Anatomie en fysiologie van de mens

Page 53

Hoofdstuk 6 Circulatiestelsel

Plasma-eiwitten

klein. Het overgrote deel van de zuurstof wordt door de erytrocyten vervoerd. Koolstofdioxide wordt – als wa-

In het bloedplasma is een groot aantal eiwitten aanwe-

terstofcarbonaat – juist voornamelijk via het bloedplasma

zig. Je noemt ze plasma-eiwitten. Ze worden voorna-

vervoerd. Lucht bestaat voor ongeveer 80% uit stikstof

melijk door de lever aangemaakt. Plasma-eiwitten heb-

(N2). Stikstof doet weliswaar niet mee in de stofwisse-

ben, net als de opgeloste elektrolyten, een watermantel

lingsreacties in je lichaam, maar diffundeert wel naar het

om zich heen, waardoor ze een colloïd-osmotische

bloedplasma.

waarde (COW) veroorzaken. De KOW en COW samen bepalen de osmotische waarde van het bloed. De plasma-eiwitten ondersteunen de bufferwerking van de

Tijdelijk aanwezige stoffen

elektrolyten en dragen bovendien in grote mate bij aan

In het bloedplasma zitten allerlei stoffen die tijdelijk en in

de viscositeit (stroperigheid) van het bloed. Bij ernstig

meer of mindere mate aanwezig zijn. Dit zijn onder meer

voedselgebrek zijn plasma-eiwitten een reservevoorraad

de voedingsstoffen (glucose, vetzuren en aminozuren),

brandstof voor het lichaam. Bijvoorbeeld bij chronische

afkomstig uit het spijsverteringskanaal. Ook afbraakpro-

ondervoeding worden de plasma-eiwitten omgezet in

ducten van de stofwisseling, op weg naar bijvoorbeeld de

glucose. Drie belangrijke soorten plasma-eiwitten zijn:

nieren voor verwijdering, zijn tijdelijk aanwezige stoffen,

albumine, globulinen en de stollingsfactoren.

evenals hormonen en vitaminen (uit de voeding of aan-

Bijna de helft van alle plasma-eiwitten bestaat uit

gemaakt in het lichaam).

albumine. De colloïd-osmotische waarde en de bufferende werking worden dan ook vooral door dit plasmaeiwit bewerkstelligd. Globulinen zijn een verzameling plasma-eiwitten met uiteenlopende functies. Er zijn meerdere typen: alfaglobulinen (α-globulinen), bètaglobulinen (β-globulinen) en gammaglobulinen (γ-globulinen). De alfa- en bètaglobulinen hebben een transportfunctie. Ze kunnen onder andere suikers, vetten, ijzer, vitaminen en hormonen binden. De gammaglobulinen, ook wel immunoglobulinen (antistoffen) genoemd, spelen een belangrijke rol bij de immuniteit van het lichaam. Stollingsfactoren spelen een rol bij de eerder beschreven

Bloedplasma bestaat uit water, opgeloste zouten,

plasma-eiwitten, bloedgassen en tijdelijk aanwezige

stoffen.

Belangrijke zouten in het bloedplasma zijn: natrium,

kalium, chloor, calcium, magnesium en waterstof

carbonaat.

De zuurgraad van het bloed is 7,4. Deze waarde

wordt constant gehouden (homeostase) door de

pH-buffer waterstofcarbonaat.

Belangrijke groepen plasma-eiwitten zijn: albumine,

globulinen en stollingsfactoren.

Dus:

hemostase. Een van de stollingseiwitten is fibrinogeen, het voorstadium van fibrine, dat uiteindelijk zorgt voor het ontstaan van het stolsel. Bloedplasma waaruit fibrinogeen is verwijderd heet bloedserum. Bloedserum wordt gebruikt voor bloedtransfusies.

6.7

Uitwisseling van stoffen tussen bloed en weefselvocht

De belangrijkste functie van het circulatiestelsel is de

Bloedgassen

uitwisseling van stoffen tussen het bloed en het weefselvocht, waardoor het inwendige milieu van de weef-

In het bloedplasma komen de bloedgassen voor: zuur-

selscontinu ververst wordt. De uitwisseling gebeurt via de

stof, koolstofdioxide en stikstof. Zuurstof lost niet goed

dunne wanden van de capillairen.

op in bloedplasma en de hoeveelheid is dan ook erg

129

!


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.
Anatomie en fysiologie van de mens by ThiemeMeulenhoff - Issuu