Thema
9
A: Basisbegrippen
Bouw en lokalisatie van reticulair, interstitieel, straf bindweefsel en vetweefsel beschrijven.
10 Bouw en lokalisatie van hyalien, elastisch en vezelig kraakbeen beschrijven.
Cellen en organellen Cellen bestaan uit een nucleus (celkern) en cytoplasma, omgeven door membranen (vettige
11 De microscopische bouw en samenstelling van bot beschrijven.
vliezen). De celkern bevat DNA met de genetische code voor eiwitten, zoals enzymen, hormonen en
12 Eigenschappen en lokalisatie van drie soorten spierweefsel beschrijven.
hemoglobine. Buiten de kernmembraan, maar binnen celmembraan bevindt zich cytoplasma (celgel)
13 Bouw en functie van zenuwcellen uitleggen.
met organellen.
14 Samenstelling van bloedplasma toelichten.
De mitochondriĂŤn leveren energie door stoffen uit
15 Drie hoofdsoorten bloedcellen beschrijven met
de voeding en zuurstof om te zetten in kooldioxide
hun functie.
en water (verbranding). In hartspierweefsel zitten
bevruchte eicel
ZENUWCELLEN
zenuwcel
SPIERCELLEN
STEUNCELLEN
DEKCELLEN
stamcel
stamcel
VOORTPLANTINGSCELLEN
stamcel
gladde spiercel bindweefselcel dekcel eicel kraakbeencel dwarsgestreepte spiercel trilhaarcel
zintuigcel botcel
hartspiercel
Figuur 2.1
26
Differentiatie
bloedcellen
kliercelcel
zaadcel