Domein A
Management en organisatie
s e
Hoofdstuk 1
Basisvaardigheden
1.1 a Wat is een organisatie? b Geef het verschil aan tussen een commerciële organisatie en een niet-commerciële organi satie. c Geef twee andere namen voor een commerciële organisatie. d Geef drie voorbeelden van niet-commerciële organisaties die je kent en noem daarbij hun voornaamste doelstellingen.
1.2 Janneke Maassen zit in de vijfde klas van het Theresiacollege. Janneke is lid van zwemvereni ging De Gevleugelde Vis. In de vakanties werkt ze als verpakkingsmedewerkster bij Philips. Door de week werkt ze op woensdag- en donderdagavond als caissière bij de Edah. Van haar inkom sten heeft ze een mp3-speler van Technics gekocht. Op zaterdag rijdt ze bij manege Verkloos bv als vrijwilligster paard met een aantal gehandicapten van de inrichting Het Manenbos. Ze gaat één keer per jaar met haar ouders mee op vakantie. Elk jaar vliegen ze dan met de KLM naar een andere bestemming. Welke commerciële organisaties worden in deze tekst genoemd en welke niet-commerciële orga nisaties?
1.3 a b c d e f g h i j k l m n
Wat is een rechtspersoon? Welke rechtsvormen zijn mogelijk voor commerciële organisaties? Noem twee kenmerken van de eenmanszaak. Omschrijf een vennootschap onder firma. Wie is aansprakelijk bij een nv? Geef de definitie van een nv. Welke rechtsvormen zijn mogelijk voor niet-commerciële organisaties? Bij welke soort niet-commerciële organisaties komt een nv of bv voor? Beschrijf een vereniging. Geef twee voorbeelden van verenigingen. Omschrijf de doelen van deze verenigingen. Wat is een stichting? Geef twee voorbeelden van stichtingen. Omschrijf de doelen van deze stichtingen.
1.4 a Geef de definitie van management. b Waarom worden doelstellingen nader uitgewerkt? c Leg uit dat controle in een organisatie noodzakelijk is. 12
9006411836_bw.indb 12
• Management & Organisatie
21-12-2011 09:37:51