T-shirts, broeken, truien en jassen. Het heeft een lang assortiment
Een ijskraam heeft alleen de bekendste en bestverkopende ijssmaken in de kar. Het heeft een kort assortiment
De diepte van het assortiment gaat over hoeveel verschillende soorten of merken er van één bepaald product te koop zijn.
Een smartphonewinkel verkoopt veel verschillende merken en modellen. Het heeft een diep assortiment
Een kleine supermarkt, bijvoorbeeld bij een treinstation, verkoopt van een bepaald product niet veel merken. Daar is geen ruimte voor in de winkel. Zo’n winkel heeft een ondiep assortiment.
Het kernassortiment bestaat uit de belangrijkste en meest gevraagde producten die altijd beschikbaar zijn. Het randassortiment zijn de extra producten die minder vaak worden verkocht en niet altijd op voorraad zijn, maar die wel zorgen voor meer keuze en variatie in de winkel.
Het kernassortiment van een kledingwinkel is kleding.
Het randassortiment bestaat bijvoorbeeld uit tassen, sjaals en hoeden.
De consistentie van het assortiment gaat over hoe goed de spullen bij elkaar passen en elkaar aanvullen. Consistent betekent ‘bij elkaar passend’.
Ikea biedt betaalbare meubels en woonaccessoires aan. De producten passen goed bij elkaar. Ikea heeft een consistent assortiment.
Action biedt heel veel verschillende soorten producten voor een lage prijs aan. De producten passen niet allemaal bij elkaar. Action heeft een niet-consistent assortiment
Opdrachten
1 Het assortiment
Het assortiment bestaat uit alle producten die de winkel verkoopt. Je kunt het assortiment op verschillende manieren beschrijven.
a Kies de goede antwoorden
Een tassenwinkel verkoopt heel veel verschillende soorten tassen. Het assortiment van de tassenwinkel is …
breed | smal lang | kort diep | ondiep
Een megasupermarkt verkoopt allerlei producten voor de dagelijkse boodschappen. Het assortiment van de megasupermarkt is …
breed | smal lang | kort diep | ondiep
BLOK 1 De retailformule: hoe verkoop jij je producten?
b Bekijk de afbeeldingen. Wat voor assortiment hebben deze winkels?
Kies uit breed, smal, lang, kort, diep en ondiep. En licht je antwoord toe.
Sommige producten in een winkel worden meer verkocht dan andere producten.
a Lees de volgende zinnen en geef de juiste antwoorden.
In een kledingwinkel worden sjaals en mutsen verkocht. Deze sjaals en mutsen horen bij het kernassortiment | randassortiment
In een sneakerwinkel worden sneakersokken verkocht. Deze sokken horen bij het kernassortiment | randassortiment
In een parfumerie worden parfums verkocht. Deze parfums horen bij het kernassortiment | randassortiment
b Welke producten zou een boekhandel in het randassortiment kunnen hebben? Bedenk er drie.
1
2 3
Een bedrijf kan producten verkopen die bij elkaar passen of producten die juist niet bij elkaar passen.
a Lees de zin. Leg uit of de winkel wel of niet een consistent assortiment heeft.
Een winkel verkoopt hengels, visstoeltjes, laarzen viskoffers en lokaas.
Deze winkel heeft een consistent | niet consistent assortiment, omdat
b Lees de zin. Leg uit of de winkel wel of niet een consistent assortiment heeft.
Een winkel verkoopt kussentjes, shampoo, schoonmaakspullen, snoep, fietsaccessoires en tuinstoelen.
Deze winkel heeft een consistent | niet consistent assortiment, omdat
c Bekijk de afbeelding. Leg uit of de winkel wel of niet een consistent assortiment heeft.
Deze winkel heeft een consistent | niet consistent assortiment, omdat
Een ander woord voor de producten die een winkel verkoopt is artikelen. Je kunt verschillende soorten artikelen onderscheiden:
1 Complementaire artikelen zijn producten die goed samenwerken met andere producten en vaak tegelijkertijd worden gebruikt. Voorbeelden van complementaire artikelen zijn sportschoenen en sportsokken, smartphones en smartphoneshoesjes en scheermesjes en scheerschuim.
2 Follow-up artikelen zijn producten die klanten vaak kopen nadat ze een ander product hebben gekocht. Je kunt de artikelen niet los van elkaar gebruiken. Voorbeelden van follow-up artikelen zijn printerpapier bij een printer, controllers bij een gameconsole en een stofzuigerzak bij een stofzuiger.
3 Rage artikelen zijn producten die plotseling erg populair worden vanwege een bepaalde trend of hype. Ze kunnen snel in populariteit toenemen, maar ook snel weer uit de mode raken. Bepaald speelgoed is vaak een rage artikel. Voorbeelden van rageartikelen zijn de fidgetspinner, de Furby en de Air-upfles.
4 Concurrerende artikelen zijn producten die vergelijkbaar zijn en met elkaar concurreren om de aandacht van klanten te krijgen. Ze hebben vergelijkbare functies en worden meestal verkocht in dezelfde categorie. Klanten kunnen kiezen welk merk ze willen op basis van bijvoorbeeld smaak, prijs of merkvoorkeur. Verschillende merken cola concurreren bijvoorbeeld met elkaar.
5 Impulsartikelen zijn producten die klanten spontaan kopen zonder er echt over na te denken. Ze worden vaak op strategische plaatsen bij de kassa of in de buurt van de uitgang van de winkel geplaatst om de verkoop te stimuleren. Voorbeelden van impulsartikelen zijn bijvoorbeeld snoep en batterijen.
Het begrijpen van deze verschillende soorten artikelen helpt winkeliers om hun assortiment beter te beheren. Door aantrekkelijke productcombinaties te maken en artikelen op slimme plekken in de winkel te zetten, trek je meer klanten aan.
1 Soorten artikelen
a Welke soorten artikelen worden hier omschreven? Lees de zinnen en kies telkens het juiste antwoord.
Dit zijn artikelen die vergelijkbaar met elkaar zijn. De consument kiest op basis van smaak, prijs of merkvoorkeur. Het gaat hier om:
impulsartikelen
complementaire artikelen
concurrerende artikelen
follow-up artikelen
Deze artikelen heb je niet nodig, maar koop je soms toch. Het gaat hier om:
rageartikelen
impulsartikelen
concurrerende artikelen
complementaire artikelen
Deze artikelen koop je, omdat je ze nodig hebt zodat je een ander artikel kunt gebruiken.
Het gaat hier om:
concurrerende artikelen
complementaire artikelen
follow-up artikelen
b Bekijk de afbeeldingen. Leg uit om welk soort producten het gaat.
Kies uit complementaire artikelen, follow-up artikelen, concurrerende artikelen, impulsartikelen en rage artikelen. Licht je antwoord toe.
2 Samenstelling assortiment analyseren
Bekijk de afbeelding. Al deze producten worden verkocht in een winkel.
a Welke complementaire producten horen bij elkaar?
Zet hier een cirkel om en verbind ze met een lijn.
b Welke follow-up-artikelen horen bij elkaar?
Zet hier een vierkant om en verbind ze met een lijn.
c Wat zijn impulsartikelen?
Zet hier een kruisje bij.
d Wat zijn concurrerende artikelen?
Zet hier een smiley bij.
e Wat is een rage-atikel?
Zet hier een hartje om.
Hoe onderscheid je je als winkel van concurrenten? Welke specifieke doelgroep probeer je aan te spreken? De marktpositie geeft aan welke plek de winkel inneemt ten opzichte van andere spelers in de markt.
De marktpositie is een belangrijk onderdeel van de retailformule. Het helpt namelijk bepalen welke producten of diensten je als winkel aanbiedt, hoe je deze presenteert en welke prijzen je vraagt. Je moet zorgen dat je een duidelijke en aantrekkelijke marktpositie hebt. Zo kunnen klanten beter begrijpen wat de winkel uniek maakt en waarom ze daar moeten winkelen in plaats van bij de concurrent.
Als je koffie gaat drinken bij de Starbucks kun je je eigen koffie samenstellen. Ook kun je kiezen of je een kleine of grote koffie wilt en of je extraatjes in of op je koffie wilt. Op de koffiebeker zetten ze jouw naam. Je weet dat je bij de Starbucks gemiddeld meer betaalt voor een koffie dan ergens anders. Starbucks heeft een duidelijke marktpositie ten opzichte van de concurrenten. Veel keus, maar wel voor een hoge prijs.
Een sterke marktpositie zorgt er ook voor dat klanten een positief beeld van de winkel hebben (imago) en dat ze bij de winkel terug blijven komen (klantenbinding). Het is belangrijk dat een winkel de behoeften en wensen van hun doelgroep begrijpt en daarop inspeelt om een sterke marktpositie te behouden en te groeien.
BLOK 1 De retailformule: hoe verkoop jij je producten?
Omschrijf in eigen woorden wat de marktpositie van een winkel is.
Als een winkel een duidelijke marktpositie heeft, weet de klant wat de winkel uniek maakt.
a Bekijk de twee afbeeldingen. Leg per afbeelding uit wat deze winkel uniek maakt volgens jou.
b Waarom zouden klanten een positief beeld van de Action hebben en er graag terugkomen?
c Waarom zouden klanten een positief beeld hebben van de Ikea en er graag terugkomen?
Het merkbeleid van een winkel is een soort plan dat bepaalt van welke merken de winkel producten verkoopt en hoe ze deze merken promoot. Op die manier weten klanten wat voor producten ze kunnen verwachten.
Er zijn verschillende soorten merken:
1 A-merken zijn bekende en populaire merken die vaak landelijk of zelfs internationaal bekend zijn. Ze worden meestal gezien als kwalitatief hoogwaardige merken.
2 B-merken zijn minder bekend dan A-merken, maar ze bieden vaak vergelijkbare kwaliteit voor een lagere prijs.
3 C-merken zijn meestal de goedkoopste opties en worden vaak als minder kwalitatief beschouwd dan A- en B-merken.
4 Huismerken zijn merken van de winkel zelf. Ze worden gemaakt en verkocht door de winkel waarin je ze vindt. Huismerken zijn meestal goedkoper dan A-merken, maar kunnen een vergelijkbare kwaliteit bieden. Winkels gebruiken huismerken om klanten een betaalbaar alternatief te bieden voor de duurdere A-merken.
Bij de Albert Heijn of Jumbo kun je A-, B-, C-merken en het huismerk kopen.
Ze maken vooral reclame voor de A-merken.
Bij de Lidl of Aldi kun je hun huismerk kopen en voor sommige producten ook het A-merk. Ze maken vooral reclame voor hun huismerk.
Het merkbeleid is belangrijk, omdat het de winkel helpt om zich te onderscheiden van andere winkels. Je kunt zo klanten aantrekken die op zoek zijn naar specifieke merken of kwaliteit. Door reclame en goede service kan het merkbeleid ervoor zorgen dat klanten vaker terugkomen en meer kopen. Met andere woorden: met een goed merkbeleid bouw je een positief imago op, waardoor je voor klantenbinding zorgt.
1 Soorten merken
Er zijn verschillende soorten merken. Geef aan welke omschrijving bij welk merk hoort.
Minder bekend merk, maar biedt hoge kwaliteit voor een lagere prijs
Bekende en populaire merken waarvan men denkt dat ze kwalitatief heel goed zijn
Merken van de winkel zelf
Goedkoopste merk waarvan men vaak denkt dat ze kwalitatief minder goed zijn
1 A-merk
2 B-merk
3 C-merk
4 Huismerk
BLOK 1 De retailformule: hoe verkoop jij je producten?
2 A-, B-, C- en huismerken
Bedenk voorbeelden van A-, B-, C- en huismerken van cola en chips. Vul de tabel verder in.
Cola Coca-Cola
Pepsi Cola
Chips Kraak (Aldi)
Snackday (Lidl)
3 Belang van een merkbeleid
Leg in eigen woorden uit hoe een merkbeleid kan zorgen voor een goed imago en klantbinding.
Bedrijven willen hun producten of diensten goed verkopen. Marketinginstrumenten worden gebruikt om producten en diensten te verkopen en klanten aan te trekken. Er zijn zes marketinginstrumenten: plaats, product, prijs, promotie, personeel en presentatie. Oftwel de zes P’s.
1 Bij plaats gaat het erom waar en hoe een product wordt verkocht. Het gaat over de locatie van de winkel of het verkooppunt en hoe het product daar beschikbaar is voor klanten.
2 Het product is wat een bedrijf verkoopt.
3 De prijs is de geldwaarde die klanten moeten betalen voor een product of dienst. Het is wat het kost om het product te kopen.
4 Promotie heeft te maken met de manieren waarop een bedrijf het product aanprijst en onder de aandacht van klanten brengt. Dit kan door middel van reclame, kortingen, acties en andere marketingtechnieken.
5 Het personeel zijn de mensen die in de winkel werken. Zij hebben contact met de klanten en spelen een belangrijke rol in klanttevredenheid.
6 Presentatie gaat om de manier waarop het product is uitgestald in de winkel, hoe het wordt verpakt en hoe het er visueel uitziet voor de klanten.
BLOK 1 De retailformule: hoe verkoop jij je producten?
De marketinginstrumenten hebben allemaal invloed op elkaar. Door de prijs, het product, de plaats, de promotie, het personeel en de presentatie goed op elkaar af te stemmen, kun je klanten beter bereiken en meer verkopen.
De prijs die je vraagt, moet bijvoorbeeld goed passen bij het product dat je verkoopt. Dit noem je de prijskwaliteitverhouding. Als je een hogere prijs vraagt, verwachten klanten dat het product van goede kwaliteit is. Als de prijs te hoog is voor wat je krijgt, zullen klanten niet tevreden zijn en minder geneigd zijn om het te kopen.
Het merkbeleid (welke merken verkoop je) dat je hebt gekozen bepaalt bijvoorbeeld ook hoe je je producten presenteert in de winkel. A-merken zet je op ooghoogte. C-merken zet je bijvoorbeeld helemaal boven- of onderin het schap. Ook bepaalt het voor welke merken je promotie maakt en voor welke niet.
Het personeel in de winkel moet passen bij de producten die je verkoopt. Verkoop je sportartikelen? Dan past het bijvoorbeeld dat het personeel sportief gekleed is. Het zou gek zijn als personeel in een sportwinkel in een driedelig pak loopt.
1 De marketinginstrumenten
Een bedrijf maakt een eigen mix van de marketinginstrumenten. Zo kan het bedrijf de producten aanprijzen en klanten naar de winkel trekken.
a Welke zes marketinginstrumenten zijn er? Noteer dit in de zes kleine rechthoeken.
b Beschrijf in de mindmap in de grote vierkanten kort wat elk marketinginstrument inhoudt.
Een winkelier moet ervoor zorgen dat de marketinginstrumenten goed op elkaar aansluiten.
a Lees de situatie en beantwoord de vragen.
Situatie 1
Charlotte Labrie wil een winkel beginnen waar parfums en make-up worden verkocht.
Welke plaats past bij haar winkel?
In de winkelstraat
Op een industrieterrein
Leg je antwoord uit:
b Lees de situatie en beantwoord de vragen.
Situatie 2
Dwight McKinsey verkoopt exclusieve horloges.
Welke presentatie vind jij het beste bij zijn producten passen?
De horloges in de verpakking in de schappen
De horloges in vitrinekasten met luxe opbouw- en decoratiemateriaal
Leg je antwoord uit:
BLOK 1 De retailformule: hoe verkoop jij je producten?
3 Marketinginstrumenten van Intersport
Intersport is een grote winkelketen die sportartikelen en sportkleding verkoopt. De winkel staat bekend om zijn kwaliteitsproducten van bekende sportmerken.
a Hoe stemt de Intersport de verschillende marketinginstrumenten op elkaar af?
Vul de tabel in. Er is al een voorbeeld gegeven.
Marketinginstrument Marketinginstrument Analyse samenhang
Product Prijs Intersport verkoopt merkproducten. De kwaliteit van deze producten is hoog. Deze producten zijn duurder dan merkloze producten.
Prijs Promotie
Promotie Presentatie
b Bekijk de onderstaande tabel.
Zet nog twee andere marketinginstrumenten in de tabel en analyseer hoe deze samenhangen.
Marketinginstrument Marketinginstrument Analyse samenhang
Als je een winkel binnenloopt of online shopt, zie je overal prijskaartjes. Die prijzen komen niet zomaar tot stand.
De prijs die je als klant betaalt, noem je de consumentenprijs. Deze bestaat uit drie belangrijke onderdelen:
1 Inkoopkosten
2 Brutowinst
3 Btw
De inkoopkosten zijn alle kosten die te maken hebben met het maken of inkopen van een product.
Stel dat je in een meubelmakerij werkt. De inkoopkosten van een stoel zijn € 20,-.
Je wilt natuurlijk wel iets verdienen aan de producten die je verkoopt. Om te bepalen voor welke prijs je een product gaat verkopen kun je de inkoopprijs ophogen met een percentage van de inkoopprijs. Dit percentage noem je de brutowinstopslag. Het bedrag dat je op je inkoopkosten doet noem je brutowinst. De inkoopkosten + de brutowinst vormen samen de verkoopprijs
Je berekent de brutowinst met de volgende formule: Inkoopkosten : 100 x brutowinstopslag = brutowinst.
Je berekent de verkoopprijs met de volgende formule: inkoopprijs + brutowinst = verkoopprijs
We kijken weer naar ons voorbeeld. De inkoopkosten van een stoel zijn € 20,-.
De brutowinstopslag is 30%. Je berekent de brutowinst op deze stoel dan als volgt:
€ 20,- : 100 x 30% = € 6,-.
De verkoopprijs wordt dan € 20,- + € 6,- = € 26,-.
De btw (Belasting Toegevoegde Waarde) is een belasting die wordt toegevoegd aan de verkoopprijs. Voor elk product of elke dienst die verkocht wordt vraagt de overheid een klein extra bedrag bovenop de prijs van dat item, en dat is de btw. De overheid gebruikt de inkomsten van de btw om bijvoorbeeld ziekenhuizen en scholen te bouwen.
Er zijn drie btw-tarieven in Nederland:
1 Hoog tarief van 21%: voor de meeste producten en diensten geldt dit tarief.
2 Laag tarief van 9%: voor bepaalde dingen die we dagelijks nodig hebben, zoals eten (niet alles), medicijnen en boeken geldt dit tarief.
3 Nultarief: voor bepaalde voedingsmiddelen, internationale transportdiensten en bepaalde medicijnen geldt dit tarief
Het btw-bedrag bereken je met de volgende formule: verkoopprijs : 100 x btw-percentage.
We hebben uitgerekend dat de verkoopprijs € 26,- is. De stoel valt in het hoge btw-tarief van 21%. We willen nu uitrekenen wat de consumentenprijs is.
We berekenen eerst het btw-bedrag met de formule:
verkoopprijs : 100 x btw-tarief. Dat wordt in ons geval: € 26 : 100 x 21 = € 5,46.
De consumentenprijs bereken je met: verkooprijs + btw-bedrag = consumentenprijs.
Dat wordt in ons geval: € 26 + € 5,46 = € 31,46.
Je rondt een consumentenprijs altijd af op twee cijfers achter de komma.
✖ Is het derde cijfer achter de komma lager dan een 5? Dan blijft het tweede getal achter de komma staan.
✖ Is het derde cijfer een 5 of hoger? Dan gaat het tweede getal achter de komma met één omhoog.
7,492
7,336
lager dan 5
5 of hoger?
7,49
2e cijfer achter komma blijft gelijk
7,34
2e cijfer achter komma 1 omhoog
1.8 De consumentenprijs
In Nederland betalen we niet met centen. Je moet prijzen daarom afronden op 5 centen. Afronden op 5 centen betekent dat je geldbedragen afrondt naar het dichtstbijzijnde veelvoud van 5 cent. Hier zijn de basisregels voor het afronden op 5 centen:
blijft 5 wordt 0 wordt 5 wordt 5 wordt 10
blijft 0
€ 3,89 wordt afgerond naar € 3,90.
€ 5,81 wordt afgerond naar € 5,80.
€ 3,67 wordt afgerond naar € 3,65.
€ 2,50 blijft ongewijzigd omdat de tweede decimaal eindigt op 0.
Bij afronden op 5 centen is het belangrijk om te onthouden dat je naar het laatste cijfer achter de komma moet kijken om te beslissen of je naar boven of naar beneden afrondt.
1 Consumentenprijs berekenen
Je gaat oefenen met het berekenen van de consumentenprijs.
a Bereken de consumentenprijs stap voor stap.
Vul de berekeningen in.
Inkoopkosten zijn € 9,-. De brutowinstopslag is 40%. Het BTW-percentage is 21%.
Brutowinst = Inkoopprijs: 100 x brutowinstopslag = : 100 X =
Verkoopprijs = + =
BTW = Verkoopprijs: 100 x btw-percentage = : 100 x =
Consumentenprijs = verkoopprijs + btw = + =
b Rond de prijs af op twee cijfers achter de komma.
c Rond, als dat nodig is, af op een veelvoud van 5 centen.
BLOK 1 De retailformule: hoe verkoop jij je producten?
Je gaat nu een consumentenprijs berekenen met behulp van een tabel. a Bereken de consumentenprijs stap voor stap.
Vul de tabel in.
Inkoopkosten
Berekening
Brutowinstopslag 25% Inkoopkosten : 100 X 25 =
Verkoopprijs Inkoopprijs + brutowinst =
BTW 21% Verkoopprijs : 100 x 21 =
Consumentenprijs Verkoopprijs + BTW =
Afronden op 2 cijfers achter de komma
Afronden op veelvoud van 5
Derde cijfer achter de komma is:
4 of lager | 5 of hoger
Tweede cijfer blijft gelijk | Tweede cijfer gaat een omhoog
Tweede cijfer achter de komma is:
1, 2, 6, of 7 | 3, 4, 8, of 9 | 0 of 5
Afronden naar beneden naar het dichtstbijzijnde veelvoud van 5 cent | afronden naar boven naar het dichtstbijzijnde veelvoud van 5 cent | bedrag zo laten
Bedrag
€6,-
Winkels en bedrijven gebruiken promotiemateriaal om hun producten of diensten te promoten en om klanten aan te trekken.
Als je promotiemateriaal op papier laat drukken, kun je dat in verschillende formaten doen.
Er zijn heel veel soorten promotiemateriaal. Afhankelijk van het doel, kies je welk promotiemateriaal je gebruikt.
Een folder is een gevouwen papier met informatie over producten, aanbiedingen of evenementen. In een folder staan foto’s en korte teksten om de aandacht van mensen te trekken en hen te informeren over producten of diensten. Het is een handige manier om veel informatie in één keer aan mensen te laten zien. Je kunt folders uitdelen in de winkel of op straat aan voorbijgangers. Of je stopt ze bij mensen thuis in de brievenbus.
Een flyer is één gedrukt vel op A5-formaat of kleiner. Je zet afbeeldingen op een flyer die aandacht trekken en gebruikt weinig tekst. Flyers kun je goed uitdelen, bijvoorbeeld in winkelstraat. Of je kunt ze rondbrengen door ze in de brievenbussen te stoppen.
Een poster is een grote afdruk op A1- of A0-formaat met opvallende afbeeldingen en teksten om een boodschap te communiceren. Ze worden op muren of ramen geplakt om de aandacht van voorbijgangers te trekken.
BLOK 1 De retailformule: hoe verkoop jij je producten?
Banners zijn grote, langwerpige doeken met opvallende teksten en afbeeldingen. Je ziet ze vaak boven of naast de ingang van een winkel om speciale acties aan te kondigen.
Winkeliers gebruiken ook vaak grote borden met opvallende teksten en afbeeldingen. Deze plaatsen ze buiten of binnen de winkel om speciale acties aan te kondigen.
Samples zijn kleine proefverpakkingen van producten die winkelmedewerkers gratis uitdelen aan klanten. Het geeft klanten de kans om het product te proberen voordat ze het kopen.
Winkeliers plakken vaak actiestickers met speciale aanbiedingen of prijsverlagingen op producten. Zo laten ze klanten weten dat er een korting is.
Tekstkaarten zijn kleine kaarten met een korte boodschap. Zoals een speciale aanbieding, een aanbeveling of een bedankje. Dit soort tekstkaarten kun je bij de producten in de etalage plaatsen of uitdelen aan klanten.
Tassen met het logo of de naam van de winkel erop zijn ook promotiemateriaal. Klanten dragen deze tassen en ze maken zo een soort reclame voor de winkel.
De verpakkingen van producten zelf kunnen ook dienen als promotiemateriaal. Bijvoorbeeld als het logo en de naam van de winkel er duidelijk op staat.
Vlaggen zijn er in verschillende vormen en maten. Je kunt ze in de vlaggenmast hangen, maar er zijn ook vlaggen die je bijvoorbeeld naast de ingang van je winkel kunt zetten.
Visitekaartjes zijn kleine kaartjes met de contactgegevens van de winkel of het bedrijf. Je deelt ze uit aan klanten of partners.
Je ziet ook vaak digitale presentaties op een beeldscherm in de winkel of in de etalage. Zo’n presentatie begint steeds opnieuw. Daarom noem je het een doorlopende presentatie.
1 Promotiematerialen
Als je een product of producten extra aandacht wilt geven, kun je hiervoor promotiemateriaal maken.
Lees de situaties en beantwoord de vragen.
Je werkt bij een theespeciaalzaak. De winkel heeft deze week een speciale actie: twee doosjes thee halen, een betalen!
a Schets hoe jij deze actie op een stoepbord zou communiceren.
Jouw ontwerp voor een stoepbord moet in elk geval de volgende informatie bevatten:
✖ Het moet duidelijk zijn dat het om een speciale actie gaat.
✖ Het moet duidelijk zijn om welke producten het gaat.
✖ Het moet duidelijk zijn wat de actie precies inhoudt (2 halen, 1 betalen).
BLOK 1 De retailformule: hoe verkoop jij je producten?
Een aantal producten in de theespeciaalzaak is nu met 25% korting te koop. Jij ontwerpt voor deze producten een sticker.
b Maak jouw sticker in de cirkel.
Jouw ontwerp voor een sticker moet in elk geval duidelijk maken dat het product met 25% korting aangeschaft kan worden, bijvoorbeeld op de volgende manier:
✖ 25%
✖ 25% korting
Samenvattingsopdracht blok 1
1 De stof samenvatten blok 1
Als je een winkel wilt beginnen, moet je over veel dingen nadenken.
Wat zou jouw droomwinkel zijn? Vul in de tabel hierna in. Werk met steekwoorden en korte zinnen.
Naam winkel
Doelgroep
Wat mijn winkel uniek maakt (marktpositie)
ASSORTIMENT
Dit ga ik verkopen (producten)
Kenmerken assortiment breed | smal | lang | kort | diep | ondiep
Producten in kernassortiment
Producten in randassortiment
2 complementaire artikelen in het assortiment
2 follow-up artikelen in het assortiment
2 concurrerende artikelen in het assortiment
Rage artikel in assortiment
2 impulsartikelen in het assortiment
BLOK 1 De retailformule: hoe verkoop jij je producten?
Soorten merken A-merk | B-merk | C-merk | huismerk
Prijs van de producten
Plaats van verkoop
Personeel in de winkel
Promotiematerialen die ingezet worden
Presentatie van de producten
Bedenk zelf een voorbeeld en maak de berekening.
Product
Inkoopkosten
Brutowinstopslag en brutowinst
Verkoopprijs
BTW
Consumentenprijs
Afgerond op 2 cijfers achter de komma
Afgerond op 5 cent
Het beroepsgerichte vak draait om ontdekken en ervaren. Wat vind ik leuk? Wat zijn mijn talenten? En welke beroepen of beroepscontexten passen hierbij? Hoe je dit ontdekt en ervaart? In elk geval niet door met je neus in de boeken te zitten! Dat doe je bij andere vakken wel. Jouw doeners moeten lekker praktisch aan de slag.
Wij gunnen alle leerlingen dat ze vol zelfvertrouwen hun vmbo-opleiding doorlopen. We laten ze ontdekken en ervaren dat ze ertoe doen! Hoe we dat doen? Door ze te laten werken aan mooie eindproducten, bijvoorbeeld voor een open dag op school, voor een goed doel of als cadeau voor een familielid. Producten waar ze trots op zijn. Betekenisvol bezig zijn, dat motiveert!
Jij kent jouw leerlingen als geen ander en weet wat er speelt op jouw school en in jouw regio. Je hebt daarom de vrijheid nodig om zelf te kunnen kiezen. Wanneer gebruik je lesstof van de methode? Welke lessen van jezelf voeg je daaraan toe? En hoe bied je theorie en praktijk aan? Met MIXED beschik je over een stevig fundament. Ontdek en ervaar hoe je met onze lesmaterialen als uitgangspunt eenvoudig jouw ideale mix op maat maakt.
MET MIXED KIES JIJ JE IDEALE MIX:
✖ lesstof van MIXED en eigen lesstof
✖ binnen- en buitenschoolse opdrachten
✖ lesstof op papier of online
BENIEUWD GEWORDEN? SCAN DE QR-CODE!
✖ Ontdek hoe jij je ideale mix(ed) samenstelt.
✖ Bekijk voorbeelden van docentenmateriaal.
✖ Denk mee over de invulling van de methode.
✖ Blijf op de hoogte van ontwikkelingen voor het profiel.