Basisboek Bouwkundig tekenen - inkijkexemplaar - 978900695004

Page 1

Basisboek Bouwkundig tekenen

Basisboek Bouwkundig tekenen

ing. E.J.L. Cornel ing. M.W.R. Salden

redactie Veerman & Meijwaard Tekstadviesbureau, Huizen vormgeving omslag Marjan Gerritse, Amsterdam

opmaak Qwerty realisatie, Leiden technisch tekenwerk Technisch bureau Lindhout B.V., Woerden omslagfoto Martijn Lammerts, Utrecht

Over ThiemeMeulenhoff

ThiemeMeulenhoff ontwikkelt zich van educatieve uitgeverij tot een learning design company. We brengen content, leerontwerp en technologie samen. Met onze groeiende expertise, ervaring en leeroplossingen zijn we een partner voor scholen bij het vernieuwen en verbeteren van onderwijs. Zo kunnen we samen beter recht doen aan de verschillen tussen lerenden en scholen en ervoor zorgen dat leren steeds persoonlijker, effectiever en efficiënter wordt.

Samen leren vernieuwen.

www.thiememeulenhoff.nl

ISBN 978 90 06 95004 5

Eerste druk, twaalfde oplage, 2022

© ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2010

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 j° het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.stichting-pro.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie www.auteursrechtenonderwijs.nl.

De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.

Deze uitgave is volledig CO2-neutraal geproduceerd. Het voor deze uitgave gebruikte papier is voorzien van het FSC®-keurmerk. Dit betekent dat de bosbouw op een verantwoorde wijze heeft plaatsgevonden.

Woord vooraf

Het Basisboek bouwkundig tekenen beschrijft de afspraken en tekenprocessen zoals deze binnen de architectenbureaus worden toegepast. Hiermee is het boek een leidraad, zowel bij het onderwijs als bij het uitoefenen van de praktijk.

In hoofdstuk 1 worden de standaard regels en normen besproken, zoals deze gelden voor het bouwkundig tekenwerk. Deze regels zijn te gebruiken binnen elke CAD-applicatie, omdat ze betrekking hebben op de uiteindelijke weergave van een tekening.

Hoofdstuk 2 belicht de procesmatige kant met betrekking tot het realiseren van een bouwproject. Per fase worden de te verrichten werkzaamheden met betrekking tot het bouwkundig tekenen behandeld.

Hoofdstuk 3 is een leidraad voor het tekenen met de computer, onafhankelijk van de gekozen CAD-applicatie.

In hoofdstuk 4 is een voorbeeldproject uitgewerkt, van voorontwerp tot uitvoeringsgereed ontwerp.

De auteurs houden zich aanbevolen voor op- en aanmerkingen voortkomende uit het gebruik van het boek.

Ing. M.W.R. Salden Voorjaar 2007

Ing. E.J.L. Cornel
Inhoud 1 Bouwkundig tekenen 5 1.1 Algemene regels 5 1.2 Formaten en schalen van tekeningen 5 1.3 Inrichting van tekeningen 5 1.4 Onderhoek 7 1.5 Schrift en titels 9 1.6 Materialen en arcering 10 1.7 Lijntypen 11 1.8 Lengte, oppervlak en inhoud 13 1.9 Maat- en plaatsaanduidingen 14 1.10 Stramienen 16 2 Projectorganisatie 18 2.1 Bouwprocesfasen 18 2.2 Tekenwerk per fase 18 2.3 Bestek 19 2.4 Deelnemers aan het bouwproces 20 2.5 Bouwvergunning 23 3 Tekenen met de computer 24 3.1 Algemeen 24 3.2 Uitgangspunten van CAD-tekenen 24 3.3 Tekensystemen 30 3.4 Tekenafspraken 32 3.5 Gegevens invoeren 36 4 Voorbeeldproject 39 Bijlage 1 Aanvraag Bouwvergunning 69 Register 79

1 Bouwkundig tekenen

1.1  Algemene regels

Bij het maken van bouwkundige tekeningen is een aantal standaardregels en -normen van groot belang voor het kunnen ‘lezen’ van de tekening. De regels en normen zijn vastgelegd in NEN-normen (bijvoorbeeld NEN 2302 Tekeningen in de bouw – Algemene regels). Deze normen waren al van toepassing bij het tekenen op de tekentafel. Ze worden ook bij het CAD-tekenen gehanteerd omdat ze betrekking hebben op de uiteindelijke weergave van de tekening.

1.2  Formaten en schalen van tekeningen

Formaten

Een afmeting van een tekening wordt aangegeven door middel van de letter A, gevolgd door het cijfer 0 t/m 4. (zie figuur 1.1)

De oppervlakte van een A0-tekening is precies gelijk aan 1 m². Elk ander A-formaat is een halvering van het voorgaande A-formaat. Het formaat wordt daarbij gehalveerd over de langste zijde. De keuze van het formaat tekening hangt af van de schaal waarop wordt getekend en de hoeveelheid informatie die moet worden verwerkt. De A-formaten mogen zowel liggend als staand worden toegepast. Bij de keuze van het formaat tekening dient rekening te worden gehouden met de hanteerbaarheid van de tekening en de mogelijkheden voor het plotten (afdrukken) van de tekening.

Schalen

Eén of meer schalen kunnen worden gebruikt in een tekening.

De aspecten die een rol spelen bij de keuze van een schaal zijn:

■ de aard en afmeting van het onderwerp;

■ het beperken van het aantal en de grootte van de tekeningen;

■ dezelfde soort informatie steeds op dezelfde schaal verwerken (bijvoorbeeld alle details steeds schaal 1:5);

■ het voorkomen van onduidelijkheden in de weergave van het onderwerp;

■ het zo doelmatig mogelijk (re)produceren van een tekening.

Bij de toepassing van meerdere schalen op één tekening, kan het beste bij elke afbeelding de schaal worden aangegeven. In de onderhoek (zie paragraaf 1.4) worden dan alle op de tekening gebruikte schalen aangegeven.

1.3  Inrichting van tekeningen

De NEN-EN-ISO 5457 (Formaten en inrichting van tekenbladen) geeft regels voor de plaatsing van het kader, de centreermerken, de vouwmerken, de roosterverdeling, het titelblok (=identificatiestrook of onderhoek) en de maatbalk.

Hoofdstuk 1 Bouwkundig tekenen 5
Schaal Schalen voor vergroting 50:1 20:1 10:1 5:1 2:1 Ware grootte 1:1 Schalen voor 1:2 1:20 1:200 1:2.000 1:20.000 verkleining 1:5 1:50 1:500 1:5.000 1:10 1:100 1:1.000 1:10.000
A4
A3 A0
420
420
297 210
A2
A4
A1 841 x 1189 841 x 594
x 594
x
x 297
Figuur 1.1 Overzicht A-formaten (maten in mm, breedte x hoogte)

Kader

Op het A-formaat blad wordt de tekenruimte altijd begrensd door een kader. Het kader moet met een lijndikte van minimaal 0,5 mm worden getekend. Voor de rand tussen het kader op A-formaat en de afsnijkant wordt bij A0 en A1 een maat van 20 mm als standaard aangehouden. Bij A2, A3 en A4-formaat is dit 10 mm.

Centreermerken

Het tekenblad wordt voorzien van centreermerken om bij reproductie gemakkelijker het midden te kunnen bepalen. Hiertoe worden met pendikte 0,5 mm centreermerken aangebracht.

Vouwmerken

Het tekenblad kan worden voorzien van vouwmerken, die het handmatig vouwen op A4-formaat aanzienlijk vergemakkelijken. Bij de moderne reproductiemachines komt de tekening al gevouwen uit de printer.

Maatbalk

De tekening kan worden voorzien van een maatbalk, als hulpmiddel bij het vergroten of verkleinen van tekeningen. Met behulp van de balk kan de

verkleinings- of vergrotingsfactor van een afdruk worden bepaald. De maatbalk wordt getekend met een lijndikte gelijk aan de kaderlijn, is 5 mm breed en 100 mm lang en verdeeld in centimeters (zonder maatgetallen). De maatbalk wordt geplaatst in de rand, tegen de kaderlijn en symmetrisch ten opzichte van een centreermerk. centreermerk

Figuur 1.4 Voorbeeld van een maatbalk

Schaalbalk

kader

Soms wordt een schaalbalk getekend bij de onderhoek. Dit gebeurt meestal om een maatgevoel te krijgen van afbeeldingen waar geen maatlijnen bij staan. Bij verkleinen of vergroten van de tekening is de schaalbalk een handig hulpmiddel om de verkleinings- of vergrotingsfactor te bepalen.

1 2 34 5m

1 cm op tekening is in werkelijkheid 1 m (schaal 1:100)

1 cm op de tekening is in werkelijkheid 1 m (schaal 1:100)

Oriëntatie

Bij tekeningen van plattegronden of situaties wordt altijd een noordpijl aangegeven ter oriëntatie. Het onderwerp wordt meestal zo op tekening gesitueerd dat de noordpijl naar de bovenkant van de tekening wijst. Als deze oriëntering problemen oplevert, door vorm en afmetingen van het gebouw, wordt het gebouw met zijn hoofdingang naar de onderkant van de tekening geplaatst.

Ordening van afbeeldingen

Om een goed overzicht te houden over het tekenwerk is het van belang een goede en systematische indeling te maken van de tekening. De systematische samenhang van tekeningen (bijvoorbeeld details) moet kunnen volgen uit de manier waarop ze op de tekening gerangschikt zijn. Het gemakkelijkste is om eerst een schematische indeling

6 Hoofdstuk 1 Bouwkundig tekenen
A1 20 841 20 20 594 20
Figuur 1.2 Voorbeeld van kader en rand
X
Y Y
A-formaat
X
Figuur 1.3 Voorbeeld van centreermerken Figuur 1.5 Voorbeeld van een schaalbalk Figuur 1.6 Voorbeeld van een noordpijl

te maken. Op deze manier is ook eenvoudiger het benodigde A-formaat te bepalen.

1.4  Onderhoek

De onderhoek, ook wel identificatiestrook genoemd, geeft informatie over de inhoud van de tekening. In een oogopslag moet men kunnen zien wat op de tekening staat, zonder de tekening geheel open te hoeven vouwen. De onderhoek wordt hiertoe geplaatst binnen het kader, zodanig dat hij zich bevindt in de rechteronderhoek, zowel bij liggende als bij staande formaten. De richting

waarin de onderhoek wordt gelezen stemt bij voorkeur overeen met die van de tekening. Door de tekening op een bepaalde manier te vouwen, wordt de onderhoek bovenop zichtbaar. Wil de onderhoek na vouwen nog goed leesbaar zijn, dan mag hij niet breder zijn dan 170 mm. (zie figuur 1.7)

De volgende gegevens moeten er altijd op terug te vinden zijn:

■ projectnaam;

■ projectnummer;

■ naam van de tekening;

■ datum van de tekening, met eventueel latere wijzigingsdata;

Hoofdstuk 1 Bouwkundig tekenen 7
A0 A3 210 A4 297 A2 210 A4 297 210 A1 A4 297 210 A4 297
Figuur 1.7 Voorbeeld opvouwen A-formaten

wijz. get. datum omschrijving

DEFINITIEF ONTWERP

Laan der VN 9

postbus 298

3300 AG Dordrecht

telefoon (078) 633 06 60

telefax (078) 633 07 53

e-mail egmarchitecten@egm.nl

project

vestigingen Dordrecht Rotterdam www.egm.nl

Boek bouwkundig tekenen Tekenen met de computer

omschrijving voorbeeld onderhoek

EGM architecten bv

architectuur en bouwvoorbereiding

■ formaat van de tekening;

■ schaal;

■ naam of initialen van de tekenaar;

■ tekeningnummer en code, evenals de code van een mogelijke gewijzigde versie;

■ herkomst van de tekening (bureau, bedrijf, instelling). (zie figuur 1.8 en 1.9)

Sommige opdrachtgevers willen hun eigen logo op de tekening hebben verwerkt. Zij leveren dit logo dan digitaal aan in een formaat dat in de gebruikte CAD-applicatie kan worden ingelezen. Het logo kan dan boven of in de onderhoek worden aangebracht.

8 Hoofdstuk 1 Bouwkundig tekenen
F E D C B A
datum 00-00-2006 schaal 1:50 formaat A4 tekeningnr 6-000 getekend
projectnr A06000 wijz.
GC
A3-A4 Liggend A0-A1-A2 Liggend 170x85 170x85 A0-A1-A2-A3 Staand 170x42,5 A3-A4 Liggend A0-A1-A2 Liggend 170x85 170x85 A0-A1-A2-A3 Staand 170x42,5 A3-A4 Liggend A0-A1-A2 Liggend 170x85 170x85 A0-A1-A2-A3 Staand 170x42,5
Figuur 1.8 Voorbeeld van een onderhoek Figuur 1.9 Maximale afmetingen en positie onderhoek op tekening

1.5  Schrift en titels

Schrift

Het toe te passen schrift is omschreven in de NENISO 3098-1 (Algemeen geldend schrift). De hoogte van het toegepaste schrift is afhankelijk van een aantal zaken:

■ de gekozen lijndikte voor het tekenen van de afbeelding;

■ de onderlinge relatie van de afbeeldingen;

■ de onderlinge verschillen in hoogte tussen teksten omwille van de leesbaarheid;

■ de belangrijkheid van de tekst.

Meestal wordt een pendikte gebruikt die 1/10 van de hoogte van het schrift bedraagt: dus voor 7 mm hoog schrift wordt een pendikte van 0,7 mm gebruikt.

Titels

Titels (bijschriften) worden altijd onder de tekening geplaatst aan de linkerkant als ze betrekking hebben op een afbeelding of een onderdeel van de tekening. De titel mag ook linksboven worden geplaatst indien hij betrekking heeft op meerdere afbeeldingen. (zie figuur 1.10 en 1.11)

vierkant

Vormen rechthoek cirkel driehoek

Figuur 1.10 Voorbeeld van ondertitels en hoofdtitel

Gevel

Figuur 1.11

Hoofdstuk 1 Bouwkundig tekenen 9
Voorbeeld van titel onder de tekening
open stootvoeg dpc folie vebo raamdorpel compriband 3485+ lood
compriband marmer d=20mm 32x100mm 3370+
: 5
vensterbank spouwlat
kozijn 67x90mm
schaal 1
Figuur 1.12 Voorbeeld tekening met bijschrift

Heeft de titel betrekking op de hele tekening, dan kan de titel van de tekening ook in de onderhoek worden vermeld. Bijvoorbeeld de titel ‘Plattegrond begane grond bouwdeel D’.

Bijschriften

In een tekening worden bijschriften gebruikt als aanvulling op de getekende informatie of ter verduidelijking van het getekende. Bijschriften mogen niet door lijnen worden doorkruist en moeten met aanhaallijnen verwijzen naar de tekening. Er dient een duidelijk onderscheid te worden gemaakt in titels en bijschriften. Dit onderscheid kan worden bereikt door het gebruik van verschillende lettergrootten en/of verschillende lettertypen. (zie figuur 1.12 op de vorige pagina)

1.6  Materialen en arcering

Om te voorkomen dat bij een detail of bijvoorbeeld een doorsnede of plattegrond alle materialen met een omschrijving moeten worden aangegeven, is in de NEN 47 een richtlijn gegeven voor het tekenen van doorsnede-aanduidingen van materialen op bouwkundige tekeningen.

- baksteen, waalformaat, halfsteens verband, geel

- baksteen, waalformaat, halfsteens verband, rood

- kalkzandsteen dik 100/150mm

- kalkzandsteen dik 100/150mm, vellingkantblokken

- HSB-element met min.wol, Rc x,x m2K/W

- multipanel, okoume garant

- i.h.w. gestort beton

- prefab beton

- gipsblokken dik 70/100mm

- kruipruimte vent.koker

- hemelwaterafvoer

- noodoverloop

- dilatatievoeg

- rookscheiding 30min. WRD

- brandscheiding 30min. WBDBO

- brandscheiding 60min. WBDBO

- zelfsluitende deur

- puiconstr. 30min. WRD

- puiconstr. 30min. WBDBO

- puiconstr. 60min. WBDBO

- route aanduiding naar buiten

- vluchtwegaanduiding

- (algemene) noodverlichting

- rookmelder

Bij sommige kleine schalen is het niet mogelijk om arcering aan te geven. In dat geval wordt de doorsnede van een materiaal niet gearceerd. De betekenis van de gebruikte arceringen, rasters en symbolen kunnen per tekening worden aangegeven. (zie figuur 1.13)

Er kan echter ook worden volstaan met het verwijzen naar een document waarin de betekenis van arceringen, rasters en symbolen voor een geheel project wordt vastgelegd. Een dergelijk document is het renvooi, waarin wordt aangegeven welke arcering bij welke schaal wordt toegepast. (zie figuur 1.14)

De schaal waarop wordt getekend is gerelateerd aan de betreffende uitwerkingsfase (zie hoofdstuk 2). Enkele materialen hebben dezelfde arcering. In de tekening zijn ze door hun verschijningsvorm echter duidelijk van elkaar herkenbaar.

- kozijnmerk

- holonite dorpel - dagmaat

- hardhouten buitenkozijn

- kozijnmerk

- holonite dorpel - dagmaat

- houten binnenkozijn

- holonite dorpel - dagmaat

- stalen binnenkozijn

- bk. afgewerkte vloer

- ok. verlaagd plafond

- opstelplaats CV-install.

- opstelplaats unit mech. ventilatie

- koelkast (plaatsingsmogelijkheid)

- kookplaat (plaatsingsmogelijkheid)

- wasmachine (plaatsingsmogelijkheid)

- wasdroger (plaatsingsmogelijkheid)

- handbrandmelder

- brandmeldcentrale

- sleutelkluis

- aansl. droge blusleiding

10 Hoofdstuk 1 Bouwkundig tekenen
900 900
Figuur 1.15 Materialen met dezelfde arcering (muur met kozijn)
K000 900 BK00 2.900+ 2600+ cv kk kp wm wdr mv BMC B vr HW ndv D WRD 30
Figuur 1.13 Renvooi op tekening

Indien een nieuw deel van een bouwwerk dient aan te sluiten op een bestaand deel, kan het

bestaande werk dunner, gestippeld of grijs worden getekend of met een raster duidelijk worden aangegeven.

1.7  Lijntypen

1.7.1  Lijndikten

De keuze van de lijndikten kan afhankelijk zijn van het onderscheid dat op tekening moet worden aangebracht, het te gebruiken formaat, de schaal waarop wordt getekend en de mogelijke latere verkleiningen of vergrotingen.

De gekozen lijndikten moeten voor de hele tekening en bij voorkeur voor het hele project consequent worden toegepast. (zie figuur 1.17)

Hoofdstuk 1 Bouwkundig tekenen 11
Figuur 1.14 Voorbeeld standaardrenvooi voor steenachtige materialen Figuur 1.16 Detail combinatie bestaand en nieuw

De gemengde streeplijn (verhouding lange:korte streep = 3:1)

De volgende lijnsoorten worden benoemd en gebruikt voor de gemengde streeplijn:

■ hartlijn (8);

■ stramienlijn (9);

■ doorsnedelijn (10);

■ afbreeklijn (11).

1.7.2

In de NEN-ISO-128-22 (Basisafspraken en toepassing van aanhaallijnen en verwijzingslijnen) worden de verschillende lijnsoorten behandeld. Er kan onderscheid worden gemaakt in een aantal lijnsoorten:

De getrokken lijn

De volgende lijnsoorten worden benoemd en gebruikt voor de getrokken lijn:

■ zichtbare begrenzinglijn (1);

■ arceringslijn (2);

■ maatlijn en hulplijnen (3);

■ roosterlijn (4);

■ afbreeklijn (5).

De stippellijn

De stippellijnen worden in roosters gebruikt in plaats van de getrokken lijnen. Roosters worden gebruikt voor het tekenwerk bij modulaire coördinatie (de plaats- en maatafstemming van ruimtedelen, bouwdelen en bouwproducten door middel van modulen en modulaire roosters).

De streeplijn

De volgende lijnsoorten worden benoemd en gebruikt voor de streeplijn:

■ niet-zichtbare begrenzinglijn (6);

■ arceringslijn (7).

12 Hoofdstuk 1 Bouwkundig tekenen 0,18 0,25 0,35 0,50 0,70 1,00 1,40
2,00
Figuur 1.17 Lijndikten in mm Lijnsoorten
5 1 3 4 2
Figuur 1.18 Voorbeeld van toepassing van getrokken lijn
6
7
Figuur 1.19 Voorbeeld van toepassing van streeplijn
A
11
A 10 8/9
Figuur 1.20 Voorbeeld van toepassing van gemengde streeplijn Figuur 1.21 Voorbeeld van toepassing van stippellijn in roosters

1.7.3  Lijnsymbolen en hun toepassingen

Aan de lijnsoorten kunnen lijnsymbolen worden toegevoegd. De aanhaallijn met punt wordt gebruikt als de lijn eindigt binnen de begrenzinglijn. De aanhaallijn met pijl wordt gebruikt als de lijn eindigt op de begrenzinglijn.

Afbreeklijn

Aanhaallijn

1.7.4  Verwijzingssymbolen

Verwijzingssymbolen worden in tekeningen

gebruikt om:

■ te verwijzen naar een andere afbeelding op dezelfde tekening (1);

■ te verwijzen naar een afbeelding in een andere tekening (2);

■ te verwijzen naar wijzigingen op de tekening (3).

1

Plattegrond

Doorsnede A-A

2

Pijlen geven de kijkrichting aan bij doorsneden. De vorm van de pijl mag vrij worden gekozen en er mogen cijfers of letters worden gebruikt, zodat de betreffende doorsnede gemakkelijker op tekening terug te vinden is. Voor de wijzigingscode kan een letter of cijfer worden gebruikt. De wijzigingscodering die gebruikt is, wordt ook aangegeven in de onderhoek.

1.8  Lengte, oppervlak en inhoud

Lengten, oppervlakten en inhouden worden op tekening aangegeven volgens de norm NEN 3698 (Lengte, oppervlakte en inhoud). De norm geeft regels voor gebruik en notatie van eenheden van lengte, oppervlak en inhoud.

De te hanteren eenheden voor lengte zijn μm (micrometer), mm (millimeter), m (meter), en km (kilometer).

De te hanteren eenheden voor oppervlakte zijn mm2 (vierkante millimeter), m2 (vierkante meter) en km2 (vierkante kilometer).

Hoofdstuk 1 Bouwkundig tekenen 13
Stramienaanduiding Referentiepunt
Figuur 1.22 Lijnsymbolen 3 Verwijzing op plattegrond naar wijziging Verwijzing op plattegrond naar detail (op detailblad) Verwijzing op plattegrond naar doorsnede
A
1 A A
Figuur 1.23 Verwijzingssymbolen en hun toepassingen

De eenheden centiare (circa 1 m2), are (a = 100 m2) en hectare (ha = 10.000 m2) mogen alleen bij het aangeven van oppervlakten van terreinen worden gebruikt.

De te hanteren eenheden voor inhoud zijn mm3 (kubieke millimeter) en m3 (kubieke meter).

Maten en afmetingen worden aangeduid door het aangeven van de getalwaarde met daarachter het symbool van de eenheid. Indien alle maten op een tekening dezelfde eenheid hebben, kan worden volstaan met het aangeven van deze eenheid op een opvallende plaats in het document. Boven de onderhoek kan bijvoorbeeld de tekst worden geplaatst ‘alle maten in mm’ of ‘indien niet anders aangegeven alle maten in mm’. Bij deze laatste optie kan een onderdeel van de tekening een andere maataanduiding hebben. Maten en afmetingen die slechts bij benadering een grootte aangeven, worden door de aanduiding ca. (circa) voorafgegaan.

1.9  Maat- en plaatsaanduidingen

Maataanduiding

Een maat in een tekening wordt aangegeven met een maatlijn en twee hulplijnen. De maatlijn staat onder een hoek van 90 graden op de hulplijnen.

De lijnen worden iets doorgetrokken ten opzichte van elkaar. Door het snijpunt van de twee lijnen wordt een streepje getrokken onder een hoek van 45 graden. Een dikke stip is ook mogelijk. De keuze voor streep of stip dient wel consequent in de hele tekening te worden toegepast.

hulplijn deelmaten totaalmaat

maatlijn

Stramienlijnen mogen als maatlijn worden gebruikt, hartlijnen en begrenzinglijnen echter niet.

De eenheid van maat die op een tekening wordt gebruikt, hoeft niet telkens te worden vermeld als op een opvallende plaats op de tekening de gebruikte eenheid wordt aangegeven. Zo kan boven de onderhoek de tekst ‘alle maten in mm’ worden aangegeven.

De maatlijnen worden in horizontale richting onder de tekening geplaatst en in verticale richting rechts naast de tekening. In het geval van weinig ruimte of erg veel maatvoering, kunnen de maat -

14 Hoofdstuk 1 Bouwkundig tekenen
Figuur 1.24 Voorbeeld maatlijnen en hulplijnen
2700-P 2700+P peil peil 1350+ 2700+
Plattegrond Doorsnede
Figuur 1.25 Voorbeelden van peilmaten

lijnen ook boven of links naast de tekening worden geplaatst.

De maat dient boven de maatlijn te staan, bij voorkeur in het midden van de maatlijn. De maat moet niet doorkruist worden door andere informatie op de tekening. De maat moet van links naar rechts of van onder naar boven leesbaar zijn. De maatlijnen dienen zoveel mogelijk buiten de tekening te worden geplaatst.

Hoogtematen

Hoogtematen dienen zowel in plattegronden als in doorsneden te worden aangegeven. De maat wordt gemeten vanaf een van tevoren vastgesteld peil. Dit is meestal de bovenkant van de afgewerkte beganegrondvloer. Met een plusteken wordt aangegeven dat een hoogtemaat boven dit peil ligt en met een minteken dat de hoogtemaat onder dit peil ligt.

Op tekening en in het bestek (werkomschrijving) moet de positie van het vastgestelde peil worden gerelateerd aan het Normaal Amsterdams Peil (N.A.P.). (zie figuur 1.25 op de vorige pagina)

Men kan in een bepaalde richting maten doortellen. Hiertoe moeten de maatlijnen worden voorzien van een pijl en worden de maten doorgeteld vanaf een vastgesteld beginpunt.

200 100 100 150 3 00

Figuur 1.26 Voorbeeld van het doortellen van maten

Plaatsaanduidingen

Ruimtedelen, zoals een toilet in een woning of een appartement in een woongebouw, moeten eenvoudig op tekening terug te vinden zijn. Tevens moet er in een bestek, afwerkstaat of begroting naar kunnen worden verwezen. Er is een aantal mogelijkheden.

Bouwblok

Ieder afzonderlijk bouwblok in een project met meerdere gebouwen kan worden genummerd. De bouwblokken dienen in de plattegrond van links naar rechts en van onder naar boven te worden genummerd.

Gebouwsegmenten

Een bouwblok kan worden opgedeeld in gebouwsegmenten. Deze worden met hoofdletters aangegeven. De hoofdletters dienen van links naar rechts en van onder naar boven te worden ingeschreven.

BC A

blok

Bouwlaag

Horizontale delen van een gebouw worden in bouwlagen ingedeeld en worden van onder naar boven gecodeerd met een volgnummer, beginnend bij de laagste bouwlaag. Het scheidingsvlak van twee bouwlagen is de bovenkant van de onafgewerkte vloer. Een kruipruimte kan worden aangeduid met 0. Indien de vrije hoogte in de ruimte kleiner is dan 1,5 m, wordt deze niet als een bouwlaag beschouwd.

Het begrip bouwlaag moet niet worden verward met het begrip verdieping. Een kelder kan de eerste bouwlaag zijn, maar is natuurlijk nooit de eerste verdieping. (zie figuur 1.29 op de volgende pagina)

Hoofdstuk 1 Bouwkundig tekenen 15
2 1 3 4
Figuur 1.27 Voorbeeld van bouwbloknummering 4 Figuur 1.28 Voorbeeld van gebouwsegmenten

Ruimten

De diverse ruimten op een bouwlaag worden gecodeerd met twee cijfers (mits het aantal ruimten

niet groter is dan 100). De twee cijfers volgen na de codering van het bouwblok en de bouwlaag. Bijvoorbeeld ruimte C.7.30 is ruimte met nummer 30 op de zevende bouwlaag van bouwblok C. De ruimten dienen vanaf de hoofdingang van linksonder naar rechtsboven of met de klok mee te worden genummerd. (zie figuur 1.30)

1.10  Stramienen

Stramienen vormen een assenstelsel waarvan de oorsprong zo laag mogelijk ten opzichte van de gebouwhoogte en linksonder op de plattegrond van het gebouw moet worden geplaatst. De stramienlijnen worden aan het einde voorzien van een cirkel waarin de code wordt gezet.

Evenwijdig aan de Y-as worden de stramienlijnen oplopend genummerd van links naar rechts. Evenwijdig aan de X-as worden de stramienlijnen van onder naar boven voorzien van hoofdletters in alfabetische volgorde. Hieruit volgt dat de oorsprong altijd wordt aangegeven met de stramienen A en 1. In een doorsnede worden de hoogtematen aangegeven. (zie figuur 1.31 op de volgende pagina)

16 Hoofdstuk 1 Bouwkundig tekenen 1 blok 4 0 3 2 6 5 4 9 8 7
Figuur 1.29 Voorbeeld van nummering bouwlagen
3e verdieping blok 4 A.3.02 A.3.03 A.3.04 A.3.06 A.3.05 B.3.01 B.3.03 B.3.02 C.3.01 C.3.03 C.3.02 A.3.01 B.3.04 B.3.05 A.3.07
Figuur 1.30 Voorbeeld van ruimtenummering
Hoofdstuk 1 Bouwkundig tekenen 17 A 1 2 D B C E F 3 4 5 6 7 8
Figuur 1.31 Tekening met stramienlijnen

2 Projectorganisatie

2.1  Bouwprocesfasen

Het ontwikkelen van plannen voor de realisering van een bouwproject gebeurt in een aantal op elkaar aansluitende stappen, ook wel fasen genoemd. De werkzaamheden die een architect per fase dient te verrichten, zijn vastgelegd in de ‘Standaardvoorwaarden 1997 Rechtsverhouding opdrachtgever – architect’ (SR 1997) en ‘De Nieuwe Regeling 2005 Rechtsverhouding opdrachtgever

architect, ingenieur en adviseur’(DNR 2005).

De DNR 2005 bestaat naast de oude SR 1997 en biedt de opdrachtgever meer vrijheid in het maken van afspraken met betrekking tot de werkzaamheden van de architect. De DNR dient tevens voor een betere marktwerking te zorgen. Een opdrachtgever dient zelf te kiezen of hij de SR of de DNR gebruikt.

Figuur 2.1 geeft de fasen aan die in een ontwerpen bouwproces te onderscheiden zijn. Hieruit blijkt dat de SR en DNR verschillen in de benamingen van de fasen en de opbouw ervan.

SR 1997 Standaardtaakbeschrijving

DNR-2005

1Initiatief / haalbaarheid

■ Vooronderzoek. Het vaststellen van de planologische, functionele, financiële en juridische mogelijkheden voor het (her)huisvesten van een organisatie of voor de uitvoering van een woningbouwplan, met inachtneming van de mogelijkheden en beperkingen van binnen en buiten de organisatie, en het komen tot een geschikt locatieprofiel of het vaststellen van de geschiktheid van een gegeven locatie.

■ Programma van eisen Het vaststellen van de huisvestingsbehoefte in termen van eisen, wensen, verwachtingen en voorwaarden, opdat daarmee ontwerpbeslissingen kunnen worden gestuurd en op basis waarvan het voorlopig ontwerp kan worden beoordeeld.

■ Voorlopig ontwerp Het ontwikkelen van een globale voorstelling van het bouwproject voor wat betreft de situering, de architectonische verschijningsvorm, de hoofdindeling, de structurele en constructieve opzet en de financiële aspecten.

■ Definitief ontwerp. Het vastleggen van het bouwproject voor wat betreft de verschijningsvorm, de interne en externe structuur, constructieve opbouw en de financiële aspecten. Tevens het verkrijgen van een beeld per element voor wat betreft opbouw, materiaal en afmetingen en het verkrijgen van een compleet beeld per ruimte.

Vooronderzoek

Programma van eisen

Voorlopig ontwerp

Definitief ontwerp

Bouwvoorbereiding

Prijs- en contractvorming

Uitvoering en oplevering

2Projectdefinitie

3Structuurontwerp

4Voorontwerp

5Definitief ontwerp

6Technisch ontwerp / bestek

7Prijs- en contractvormin g

8 Uitvoeringuitvoeringsgereed ontwerp

9 Uitvoering - directievoerin g

10 Nazorg

De verschillende fasen in de SR zijn als volgt te omschrijven:

■ Bouwvoorbereiding. Het uit naam van de opdrachtgever aanvragen van de bouwvergunning, nadat de architect over de daartoe benodigde gegevens kan beschikken. Het voeren van voor die aanvrage benodigde besprekingen, het nauwkeurig vastleggen van het bouwproject op een zodanige wijze dat het uitvoeringscontract kan worden gesloten en dat kan worden voldaan aan de daaruit voortvloeiende verplichtingen ten aanzien van de gegevensverstrekking bij de aanvang van het werk.

■ Prijs- en contractvorming. Het ten behoeve van het te sluiten uitvoeringscontract verkrijgen van een gestructureerde en afdoende prijsaanbieding voor de uitvoering van het bouwproject.

■ Uitvoering en oplevering

Het tijdig ter beschikking stellen van de bouwuitvoeringstekeningen, het erop toezien dat het werk wordt uitgevoerd naar de eisen van het gesloten uitvoeringscontract en het vaststellen of het werk kan worden goedgekeurd.

2.2  Tekenwerk per fase

In de verschillende fasen van de uitwerking van een project worden gegevens verstrekt, die samen-

18 Hoofdstuk 2 Projecto r gan i satie
Standaa rd fasen SR
SR
Voorfasen
Figuur 2.1 Fasen in ontwerp- en bouwproces

Fase Te tekenen Maatvoering

Voorlopig ontwerp

voorlopige hoofdindeling van het gebouw(deel) en de verschijningsvorm

voorlopige hoofdopzet van de constructie, installaties en de vaste inrichting

– voorlopige bouwblokgrenzen binnen de directe omgeving – voorlopige oplossing met betrekking tot de samenvoeging van de constructie-elementen, de bouwkundige elementen en de installatie-elementen

Definitief ontwerp – definitieve bouwkundige indeling en inrichting van het gebouw – definitieve en volledige opzet van de constructie, installaties en de vaste inrichting – definitieve plaatsbepaling van het project in zijn omgeving – definitieve oplossing met betrekking tot de samenvoeging van de constructie, de bouwkundige elementen en de installatieelementen

Bouwvoorbereiding – definitieve en volledige bouwkundige indeling

– de constructies – de installaties

de vaste inrichting

de terreininrichting

– de details, benodigd voor een definitieve prijsvorming van het project

Prijs- en contractvorming niets

Uitvoering en oplevering

plaats- en maataanduiding voor de uitvoering van de gebouwdelen en bouwkundige elementen daarbinnen, de constructies, de installaties, de vaste inrichting en de terreininrichting

details ten behoeve van de uitvoering van de bouwkundige, constructieve en installatie–elementen

– opstelling en bevestiging van de vaste inrichting ten opzichte van de gebouwdelen ten behoeve van de uitvoering

– opstelling en verbinding van de terreinelementen ten behoeve van de uitvoering

overzicht van buiten de bouwplaats te vervaardigen componenten

– samenvoeging van componenten tot gebouwdelen

vervaardiging van componenten voor het samenstellen van gebouwdelen

– tijdens de uitvoering: het registreren, met behulp van wijzigingssymbolen, van veranderingen die optreden tijdens de uitvoering op bouwvoorbereidings- en uitvoeringstekeningen

hangen met het uitwerkingsniveau van de betreffende fase. Per fase verschilt het te verrichten tekenwerk en de aan te geven maatvoering. Hierboven staat een overzicht van de gegevens die per standaardfase van de SR 1997 moeten worden verstrekt.

2.3  Bestek

Bouwwerken worden meestal aanbesteed: de uitvoering van het werk wordt gegund aan een aannemer, tegen een vaste prijs, meestal na vergelijking van prijsaanbiedingen door meerdere aannemers.

De aanbestedingsmethode vereist dat alle gegevens van een project in woord en beeld worden vastgelegd. Alleen op deze manier is een goede prijsvergelijking van de diverse aanbiedingen van aannemers mogelijk.

deelmaten van stramienlijnen

– horizontale en verticale totaalmaten op plattegronden, aanzichten en doorsneden

deelmaten van stramienlijnen

– horizontale en verticale totaalmaten op plattegronden, aanzichten en doorsneden

horizontale en verticale totaalmaten en deelmaten op plattegronden, aanzichten en doorsneden

– horizontale en verticale totaalmaten, peil-, deel-, optel- en stelmaten, diameters en afschot op doorsneden

– horizontale en verticale totaalmaten, deel- en optelmaten en de maatrelatie met detailtekeningen op doorsneden en aanzichten

geen maatvoering benodigd

horizontale en verticale totaalmaten, deel-, optel- en peilmaten, diameters en afschot op plattegronden en doorsneden

horizontale en verticale totaalmaten, peil-, deel-, optel- en stelmaten, diameters en afschot op doorsneden

horizontale en verticale totaalmaten, deel- en optelmaten en maatrelatie met detailtekeningen aangegeven op aanzichten en doorsneden

Dit vastleggen gebeurt op tekeningen (beeld) en in het bestek (woord). Het bestek wordt een onderdeel van de overeenkomst tussen opdrachtgever en aannemer.

Het bestek als contractdocument omvat:

■ de voor het werk geldende voorwaarden;

■ de beschrijving van het werk;

■ de daarbij behorende tekeningen;

■ de nota van inlichtingen;

■ het proces-verbaal van aanwijzing.

Het bestek is dus een communicatiemiddel dat informatie overdraagt tussen bouwpartners, dat verhoudingen tussen bouwpartners vastlegt en dat vastlegt hoe, wat, waar, wanneer, waarvan en hoeveel moet worden gerealiseerd. De gegevens in het bestek mogen niet voor tweeërlei uitleg vatbaar zijn. In Nederland wordt voor het maken van een

Hoofdstuk 2 Projecto r gan i satie 19

Inhoudsoverzicht STABU-bestek

00. Algemeen

01. Voor het werk geldende voorwaarden

05. Bouwplaatsvoorzieningen

06. Conserveringen

10. Stut- en sloopwerk

12. Grondwerk

14. Buitenriolering en drainage

15. Terreinverhardingen

16. Beplanting

17. Terreininrichting

20. Funderingspalen en damwanden

21. Betonwerk

22. Metselwerk

23. Vooraf vervaardigde steenachtige elementen

24. Ruwbouwtimmerwerk

25. Metaalconstructiewerk

26. Bouwkundige kanaalelementen

30. Kozijnen, ramen en deuren

31. Systeembekledingen

32. Trappen en balustraden

33. Dakbedekkingen

34. Beglazing

35. Natuur- en kunststeen

36. Voegvulling

37. Na-isolatie

38. Gevelschermen

bestek gewerkt met de STABU-bestekssystematiek. Deze omvat de volgende onderdelen:

■ een handleiding;

■ de STABU-standaard 2001 met standaard administratieve en technische bepalingen en de tekst van de UAV 1989 (Uniforme Administratieve Voorwaarden);

■ catalogi of bestanden van de aanvullende bepalingen, werkbeschrijvingen, bouwstoffen, bouwdelen en installatiedelen. (zie figuur 2.2 en 2.3)

STABU PROJECTBESTEK

STABU standaard

STABU standaard

Administratieve bepalingen

STABU standaard

Technische bepalingen STABU standaard

UAV 1989

Unifor me Administratieve Bepalingen

Catalogus aanvullende

administratieve bepalingen

Catalogus aanvullende technische bepalingen

Catalogus werkbeschrijving

40. Stukadoorwerk

41. Tegelwerk

42. Dekvloeren en vloersystemen

43. Metaal- en kunststofwerk

44. Plafond- en wandsystemen

45. Afbouwtimmerwerk

46. Schilderwerk

47. Binneninrichting

48. Behangwerk, vloerbedekking en stoffering

50. Dakgoten en hemelwaterafvoeren

51. Binnenriolering

52. Waterinstallaties

53. Sanitair

54. Brandbestrijdingsinstallaties

55. Gasinstallaties

56. Perslucht- en vacuüminstallaties

57. Technische inrichting

60. Verwarmingsinstallaties

61. Ventilatie- en luchtbehandelingsinstallaties

62. Koelinstallaties

68. Regelinstallaties

70. Elektrotechnische installaties

78. Gebouwbeheersystemen

80. Liftinstallaties

81. Roltrappen en rolpaden

82. Hef- en hijsinstallaties

83. Goederentransport- en -distributiesystemen

84. Gevelonderhoudinstallaties

Uit de aangegeven onderdelen wordt een bestek samengesteld dat projectgericht is, dat wil zeggen geheel afgestemd op het project dat in de bijbehorende tekeningen in beeld is gebracht.

Er wordt steeds meer gewerkt met prestatiebestekken. In deze bestekken wordt het product of bouwwerk gespecificeerd met objectief meetbare grootheden. Deze grootheden omschrijven geen materialen, producten of fabrikaten, zoals in een gewoon bestek, maar prestaties. (zie figuur 2.4 en 2.5)

2.4  Deelnemers aan het bouwproces

Aanvullende

administratieve bepalingen

Aanvullende

technische bepalingen

Werkbeschrijving

Nor men

NEN / NEN-EN / NEN-ISO

In een bouwproces zijn drie hoofdactiviteiten te onderscheiden: het initiatief, het ontwerp en de realisatie. De initiatiefnemer zal het ontwerp meestal aan een architect uitbesteden en de realisatie aan een aannemer.

De werkzaamheden ten behoeve van het ontwerp en de realisatie kunnen op een aantal manieren worden ingevuld. Elk van deze manieren levert een andere projectorganisatie op. In hoofdzaak zijn de volgende organisatievormen te onderscheiden.

20 Hoofdstuk 2 Projecto r gan i satie
Figuur 2.2 Overzicht STABU Figuur 2.3 Inhoudsoverzicht STABU-bestek

53.33.12-b

WASTAFEL/FONTEINBAK, WASTAFELMENGKRAAN (vervolg)

-draaibaar met stop op 80º naar beide zijden.

-lengte (mm): 200.

-sprong (mm): 150.

-perlator: rvs gaas als straalbreker.

Toebehoren: -ketting met stop.

.01WASTAFEL/FONTEIN Zoals aangegeven.

Het traditionele model

In dit model geeft de opdrachtgever aan een architect en eventuele overige adviseurs (adviseur constructies en adviseur installaties) opdracht het ontwerp te maken en dit vervolgens uit te werken. Aan een aannemer geeft de opdrachtgever vervolgens de opdracht het bouwwerk te realiseren, zoals het door de architect en de overige adviseurs in bestek en tekeningen is vastgelegd.

opdrachtgever (initiatief)

architect + adviseurs (ontwerp)

Turnkey

opdrachtgever (initiatief)

aannemer (ontwerp + realisatie)

Het bouwteam

Een bouwteam is een samenwerkingsverband waarbij al tijdens een ontwerp een aannemer (en soms ook gespecialiseerde onderaannemers) is betrokken. De aannemer kan op deze manier al in een vroeg stadium het ontwerp toetsen op uitvoeringstechnische en financiële aspecten. Andere bouwteamleden kunnen zijn: de opdrachtgever en de door hem ingeschakelde architect en adviseurs (constructief en installatietechnisch). Doel van een bouwteam is een ontwerp te maken dat zo goed mogelijk is afgestemd op de uitvoeringsmethode en de daaraan verbonden kosten.

Bij het turnkeymodel geeft de opdrachtgever een opdracht aan één partij, die zowel de organisatie van het ontwerp als de uitvoering regelt. Deze partij kan op zijn beurt andere adviseurs (architect, adviseur constructies, adviseur installaties) inschakelen. De opdrachtgever heeft alleen maar te maken met de turnkeypartij. tur nkey-bouwer (ontwerp en realisatie)

opdrachtgever (initiatief)

architect + adviseurs (ontwerp) aannemer (realisatie)

22 Hoofdstuk 2 Projecto r gan i satie EGMREF SANITAIR 53 EGM referentiebestand
2
EGM architecten bv 27.10.2006 Figuur 2.5 Voorbeeld van een prestatiebestektekst architect + adviseurs (ontwerp) aannemer (realisatie) Figuur 2.6 Het traditionele model Figuur 2.7 Het bouwteam Figuur 2.8 Het turnkeymodel

2.5  Bouwvergunning

Voor het oprichten en in gebruik nemen van een bouwwerk moet de opdrachtgever van het project goedkeuringen en vergunningen aanvragen. Om de benodigde vergunningen te verkrijgen moeten procedures worden doorlopen, die in de wet zijn vastgelegd. In de wet staan de doorlooptijden aangegeven voor de beoordeling van de aanvraag, de afgifte van de vergunning en de mogelijkheden die er zijn om tegen de afgifte van de vergunning bezwaar en beroep aan te tekenen.

Men kan met onder andere de volgende vergunningen te maken krijgen:

■ bouwvergunning;

■ sloopvergunning: deze wordt aangevraagd indien voor het realiseren van het project bestaande bebouwing geheel of gedeeltelijk moet worden gesloopt;

■ monumentenvergunning: als men (ver)bouwt bij of aan een monument heeft men een monumentenvergunning nodig;

■ milieuvergunning: de vergunning geeft aan welke maatregelen men moet nemen om de gevolgen voor de milieuvervuiling binnen de wettelijke normen te houden;

■ gebruiksvergunning: een gebruiksvergunning kan nodig zijn voor gebouwen waar veel mensen bijeenkomen. De vergunning heeft betrekking op het brandveilige gebruik van een bouwwerk. De vergunning stelt bijvoorbeeld een maximum aan het aantal mensen dat in een gebouw aanwezig mag zijn;

■ kapvergunning: deze vergunning vraagt men aan als er bomen gerooid dienen te worden voor de bouw van een project;

■ inrit- of uitritvergunning: deze vergunning is nodig voor de bereikbaarheid van het gebouw vanaf de openbare weg over gemeentelijk grondgebied (zoals bijvoorbeeld het trottoir).

Voor de bouwvergunning is er onderscheid te maken in:

■ vergunningsvrij bouwen;

■ lichte bouwvergunning;

■ reguliere bouwvergunning.

In principe is voor elk bouwwerk en voor elke verbouwing een reguliere bouwvergunning nodig. Het ‘Besluit Bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningsplichtige bouwwerken’ geeft een aantal voorwaarden waaronder bouwwerken en verbouwingen zonder bouwvergunning of met een lichte bouwvergunning mogen worden uitgevoerd. De

voorwaarden hebben te maken met de afmetingen en de plaats van het bouwwerk. Wordt een bouwwerk niet genoemd in het Besluit, dan is een reguliere bouwvergunning nodig.

Het indienen van een aanvraag voor een bouwvergunning is aan landelijke regels gebonden: de indieningsvereisten. Deze vereisten zijn vastgelegd in het ‘Besluit indieningsvereisten aanvraag bouwvergunning’. In dit besluit is vastgelegd welke documenten ingediend moeten worden. In de bijlage bij het aanvraagformulier bouwvergunning staan de indieningsvereisten opgesomd. Meer mag een gemeente niet vragen. Bepaalde documenten hoeven niet ingediend te worden als deze niet relevant zijn.

Een reguliere bouwvergunning kan gefaseerd aangevraagd worden. In de eerste fase wordt gekeken of er ruimtelijke en welstandtechnische bezwaren zijn. In de tweede fase wordt getoetst op de bouwtechnische aspecten.

Welke bouwvergunning nodig is, is te bepalen met de informatie op www.minvrom.nl/woningwet. Van deze website is ook het formulier en de bijbehorende toelichting te downloaden. (Zie ook bijlage 1.)

Bij complexe projecten is het altijd van belang om vooroverleg te houden met Bouw- en Woningtoezicht om bij de indiening van de aanvraag niet voor verrassingen te komen staan. Bouw- en Woningtoezicht wint dan advies in bij de brandweer wat betreft de brandveiligheid en bij de welstandscommissie wat betreft het uiterlijk. Bij de gemeente moet ook advies worden ingewonnen over de geluidsbelasting op de gevels van het nieuwe bouwwerk en de hoeveelheid parkeer- en stallingvoorzieningen die in het plan moeten worden opgenomen.

Andere instanties die ook een belangrijke rol spelen bij de beoordeling en ontwikkeling van een bouwplan zijn:

■ De VAC: de Vrouwen Advies Commissie. Zij beoordelen woningbouwplannen op gebruikskwaliteit.

■ De gehandicaptenraad. Zij behartigen de belangen van alle mensen met een functiebeperking en/of chronische ziekte.

■ De energiebedrijven (CAI, KPN, gas, water, elektra en riolering). Met hen moet worden overlegd over de aansluitvoorzieningen en de aansluitkosten.

Hoofdstuk 2 Projecto r gan i satie 23

3 Tekenen met de computer

3.1  Algemeen

Geschiedenis van CAD

De oorsprong van het weergeven van grafische beelden met de computer dateert uit de jaren vijftig van de twintigste eeuw, toen de luchtmacht van de Verenigde Staten al beelden weergaf op computerschermen. Het betrof hier nog radarbeelden. In het begin van de jaren zestig werden via numerieke invoeren eenvoudige tweedimensionale (2D)lijnen getekend. De ontwikkeling van de 3D-lijnen volgde toen snel en er werden complete bibliotheken gecreëerd met architectonische elementen. De eerste bibliotheek bevatte enkele honderdduizenden elementen.

Eind jaren zestig werd er steeds meer aandacht besteed aan de ontwikkeling van het productiematige tekenen. De eerste kleinschalige opzetten van computermatig tekenen werden in de jaren zeventig opgevolgd door massaal ontwikkelde CAD-software van veel verschillende bedrijven. Door de sterke concurrentie ging men de software steeds verder en sneller aanpassen aan de wensen en eisen van de gebruiker. Veel softwarematige tools werden geprogrammeerd en ook aan de hardware werden steeds hogere eisen gesteld. Al snel verving de 19-inch monitor het tot op dat moment gebruikte 11-inch scherm en veel verschillende opslagmedia deden hun intrede. Harde schijven werden groter en ook microprocessors ontwikkelden zich sneller en sneller. Eind jaren zeventig kostte een modern tekensysteem ongeveer 125.000 euro.

In de jaren tachtig kwam de op dit moment nog steeds toonaangevende softwaregigant Autodesk (Autocad) op de markt. Autodesk ontwikkelde de software razendsnel door vele gebruikerstools (de zogenaamde utilities) te introduceren, die het gebruik van het tekenprogramma elke keer weer gebruiksvriendelijker maakte.

De mogelijkheden voor het exporteren naar en importeren van tekeningen uit andere tekenpakketten werd door Autodesk aan hun software

toegevoegd. Vanaf de jaren negentig gaat vooral de ontwikkeling van het 3D-tekenen voortvarend. Steeds sneller zijn driedimensionale elementen en objecten weer te geven door middel van toetsenbord, muis of digitizer en het visualiseren van architectonische objecten wordt een steeds belangrijker item. De softwarebedrijven reageren dan ook voortdurend op de grote vorderingen van Autocad, die echter marktleider op het gebied van de CAD-software blijft.

In de jaren 2000 ligt de nadruk steeds meer op vormgeving en materialisering. En door de grote variëteit van softwarepakketten (en hun eigen bestandsformaten) wordt het importeren en exporteren van beelden van cruciaal belang, omdat verschillende partijen met elkaar moeten kunnen samenwerken. Ontwerpers en architecten maken dan ook meer en meer gebruik van de computer en programmatuur om hun ontwerpen te maken en te visualiseren.

CAD/CAM

CAD, wat staat voor Computer Aided Design of Computer Aided Drafting, is de algemene term voor het met behulp van de computer ontwerpen (design) en/of tekenen (drawing) van twee- of driedimensionale objecten. CAD is onlosmakelijk verbonden met CAM, wat Computer Aided Manufacturing betekent. Dit is het deel waarmee het fabriceren van onderdelen en producten geschiedt. Het aansturen van deze machinale handelingen gebeurt rechtstreeks door het tekenen met CAM-tekenprogramma’s, die aan de productiemachines gekoppeld zijn. De in de computer getekende objecten kunnen dan direct door de snij- en/of freesmachines geproduceerd worden.

CAD wordt in alle denkbare techniekgebieden toegepast: bouwkunde, werktuigbouw, civiele techniek, elektrotechniek, industriële vormgeving, topografie enzovoort. CAM wordt voornamelijk in de (werktuigbouwkundige) productiesector en industriële vormgeving gebruikt.

3.2  Uitgangspunten van CADtekenen

Eén-op-één tekenen van objecten

Bij het maken van tekeningen op de tekentafel is het uitgangspunt dat de tekening direct in de juiste schaal getekend wordt. Bij plattegronden was dit 1:200/1:100/1:50 en bij details bijvoorbeeld 1:5 of soms nog groter, 1:1 (de werkelijke afmeting).

24 Hoofdstuk 3 Tekenen met de computer

De tekenpakketten die gebruikt worden gaan allemaal uit van het op ware grootte tekenen van alle (bouwkundige) objecten, dat wil zeggen schaal 1:1 (lees: één-op-één). Een lijn of lijnvormige component van bijvoorbeeld 3 meter, wordt ingevoerd met de juiste dimensies. Dus 3 meter, 300 cm. of 3000 mm. Deze notatie is afhankelijk van de lengte-eenheden waarmee wordt gewerkt.

Vergelijkingstabel lengte-eenheden

Veelal zijn dit, voornamelijk in de bouwkunde, millimeters (mm). Engelstalige landen gebruiken inches en foot als lengte-eenheden. Internationaal gebruikte tekenpakketten zoals Autocad bieden meerdere keuzemogelijkheden. Nederlandstalige pakketten, bijvoorbeeld Arkey (uitgebracht door Arkey Systems bv), hebben deze mogelijkheid niet en gaan altijd uit van millimeters. Met het importeren en exporteren van tekeningen moet hiermee nauwgezet rekening worden gehouden.

Kaders bepalen de tekeningschaal Zoals gezegd worden de tekeningen op ware grootte ingevoerd op het scherm. Het computerscherm waarin gewerkt wordt, wordt het werkblad genoemd. In dit werkblad worden de elementen in hun werkelijke afmetingen getekend. De in- en uitzoomfunctie van de tekenpakketten is hierbij een onmisbare functionaliteit omdat men anders slechts kan invoeren tot een ware grootte die afhankelijk is van de grootte van het scherm (tegenwoordig meestal 19 of 21 inch). Het verschuiven (‘pannen’ in het Engels) en zoomen (verkleinen en vergroten van dat wat op het beeldscherm of werkblad zichtbaar is) van het beeld, geeft tijdens het invoeren van de elementen het juiste, overzichtelijke beeld.

Pas als de tekening (geheel of gedeeltelijk) gereed is, zal die ‘op schaal’ geplot of geprint worden. Alle tekenpakketten hebben hier hun eigen methodieken voor. De doorsneemethodiek is dat de schaal van de tekening bepaald wordt door het kader om de tekening. (zie figuur 3.1 en 3.2)

Hoofdstuk 3 Tekenen met de computer 25
1000 mm 39,37 inch 1 inch 25,4 mm 100 cm 3,28 foot 1 foot 30,48 cm 10 dm 1,09 yard 1 yard 9,144 dm 1 m 0,00062 mijl 1 mijl 1609,34 m
Figuur 3.1 Werkblad Autocad

Het Basisboek Bouwkundig tekenen is de uitgave voor iedereen die in zijn opleiding of op zijn werk te maken krijgt met het tekenen in een CAD-omgeving.

Hoe zet je een tekening op? Welke tekenafspraken zijn in normen vastgelegd? Werk je in lagen en op welke schaal werk je een tekening uit?

In samenwerking met EGM architecten komen al deze vragen aan bod. In de uitgave wordt een voorbeeldproject uitgewerkt, van voorontwerp tot uitvoeringsgereed ontwerp. Hiermee is deze uitgave een leidraad voor het proces van het digitaal tekenen van het ontwerp tot de nazorg.

Het Basisboek Bouwkundig tekenen is geschreven om te gebruiken naast willekeurig welke CAD-applicatie en beschrijft de afspraken en tekenprocessen zoals deze binnen de architectenbureaus worden toegepast.

ing. E.J.L. Cornel ing. M.W.R. Salden

ISBN 978-90-06-95004-5

9 789006 950045
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.