9
9
In theorie-onderdeel 4 leer je de activiteitskengetallen die met de debiteuren te maken hebben, te berekenen en te verklaren. Een ondernemer kan ervoor kiezen om al het werk dat debiteuren met zich meebrengen door anderen te laten doen. De ondernemer kiest dan voor factoring. Een factoringsmaatschappij neemt dan de vorderingen op afnemers over. Maar de factoringsmaatschappij berekent voor dit werk wel kosten. CREDITEUREN Een ondernemer maakt zelf ook schulden bij leveranciers, omdat hij ook niet altijd direct de ingekochte goederen hoeft te betalen en gebruikmaakt van de betalingstermijn van de factuur. Op deze manier kan een ondernemer in een deel van de vermogensbehoefte voor de voorraad voorzien. Maar op een zeker moment moet er toch betaald worden. De ondernemer moet daarbij wel letten op de korting voor contant of de kredietbeperking. De post Crediteuren is zodoende het opgenomen leverancierskrediet. Bij het afstemmen van de vlottende activa op de kortlopende schulden, moet de ondernemer ervoor zorgen dat de geldstroom die het bedrijf binnenkomt, groot genoeg is voor de uitgaande geldstroom. Voor de ondernemer is het belangrijk om inzicht te hebben in het gemiddelde crediteurensaldo en de gemiddelde kredietduur die het bedrijf heeft ontvangen van de leverancier. In theorie-onderdeel 5 leer je de activiteitskengetallen die met de crediteuren te maken hebben, te berekenen en te verklaren. LIQUIDE MIDDELEN Liquide middelen zoals kasgeld en banksaldi zijn nodig om betalingen te doen. Het aanhouden van liquide middelen zorgt voor vermogensbehoefte en brengt dus kosten met zich mee. Bovendien betaalt de bank voor positieve banksaldi geen of een heel lage rente. Voldoende liquide middelen zorgen ervoor dat de onderneming kan inkopen en transacties kan uitvoeren. Bovendien zijn er altijd onvoorziene gebeurtenissen waarvoor dringend contant geld nodig is. Liquide middelen zorgen er ook voor dat je bij verwachte prijsstijgingen extra goederen kunt inkopen om van het prijsvoordeel te profiteren. Dit noem je ook wel speculeren. De ondernemer spreekt daarom van een transactiemotief, een voorzorgmotief en een speculatiemotief om voldoende liquide middelen hebben. In theorie-onderdeel 6 leer je liquiditeitskengetallen te berekenen en te verklaren. In theorie-onderdeel 8 ga je een liquiditeitsbegroting opstellen.
1
Controlevragen Wanneer is een onderneming liquide?
2
Wat is het nadeel van een te kleine voorraad?
3
Wat is het nadeel van een te grote voorraad?
4
Wat zijn nadelen van debiteuren?
5
Wat doet een factoringsmaatschappij?
Š ThiemeMeulenho
9
7
9