
6 minute read
Kenmerken van verhalen
9 Personen en rollen
Kijk opnieuw naar de verhalen Geest en Onmogelijk blauw Gebruik de theorie Hoofdpersoon en bijfiguren
Hoofdpersoon en bijfiguren
Theorie
De belangrijkste persoon in een verhaal noem je de hoofdpersoon. Veel verhalen hebben één hoofdpersoon, soms zijn er twee of meer. De hoofdpersoon:
• wordt uitgebreid beschreven. Je leert deze persoon van binnenuit kennen.
• heeft een belangrijk probleem of een opdracht of een doel a Geef van de personen in Geest aan of ze een hoofdpersoon of een bijfiguur zijn. hoofdpersoon bijfiguur
Andere personen in het verhaal noem je bijfiguren. Ze zijn minder belangrijk en je leert hen minder goed kennen dan de hoofdpersoon. Een bijfiguur heeft vaak een bepaalde rol in het verhaal: een helper helpt de hoofdpersoon bij het oplossen van zijn probleem, een tegenstander maakt het de hoofdpersoon juist moeilijk.
• moeder
• vader
• Jochem
• Isha
• Marty
• Jon b Geef van de personen in Onmogelijk blauw aan of ze een hoofdpersoon of een bijfiguur zijn. hoofdpersoon bijfiguur
• Flappy
• Billie
• Joe Travia
• de vrouw bij de roze caravan
• Freddie
• meneer Denby c Vergelijk jezelf met Jochem (Geest) en met Billie (Onmogelijk blauw). Op wie lijk jij het meest? Leg uit door welke eigenschap van Jochem of Billie dat komt. d Wat is de rol van deze personen?
1 De moeder van Jochem is een helper | tegenstander
2 Isha is een helper | tegenstander
3 Joe Travis is een helper | tegenstander
4 Freddie is een helper | tegenstander
10 Herkennen of een verhaal realistisch is Gebruik de theorie Realistisch of niet-realistisch
Bekijk Anne-Mar probeert Minecraft
Realistisch of niet-realistisch
Theorie
Verhalen kunnen verzonnen zijn of echt gebeurd. Een verzonnen verhaal lijkt vaak wel op de werkelijkheid. Het verhaal is dan realistisch. Gebeuren er veel dingen die in werkelijkheid niet kunnen, dan is het verhaal niet-realistisch a Leg uit wat Anne-Mar bedoelt als ze zegt: Dit ziet er helemaal niet realistisch uit! Geef ook een voorbeeld. b Gebruik ook het verhaal Geest c Nadat Anne-Mar heeft ontdekt met welke toetsen ze kan bewegen, stelt ze een belangrijke vraag. Die vraag past goed bij een hoofdpersoon. Welke vraag is dat? d Je hebt eerder het verhaal Geest gelezen. Waarom voelt het niet realistisch voor Jochem wat er gebeurt? Leg uit. e De schrijver van Geest heeft een realistisch verhaal bedacht. Waaruit blijkt dat?
Dit maakt een verhaal realistisch: Dit maakt een verhaal minder realistisch: Mensen lijken echt in wat ze denken, doen en zeggen. Mensen lijken onecht in wat ze denken, doen of zeggen.
De omgeving lijkt echt. De wereld is verzonnen. Gebeurtenissen zijn in werkelijkheid ook mogelijk. Gebeurtenissen zijn wel heel erg toevallig.
Er komen mensen en plaatsen in voor die echt (hebben) bestaan.
Problemen en oplossingen zijn zoals in het echte leven.
De afloop van het verhaal is logisch en zou echt kunnen.
Er komen verzonnen wezens en fantasiefiguren in voor.
Problemen en oplossingen zijn onvoorstelbaar.
De afloop van het verhaal is te mooi om waar te zijn.
Als Anne-Mar het verhaal Geest zou lezen, zou ze dan ook zeggen dat het er helemaal niet realistisch uitziet?
Leg in één zin uit waarom ze dat wel of niet zou zeggen.
□ De omgeving lijkt echt.
□ Er komen mensen in voor die echt bestaan.
□ Er komen plaatsen in voor die echt bestaan.
□ Gebeurtenissen zijn in werkelijkheid ook mogelijk.
□ Mensen lijken echt in wat ze denken, doen en zeggen.
□ Problemen en oplossingen zijn zoals in het echte leven.
11 Wat een verhaal met je doet
a Een verhaal doet iets met je. Een verhaal 'neemt je mee'. Je kunt je verplaatsen in de gevoelens van de hoofdpersoon en het verhaal vergelijken met je eigen leven. Lees het verhaal Onmogelijk blauw nog eens. Gebruik de theorie Leeservaring beschrijven Vertel wat het verhaal Onmogelijk blauw met jou doet. Gebruik twee beoordelingswoorden. Leg uit waarom deze woorden voor jou bij dit verhaal passen.
Leeservaring beschrijven
Theorie
Als je een verhaal leest, doet dat iets met je. Het maakt je vrolijk of nieuwsgierig. Wat de hoofdpersoon overkomt maakt je verdrietig of je maakt je ergens boos over. Het verhaal laat je even alles vergeten of verveelt je. Dit is je leeservaring. Die is voor iedereen anders. Beoordelingswoorden helpen je jouw leeservaring onder woorden te brengen en uit te leggen.
spannend laat me meeleven maakt me nieuwsgierig naar de afloop laat me alles even vergeten geheimzinnig maakt me verdrietig veel actie leest moeilijk saai zegt me niets is voorspelbaar kan me niet boeien helder maakt me vrolijk gebeurt weinig in leest makkelijk b Nieuwsberichten gaan ook vaak over mensen, net als verhalen. Toch zijn ze anders: er staan vooral feiten in en er is geen hoofdpersoon. c Stel je voor dat jij de beste vriend(in) van Billie bent en dat je die middag met haar had afgesproken. Schrijf een kort verhaal over wat er gebeurt. Het verhaal heeft in ieder geval 50 woorden. d Laat je nieuwsbericht en je verhaal lezen aan een klasgenoot. Bespreek de vraag en maak daarna je keuze.
Schrijf een nieuwsbericht dat past bij de gebeurtenissen in Onmogelijk blauw Het bericht heeft in ieder geval 50 woorden.
Nieuwe dingen erbij verzinnen heb ik vooral gedaan bij ...
◯ het nieuwsbericht.
◯ het verhaal.
12 Speeddate met boeken
Lees de theorie Boeken kiezen
Boeken kiezen
Het is belangrijk om te ontdekken welke boeken jij graag leest. Zo ontdek je jouw eigen leessmaak of leesvoorkeur. Op het internet vind je informatie over boeken, bijvoorbeeld op bibliotheek.nl of jongejury.nl
Omslag bekijken Flaptekst lezen
Theorie
Titel lezen
Dit boek smaakt naar meer!
Eerste bladzijden lezen Tips van anderen of internet a Lees de titels van zoveel mogelijk boeken. Noem een titel die jou aanspreekt. b Bekijk het omslag van in ieder geval tien boeken. Kies een omslag dat je mooi vindt. Leg ook uit waarom. c Lees de flaptekst van in ieder geval vijf boeken. Welke flaptekst maakt je zo nieuwsgierig dat je het boek zou willen lezen? Leg uit waarom. d Welk boek spreekt je niet aan en zou je niet willen lezen? Leg uit hoe dat komt. e Kies een boek dat je zou willen lezen en lees daaruit de eerste twee bladzijden. Noteer de volgende punten:
• De auteur en titel van het boek
• De hoofdpersoon van het boek
• Een kenmerk van het boek (bijv. humor, spanning, vriendschap) f Vertel kort aan een klasgenoot waar het boek over gaat.

1.4 Verhalen vertellen
Je leert:
• je openstellen voor gevoelens en opvattingen van anderen;
• personen en hun rol in verhalen beschrijven;
• een verhaal voorlezen;
• een verhaal vertellen;
• een verhaal schrijven.
De kunst van het voorlezen
13 Luisteren naar een verhaal
LEERDOELEN a Beschrijf wat er met je gebeurde tijdens het luisteren. b Wat vind jij goed aan de manier waarop dit verhaal wordt voorgelezen?
Luister naar het verhaal Podkin Eenoor. Doe je ogen dicht tijdens het luisteren.
Noteer twee dingen.
Vergelijk je antwoord met een klasgenoot.
• Kies samen de twee belangrijkste 'voorleesregels'.
• Kijk in de theorie Verhalen voorlezen of jullie iets gemist hebben of iets willen veranderen.
Verhalen voorlezen
Als je een verhaal voorleest, let dan op de volgende dingen:
• Zorg dat je het verhaal zelf goed kent, lees het een paar keer door.
• Lees niet te snel, houd het rustig. Voor de afwisseling kun je af en toe wat versnellen, vooral bij stukjes met veel actie.
• Laat komma's, punten en witregels horen door korte en iets langere pauzes.
• Laat vraagtekens en uitroeptekens duidelijk horen.
• Leef je in in wat er in het verhaal gebeurt en wissel af met je stem: zachter of harder (maar niet schreeuwen), hoger of lager, verschillende tonen om gevoel en sfeer te laten horen.
• Zet geen stemmetjes op bij verschillende personen. Gebruik je eigen stem en pas die een klein beetje aan, als dat nodig is.
• Maak contact met de luisteraars, kijk hen af en toe aan.
14 Verhaal voorlezen
In deze opdracht ga je een gedeelte van het verhaal Geest voorlezen.
a Bekijk het beoordelingsmodel bij vraag 14c.
Waarop ga je extra goed letten bij het voorlezen?
b Werk in een groepje van vier en verdeel de rollen: Jochem, vader, moeder, verteller. Gebruik regel 150-200 van het verhaal Geest
Denk aan de voorleesregels in de theorie Verhalen voorlezen c Bespreek samen hoe het voorlezen ging. Let op onderstaande punten. Vertel aan je klasgenoot rechts van je hoe je vond dat diegene voorlas. Vertel ook welk niveau je klasgenoot haalde. Wat vertelde je klasgenoot over hoe jij voorlas?
Lees het verhaal samen zo goed mogelijk voor.
Let op de manier van voorlezen van de klasgenoot rechts van je.
• Ik wissel toonhoogte, tempo en volume af. ◯ ◯ ◯ ◯
• De afwisseling ondersteunt het verhaal. ◯ ◯ ◯ ◯ d Wat zou je de volgende keer beter willen doen bij het voorlezen?