
2 minute read
Verzin het maar
15 Vervolg bedenken
Lees de theorie Personen beschrijven. Bekijk de lijst met karaktereigenschappen.
Theorie
Personen beschrijven
Als je een persoon uit een verhaal beschrijft, let je op: aardig — gemeen verlegen — vrij eigenwijs — gehoorzaam piekert veel — zorgeloos agressief — zoekt vrede
• het uiterlijk van de persoon (lichaam, gezicht, haar, kleding) – soms wordt er veel over gezegd, soms maar heel weinig.
• belangrijke kenmerken (bijvoorbeeld leeftijd, gezondheid, arm of rijk).
• de karaktereigenschappen die je ontdekt door te letten op wat iemand doet, zegt en denkt – zie de lijst hieronder.
Persoon beschrijven uiterlijk karaktereigenschappen belangrijke kenmerken opvliegend — beheerst zichzelf open, spontaan — gesloten, geremd snel in paniek — kalm angstig — dapper voorzichtig — onvoorzichtig a Kies uit de lijst twee karaktereigenschappen die een beetje op elkaar lijken. b Kijk nog eens naar de verhalen Geest en Onmogelijk blauw Noteer twee eigenschappen van Jochem en twee van Billie die je uit de verhalen kunt halen. c Kies voor Jochem en voor Billie elk een nieuwe eigenschap, die je bij hen vindt passen. Kies een eigenschap die je nu nog niet in het verhaal ziet. d Kies of je een vervolg wilt bedenken bij Geest of bij Onmogelijk blauw
Geest
Bedenk voor Jochems probleem een oplossing die niet realistisch is. Hoe gaat het verhaal dan verder? Laat ook de nieuwe eigenschap zien die je hebt bedacht voor Jochem.
Onmogelijk blauw
Bedenk wat er gebeurt als meneer Denby erbij komt. Bedenk iets dat realistisch is. Laat ook de nieuwe eigenschap zien die je hebt bedacht voor Billie.
Hoe gaat het verhaal verder?
Noteer het vervolg in ongeveer vijf korte punten. Schrijf deze punten ook op een spiekbriefje.
16 Verhaal vertellen
a Oefen je verhaal een keer, zodat je het straks aan je klasgenoten kunt vertellen.
Gebruik de theorie Verhalen vertellen
• Gebruik je spiekbriefje uit de vorige opdracht.
• Vertel het zo dat je echt in het verhaal zit. Begin dus niet met: Ik heb bedacht dat … Begin bijvoorbeeld met: Wat moet ik nu doen, denkt Jochem.
Theorie
Verhalen vertellen
Als je een verhaal vertelt, let dan op de volgende dingen: b Bekijk de punten bij vraag 16d. c Vorm een groepje met vier klasgenoten. Vertel jouw verhaal aan je klasgenoten. Gebruik je spiekbriefje.
• Vertel uit je hoofd. Gebruik alleen een spiekbriefje met korte punten.
• Oefen het vertellen een paar keer, zodat de volgorde goed in je hoofd zit.
• Vertel rustig, houd pauzes, gebruik afwisseling in toonhoogte, tempo en volume.
• Gebruik je eigen stem, met soms een kleine aanpassing.
• Maak veel contact met de luisteraars en let op hun reactie op het verhaal.
• Zorg dat je gezichtsuitdrukking en gebaren bij het verhaal passen, maar overdrijf niet.
Hoe goed kun je dit al?
Je klasgenoten luisteren en letten op deze punten: d Bespreek samen hoe het vertellen ging. Let op onderstaande punten. Vertel aan de klasgenoot rechts van je hoe je vond dat diegene vertelde. Zeg ook welk niveau je klasgenoot haalde.
• Vertel je vloeiend uit je hoofd?
• Versterkt je voordracht de inhoud van je verhaal?
Wat zei je klasgenoot over hoe jij vertelde?
• Ik vertel vloeiend uit het hoofd. ◯ ◯ ◯ ◯
• Mijn voordracht versterkt de inhoud. ◯ ◯ ◯ ◯ e Wat zou je de volgende keer beter willen doen bij het vertellen van een verhaal?