9789006992137_inkijkexemplaar Feniks_2 havo_leerboek

Page 1


Ontdek het verleden, begrijp het heden.

Auteurs

Cor van der Heijden

Jos Venner

Stef Vink

Anjo Roos

Eugenia Smit

Frank Tang

Eindredactie

Ronald den Haan

Eugenia Smit

COLOFON

Ontwerp omslag

Studio Fraaj, Rotterdam

Opmaak omslag

Studio Vlak

Beeld omslag

© Smithsonian Institution / National Museum of American History

Beeldresearch

Liane Volgers, Utrecht

Ontwerp binnenwerk

Tom Lamers, Reclamers, Veghel

Opmaak

Staalboek, Veendam

Tekenwerk en cartografie EMK, www.emk.nl

Over ThiemeMeulenhoff

ThiemeMeulenhoff is een educatieve uitgeverij die zich inzet voor het voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs. De mensen van ThiemeMeulenhoff zijn er voor onderwijsprofessionals – met ervaring, expertise en doeltreffende leermiddelen. Ontwikkeld in doorlopende samenwerking met de mensen in het onderwijs om samen het onderwijs nog beter te maken. We ontwikkelen lesmethodes die goed te combineren zijn met andere leermiddelen, naar eigen inzicht aan te passen en bewezen effectief zijn. En natuurlijk worden al onze lesmethodes zo duurzaam mogelijk geproduceerd.

Zo bouwen we samen met de mensen in het onderwijs aan een mooie toekomst voor de volgende generatie.

Samen leren vernieuwen.

www.thiememeulenhoff.nl

ISBN 978 90 06 99144 4

Editie 3, druk 2, oplage 1, 2025

© ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2025

Alle rechten voorbehouden. Tekst- en datamining, AI-training en vergelijkbare technologieën niet toegestaan. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 j° het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.stichting-pro.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie www.auteursrechtenonderwijs.nl.

De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.

Deze uitgave is volledig CO2-neutraal geproduceerd.

INHOUD

Zo werk je met Feniks 4

Tijd van ontdekkers en hervormers

1 Ontdekkingsreizen over zee 6

Oriëntatie 6

1.1 Handel met Indië 8

1.2 Over zee naar het oosten 12

1.3 Over zee naar het westen 16

1.4 Europa en de wereld 20

1.5 De reis van Zheng He Wereldgeschiedenis 24

Op onderzoek bij de ontdekkers Verdieping 26

Afsluiting 28

Tijd van ontdekkers en hervormers

Tijd van regenten en vorsten

2 Hervorming en Opstand 30

Oriëntatie 30

2.1 De Renaissance 32

2.2 Onrust in de kerk 36

2.3 Onrust in de Nederlanden 40

2.4 De opstand 44

2.5 Het Ottomaanse Rijk van Süleyman de Grote Wereldgeschiedenis 48

Op onderzoek in het staatse leger Verdieping 50

Afsluiting 52

Tijd van regenten en vorsten

3 De Republiek in de zeventiende eeuw 54

Oriëntatie 54

3.1 De Republiek en Europa 56

3.2 De VOC en Azië 60

3.3 De WIC, Afrika en Amerika 64

3.4 Cultuur in de Republiek 68

3.5 Kapers in Barbarije Wereldgeschiedenis 72

Op onderzoek in de Republiek Verdieping 74

Afsluiting 76

Tijd van burgers en stoommachines

4 Verlichting en Franse Revolutie 78

Oriëntatie 78

4.1 De Verlichting 80

4.2 De macht van de koning 84

4.3 De Franse Revolutie 88

4.4 Napoleon, de revolutiegeneraal 92

4.5 Revolutie in Zuid-Amerika Wereldgeschiedenis 96

Op onderzoek in Napoleons leger Verdieping 98

Afsluiting 100

Tijd van burgers en stoommachines

5 Industriële revolutie 102

Oriëntatie 102

5.1 Grote veranderingen in Engeland 104

5.2 De fabriek met stoomkracht 108

5.3 Liberalen en socialisten 112

5.4 Modern imperialisme 116

5.5 Congo-Vrijstaat Wereldgeschiedenis 120

Op onderzoek naar de industriële revolutie

Verdieping 122

Afsluiting 124

Tijd van burgers en stoommachines

6 Nederland in de negentiende eeuw 126

Oriëntatie 126

6.1 Nederland en België eventjes één land 128

6.2 Het begin van de parlementaire democratie 132

6.3 Nederland raakt verzuild 136

6.4 Eind aan de slavernij 140

6.5 Jane Addams, een Amerikaanse feministe Wereldgeschiedenis 144

Op onderzoek in de grondwet Verdieping 146

Afsluiting 148

Tijd van regenten en vorsten Tijd van pruiken en revoluties Tijd van burgers en stoommachines

7 Van kolonie tot wereldmacht 150

Oriëntatie 150

7.1 Kolonisten en inheemsen 152

7.2 De Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog 156

7.3 De Amerikaanse Burgeroorlog 160

7.4 Economische ontwikkeling 164

7.5 De eerste Indiase Onafhankelijkheidsoorlog Wereldgeschiedenis 168

Op onderzoek bij de abolitionisten Verdieping 170

Afsluiting 172

Overzicht van vaardigheden 174

Begrippen 176

Illustratieverantwoording 178

Zo werk je met Feniks

Je gaat werken met de geschiedenismethode Feniks. De methode bestaat uit een leerboek en een werkboek. In Feniks werk je vanuit de opdrachten. Zo ben je actief met de stof bezig en word je geholpen de hoofdzaken uit de tekst te halen. De methode is een LRN-line methode. Dat

Leerboek

Elk hoofdstuk begint met een Oriëntatie. Je maakt hierin kennis met het tijdvak.

De Oriëntatie start met een grote afbeelding die iets zegt over het onderwerp van het hoofdstuk. De tekst in het gekleurde kader vertelt meer over wat je ziet op de afbeelding.

In het onderdeel ‘In dit hoofdstuk’ lees je waarover het hoofdstuk gaat.

Daarna zie je twee afbeeldingen die het verleden vergelijken met het heden

Onder in de Oriëntatie vind je een tijdbalk waarin is aangegeven over welk tijdvak het hoofdstuk gaat.

Elke paragraaf start ook weer met een grote afbeelding

Daarna volgt een tekst in een gekleurd kader. Deze tekst legt uit wat je op deze afbeelding ziet.

Hierna zie je de leerdoelen waarmee je aan de slag gaat.

Na de leerdoelen begint de ‘gewone tekst’ van de paragraaf.

Dit is de tekst die je moet leren. In elke paragraaf staan ook tekstbronnen en beeldbronnen. Deze bronnen hebben allemaal een nummer. Dit zijn geen leerteksten. In het werkboek vind je opdrachten over deze bronnen.

Sommige paragrafen hebben een tekst in een kader over een historische vaardigheid of over ons bestuur. Deze tekst moet je ook leren.

De paragraaf Wereldgeschiedenis gaat over een ander deel van wereld. De paragraaf speelt zich wel af in de tijd waarover het hoofdstuk gaat. In deze paragraaf leer je nieuwe stof, maar worden ook vergelijkingen gemaakt met de stof uit de eerdere paragrafen.

betekent dat de methode ook een digitaal deel heeft. In de digitale versie kun je in een opdracht doorklikken naar een filmpje of geluidsfragment, of iets anders wat je nodig hebt bij de opdracht.

De paragraaf ‘Op onderzoek in de tijd van…’ is een verdiepingsopdracht. Met deze opdracht verdiep je je in een bepaald onderwerp uit de periode waarover het hoofdstuk gaat. De paragraaf begin met een stelling. Via bronnen onderzoek je of deze stelling klopt, of dat je een andere mening hebt.

Werkboek

In het werkboek begint een paragraaf met de opdracht

‘Dit weet je al’. Met deze opdracht kun je zien wat je al weet over het onderwerp van de paragraaf. Onder het kopje ‘Basisstof’ volgen daarna de ‘gewone’ opdrachten van een paragraaf. Aan het begin van een opdracht staat welke tekst of welke bronnen je moet gebruiken om de opdracht te kunnen maken. In een opdracht staan soms ook tekstbronnen en beeldbronnen. Ook deze bronnen hebben allemaal een nummer. Voor dit nummer staat ‘opdrachtbron’. In elke paragraaf is er een opdracht die extra aandacht besteedt aan waarom het onderwerp belangrijk is. Boven deze opdrachten staat een gekleurd kader met daarin de tekst ‘het belang van geschiedenis’ en een korte uitleg. In deze opdracht ga je zelf ontdekken waarom het onderwerp belangrijk is. Er zijn opdrachten waarmee je extra oefent met historische vaardigheden. Boven de opdrachten staat dan ‘Je oefent …’ en dan volgt de historische vaardigheid waarmee je oefent.

In de Afsluiting staan alle belangrijke gebeurtenissen, leerdoelen, vaardigheden en begrippen van het hoofdstuk bij elkaar.

Soms heb je voor een opdracht een computer of een tablet nodig, bijvoorbeeld om iets op te zoeken. Dat zie je aan het tablet-icoontje.

Sommige opdrachten doe je met z’n tweeën of in een groepje

Bij deze opdrachten staat een icoontje met twee hoofdjes (tweetal) of een icoontje met drie hoofdjes (groepje) .

Aan het einde van de paragraaf test je of je de leerdoelen van de paragraaf beheerst. Boven deze opdrachten staat

‘Wat weet je nu?’

Tot slot vind je aan het einde van een paragraaf de leerdoelen waarmee je in deze paragraaf aan de slag bent gegaan. Achter deze leerdoelen staat welke opdrachten bij welk leerdoel horen.

1 Ontdekkingsreizen over zee

Oriëntatie

Bron 1 Schilderij uit het begin van de zestiende eeuw. De maker is onbekend.

Portugese schepen in India

Een groot schip vertrekt. De stad rechts is Cochin, in Zuidwest-India. Kanonnen vuren saluutschoten af: een afscheidsgroet. Zeelui zwaaien naar de achterblijvers, zelfs de marsclimmers die gevaarlijk hoog op de ra balanceren, het dwarshout waaraan de zeilen hangen. Op het grote schip vaart ontdekkingsreiziger Vasco da Gama. Hij is de bevelhebber van de Portugese vloot in de Indische Oceaan. Da Gama is hier nu, in 1503, voor de tweede keer, en dit keer vaart hij met een enorme buit terug naar Portugal. Zijn schip is een nieuw type schip in die tijd, dat de Nederlanders ‘kraak’ noemden. De kleinere schepen zijn karvelen, een ander nieuw scheepstype. Karvelen waren sneller, maar konden geen zware lading meenemen en zeker geen honderdveertig kanonnen, zoals het grote schip. Met die kanonnen heeft Da Gama twee dagen lang de haven van de Indiase stad Calicut gebombardeerd. Daarmee dwong hij de plaatselijke heerser om voortaan handel te drijven met alleen de Portugezen. Hierna zouden de Portugezen er tot 1663 de macht hebben.

In dit hoofdstuk

Al eeuwenlang gebruikten Europeanen graag luxeproducten uit Azië. Die kochten ze van handelaren aan de randen van Europa. Aan het eind van de Middeleeuwen werd dat moeilijker. Europeanen voeren toen de zee op om zelf handelswegen naar Indië te vinden. Zo noemden zij het hele gebied in het zuiden en oosten van Azië waar die producten vandaan kwamen.

Portugese ontdekkers vonden in 1498 een route naar Indië door om de zuidpunt van Afrika te varen. Columbus probeerde dat in opdracht van de Spaanse koning en koningin via het westen, en kwam in 1492 aan in een werelddeel dat de Europeanen nog niet kenden: Amerika.

De gevolgen waren enorm. Tussen Amerika en de andere werelddelen was eeuwenlang geen contact geweest. Nu ontstond er handel over de oceanen en werden planten, dieren, ziektes én mensen tussen Europa, Azië, Afrika en Amerika uitgewisseld.

Voor de Amerikaanse volken was de komst van de Europeanen een ramp. Binnen honderd jaar was de Midden- en Zuid-Amerikaanse bevolking met tachtig procent afgenomen en waren de machtige rijken van de Azteken en Inca’s verdwenen.

Door de ontdekkingsreizen kregen Europeanen een ander beeld van de wereld, te zien op de kaarten die in die tijd snel veranderden. Maar ook hun denken óver die wereld veranderde.

Dit hoofdstuk gaat over die ontdekkingsreizen en hoe daardoor de wereld veranderde.

Bron 2 Navigeren op zee. Afbeelding uit de vijftiende eeuw.
Bron 3 Navigeren op zee in onze tijd.

1.1 Handel met Indië

Peperoogst

Voorzichtig plukken de mannen en de vrouw de besjes van de planten. Straks leggen ze de vruchtjes in de zon. Over een week is de buitenste schil gekrompen en zwart. Die gedroogde besjes heten dan peperkorrels. Als je ze fijnmaalt, wordt het de peper die wij in veel voedsel gebruiken.

Maar eerst keurt de Arabische handelaar de oogst. Zal hij er een goede prijs voor krijgen?

Deze peper gaat naar Europa, want daar is de vraag naar specerijen groot. Met specerijen bedoelen we de gedroogde zaden, bloemknoppen, wortels of schors van tropische planten met een sterke geur en smaak. In de Middeleeuwen gebruikten mensen graag veel peper, kaneel, nootmuskaat en kruidnagels in hun eten. Als ze het konden betalen tenminste, want specerijen waren duur. Je kon er dus ook mee laten zien dat je bij de elite hoorde. Specerijen werden ook gebruikt als geurstof, als een soort parfum. Maar het allerbelangrijkste was volgens de middeleeuwers de geneeskrachtige werking. Van specerijen kon je medicijnen maken.

De handel in specerijen en andere producten van Azië naar Europa nam in de vijftiende eeuw sterk af. Waardoor? En welke oplossing zochten Europese vorsten en handelaren hiervoor?

LEERDOELEN

• Je kunt uitleggen waarom Europeanen nieuwe handelsroutes overzee zochten.

• Je kunt beschrijven welk wereldbeeld Europeanen in de late Middeleeuwen hadden.

Bron 4 Peperoogst in India. Afbeelding uit het reisverslag van Marco Polo (rond 1410).

De Zijderoute

Al sinds de Romeinse tijd brachten handelaren luxeproducten uit Indië naar Europa. Uit China kwam bijvoorbeeld porselein en zijde. De Indonesische eilanden leverden vooral specerijen, en India specerijen, edelstenen, katoen en indigo (een blauwe kleurstof).

Omdat de producten uit verschillende landen kwamen, waren er meerdere handelsroutes van en naar Indië. Aan de oostkust van de Middellandse Zee werden de producten verkocht aan Italiaanse handelaren, die ze verder Europa in brachten. Dit netwerk van handelsroutes, over land en over zee, kreeg later de naam Zijderoute.

Door de enorme afstanden was er veel tussenhandel. Chinese zijde die iemand in bijvoorbeeld India kocht, was daar eerst door een andere handelaar gebracht. En misschien had die het in Indonesië weer van een ándere handelaar gekocht, die met zijn schip uit China kwam. Als zo’n product uiteindelijk in Europa kwam, was het dus al vele keren gekocht en verkocht. En iedere keer was het product duurder geworden, want elke koopman wilde er natuurlijk iets aan verdienen. Bovendien moest hij de kosten voor zijn reis terugverdienen. De Aziatische en Arabische handelaren profiteerden van die tussenhandel, want de Europeanen handelden niet zelf met Indië.

De Italiaanse reiziger Marco Polo schreef:

“In Bagdad maken ze zijden en goudbrokaten stoffen met geborduurde vogels en andere dieren erop. Het is de grootste stad van die streek. Midden door de stad stroomt een enorme rivier waarover je helemaal naar de Indische Zee kunt varen, en dus is het er een komen en gaan van kooplieden met hun handelswaar. De kooplieden die naar Indië reizen, bevaren die rivier tot aan een stad die Khis heet, en daar bereiken ze de Indische Zee. Tussen Bagdad en Khis ligt de stad Basra en bij die stad groeien de beste dadels van de wereld.”

Naar: Marco Polo, De wonderen van de Oriënt (rond 1300).

Bron 5

Bron 6 Toeristen zijn per bus gekomen om deze zestiende-eeuwse karavaan-serai (serai betekent ‘herberg’) in Iran te bekijken. Hier konden handelaren langs de Zijderoute, die voor hun veiligheid in groepen (karavanen) reisden, overnachten. De toegangspoort was hoog genoeg voor hun kamelen met bepakking.

VAARDIGHEID CONTINUÏTEIT EN VERANDERING

Historici bestuderen gebeurtenissen in het verleden. Gebeurtenissen die bij elkaar horen, laten een ontwikkeling zien. Om die te begrijpen, kijken historici naar wat daarin hetzelfde bleef en wat er veranderde.

Mensen hebben altijd met elkaar gehandeld en daarvoor gereisd. Daarvan zijn zelfs voorbeelden uit de prehistorie bekend. Dit is een voorbeeld van continuïteit, van wat hetzelfde bleef. Maar hoe er werd gereisd of welke producten er werden verhandeld, was niet altijd hetzelfde. Dat zijn voorbeelden van veranderingen.

Door te kijken naar continuïteit en verandering in een ontwikkeling kun je periodes in de geschiedenis met elkaar vergelijken.

Het Ottomaanse Rijk

In de dertiende eeuw veroverden Mongolen vanuit het oosten een enorm gebied in Azië. De Turkse volken die daar leefden, vluchtten voor de oprukkende Mongolen naar Anatolië, het deel van het huidige Turkije dat in Azië ligt. Ze veroverden dat op de Byzantijnen, want Anatolië lag in het Byzantijnse Rijk. Onder leiding van legerleider Osman stichtten zij er het Osmaanse of Ottomaanse Rijk.

Daar bleef het niet bij: de Ottomanen breidden hun rijk uit naar het noorden en westen. Het Byzantijnse Rijk, dat verzwakt was door de kruistochten, verloor steeds meer terrein.

Uiteindelijk veroverden de Ottomanen in 1453 Constantinopel. Daarmee kwam er een einde aan het Byzantijnse Rijk.

Daarna heersten de Ottomanen over het oostelijke deel van de Middellandse Zee en waren daarmee een nieuwe macht tussen de Arabische en Europese handelaren. Voor de producten die de Ottomanen aan Europese handelaren doorverkochten, vroegen ze steeds meer geld. Ook kwamen er minder producten uit Indië. De Zijderoute liep voor een groot deel door het Mongoolse Rijk, en de Mongolen hadden er altijd voor gezorgd dat handelaren veilig door hun gebied konden gaan. Maar toen vanaf de veertiende eeuw het Mongoolse Rijk uiteen begon te vallen, werd reizen daar gevaarlijker. Daardoor nam de handel af.

Wereldkaarten

Toen producten uit Azië schaars en duurder werden, bedachten Europeanen dat ze die beter zélf uit Indië konden halen. Maar hoe? De Ottomanen en andere volken die het in het oosten van het Middellandse Zeegebied voor het zeggen hadden, zouden niet toestaan dat Europese handelaren via hun gebieden zouden reizen. De enige mogelijkheid was over de zee in het westen. Maar kon dat wel?

In de vijftiende eeuw waren wereldkaarten zeldzaam. Ze werden met de hand getekend, meestal in opdracht van een belangrijke bestuurder. Wat er op de kaart stond, was dus alleen bekend bij de geleerde die de kaart had gemaakt en bij de eigenaar ervan. Bovendien waren deze kaarten gemaakt om er kennis uit de Bijbel of andere ideeën in weer te geven.

Ze waren niet bedoeld voor een zeeman die wilde weten hoe een kustlijn precies liep, of waar kliffen en zandbanken lagen in de buurt van een haven. Kapiteins maakten wel eigen kaarten of reisgidsen met wat ze zelf hadden gezien of gehoord. Maar deze gingen vooral over de kust langs de Middellandse Zee. Handelaren voeren wel voorbij Gibraltar naar het noorden: naar de Vlaamse handelssteden of bijvoorbeeld naar Engeland om daar wol te halen. Maar dan voeren ze zoveel mogelijk langs de kust. Niemand was ver de oceaan op gevaren naar het onbekende zuiden of westen.

Wereldbeeld

Veel mensen denken dat middeleeuwers bang waren om van de aarde af te vallen als ze ver de zee op voeren, omdat de aarde plat zou zijn. Maar dat is niet waar: de oude Grieken wisten al dat de aarde een bol was en ook in de Middeleeuwen waren de meeste mensen daarvan overtuigd. Ze zagen het bijvoorbeeld aan de schaduw van de aarde bij een maansverduistering. En van Arabische handelaren die ver naar het zuiden waren gereisd hoorden ze dat de schemering daar korter duurt. Dat kan alleen doordat de aarde een bol is. Volgens het wereldbeeld van de Europeanen in die tijd waren er drie werelddelen: Europa, Azië en Afrika. Daar omheen lag één oceaan, meenden ze. Dat Azië heel groot was, was bekend door de Zijderoute. En door de Arabische karavaanhandel door de Sahara wisten ze dat er volken ten zuiden van die enorme woestijn leefden, want daarvandaan haalden de Arabieren ivoor, goud en slaven. Ook Afrika moest dus groot zijn. Maar hoe groot precies?

Dat wist niemand. Hoe ver moest je varen voordat je de zuidelijkste punt van Afrika bereikte? En kon je daarvandaan naar Indië varen? Niemand die dat wist.

En dan was er nog een probleem: de schepen die op de Middellandse Zee voeren, waren galeien. Die werden geroeid, met alleen een klein zeil als hulpmiddel. Deze schepen waren ontworpen om lading te vervoeren over vrij korte afstanden. Voor verre reizen over de oceaan waren ze ongeschikt.

Bron 7 Een wereldkaart, gemaakt rond 1450. Azië ligt boven, daaronder ligt links Europa en rechts Afrika.

1.2 Over zee naar het oosten

Bron 8 Detail op een beschilderd Japans kamerscherm, gemaakt tussen 1593 en 1600.

Barbaren uit het zuiden

Vol verwachting lopen de mannen door de Japanse havenstad Nagasaki. Het zijn Portugezen die komen handeldrijven. Hun schip is volgeladen met producten die ze hier willen verkopen. Elke handelaar heeft daarvan een voorbeeld meegenomen om het aan een Japanse collega te tonen. Zou de moeder in de deuropening dat uitleggen aan haar kind? Hoewel de Portugezen hier al sinds 1543 komen, verbazen de Japanners zich nog steeds over hun grote neuzen, onhandige zware kleding en Afrikaanse slaven. En dat de Portugezen het Japanse schrift niet kunnen lezen, geen eetstokjes gebruiken, zich zelden wassen en, het ergste van alles, hun emoties tonen, bewijst dat het namban zijn: zuidelijke barbaren.

Deze mannen komen nu uit China. In China is de handel met Japan verboden, maar handelen met Portugezen mag wél. Daarom hebben ze ook Chinese zijde bij zich. Op de terugreis naar Portugal varen ze eerst weer naar China, om daar koper en zilver uit Japan te verkopen dat de Chinezen nodig hebben voor hun muntgeld.

In deze paragraaf lees je hoe de Portugezen een zeeroute naar Indië vonden en hoe ze daar een winstgevende handel konden opzetten.

LEERDOELEN

• Je kunt beschrijven hoe de Portugezen een zeeweg naar Indië ontdekten.

• Je kunt uitleggen hoe de Portugezen in Azië handeldreven en hoe ze er concurrentie kregen van andere Europese landen.

Prins Hendrik de Zeevaarder

De Portugezen waren de eerste Europeanen die lange handelsreizen over de oceaan durfden te maken. Dat kwam vooral door prins Hendrik, een zoon van de Portugese koning. Als jonge man had hij meegeholpen de stad Ceuta in Noord-Afrika te veroveren. Dit was het eindpunt van de Arabische handelskaravanen uit Zuidwest-Afrika. Na de verovering van Ceuta viel die handel grotendeels stil. Hendrik besloot daarop dat de Portugezen dan maar zelf producten uit Zuidwest-Afrika moesten halen. Dat kon alleen over zee, want over land zouden de Arabieren hen tegenhouden. Hij nam de beste cartografen (kaartenmakers) en zeelui in dienst en liet hen alle beschikbare kennis verzamelen over scheepsbouw, navigatie en cartografie. Met zijn geld liet hij karvelen bouwen, een nieuw type zeilschip. Een karveel was kleiner dan een galei, maar sneller en beter wendbaar, en groot genoeg om voor een lange reis voorraad mee te nemen voor twintig man bemanning. Daarnaast liet hij, naast het al bekende kompas, nieuwe en handige navigatie-instrumenten ontwikkelen. Hendrik had nóg een doel. Volgens de verhalen toen was ergens in het oosten van Afrika een groot, christelijk koninkrijk. De koning ervan heette Pape Jan. Hendrik wilde dat koninkrijk vinden en een bondgenootschap met Pape Jan sluiten om samen tegen de Arabieren te strijden. Zijn schepen moesten dus ook Pape Jan vinden.

Langs de westkust van Afrika

Vanaf 1424 stuurde prins Hendrik vele expedities de zee op. Elke kapitein verkende de Afrikaanse westkust een stukje verder naar het zuiden, maar steeds hadden ze bij thuiskomst hetzelfde bericht: ze hadden enkel onbewoonde woestijn gezien. Pas na twintig jaar bereikte een Portugese kapitein de kust ten zuiden van de Sahara, waar mensen en dieren leefden en talloze plantensoorten groeiden. De Portugezen namen direct tweehonderd mensen gevangen en verkochten die als slaven in de West-Afrikaanse stad Lagos (nu in Nigeria). Hiermee was de expeditie opeens winstgevend. Al snel voeren er jaarlijks vijfentwintig karvelen naar deze kust, en terug met onder meer peper, slaven, goud en ivoor. Ook verkenden Portugezen het binnenland door rivieren op te varen en stuurden zij expedities dieper landinwaarts op zoek naar Pape Jan, die zij nooit zouden vinden.

Door verhalen over nog grotere rijkdommen in het zuiden reisden de Portugezen verder, ook nadat prins Hendrik was overleden. Vanaf toen hielden ze hun expedities geheim. Maar vaststaat dat Bartolomeu Diaz in 1488 rondom Kaap de Goede Hoop voer, de zuidpunt van Afrika. Hoewel hij zag dat je vandaar naar het noorden kon varen, keerde hij om: zijn voorraden waren op en de bemanning was uitgeput.

Bron 9 De Portugezen plaatsen padrões (enkelvoud: padrão), drie meter hoge stenen pilaren, langs de kusten die zij vonden. Hiermee eisten ze het land op voor Portugal. Bovendien was een padrão een navigatiepunt voor langsvarende schepen. Deze padrão stond aan de kust van Namibië.

Vasco da Gama’s eerste reis

Toen een zeeroute naar Indië haalbaar bleek, vertrok in 1497 Vasco da Gama met vijf schepen en honderdzeventig man uit Portugal. Zijn opdracht was het vinden van handelssteden in Indië en daar een winstgevende handel opzetten. Da Gama voer als eerste in het midden van de Atlantische Oceaan naar het zuiden. Die route naar Zuid-Afrika is korter en bovendien kon hij zo het meest profiteren van de windrichting en zeestromen.

Vanaf Kaap de Goede Hoop volgde hij de Afrikaanse oostkust naar het noorden. Halverwege die kust vond hij een Arabische zeeman bereid hem te vertellen hoe hij de Indische Oceaan kon oversteken naar India. In 1498 bereikte hij Calicut.

De plaatselijke koning was niet onder de indruk van de geschenken van de Portugezen (vier zijden lakens, zes visserspetten, vier stukken koraal, twee vaten olijfolie, een kist suiker en een pot honing), en hij weigerde zaken met hen te doen. Later kon Da Gama toch specerijen inkopen, maar door tegenwerking van Arabische handelaren in Calicut veel minder dan hij had gehoopt.

In september 1499 kwam Da Gama in Portugal terug met twee schepen en vijfenvijftig bemanningsleden. Toch werd zijn reis als een succes beschouwd: de weg naar Indië lag open en de specerijen leverden meer geld op dan de expeditie had gekost.

Uit het dagboek van een bemanningslid van Da Gama, over de aankomst in Calicut:

“Die nacht gingen we bij de stad Calicut voor anker. Een dag later kwamen vier boten naar ons toe, waarop kapitein Da Gama een van onze zeelieden (een veroordeelde misdadiger) met hen mee naar Calicut stuurde. Ze brachten de man naar twee moslims uit Tunis, die Spaans en Italiaans spraken. Hij werd begroet met de volgende woorden: ‘Moge de duivel je halen! Wat komen jullie hier doen?”

Naar: Verslag van Vasco da Gama’s eerste reis naar India (1498).

Bron 10

Vasco da Gama’s tweede reis

In 1502 keerde Da Gama terug in Indië, nu met een zwaarbewapende vloot. Hij beval de koning van Calicut alle Arabieren de stad uit te jagen. Toen de koning probeerde te onderhandelen, liet Da Gama de stad beschieten. Volgens sommige historici liet Da Gama ook tientallen willekeurige mensen doden, en stuurde hij hun afgehakte handen en neuzen naar de vorst met een briefje waarin stond dat deze er maar curry van moest maken. De vorst kon niet anders dan beloven voortaan met alleen Portugezen handel te drijven. Da Gama voer terug met een kostbare lading en liet vijf schepen achter om de veroverde stad te bewaken.

Op die manier dwongen de Portugezen met geweld ook andere heersers in Indië tot het maken van handelsafspraken. Al snel deden ze volop mee in de plaatselijke handelsnetwerken en waren ze een zeemacht in de Indische Oceaan. De Portugezen bouwden daarvoor handelsposten langs de kusten: factorijen. Dat waren forten met soldaten en kanonnen, en pakhuizen en woningen voor de handelaren. In de haven bij de factorij konden hun schepen aanleggen, voorraad verversen en handelswaar in- en uitladen. Het effect van de Portugese zeeroute was groot. In Europa werden Portugezen de concurrenten van Italiaanse handelaren, want producten uit Indië kwamen nu zonder tussenhandel naar West-Europa. Peper bijvoorbeeld was in 1502 in Lissabon vijf keer goedkoper dan in Venetië.

Een Nederlandse spion

Bron 11

In 1510 veroverden de Portugezen Goa, een strategisch gelegen stad ten noorden van Calicut. Dit werd het bestuurscentrum van de Portugese handel in heel Indië. Op deze tekening uit de zestiende eeuw gaat een groep Portugezen de stad binnen. 1.2 Over

Het lukte de Portugezen niet om de zogeheten Kaaproute geheim te houden. De Nederlander Jan Huygen van Linschoten werkte voor een Portugese bisschop en moest geheime kaarten kopiëren. Hoewel er de doodstraf op stond, smokkelde hij deze kaarten naar de Nederlanden.

Toen de route bekend was, stuurden ondernemende Amsterdammers in 1595 ook een expeditie onder leiding van Cornelis de Houtman naar Indië, later de Eerste Schipvaart genoemd. Ze wilden specerijen inkopen op Java (Indonesië). Met een zuidelijke route over de Indische Oceaan wist De Houtman de Portugezen te vermijden. Eenmaal op Java dwongen de Nederlanders met geweld de plaatselijke heersers om met hen handel te drijven. Vanaf toen was het Portugese monopolie op de zeehandel met Indië voorbij.

Behalve Nederlanders gingen ook Engelsen volop deelnemen aan de Indische handel. Dit leidde tot gevechten daar tussen Europeanen, op zee én op het land. De Portugezen verloren daardoor veel factorijen. Maar ook door andere oorzaken verloor Portugal aan invloed. Japan bijvoorbeeld liet na 1639 geen Portugezen meer toe omdat Portugese missionarissen die met de handelaren waren meegereisd, voor verdeeldheid onder de bevolking zorgden. Daarna liet Japan alleen Nederlandse handelaren toe.

Bron 12 Wereldkaart uit 1502, met daarop de plaatsen waar Portugezen waren geweest. De Portugese zeevaarder Pedro Cabral was in 1500 door een storm op de Atlantische Oceaan op de kust van Brazilië geland. De vele lijnen in de kaart hebben te maken met de navigatie met een kompas.

1.3 Over zee naar het westen

In Amerika!

Het is een bijzonder moment in de geschiedenis: de eerste ontmoeting tussen ontdekkingsreiziger Christoffel Columbus en de bewoners van het eiland waar hij is aangekomen. Linksboven zie je de drie schepen waarmee Columbus twee maanden eerder uit Spanje was vertrokken. In opdracht van de Spaanse koning en koningin wilde hij via het westen een zeeroute naar Indië vinden. Wekenlang voer Columbus over de Atlantische Oceaan zonder land te zien. Toen de bemanning ongerust werd, loog hij over de afstand die de schepen hadden afgelegd. Hij maakte die kleiner, zodat ze minder ver van de Spaanse kust leken. Toch maakten sommige mannen al plannen om hem overboord te gooien, om dan te kunnen omkeren. Net op tijd kwamen ze aan bij dit eiland: het meest oostelijke eiland van Indië, volgens Columbus. Maar Columbus vergiste zich: hij was in Amerika. Alleen wist toen niemand in Europa dat dat werelddeel bestond. Terwijl er nog bemanningsleden van het schip komen, brengen de bewoners van het eiland al kostbare geschenken naar Columbus. Tenminste, zo heeft De Bry dat ruim honderd jaar later getekend. Waarschijnlijk wilde hij laten zien hoe de Spanjaarden aan al het goud en zilver kwamen dat hun schepen na 1492 vanuit Amerika naar hun land brachten. Deze paragraaf gaat over de ontdekkingsreizigers die naar het westen voeren. Je leest ook hoe en waarom Spanjaarden daar grote gebieden in bezit namen.

LEERDOELEN

• Je kunt uitleggen hoe Spanjaarden grote delen van Amerika in bezit namen.

• Je kunt beschrijven wat de gevolgen waren van de Spaanse aanwezigheid voor de inheemse bevolking van Midden- en Zuid-Amerika.

Bron 13 12 oktober 1492. Christoffel Columbus en zijn bemanning komen aan in Amerika. Tekening door Theodor de Bry (1594).

Columbus’ plan

De Italiaanse zeeman Columbus kwam in 1476 na een schipbreuk in Lissabon terecht. Daar werd hij cartograaf. Een paar jaar later presenteerde Columbus een plan aan de Portugese koning: hij wilde via het westen een zeeroute naar Indië vinden. Dit was een logische gedachte. Volgens de Bijbel was de aarde voor het grootste deel bedekt door land. Geleerden hadden berekend dat de oceaan een zevende deel van de aardbol besloeg. Er kon dus niet heel veel zee tussen Europa en Azië zijn. Azië was bovendien groot; mensen wisten dat het zich ver naar het oosten uitstrekte.

Maar de koning was niet geïnteresseerd in nieuwe avonturen, omdat net op dat moment de Portugese expedities langs de Afrikaanse westkust wat gingen opleveren. Daarna probeerde Columbus de Spaanse koning en koningin voor de westwaartse route te interesseren. Na lang aarzelen besloten ze zijn expeditie te steunen. Op 3 augustus 1492 vertrok Columbus met drie schepen – een kraak en twee karvelen – uit Sevilla (Spanje.) Toen zij bij een Caribisch eiland kwamen, was hij ervan overtuigd dat dit het meest oostelijke eiland van Indië was. De mensen die hij daar ontmoette, noemde hij daarom indianen.

eiland links van het midden, stelt Japan voor.

Na Columbus

Bij terugkeer berichtte Columbus het Spaanse koningspaar dat hij Indië had bereikt en dat er kansen lagen voor handel. Daarbij overdreef hij de rijkdom die hij er dacht te vinden. Columbus reisde nog enkele keren naar Amerika en kwam onder meer aan in Cuba en Jamaica. Tot aan zijn dood geloofde hij dat dit Indië was. Andere reizigers naar dit gebied vermoedden dat er achter die eilanden een groot, onbekend land lag. Amerigo Vespucci bijvoorbeeld, een Italiaan in Spaanse dienst, voer vanaf Brazilië ruim tweeduizend kilometer langs de oostkust van Zuid-Amerika naar het zuiden. Hij schreef in 1503 in een brief dat het een Mundus Novus (‘Nieuwe Wereld’) was, omdat hij daar vele onbekende dieren en planten had gezien. De verhalen over de Nieuwe Wereld, waar het goud voor het oprapen zou liggen, trok een nieuw soort Spaanse ontdekkingsreizigers aan: conquistadores (‘veroveraars’). Ze waren meestal eerst soldaat geweest. Zij kwamen niet voor de handel, maar wilden gebieden veroveren en rijk worden. Ze trokken de binnenlanden in en namen grote gebieden in bezit, namens de Spaanse koning en koningin. Gevechten met de inheemse bevolking wonnen ze met hun vuurwapens en zwaarden makkelijk, ook als ze zelf in de minderheid waren. Hun tegenstanders hadden slechts knotsen en speren om zich te verdedigen.

Bron 14 De Italiaanse geleerde Toscanelli stuurde in 1474 deze kaart naar Columbus, die hem gebruikte voor zijn eerste reis. Cipangu, het grote

Azteken

‘Gebouwen die op het grote water dreven, voortbewogen door enorme vlaggen en bewoond door wonderlijke blanke wezens in blinkende pakken’ – deze verhalen bereikten rond 1515 de Azteken, een van de vele volken in Amerika. De machtige Azteken leefden in wat nu Mexico is en hadden in de voorgaande eeuw vele andere volken onderworpen. Hun koning heette Motecuzoma en werd beschouwd als een god. Hij woonde in Tenochtitlan, een stadstaat met ongeveer 250.000 inwoners. Geen enkele Europese stad in die tijd was zo groot.

De Spaanse conquistador Hernán Cortés bereikte met zo’n vijfhonderd man in 1519 de stad. Ze werden met geschenken ontvangen, want de Azteken sloten niet uit dat de Spanjaarden goden waren. Toen er desondanks spanningen ontstonden tussen de Azteken en de Spanjaarden, probeerde Motecuzoma de vrede te bewaren door nog meer goud en zilver te geven. Maar dit maakte de hebzucht van de Spanjaarden alleen maar groter. Cortés liet Motecuzoma gevangennemen en belegerde Tenochtitlan. Toen er in de stad een epidemie uitbrak, vielen de Spanjaarden aan. Tijdens het gevecht kwam Motecuzoma om. Na de overwinning liet Cortés de stad verwoesten. Hetzelfde deed hij met andere steden. Na enkele jaren bestond de Azteekse beschaving niet meer.

Bron 15 Hernán Cortés en zijn gevolg op weg naar zijn eerste ontmoeting met koning Motecuzoma. Cortés wordt vergezeld door zijn tolk en adviseur Malinche, een vrouw van het Maya-volk dat door de Azteken werd onderdrukt. Tekening door een Azteekse kunstenaar, gemaakt rond 1550.

Inca’s

Ook de beschaving van de Inca’s zou grotendeels worden verwoest. Het enorme rijk van dit volk lag in het Andesgebergte, in het zuidwesten van Zuid-Amerika. Het werd bestuurd vanuit de stad Cuzco (nu in Peru). Door het hele rijk liepen verharde wegen waarlangs koeriers en soldaten reisden met boodschappen en opdrachten van de Sapa Inca (‘de enige Inca’), hun koning. Hij was de politieke en godsdienstige leider, en volgens de Inca’s een kind van de zonnegod die zij vereerden. Al het goud was van de koning, want goud was het zweet van de zon.

Conquistador Francesco Pizarro had over dit goud en andere schatten gehoord en wilde het gebied veroveren. In 1532 ontmoette hij Inca-koning Atahualpa. Deze had ingestemd met een ontmoeting zonder wapens. Maar tijdens de bijeenkomst vielen de Spanjaarden plotseling aan en ‘doodden de indianen als mieren’, zoals het bevel van Pizarro was geweest. Pizarro nam Atahualpa gevangen en vroeg als losgeld een kamer van zeven bij vijf meter vol goud en zilver. Toen de Inca’s hiervoor hadden gezorgd, vermoordde Pizarro Atahualpa. Omdat de Inca-soldaten geen commando’s meer kregen van hun leider veroverde Pizarro vervolgens met gemak het hele Incarijk.

Kolonisatie

Toen Spanjaarden grote delen van Zuid- en Midden-Amerika hadden veroverd, kregen succesvolle conquistadores en hoge militairen van de Spaanse koning daar elk een gebied in leen. Zij mochten de mensen die er leefden voor zich laten werken en hen belasting laten betalen. Een deel van de winst was voor de Spaanse overheid, de rest was voor henzelf. In ruil daarvoor moesten zij de inheemse bevolking bescherming bieden en bekeren tot het christendom.

Behalve in de landbouw moesten de inheemsen in de mijnbouw werken, vooral toen in 1544 in Bolivia bij de stad Potosi in een berg zilver werd ontdekt. Het mijnen van het zilver was eenvoudig voor de Spanjaarden, want de hele ‘Potosi-berg’ leek wel van zilver gemaakt en de kosten voor het zware werk waren laag: de mijnwerkers betaalden belasting in de vorm van arbeid.

De regels die er waren om uitbuiting van de inheemse bevolking te voorkomen, werden nauwelijks gecontroleerd. Inheemsen werden daardoor vaak zeer slecht behandeld. Als ze probeerden te vluchten, werden ze gruwelijk gestraft. Daarnaast stierven ze massaal aan ziekten die de Europeanen onbewust hadden meegebracht, zoals de pokken, pest, griep of mazelen. Voor de inheemse bevolking waren deze ziekten nieuw, zodat mensen er geen immuniteit (weerstand) tegen hadden.

De Spaanse priester Bernardino de Sahagún was zich bewust van het lot van de inheemse bevolking:

“Toen de Spanjaarden kwamen, is hen zoveel geweld aangedaan en zijn ze zozeer verwoest, dat er geen schaduw meer is overgebleven van wat hun cultuur vroeger was. Daarom worden zij nu gezien als barbaren en als mensen van zeer laag allooi, terwijl zij in feite vele andere landen voorbijstreefden, als we bepaalde vormen van tirannie, die hun wijze van regeren kenmerkte, buiten beschouwing laten.”

Naar: De Sahagún, Algemene geschiedenis van de zaken van Nieuw-Spanje (1540-1569).

Bron 17

Bron 16 De zilvermijn in de Potosi-berg. Tekening (ingekleurd) door Theodor de Bry (1590).

1.4 Europa en de wereld

Bron 18 Wereldkaart in een atlas uit 1543. Gemaakt door de Italiaanse

De wereld rond

Kaarten waren in de zestiende eeuw heel populair, omdat je er de nieuwste ontdekkingen op kon zien. Dat geldt ook voor de kaart in bron 18. Je ziet er Amerika op en zelfs de westkust van Amerika. Die was toen al bekend, zoals ook bekend was dat er tussen Amerika en Azië een grote oceaan lag. Deze kaart stond in een atlas die de Spaanse koning Karel V had besteld bij de beroemde cartograaf Agnese. Het was een geschenk voor zijn toen zestienjarige zoon, de latere koning Filips II. Was het om Filips te laten zien welke gebieden hij zou erven? In Europa heerste Karel namelijk naast Spanje over talloze andere gebieden en landen, onder meer over de Nederlanden (ongeveer Nederland en België samen). En omdat Karels grootouders Columbus op reis hadden gestuurd, kwamen daar de Spaanse gebieden in Amerika nog bij. Agnese heeft op de kaart met een lijn de reis van de Portugese ontdekkingsreiziger Ferdinand Magellaan aangegeven. Magellaan voer om Zuid-Amerika heen en stak de Grote Oceaan over. Zo bewees hij als eerste dat je vanuit Europa via het westen Azië kon bereiken. Met zijn reis leek de ontdekking van de wereld compleet. In deze paragraaf lees je over de gevolgen daarvan.

LEERDOELEN

• Je kunt uitleggen welke gevolgen de handelscontacten tussen Amerika en Europa hadden.

• Je kunt uitleggen waardoor er in Midden- en Zuid-Amerika een mengcultuur ontstond.

• Je kunt beschrijven hoe door de ontdekkingsreizen het wereldbeeld van de Europeanen veranderde.

cartograaf Battista Agnese.

Zilvervloot

In bron 18 heeft de cartograaf nóg een lijn getekend: die tussen Europa en Peru, aan de westkust van Zuid-Amerika. Via deze route brachten de Spanjaarden het zilver uit de Potosiberg naar Europa. In Midden-Amerika werd de lading over land met muilezels van de westnaar de oostkust vervoerd. Daar werd alles ingeladen in galjoenen: grote vrachtschepen met zware kanonnen aan boord. Eenmaal per jaar, als de winden het gunstigst waren, staken de Spaanse galjoenen de Atlantische Oceaan over. Om veiligheidsredenen voeren ze in konvooi (groep) en was de vertrekdatum geheim. Vanaf het midden van de zestiende eeuw bracht deze zilvervloot elk jaar tonnen goud en vooral zilver naar Spanje. Ongeveer een vijfde deel was voor de schatkist van de Spaanse koning, die dat geld hard nodig had voor de vele oorlogen die hij voerde. Het Amerikaanse zilver beïnvloedde de Europese economie. Als er meer is van een bepaald product, neemt de waarde ervan af. Dat gebeurde ook met zilver en zilvergeld: de hoeveelheid nam toe en dus werd het minder waard. Toen in die tijd ook de Europese bevolking toenam, steeg de prijs van het voedsel. Dat maakte geld nog minder waard. Veel mensen leefden in grote armoede. Tegelijkertijd maakte de handel een kleine groep kooplieden, meestal burgers, heel rijk.

Bron 19 Oorlogen in Europa werden ook op zee uitgevochten. Het was in oorlogstijd toegestaan om handelsschepen van de vijand aan te vallen en in beslag te nemen. Dat heet: kapen. De schepen van de Spaanse zilvervloot waren een geliefde prooi. Hier worden twee Spaanse galjoenen aangevallen. Schilderij door Cornelius Verbeeck (1618-1620).

Een weg langs het noorden?

In de loop van de zestiende eeuw waagden reizigers uit meer Europese landen zich op de oceaan. Ook zij zagen kansen in gebieden die ze ontdekten. Engeland stichtte in de tweede helft van de zestiende eeuw bijvoorbeeld koloniën aan de oostkust van Noord-Amerika, en Frankrijk in wat nu Canada is.

Nederlanders reisden naar Indië, zoals je eerder las. Maar de zeeweg daarheen was lang en vol gevaren, ook door de Portugese aanwezigheid op zee. Zou er geen kortere weg zijn naar bijvoorbeeld China en Japan? Want als je om de zuidpunt van Afrika naar Indië kon varen, dan kon dat misschien ook via het noorden: boven Azië langs.

De Friese zeeman en cartograaf Willem Barentsz probeerde het drie keer. De eerste twee keer moest hij omkeren omdat hij geen doorgang door de met ijs bedekte zee vond. Tijdens zijn derde reis kwam zijn schip zelfs in het ijs vast te zitten en moesten hij en zijn bemanning overwinteren op het eiland Nova Zembla. Barentsz vond met zijn reizen geen zeeroute via het noorden, maar ontdekte wel Spitsbergen. Die eilandengroep zou hierna veel gebruikt worden voor de Nederlandse walvisvaart.

Uitwisseling van planten en dieren

De contacten tussen Europa, Afrika, Amerika en Azië veranderden de wereld. Dieren, planten en landbouwgewassen werden door handel uitgewisseld. De Amerikaanse tabak, chocola, mais, tomaten en aardbeien waren in Europa tot aan de zestiende eeuw onbekend. Dat geldt ook voor de aardappel, die vanaf de achttiende eeuw in veel Europese landen het belangrijkste voedsel werd. Andersom brachten de Europeanen rijst, tarwe, appels en uien naar Amerika.

Soms verliep de uitwisseling over meerdere werelddelen. Bijvoorbeeld suikerriet. Suikerriet groeide op de Indonesische eilanden. Nu gingen Spanjaarden en Portugezen het verbouwen op plantages in Amerika: grote landbouwbedrijven waar één gewas wordt verbouwd. Hetzelfde geldt voor koffie. Nederlanders brachten het van Oost-Afrika naar Indonesië, waar het op plantages werd verbouwd. Een Franse zeeman smokkelde daarvandaan wat plantjes naar Midden-Amerika, waarna ook daar koffieplantages kwamen. De Amerikaanse volken hadden nauwelijks veeteelt. De Europeanen introduceerden kippen, varkens, geiten, schapen en paarden in Amerika. Het paard had onder meer gevolgen voor de landbouw, want de inheemse volken kenden geen trekdieren. Voortaan kon het paard een ploeg trekken. De cavia en kalkoen zijn voorbeelden van dieren die uit Amerika naar Europa zijn gebracht.

Uitwisseling van ziekten, mensen en religie

Zoals je las, stierven inheemse Amerikanen massaal aan Europese ziekten. Andersom was de seksueel overdraagbare ziekte syfilis voor de Europeanen nieuw. Hier zouden vooral soldaten aan sterven.

Doordat er al snel te weinig gezonde mensen waren, ontstond er op de plantagekoloniën een gebrek aan arbeidskrachten. Als oplossing werden mensen uit Afrika gehaald, die handelaren daar als slaven konden kopen. Hierdoor ontstond er in de Midden- en ZuidAmerikaanse samenleving een mengcultuur, ook doordat mensen relaties aangingen en samen kinderen kregen. Toch zou iemands afkomst zijn positie in de samenleving blijven bepalen: mensen van Europese afkomst stonden hoog en mensen van inheemse en Afrikaanse afkomst laag in de hiërarchie.

Een mengcultuur ontstond ook doordat Spaanse en Portugese missionarissen het christendom verspreidden. Soms mengden religieuze tradities zich dan. Zo verwoestten de Spanjaarden een Azteekse tempel waar de moedergodin Tonantzin werd aanbeden. Ze bouwden op die plaats een kerk gewijd aan Maria, de moeder van Jezus. De pas bekeerde christelijke Azteken kwamen nu naar deze kerk om te bidden tot Maria, die ze Tonantzin bleven noemen.

Bron 20 Slachtoffers van een epidemie. Azteekse tekening in een boek uit de zestiende eeuw.

Bron 21 Dit schilderij heet de Potosi-Madonna (op een religieuze afbeelding wordt Maria madonna genoemd). Schilderij van een onbekende maker uit de zeventiende eeuw.

Een nieuw wereldbeeld

In minder dan een halve eeuw was het wereldbeeld van de Europeanen ingrijpend veranderd. De wereld bleek veel groter en heel anders dan gedacht. Door de ontdekkingsreizen werd hier veel informatie over verzameld en weergegeven in kaarten. Ook nam in deze periode de kennis over scheepvaart en navigatie enorm toe.

Ook de zee zélf was een ontdekking. Tot die tijd was dat een grens geweest rondom de toen bekende wereld. Nu bleek je over zee overal te kunnen komen en werd de zee een weg. Vooral de Atlantische Oceaan werd een drukbevaren handelsroute. Bovendien bleek de aarde vooral uit zee te bestaan en niet vooral uit land, zoals altijd was gedacht.

Ook de kennismaking met andere volken maakte indruk, want buiten Europa bleken niet enkel ‘wilden’ te leven. Hoe kon het dat niet-christenen ook een beschaving hadden ontwikkeld, die Europese reizigers soms zelfs bewonderden? Wat wisten ze eigenlijk van de wereld?

Dit maakte dat veel mensen niet meer alleen uitgingen van het wereldbeeld uit de Bijbel. De mens zélf, die zelfstandig kan nadenken, werd steeds belangrijker.

1.5 De reizen van Zheng He

Feest in Nanjing

In 2008 waren de Olympische Zomerspelen in China. Ter ere daarvan werd in Nanjing een replica (kopie) gemaakt van het schip van admiraal Zheng He, die hiermee tussen 1405 en 1433 zeven reizen over de Grote en Indische Oceaan maakte. In bron 22 zie je de feestelijke opening van een museumpark naast het schip. Hierna mogen bezoekers een kijkje op het schip gaan nemen. Ze zullen zich verbazen over de enorme afmetingen, want het schip is bijna honderdveertig meter lang en vijfenvijftig meter breed. Volgens Chinese bronnen had het negen masten. Het had waterdichte schotten, zodat vuur of water zich niet snel kon verspreiden. Geen enkel ander schip had dat toen en geen enkel ander schip was zo groot. Wanneer dit schip samen met ruim driehonderd andere Chinese schepen aan de horizon verscheen, maakte dat grote indruk op de volken langs de kust. Dat was precies de bedoeling van de keizer van de toen heersende Ming-dynastie, Yongle. Hij had Zheng He de opdracht gegeven om met zijn vloot de macht van China aan de wereld te tonen. Deze paragraaf gaat over Zheng He en het doel van zijn reizen. Je leest ook waarom die reizen opeens eindigden.

LEERDOELEN

• Je kunt beschrijven waarom en hoe de Chinese admiraal Zheng He zeven grote zeereizen maakte.

• Je kunt uitleggen waarom de Chinese zee-expedities in 1433 eindigden.

Bron 22 Nanjing (China) in 2008.
Nederland

Geschenken

China vond zichzelf in die tijd beter dan elke andere beschaving ter wereld. Andere volken zouden dat ook vinden, was het idee, als China maar zou laten zien hoe geweldig het was. Als andere vorsten de Chinese keizer daardoor als hun meerdere erkenden, kon China de handel over de Indische Oceaan controleren en de piraterij daar bestrijden. Iedereen zou er beter van worden.

Om die reden stuurde keizer Yongle admiraal Zheng He met een enorme vloot vol zijden stoffen, porselein serviezen en andere dure cadeaus de zee op. Zheng He bezocht onder meer Indonesië, India, Perzië, het Arabische schiereiland en OostAfrika. Overal gaf hij in naam van de keizer kostbare geschenken aan de plaatselijke vorsten. Daarmee liet hij zien hoe rijk, gul en beschaafd China was. De andere vorsten gaven regelmatig geschenken terug. Dat was uit beleefdheid, maar in Yongle’s ogen stond het gelijk aan het betalen van belasting aan hem, zodat hij boven hen stond.

Zheng He gebruikte ook geweld als dat nodig was. Hij vocht tegen piraten en hielp soms een vorst een opstand neer te slaan.

Vorsten die weigerden eer te betonen aan de Chinese keizer dwong hij om gezanten naar China te sturen. Daar moesten die hun excuses aan de keizer aanbieden.

Na Yongle

Bron 23 Het kompas is tussen de vijfde en derde eeuw v.Chr. in China uitgevonden. Dit model is uit de tijd van de Song Dynastie (960-1279). In het visje zit magnetische ijzererts. Als de kom gevuld is met water wijst de naald in de bek van de vis altijd naar het zuiden.

Zheng He werd in 1420 in Aden (Jemen) ontvangen door sultan al-Malik-al Nasir:

“Zonder de grond gekust te hebben zei Zheng He: ‘Uw meester, de heerser van China, groet u en adviseert u om uw onderdanen rechtvaardig te behandelen.’ De sultan bedankte hem en heette hem welkom. Hij ontving Zheng He gastvrij en bracht hem onder in het gastenverblijf. Al-Malik-al Nasir schreef daarop in een brief aan de keizer van China: ‘Uw bevel is mijn bevel, mijn land is uw land.’ Hij zond hem schitterende luxe kaftans en vele wilde dieren.”

Naar: Ibn-al Dabaya, De geschiedenis van Zabid (1496).

Bron 24

Keizer Yongle stierf in 1424. Zijn opvolgers stopten met de zeereizen. Daarvoor waren twee redenen. De eerste reden had te maken met de strijd tussen twee partijen aan het hof. De ene partij bestond uit eunuchen (gecastreerde mannen). Bij die groep hoorde Zheng He. Hij kwam uit een moslimfamilie en was als kind gevangengenomen toen Ming-keizers de macht overnamen. Zij castreerden hun jonge mannelijke gevangenen, zodat zij geen Chinese vrouwen zwanger konden maken. Eunuchen werkten voor de keizerlijke familie, want ze waren geen gevaar voor de keizerlijke vrouwen. Daardoor was hun invloed op de keizer groot.

De andere partij bestond uit hoogopgeleide ambtenaren. Zij wilden de macht van de eunuchen breken. Ook wezen ze de keizer vaak op de hoge kosten van de zeereizen, de tweede reden. Wat leverden die China eigenlijk op? En als China geen enkel ander land nodig had, waarom zou het zich dan met de onbeschaafde buitenwereld bemoeien? Deze partij won. Daarna was er enkel privéhandel met andere landen. China sloot zich af van de wereld en zou dat nog lang blijven doen. Ook de Europese handelaren die vanaf 1510 in China kwamen, konden geen officiële handelsafspraken met de overheid maken.

www.thiememeulenhoff.nl/feniks

Geschiedenis voor havo

Op de voorkant van dit boek zie je een planetarium: een apparaat waarmee je kunt laten zien hoe de planeten van ons zonnestelsel rondom de zon draaien. De koperen bol middenin is de zon en de grote bol links is de aarde; je ziet dat daarop de werelddelen zijn getekend.

Het kleine bolletje bij de aarde is onze maan. Bij de zon staan de planeten Venus en (achter de zon) Mercurius. Op de schijf staan de namen van de maanden en sterrenbeelden, en allerlei andere informatie.

Onder de schijf kun je een slinger vastmaken. Als je daaraan draait, gaat het planetarium bewegen. Dan draaien de drie planeten elk in hun eigen tempo in hun baan rondom de zon, en de maan rondom de aarde.

Dit kleine, draagbare planetarium werd in 1791 gemaakt door de Engelse instrumentenmaker William Jones. Hij verkocht het als losse onderdelen in een kistje. Je kon het zelf in en uit elkaar zetten. Iedere keer kon je kiezen hoeveel planeten je wilde laten zien. Jones maakte een hele serie van deze planetaria, en beval het aan ‘voor een betere kennismaking van jonge heren en dames in de meest aangename, sublieme en nuttige van alle wetenschappen: astronomie’.

Scan de QR-code voor meer informatie over het planetarium in de achttiende eeuw.

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.