NEDERLANDS

Bovenbouw Leerwerkboek A 4/5 havo






Naam:


Klas:

Bovenbouw Leerwerkboek A 4/5 havo
Naam:
Klas:
4/5 havo
Leerwerkboek A
Ruud Alers
Everlien Flier
Paul Merkx
Jeanette Muurmans
Bregje van Oel
Zarina Rimbaud-Kadirbaks
Eva Vervoort
Eindredactie:
Hanneke Molenaar-Wassinkmaat
Marieke Smeenk
Over ThiemeMeulenhoff
ThiemeMeulenhoff ontwikkelt slimme flexibele leeroplossingen met een persoonlijke aanpak.
Voor elk niveau en elke manier van leren. Want niemand is hetzelfde.
We combineren onze kennis van content, leerontwerp en technologie, met onze energie voor vernieuwing. Om met en voor onderwijsprofessionals grenzen te verleggen. Zo zijn we samen de motor voor verandering in het primair, voortgezet en beroepsonderwijs.
Samen leren vernieuwen.
www.thiememeulenhoff.nl
ISBN 978 90 06 69165 8
LRN-line 1.1
© ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2023
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën,
opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 j° het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.stichting-pro.nl).
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie www.auteursrechtenonderwijs.nl.
De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.
Deze uitgave is volledig CO2-neutraal geproduceerd. Het voor deze uitgave gebruikte papier is voorzien van het FSC®-keurmerk. Dit betekent dat de bosbouw op een verantwoorde wijze heeft plaatsgevonden.
Op niveau bovenbouw is een methode die je helpt taalvaardig te worden: je leert teksten te doorgronden, te analyseren, te vergelijken en erop te reflecteren. Je leert goed te schrijven, te spreken en te argumenteren. Je werkt ook verder aan je persoonlijke vaardigheden zoals kritisch en creatief denken, samenwerken en zelfstandig werken, mediawijs en sociaal en cultureel vaardig zijn. Je leert je mening vormen over wat je leest en ziet, en je leert deze goed overdacht onder woorden te brengen zodat je boodschap duidelijk en overtuigend overkomt.
Taalvaardigheden
Vakoverstijgende vaardigheden
Bijvoorbeeld begrijpen, analyseren, interpreteren, discussiëren, samenvatten
Lezen, luisteren, schrijven, spreken Wij zijn taal
Ontwikkeling identiteit
Bijvoorbeeld kritisch denken, sociaal-culturele vaardigheden, samenwerking, motivatie, bewustzijn van de kracht van taal
Taalkennis Spelling, formuleren, woordenschat, taalbewustzijn
Je kunt de opdrachten op verschillende manieren doorwerken: modulair of lineair. Bij de lineaire route werk je per hoofdstuk en varieer je in de vaardigheden. Bij de modulaire route werk je langere tijd aan modules van één vaardigheid.
Licentie
Alle opdrachten en theorie staan ook in de online leeromgeving. Daar kun je ook extra oefenmateriaal vinden, bijvoorbeeld van andere niveaus en leerjaren. Ook vind je hier ingesproken leesteksten, leestips en powerpoints met uitleg bij de theorie.
Ieder taalvaardigheidshoofdstuk is als volgt opgebouwd:
Oriëntatie op thema en leerdoelen
Module Lezen Theorie Extra online materiaal
Module Schrijven Theorie Rubric Extra online materiaal
Module Spreken, kijken, luisteren (SKL) Theorie Rubric Extra online materiaal
Terugblik op thema en leerdoelen
Een module bestaat uit:
Opbouw module Lezen Schrijven SKL
Introductie en leerdoelen: een overzicht van wat je gaat leren in deze module.
Instaptoets (online): een toets waarin je je kennis test van de theorie en leerdoelen die in deze module aan bod komen.
Woordenschat: een opdracht die je helpt om teksten beter te begrijpen en je schrijf- en spreekopdrachten te verrijken.
Taalverzorging: een opdracht om je schrijfvaardigheid te verbeteren.
Oefenen: een serie opdrachten die je stap voor stap meenemen naar het gewenste niveau.
Formatieve opdracht en reflectie: test of je op het gewenste niveau bent. Oefen online verder als dat nog niet zo is.
Eindopdracht: bij Lezen een examentekst waarop je de leerdoelen uit het hoofdstuk toepast en oefent met examenvragen.
Bij Schrijven en Spreken, kijken, luisteren is dit de opdracht waarmee je laat zien dat je de leerdoelen beheerst.
In de leerwerkboeken kom je de volgende pictogrammen tegen:
10 Een geel bolletje verwijst naar een theorieonderdeel achter in het boek.
Een paars bolletje geeft het leerdoel aan.
Ga naar Op niveau online of zoek iets online op Werk aan je persoonlijke vaardigheid én aan Nederlands
Werk in tweetallen
Werk samen met meerdere medeleerlingen.
Bewaar het resultaat van deze opdracht in je Taalportfolio.
Examenvraag.
Powerpoint met uitleg van de theorie beschikbaar in Op niveau online
Bij deze opdracht oefen je met meer vaardigheden tegelijk.
Ik kan dit uitleggen/voordoen.
Ik kan dit goed.
Ik kan dit een beetje.
Ik kan dit nog niet.
Lezen Schrijfdoelen, tekstsoorten en tekstvormen
- leesmanieren, woordraadstrategieën
- onderwerp, deelonderwerpen, hoofdgedachte
- titel, ondertitel, tussenkopjes
- kernzinnen
- citeren, in eigen woorden, volledige zinnen
- schrijfdoel, tekstsoort
- feitelijke en waarderende
uitspraken
- standpunten, argumenten
- intenties, opvattingen, gevoelens
schrijver
- publiek
Schrijven Uiteenzetting
- nieuwsbericht, verslag, uiteenzetting
- doel en publiek
- schrijfplan
- vormgeving en beeld
- bronvermelding
- feedback
Tekststructuur
- verwijs- en verbindingswoorden
- verbanden, signaalwoorden
- inleiding, middenstuk, slot
- alinea’s
- tekststructuren
- teksten vergelijken (structuur)
Argumenteren
- standpunt, argumenten, drogreden
- aanvaardbaarheid argumentatie
- argumentatieschema’s
- bijzonder taalgebruik, beeldspraak, stijlfiguren
Spreken, kijken en luisteren
Presentatie
- doel en publiek
- non-verbale communicatie
- spreekplan
- passende hulpmiddelen
- feedback
Online Extra opdrachten
Zakelijke brief of e-mail
- schrijfdoel
- opbouw en formele indeling
- zakelijke brief, klachtenbrief, motivatiebrief, cv, sollicitatieformulier en -brief
Zakelijke gesprekken
- structuur
- gespreks- en vraagtechnieken
- klachtengesprek, sollicitatie-/ motivatiegesprek
Betogende teksten
- standpunt, argumenten, drogreden
- bijzonder taalgebruik, beeldspraak, stijlfiguren
- column, blog, betogende tekst, ingezonden brief, betoog
Discussie en debat
- standpunt, argumenten, drogreden
- kritisch luisteren
- bijzonder taalgebruik, beeldspraak, stijlfiguren
- betogende presentatie, discussie, debat
Boek B
Hoofdstuk 4 Toekomst en samenleving Examen
Samenvatten en vergelijken
- teksten vergelijken (inhoudelijk)
- betrouwbaarheid, aanvaardbaarheid, waarde
- tekststructuur
- samenvatten
- schrijfdoel, talige middelen
Het centraal examen
- veelvoorkomende vraagtypen
- aanpak
- voorbeeldexamen met aanwijzingen
Boek A Boek B
Taalverzorging en taalbewustzijn
Spelling en interpunctie deel 1
- werkwoordsvormen
- uit het Engels geleende werkwoorden
- samenstellingen
- aaneenschrijven
- interpunctie
Spelling en interpunctie deel 2
- meervoud van zelfstandige naamwoorden
- verkleinwoorden
- bijvoeglijke naamwoorden
- hoofdletters en kleine letters
Spelling en interpunctie deel 3
- alle(n)
- getallen en cijfers
- afkortingen
- klemtoon- en uitspraaktekens
- woordafbreking
Beschouwing
- aantekeningen
- gedachtegang logisch en consequent
- schrijfdoelen combineren
- samenvatting, beschouwing, creatieve tekst
Vraaggesprek
- bronnen vergelijken - betrouwbaarheid, waarde
- belangrijkste elementen
- gespreks- en vraagtechnieken
- documentaire, interview
Het schoolexamen Schrijven
- uiteenzetting, beschouwing, betoog
- uitwerking
- voorbeeld-SE met aanwijzingen
Het schoolexamen Spreken, kijken en luisteren
- presentatie, discussie of debat
- uitwerking
- voorbeeld-SE met aanwijzingen
- spellingtekens (apostrof, trema, liggend streepje en weglatingsstreepje)
Formuleren deel 1
- woordkeus
Taalbewustzijn deel 1
- geschiedenis van het Nederlands
- taalvarianten
- taalverandering
- reflectie op taalgebruik
Formuleren deel 2
- stijlfouten
- zinsbouw
- verwijsfouten
Taalbewustzijn deel 2
- etymologie
- homoniemen, synoniemen, antoniemen
- samenstellingen, afleidingen, neologismen
- spelen met taal
'Yes, we can,' zei de voormalig Amerikaanse president Barack Obama. Ben jij je ervan bewust dat deze verkiezingsslogan heel strategisch is gekozen door het team rondom Obama? In dit hoofdstuk staan invloed en macht centraal. Hoe kun je taal inzetten om je doelen te bereiken en om mensen te overtuigen? Hoe formuleer je zelf een duidelijk standpunt? Welke argumenten zijn krachtig tijdens een discussie of een debat?
Je oriënteert je op het thema van dit hoofdstuk. Bespreek de vragen met een medeleerling.
a Vind je het belangrijk om te leren je mening goed te kunnen onderbouwen met argumenten? Licht je antwoord toe.
b Vind je het leuk om met anderen (fel) te discussiëren of ga je dat uit de weg en zoek je liever een compromis?
c 'Gelijk hebben is niet hetzelfde als gelijk krijgen.' Wat heeft deze uitspraak te maken met het thema invloed en macht?
Bekijk het videofragment Pittige discussie over de werkende moeder. Voorzitter Humberto Tan heeft actrice Tanja Jess en zakenvrouw Olcay Gulsen te gast. De gasten discussiëren over de vraag of je als vrouw een carrière én het moederschap goed kunt combineren.
a Wat is het standpunt van Tanja Jess en dat van Olcay Gulsen?
b Wat is volgens Tanja het probleem en de oplossing?
c Wat is volgens Olcay het probleem en de oplossing?
d Met wie ben je het eens en waarom? Licht je antwoord toe.
Bekijk de zeven overkoepelende leerdoelen van dit hoofdstuk. Deze leerdoelen pas je toe in leesteksten, betogende teksten en tijdens een discussie of een debat.
Overkoepelende leerdoelen taalvaardigheid
• Ik kan argumenten herkennen en beoordelen op aanvaardbaarheid en zelf argumenten formuleren.
• Ik kan argumentatie samenvatten en zelf een argumentatie opbouwen tot een betoog.
• Ik kan bijzonder taalgebruik beoordelen en zelf bijzonder taalgebruik gebruiken in geschreven en gesproken teksten.
Overkoepelende leerdoelen persoonlijke vaardigheid
• Ik heb vertrouwen in mijn eigen vermogen tot redeneren.
• Ik ben bereid om eigen zienswijzen te heroverwegen of te herzien.
• Ik kan mij openstellen voor gevoelens en opvattingen van anderen (individuen of groepen) in de wereld, en positieve en negatieve aspecten hiervan benoemen.
• Ik luister naar en reageer vanuit respect en begrip op anderen.
Je werkt deze overkoepelende leerdoelen verder uit in Lezen, Schrijven en Spreken, kijken en luisteren.
Met sporten wil je winnen, maar wist je dat je ook met woorden kunt winnen? Kijk maar naar influencers, politici en reclamemakers: met hun boodschap willen ze jou van hun standpunt overtuigen en vaak ook tot actie aanzetten. En wat denk je van apps die je steeds laten doorscrollen naar een nieuw bericht op het scherm? Om je te beïnvloeden gebruikt een schrijver of spreker argumenten. Het leuke van argumenteren is dat je het zelf ook elke dag doet. Je probeert bijvoorbeeld je ouders ervan te overtuigen dat je echt naar dat leuke concert moet gaan, of je vriend of vriendin om met jou te gaan sporten of gamen.
In deze module leer je welke argumenten er zijn en welk effect ze kunnen hebben. Welke argumenten zijn sterk, zwak of zelfs misleidend? Hoe bouwt de schrijver zijn argumentatie op? En welke taalmiddelen gebruikt hij om je te verleiden? Hoe beter jij de argumentatie van een ander doorziet, hoe beter je zelf kunt argumenteren.
Oefenen
In deze opdrachten bekijk je een videofragment én lees je een tekst over Greta Thunberg, een jonge klimaatactiviste. Ook maak je kennis met de leerdoelen die bij Lezen aan de orde komen.
Heb je weleens gehoord van Greta Thunberg? Bekijk het videofragment Wie is Greta Thunberg? (0.00 - 0.36 en 1.00 - 2.14) om meer over haar te weten te komen.
a Wat valt je op aan haar karakter? Bespreek je antwoord met een medeleerling. Licht het toe met voorbeelden uit het fragment.
b Houd jij in je dagelijkse leven rekening met het klimaat? Bespreek je antwoord met een medeleerling. Licht het toe met voorbeelden.
c Lees de tekst Meer dan voor of tegen. Naar aanleiding waarvan is de tekst geschreven?
d De schrijver van de tekst Meer dan voor of tegen levert kritiek op Al Gore en Leonardo DiCaprio. Noem een punt van kritiek.
e Bespreek met elkaar wat de schrijver bedoelt met de titel Meer dan voor of tegen
f Bespreek de stellingen. Geef bij elke stelling minstens één argument voor en één argument tegen.
1 Greta Thunberg kun je goed vergelijken met andere jonge influencers.
2 Het is onterecht kritiek op het gedrag en de opvattingen van Greta Thunberg te leveren.
Recensie van de documentaire 2 Doc: I am Greta.
‘How dare you?’ beet een boos meisje de Verenigde Naties vorig jaar toe. Wie is deze Greta Thunberg?
Het begon in 2006 met Al Gores Oscarwinnende
An Inconvenient Truth, gevolgd door Leonardo DiCaprio’s The 11th Hour. Inmiddels is er zo’n stortvloed aan klimaatdocu’s dat ze nauwelijks nog opvallen. Greta valt wel op. Medestanders zien haar als nieuwe patroonheilige van het klimaat. Tegenstanders, onder wie de voor-
malige Amerikaanse president Donald Trump, hebben geen goed woord voor haar over. Iedereen heeft een mening over haar. Zo moest Fox News excuses aanbieden voor een uitspraak van Michael Knowles1: ‘Als het om wetenschap zou gaan, zouden wetenschappers het (debat, red.) leiden, niet politici en een geestesziek Zweeds kind dat door haar ouders en internationaal links wordt geëxploiteerd.’ De film laat die wetenschap in het midden. Greta gaat gewoon uit van de claim dat wetenschappers unaniem hetzelfde concluderen over de menselijke invloed op klimaatverandering. Overdreven argumenten zoals Al Gore en DiCaprio die probeerden in te wrijven, blijven achterwege. De aandacht gaat in de film uit naar Greta zelf. Waarom begon ze haar controversiële schoolstaking? Niet door haar ouders, die aanvankelijk niet achter haar nieuwe levenswijze stonden. Greta geeft toe dat ze door haar syndroom van Asperger meer gefocust is op het milieu en dat de verwaarlozing daarvan haar eerder
depressief maakte. Toch kun je dit intelligente en gemotiveerde meisje niet wegzetten als ‘geestesziek kind’. Ze bracht miljoenen jongeren ter wereld op de been. Paus Franciscus vertelde haar dat een miljard katholieken haar ‘kruistocht’ zouden steunen. Dat valt te betwijfelen. Maar wie haar bezig ziet, moet wel respect opbrengen voor de manier waarop zij zich kwijt van de taak die zij op haar schouders nam. Greta stelt zich op als een onheilsprofeet, maar is wars van de hypocrisie2 van Al Gore of DiCaprio die in hun privéjets de wereld rondvliegen om te preken hoe slecht enorme ecologische voetafdrukken zijn. Nee, Greta houdt strikt haar veganistische
dieet, loopt liever met gaten in haar kleren dan nieuwe te kopen en weigert in een vliegtuig te stappen. Ondanks de druk en de bedreigingen houdt ze vol wat ze als haar verantwoordelijkheid ziet. Of je het inhoudelijk met haar eens bent of niet, haar consequentie en volharding stellen een voorbeeld aan de onverschillige mens.
Michiel van Hout
1 Engels acteur en scenarioschrijver
2 hypocrisie: schijnheilig zijn, anders doen dan je zegt
Uit: Nederlands Dagblad
In deze opdracht staan de leerdoelen waarmee je in deze module gaat oefenen. Bij elk leerdoel wordt verwezen naar theorie.
a Maak in Op niveau online de instaptoets om te bepalen hoe goed je de leerdoelen nu al beheerst. Bekijk je resultaten en vul daarna het schema in.
1 Ik kan onderscheid maken tussen standpunt en argument.
74 Standpunt, argmenten en argumentatie
2 Ik kan onderscheid maken tussen feitelijke en waarderende argumenten en tussen drogreden en argument.
76 Feitelijke en waarderende argumenten 77 Soorten argumenten
80 Drogredenen
3 Ik kan de argumentatie op aanvaardbaarheid beoordelen.
80 Drogredenen 81 Argumentaties beoordelen
4 Ik kan argumentatieschema's herkennen.
78 Argumentatiestructuren 79 Argumentatieschema's
5 Ik kan een tekst of tekstdeel met argumenten in een schema zetten en samenvatten.
70 Samenvatten en schematiseren
6 Ik kan taalgebruik beoordelen en beeldspraak of stijlfiguren als hyperbool en ironie herkennen.
106 Bijzonder taalgebruik en retoriek 107 Beeldspraak
108 Stijlfiguren 109 Bijzondere woordkeus
b Geef de leerdoelen een cijfer van 1 t/m 6, waarbij je 1 het belangrijkst vindt en 6 het minst belangrijk.
In deze opdracht oefen je met woorden uit de teksten van Lezen en woorden rond het thema Invloed en macht
3 Hoe groot is jouw woordenschat?
a Vul het juiste woord in de zinnen in. Soms moet je de vorm van het woord veranderen. Kies uit: berisping – essentieel – grievend – inflatie – perspectief – rationeel – stoïcijns
1 Als je wilt dat de leerlingen zich optimaal ontwikkelen, is het aan te sluiten bij hun interesses en ze ook zelf keuzes te laten maken.
2 Greta krijgt veel kritiek op haar ongezouten mening over mileubeleid, maar ze reageert meestal , glimlacht en herhaalt haar standpunt.
3 Als je je schuldig maakt aan pestgedrag op de werkvloer, kun je een officiële krijgen.
4 Wanneer je een probleem niet kunt oplossen, kan het helpen het eens vanuit een ander te bekijken.
5 In een debat mag je soms best fel reageren, maar je kunt natuurlijk nooit opmerkingen over je opponenten maken.
6 Als je de voor- en nadelen van een studie tegen elkaar afweegt, bekijk je de zaak , maar je moet er natuurlijk ook een goed gevoel bij hebben.
7 Door de hoge zijn goederen en diensten flink duurder geworden, waardoor veel mensen niet meer rond kunnen komen.
b Met argumenten probeert een schrijver zijn standpunt te onderbouwen en jou als lezer te beïnvloeden. Lees de vetgedrukte woorden die te maken hebben met argumenteren en combineer ze met de juiste betekenisomschrijving.
alert reageren op een uitspraak
aan je eergevoel appelleren
zich conformeren aan het standpunt van de meerderheid
een empirisch argument
• • ongegrond, nergens op gebaseerd
•
• beïnvloeden met oneerlijke middelen
• • belachelijk maken
•
• de aandacht op jezelf vestigen
generaliserende uitspraken doen
•
bezwaar maken tegen een ongefundeerde uitspraak
zich profileren door duidelijk de eigen mening te geven
retorisch taalgebruik bezigen
het standpunt van je tegenstander ridiculiseren
de grote rivaliteit tussen twee partijen
een suggestieve vraag
een valide argument
•
• geldig, krachtig
• een beroep doen op manipuleren door valse informatie te geven
•
• attent, waakzaam
•
•
•
•
• op grond van eigen ervaring of onderzoek
• waarin je al een aanwijzing voor een antwoord geeft
• waarin je een algemene conclusie trekt uit één voorbeeld
• waarin je taaltrucjes / middelen om te overtuigen gebruikt
• • wedijver, jaloezie
• • zich aanpassen
In deze opdrachten oefen je met het herkennen van drogredenen en het formuleren van een argumentatie.
Foute argumenten (drogredenen) worden soms onbewust gebruikt, maar ze worden ook vaak met opzet gebruikt om je te beïnvloeden. Door kritisch te lezen en te letten op ongenuanceerd en suggestief taalgebruik kun je drogredenen herkennen. Combineer de voorbeeldzinnen met de juiste drogreden.
Deze zaak verkoopt alleen maar gezonde producten. Gisteren kocht ik er nog biologisch geteelde kruiden en meerzadenkoeken.
Vrijheid van meningsuiting is voor mij erg belangrijk, omdat ik vind dat iedereen moet kunnen zeggen wat hij of zij denkt.
Iedereen weet toch dat die minister een slapjanus is! Hij heeft nog niets voor elkaar gekregen.
Als je leerlingen zelf laat kiezen welke opdrachten ze maken, luisteren ze straks helemaal niet meer naar de docent en doen ze alleen waar ze zelf zin in hebben.
Jij vindt dat ik gezonder moet eten, maar je bent zelf ook niet bepaald slank.
'Oekraïne kan kiezen voor de verstikkende invloed van Rusland of die van het Westen,' meende de columnist.
De kippen van die boer zijn allemaal ziek of lusteloos. Dat moet wel komen door de slechte kwaliteit van het voer.
• • cirkelredenering
• • onjuiste oorzaakgevolgrelatie
• • overdrijven van voor- of nadelen
• • ontduiken van de bewijslast
• • overhaaste generalisatie
• • persoonlijke aanval
• • vals dilemma
5 Zorg jij voor samenhang in een argumentatie?
Bij een tekst wordt vaak gevraagd om een uitspraak toe te lichten. Hoe formuleer je dan de argumenten om die uitspraak te onderbouwen of juist te weerleggen? Bij zulke open vragen antwoord je in een of meer volledige zinnen. Gebruik verbindingswoorden om samenhang in je antwoord aan te brengen. Voor een duidelijk en goed geformuleerd antwoord krijg je meer punten op je toets en je examen.
Schrijf een korte argumentatie bij de stelling: Online lessen kunnen een goede invloed hebben op je schoolresultaten. Formuleer je argumentatie in vijf tot tien volledige zinnen. Maak daarbij gebruik van opsommende en redengevende signaalwoorden als ook, bovendien en want, omdat, daarom, namelijk
Bedenk zelf twee of drie argumenten of gebruik een of meer van de volgende argumenten:
• de les opnemen en later terugkijken;
• met een of meer medeleerlingen je notities delen;
• afspreken met je docent dat je vragen mag stellen of sturen.
VERDER OEFENEN?
Wil je verder oefenen met woordenschat en spelling? Maak dan de extra opdrachten in Op niveau online. In het hoofdstuk Taalverzorging en taalbewustzijn vind je ook veel opdrachten over spelling.
In deze opdrachten oefen je met verschillende soorten argumenten die je leest in een tekst over jongeren en stemrecht.
6 Wat is het nut van stemrecht voor jongeren?
Lees de tekst Geef jongeren vanaf zestien jaar recht te stemmen
a Leg uit dat de titel voor de lezers zowel informatief als motiverend is. Formuleer je antwoord in twee volledige zinnen.
b Wat is het schrijfdoel van deze tekst?
◯ amuseren
◯ beschouwen
◯ instrueren
◯ overtuigen
◯ uiteenzetten
c Tot welke tekstvorm kun je deze tekst rekenen?
◯ achtergrondartikel
◯ column
◯ ingezonden brief
◯ nieuwsbericht
◯ verslag
d 'België heeft besloten dat jongeren vanaf zestien jaar mogen stemmen bij de Europese verkiezingen in 2024.' (regel 6-8) Welk soort argument gebruiken de schrijvers in alinea 2 en 3? Een argument op basis van:
◯ ervaring
◯ gezag
◯ emotie
◯ vergelijking
◯ veronderstelling
e In regel 11-12 wordt 'de onderbouwing van aanzienlijke rapporten' genoemd als argument. Vind je het geciteerde argument valide? Licht je mening toe. Formuleer je antwoord in een of meer volledige zinnen.
f 'Op al die terreinen ... we nu maken.' (regel 19-22) Waarom worden jongeren het hardst geraakt door de uitwerkingen van het beleid? Geef antwoord in een of twee volledige zinnen.
g Welke soort argumenten bevat alinea 5? Argumenten op basis van:
◯ emoties
◯ ervaringen
◯ nuttige of gewenste gevolgen
◯ onderzoeksgegevens
◯ persoonlijke overtuigingen
h 'Afgelopen verkiezingen bracht al 80 procent van de jongeren tussen 18 en 24 jaar hun stem uit, waarmee zij niet onderdoen voor de betrokkenheid van oudere generaties.' (regel 38-41) Welke kritiek kun je op het geciteerde argument geven? Geef antwoord in een of meer volledige zinnen.
i Welke 'essentiële rol' (regel 51) kunnen jongeren in de nieuwe bestuurscultuur spelen? Baseer je antwoord op alinea 7 en 8.
j 'Het sleutelgat van de oude bestuurscultuur begint steeds meer te roesten ...' (regel 59-61) Wat bedoelen de schrijvers met de beeldspraak over de oude bestuurscultuur? Geef antwoord in één volledige zin.
om burgerschapsonderwijs actueel en relevant te maken, waarbij de burgerschapscompetenties zinvol ingezet kunnen worden bij de volgende verkiezingen.
De stemgerechtigde leeftijd moet van achttien naar zestien jaar, betogen zeven betrokken jongeren. Ons land zou het voorbeeld van België moeten volgen. Betrek jongeren bij de samenleving. Als een verrijking.
België heeft besloten dat jongeren vanaf zestien jaar mogen stemmen bij de Europese verkiezingen in 2024. In 2019 kwam de Nederlandse Raad voor het Openbaar Bestuur al met een soortgelijke oproep.
Met het lef van België en de onderbouwing van aanzienlijke rapporten wordt het tijd om ook in Nederland jongeren vanaf zestien jaar de kans te geven om met hun stem bij te dragen aan een nieuwe bestuurscultuur.
De komende jaren moet in Nederland een antwoord worden geformuleerd op wezenlijke thema’s, van klimaat tot wonen en van onderwijs tot democratie. Op al die terreinen zullen het de jongste generaties zijn die het hardst geraakt worden door de uitwerkingen van het beleid dat we nu maken. Het laten liggen van de stem van jongeren in deze beantwoording – met hun grote belang en toekomstgerichte blik – zou eeuwig zonde zijn.
Door deze jongeren eerder een rood potlood aan te reiken wordt er een nieuwe generatie burgers gecreëerd die zich verantwoordelijk voelt voor de toekomst van dit land. Met het verlagen van de kiesleeftijd kunnen we de onbalans in de macht die ontstaat door de toenemende vergrijzing rechttrekken. Juist een verlaging van de kiesleeftijd geeft scholen extra handvatten
Afgelopen verkiezingen bracht al 80 procent van de jongeren tussen 18 en 24 jaar hun stem uit, waarmee zij niet onderdoen voor de betrokkenheid van oudere generaties. Als jongeren ook in het stemhokje invloed hebben, hebben politieke partijen een direct belang om jongeren aan te spreken en hun belangen te vertegenwoordigen.
Zowel in de politieke arena als in de samenleving wordt breed erkend dat ons nationale bestuur toe is aan een cultuuromslag. De vraag is echter hoe deze ‘nieuwe bestuurscultuur’ vormgegeven dient te worden. Jongeren kunnen hier een essentiële rol in vervullen. Zoals
Albert Einstein zou hebben gezegd: we kunnen een probleem niet oplossen met de denkwijze die het heeft veroorzaakt.
Laat het daarom deze generatie zestien- en zeventienjarigen zijn die middels een verlaging van de stemgerechtigde leeftijd de ontbrekende sleutel helpt aan te bieden voor een succesvolle nieuwe bestuurscultuur. Het sleutelgat van de oude bestuurscultuur begint steeds meer te roesten en de volgende verkiezingen staan alweer voor de deur.
Laten we daarom snel anders gaan kijken naar deze jonge burgers vol ideeën: niet als een bedreiging, maar als een verrijking.
Carline van Breugel is kandidaat-Kamerlid voor D66; Hendrik van Hout is CDA-gemeenteraadslid; Anouk Gielen is Statenlid voor GroenLinks in Noord-Holland; Thijmen Zuiderwijk is actief lid van de JOVD; Stijn Warmenhoven is oprichter van YouthForClimateNL; Pieter Lossie is voormalig voorzitter van LAKS; Emre Hoogduijn is jongere van het jaar.
7 Hoe benadruk je het nut van stemrecht voor jongeren?
a Werk samen met een of meer medeleerlingen. Ontwerp bij de tekst Geef jongeren vanaf zestien jaar recht te stemmen een originele illustratie om de stelling (titel van de tekst) onder de aandacht te brengen van jongeren van zestien en zeventien jaar. Denk bijvoorbeeld aan een tekening, cartoon, foto met medeleerlingen, strip of collage met opvallende uitspraken of alarmerende thema's die volgens jullie om een oplossing vragen. Combineer jullie afbeelding met eigen tekst.
b Laat jullie afbeelding zien aan een ander groepje en licht toe waarom je voor deze uitwerking hebt gekozen.
c Bewaar jullie illustratie in je leesdossier.
Bij opdracht 11 van Schrijven leer je hoe je een betoog schrijft over stemrecht voor jongeren. Bij opdracht 7 van Spreken, kijken en luisteren leer je hoe je een discussie voert over dit onderwerp.
In deze opdracht onderzoek je aan de hand van een tekst over het klimaat hoe de schrijver een goede argumentatie opbouwt.
8 Welk probleem heeft de klimaatwetenschapper?
Lees de tekst Een klimaatwetenschapper lost nooit een probleem op
a Wat is het onderwerp van de tekst Een klimaatwetenschapper lost nooit een probleem op? Geef antwoord in maximaal vijf woorden.
b Op welke manier probeert de schrijver, Peter Kuipers Munneke, in alinea 1 jouw belangstelling te wekken?
c Maak de opbouw van de argumentatie in alinea 1 en 2 duidelijk door de begrippen op de juiste plaats in het schema in te zetten. Kies uit: argument – centrale vraagstelling – subargument (2x) –relativering vraagstelling – verduidelijking vraagstelling.
'Ik twijfel weleens ... wetenschapper moeten worden?' (regel 1-2)
'Die twijfel heeft ... de klimaatwetenschap zelf,' (regel 2-4)
'die vind ik razend interessant.' (regel 4)
'Mijn hart gaat ... breed publiek uitleg.' (regel 4-8)
'Mijn twijfel is ... aan de oplossing.' (regel 10-11)
'Ik onderzoek hoe ... iets moet veranderen.' (regel 11-14)
d Combineer de woorden uit de tekst met de juiste betekenisomschrijving. Let op de context.
gedecimeerd worden (regel 29) • • afkomstig uit de aarde
exponentieel (regel 30) • • best haalbare resultaat
fossiele (regel 31) • • de kern, het punt waar het om draait
(kosten)optimum (regel 40) • • eenzijdig weergegeven
crux (regel 45) • • erg veel
geframed (regel 46) • • erg veel minder worden
e In alinea 3 maakt de schrijver gebruik van een argumentatie op basis van vergelijking. Leg dit uit. Formuleer je antwoord in een of meer volledige zinnen.
f 'Mijn twijfel is dit: als klimaatwetenschapper waarschuw ik telkens voor problemen, maar ik draag niet zelf bij aan de oplossing.' (regel 10-11) Ben jij het eens met de opmerking van de schrijver 'dat hij niet zelf bijdraagt aan de oplossing'? Geef antwoord in een of meer volledige zinnen. Gebruik daarbij minimaal één signaalwoord.
g In welke alinea's doet de schrijver verslag van de energierevolutie die RethinkX in hun video beschrijft? Met welke woorden geeft de schrijver aan dat zijn verslag is afgelopen?
h Volgens welk argumentatieschema is alinea 4 opgebouwd? Argumentatie op basis van:
◯ kenmerk of eigenschap
◯ oorzaak en gevolg
◯ voor- en nadelen
◯ vergelijking
i Volgens de schrijver leidt de economie van hernieuwbare energie 'tot interessante inzichten die fundamenteel anders zijn dan ons klassieke denken in termen van overschot en schaarste.' (regel 32-34) Geef een voorbeeld van zo'n inzicht uit de tekst en leg uit waarom het zo anders is. Antwoord in een of meer volledige zinnen.
j In alinea 8 noemt de schrijver een aantal problemen die een wereld vol schone en goedkope energie in de weg staat. De schrijver zegt daarover: 'Toch is het goed om over deze problemen heen te kijken.' (regel 55) Ben jij het met de schrijver eens? Waarom wel/niet? Geef antwoord in een of meer volledige zinnen.
Ik twijfel weleens of ik het juiste vakgebied heb gekozen. Had ik überhaupt wel wetenschapper moeten worden? Die twijfel heeft niets te maken met de meteorologie of de klimaatwetenschap zelf, die vind ik razend interessant. Mijn hart gaat sneller kloppen als ik iets nieuws heb ontdekt, als mijn promovendus1 een mooi nieuw onderzoeksresultaat heeft geboekt, of als ik iets ingewikkelds aan een breed publiek uitleg. Dat is allemaal het probleem niet. Ik heb het leukste werk dat er is.
Mijn twijfel is dit: als klimaatwetenschapper waarschuw ik telkens voor problemen, maar ik draag niet zelf bij aan de oplossing. Ik onderzoek hoe snel de ijskappen smelten nu de aarde opwarmt. Ik breng de stijgende zeespiegel aan de orde, en de toename van droogte, hitte en overstromingen. Telkens weer schets ik in lezingen en interviews een wereld die niemand wil, en roep dat er daarom écht iets moet veranderen. Maar ik heb nooit iets bedacht om het klimaatprobleem op te lossen. Oké, ik eet geen vlees, vlieg weinig, koop duurzaam, heb zonnepanelen, een elektrische fiets en een elektrische auto. Maar dat is iets anders dan grote systeemoplossingen. Daarvoor kijk ik jaloers naar chemici die nieuwe batterijen uitvinden. Naar advocaten die overheden aan hun afspraken houden. Naar economen die duurzaam investeren mogelijk maken. Naar politici die de wereld naar een groenere toekomst sturen. Zij zijn de doeners, ik sta aan de zijlijn te roepen dat de boel in de soep loopt als zij hun best niet doen. Moet ik mijn kennis niet inzetten om met oplossingen bezig te zijn in plaats van vast te stellen hoe groot het probleem is?
Van zulke oplossingsgerichte, zelfverzekerde doeners zag ik laatst een mooi voorbeeld. Een gelikte YouTubevideo van RethinkX, een denktank die zich bezighoudt met technologieën die de huidige markt in hoog tempo verstoren. Denk aan internet dat de kosten van het maken en verspreiden van informatie tot bijna nul heeft teruggebracht. Op precies dezelfde manier staan we volgens RethinkX midden in een energierevolutie waarin de kosten van energie in relatief korte tijd gedecimeerd zullen worden. Zonnepanelen, windmolens en batterijen worden al een poos exponentieel goedkoper. Er komt een moment – dat is ongeveer nu – dat het gebruik van fossiele brandstoffen economisch gezien niet meer rationeel is.
Tot zover niets nieuws. Maar de economie van hernieuwbare energie leidt tot interessante inzichten die fundamenteel anders zijn dan ons klassieke denken in termen van overschot en schaarste. Redeneer even mee: batterijen zijn duur, maar nodig voor als de zon niet schijnt en het niet waait. Je kunt kiezen voor precies zo veel capaciteit aan zon- en windenergie als we nodig hebben, maar dan heb je heel veel batterijen nodig om overschotten van een zonnige of stormachtige dag op te slaan voor een bewolkte of windstille periode. Dat is duur. Je kunt ook kiezen voor zo veel zonnepanelen en windmolens dat je zelfs in de donkerste, windstille wintermaand geen batterijen nodig hebt. Ook dat is duur. Ergens tussen die twee uitersten zit een kostenoptimum. Dat optimum blijkt te liggen bij een netwerk dat ongeveer vier keer zo veel elektriciteit kan opwekken als het huidige. In die situatie heb je het goedkoopste stabiele systeem dat het hele jaar door duurzame stroom levert, ook tijdens de donkerste en meest windstille dagen.
Nu de crux: zo’n systeem geeft je meer dan de helft van het jaar juist veel te veel stroom. Op dit moment wordt dat geframed als een probleem: zonnepanelen worden uitgeschakeld als er een overvloed aan zon is. Maar het is geen probleem. Het is juist de kern van de revolutie. Dat energie zo overdadig voorhanden komt dat er een groot deel van het jaar een overschot is. Stel je voor wat je daar allemaal mee kunt doen. Het tart je fantasie als je bedenkt dat we op weg zijn naar een wereld met volop goedkope energie.
Dat was het jubelverhaal. De hobbels ernaartoe zijn natuurlijk immens. Vier keer de huidige capaciteit aan elektriciteit. Waar moeten al die zonnepanelen en windmolens komen? Het elektriciteitssysteem moet op de schop. En tegelijkertijd moeten we niet alleen de huidige elektriciteitsvraag verduurzamen: er komt vraag bij doordat we met stroom gaan autorijden en verwarmen. Toch is het goed om over deze problemen heen te kijken. Daar ligt een hoopgevend perspectief, de twijfel voorbij.
Een attente journalist van deze krant gaf mij ook een opbeurende kijk op mijn eigen twijfel. De wereld heeft ook verhalenvertellers nodig. Die blijven uitleggen hoe het zit, waarschuwen voor de opwarming van de aarde, en laten zien hoe het ook kan. Dus daarom nog maar eens: we moeten zo snel mogelijk stoppen met het gebruik van fossiele brandstoffen. Het alternatief zou weleens een heel stuk beter kunnen zijn.
Peter Kuipers Munneke is glacioloog2 bij de Universiteit Utrecht en weerman bij de NOS.
1 promovendus: iemand die een proefschrift schrijft om af te studeren
2 glacioloog: klimaatwetenschapper die is gespecialiseerd in de studie van ijs, gletsjers en landijs
Uit: NRC
In deze opdrachten lees je twee teksten over woorden die mensen gebruiken om anderen te beïnvloeden.
Lees de tekst Wat is framing?
a Op welke manier probeert de schrijver je in alinea 1 te prikkelen om verder te lezen?
b Leid de betekenis van de woorden af uit de context.
1 associaties (regel 11)
2 storytelling (regel 13)
3 manipulatief (regel 60)
c Wat wordt bedoeld met de voorbeelden van framing in alinea 3? Zoek zo nodig online naar informatie.
d Welke twee vormen van bijzonder taalgebruik herken je in de voorbeelden van alinea 3?
e Volgens welk argumentatieschema is alinea 4 opgebouwd? Argumentatie op basis van:
◯ algemene uitspraak en voorbeelden
◯ kenmerk of eigenschap
◯ oorzaak en gevolg
◯ vergelijking
f George Lakeoff onderstreept met zijn boek Don't think of a pink elephant het belang van het begrip framing. (alinea 6) Breng de titel van het boek in verband met het begrip framing. Zoek zo nodig online naar informatie.
g In alinea 7 worden enkele neutrale woorden opgesomd die toch bepaalde associaties kunnen oproepen. Noem een neutraal woord uit je eigen leefwereld dat bij jou positieve of negatieve associaties oproept. Licht je keuze toe.
h Lees de uitspraak: 'Je zou bijna gaan denken dat positief framen heel moeilijk is.' (regel 73-75)
1 Welke twee soorten argumenten geeft de schrijver in alinea 8 bij deze uitspraak?
Argumenten op basis van:
□ autoriteit □ controleerbare feiten
ervaring
vergelijking
2 Welke kritiek kun je hebben op de argumentatie bij de geciteerde uitspraak? Geef antwoord in een of meer volledige zinnen.
i De schrijver vindt kennis van framing essentieel. Zie vooral alinea 10 en 11. Ben je het eens met de opvatting van de schrijver? Licht je mening toe met argumenten. Formuleer in volledige zinnen en gebruik daarbij signaalwoorden.
Bij opdracht 12 van Spreken, kijken en luisteren leer je hoe je een betogende presentatie geeft over framing.
www.debatinstituut.nl
Framing is een woord dat je regelmatig hoort. Framing wordt gebruikt door politieke partijen, bedrijven en bij organisaties met een ideële doelstelling. Framing. Het klinkt als een geheimzinnige taaltruc waarmee je mensen vergaand kunt beïnvloeden en zelfs misleiden. En dat is ook zo.
Sterker nog, je kunt ook jezelf, door het gebruik en overnemen van bepaalde woorden, misleiden.
Framing is het bewust gebruiken van woorden die positieve of negatieve associaties oproepen. Op die manier kun je het standpunt van iemand beïnvloeden. Framing is vaak storytelling in één woord. In het woord zit een heel verhaal verborgen met een held, een slachtoffer en gevaar.
Bekende voorbeelden:
• plofkip
• kliklijn
• tsunami van vluchtelingen
• sleepwet
In een onderzoek werd zelfs gesteld dat framing de denkrichting verandert. Stel: je vraagt mensen om een plan te bedenken om de misdaad in jouw stad te bestrijden. Presenteer je misdaad dan als een roofdier of als een virus?
Een roofdier kun je opjagen en uitroeien; een
virus is ongrijpbaar en kun je hooguit indammen. Dit heeft invloed op de aanpak. Een woord kun je testen op het framingeffect door mensen uit de doelgroep om hun eerste reactie te vragen: Ben je voor of tegen de plofkip? Wat vind je van de kliklijn? Ga je voor of tegen de sleepwet stemmen? Is de eerste reactie de gewenste reactie? Dan heb je een sterk frame te pakken.
De meeste definities van framing bestaan uit meerdere zinnen om het begrip uit te leggen. Ik waag me dan ook niet aan de vraag welke korte definitie de beste is. Zelfs niet aan de definitie van George Lakeoff die met zijn boek Don’t think of a pink elephant het begrip bekendheid gaf en het belang onderstreepte. Ook in Nederland is veel gepubliceerd en gepresenteerd over framing. Onder andere door Sutorius, Gagestein en De Bruijn. Zij verwoorden het allemaal op hun eigen manier. Eerlijk gezegd vind ik de verwoording van Hans de Bruijn wel mooi en duidelijk: ‘taalgebruik dat iemands interpretatie een bepaalde richting opstuurt’.
Framing heeft een negatieve betekenis. In het Engels betekent framing ‘erin luizen’. Maar framing kun je ook gebruiken voor een goed doel. Vooral als je ergens tegen bent: tegen de plofkip, tegen de massa-immigratie, tegen de sleepwet. Maar wie bepaalt of dat een goed doel is? Dat is de doelgroep die je wilt beïnvloeden. Bij een slim bedacht frame is dat de door jou gewenste richting. Manipulatief is het dus wel. Maar volledig te vermijden bijna niet. Het effect van framing vermijden is vooral lastig omdat ook ogenschijnlijk neutrale woorden een sterke emotionele lading kunnen krijgen. De woorden zelf zijn geen duidelijk voorbedacht frame maar roepen bij verschillende mensen wel positieve of negatieve associaties op. Denk aan pensioen, hypotheekrenteaftrek, belastingdienst, overheid, commerciële instelling en aflossing.
Waarom is negatief framen makkelijker dan positief framen?
De meeste voorbeelden van frames die we kennen, zijn negatief bedoelde woorden. Je
zou bijna gaan denken dat positief framen heel moeilijk is. Schelden is immers makkelijker dan complimenteren. Ook onthouden we een scheldwoord sneller en langer dan een compliment. Toch worden wij mensen dagelijks bestookt met positieve frames door reclames. Frisdrank klinkt bijvoorbeeld gezonder dan suikerdrank. En een vleeskuiken van zes weken oud wordt in de reclame kip genoemd. Het kan nog subtieler door de associatiebeelden. Zo geeft een bepaald merk haarshampoo zelfvertrouwen en suggereert een bepaald merk margarine dat er gezonde stoffen uit de natuur in zitten. Positief framen kan dus, maar is wel moeilijker. Dat komt omdat een sterk frame vaak sterke, verrassende beelden en gevoelens oproept. Negatieve beelden en emoties blijven vaak sterker en langer hangen.
Waarom is kennis van framing zo belangrijk?
In dit Twittertijdperk, waar feiten vaak zijn vervangen door meningen en nepnieuws ons gedrag vergaand kan beïnvloeden, is kennis van framing wat mij betreft essentieel. Bewustwording van het framingeffect is een belangrijk wapen tegen de mogelijke manipulatie met woorden. Kennis van framing is ook belangrijk omdat het laat zien dat wij soms onbewust ons denken ook zelf een bepaalde richting insturen door bepaalde woorden te gebruiken. Zien we school of werk als ‘slavernij’ of ‘een plek om te groeien’? Zien we iemand als ‘lastig medisch geval’ of als ‘angstige patiënt’? Noemen we vegetarisch eten ‘bewust plantaardig voeden’ of ‘konijnenvoer’?
Kortom: framing leert ons het vergaande effect van woorden op ons denken, ons gevoel en ons gedrag. Daarmee zou kennis over framing weleens de sleutel kunnen zijn voor belangrijke gewenste gedragsveranderingen bij onszelf en grote groepen mensen in de maatschappij.
10 Hoe vergelijk je informatie over de invloed van woorden?
Lees de tekst Feelgoodwoorden
a Noteer in eigen woorden wat het onderwerp van de tekst Feelgoodwoorden is.
b Leid de betekenis van de woorden af uit de context.
1 (je) immuniseert (jezelf) (regel 6)
2 sturende (zie informatie over de schrijver)
c Geef in eigen woorden de betekenis van de uitdrukkingen. Let op de context.
1 aan inflatie onderhevig zijn (regel 8)
2 alleen maar beren op de weg zien (regel 17)
d Noem een inhoudelijke overeenkomst tussen de teksten Feelgoodwoorden en Wat is framing?
e Noem twee inhoudelijke verschillen tussen beide teksten
f Welk schrijfdoel hebben beide teksten?
g Welke beweringen zijn juist?
□ De schrijvers van de teksten Feelgoodwoorden en Wat is framing? hebben geen belang bij het onderwerp, zijn onpartijdig.
□ De schrijvers van de teksten Feelgoodwoorden en Wat is framing? zijn deskundig ten aanzien van het onderwerp van de tekst.
□ De teksten Feelgoodwoorden en Wat is framing? bevatten een argumentatie die meer op onderzoeksgegevens dan op eigen interpretatie is gebaseerd.
□ Zowel de tekst Feelgoodwoorden als de tekst Wat is framing? bevat beweringen die niet controleerbaar zijn.
Een politicus behoort ambitieus te zijn. Als je geen ambities hebt om Nederland beter en mooier te maken, dan moet je niet de politiek in gaan. Een politicus moet willen investeren in Nederland. Kenmerkend voor een investering is immers dat de kosten ervan altijd ruimschoots worden terugverdiend.
‘Ambitieus’ en ‘investering’ zijn voorbeelden van politieke feelgoodwoorden. En feelgoodwoorden zijn erg aantrekkelijk voor het politieke debat, je immuniseert jezelf er vaak mee voor kritiek. Als je pleit voor ‘ambitieuze investeringen’, kan niemand daartegen zijn. Tegelijk, feelgoodwoorden zijn zo aantrekkelijk dat ze ook aan inflatie onderhevig zijn: ze worden gebruikt om foute praktijken goed te praten.
Je dient een wetsvoorstel in en je tegenstander komt met heel goede argumenten die erop duiden dat de wet niet goed uitvoerbaar is. Je stelt een reorganisatie voor en je tegenstanders tonen aan dat die van z’n lang zal ze leven nooit zal slagen. Wat antwoord je? Zeg dat het een ambitieus wetsvoorstel is, een ambitieuze reorganisatie. Ook een mooie zin: ‘Inderdaad, dit is een ambitieuze reorganisatie.’ Je scoort in één zin drie punten.
Eén: je zet je opponent weg als iemand die geen ambities heeft. Twee: dus hoef je je van die kritiek over uitvoerbaarheid niets aan te trekken. Drie: je verheft jezelf. Wie niet ambitieus is, ziet altijd alleen maar beren op de weg. Wie wel ambitieus is, ruimt beren uit de weg.
Hans de Bruijn is bestuurskundige en debatspecialist. Hij analyseert de sturende taal van beleidsmakers.
11 Herken jij bijzonder taalgebruik?
Framing komt veel voor. Politici, reclamemakers, journalisten, wetenschappers, actiegroepen of ideële instellingen maken er gebruik van. Je gaat nu zelf voorbeelden van framing zoeken en deze presenteren aan elkaar. Volg de stappen.
1 Vorm een groepje met twee of drie leerlingen.
2 Spreek met elkaar af van welke beroepsgroep of sector je framing wilt onderzoeken.
3 Zoek ieder (bijvoorbeeld online) vijf voorbeelden van framing.
4 Plaats de woorden in een context die de betekenis duidelijk maakt. Misschien staan ze al in een zin of staat er een afbeelding bij. Vaak kun je zelf nog informatie toevoegen over de bron of de situatie waarin ze worden gebruikt.
5 Zorg voor een goede, overzichtelijk opmaak van jullie presentatie.
6 Presenteer jullie voorbeelden aan medeleerlingen, bijvoorbeeld met behulp van een Prezi of PowerPoint. Geef waar nodig eigen uitleg en beantwoord vragen.
7 Bewaar je presentatie in je leesdossier.
In deze opdrachten analyseer je argumentatie in teksten over digitale informatie.
12 Welke invloed heeft een app?
Lees de tekst 'Door mijn stappenteller beweeg ik veel meer'
a 'Hoexum zei tegen zijn vrouw dat je er bijna een hond voor zou nemen om toch nog die ommetjes te maken.' (regel 11-14) Welk type argument uit alinea 1 heeft tot de geciteerde uitspraak van Hoexum geleid? Een argument op basis van:
◯ autoriteit
◯ emotie ◯ ervaring ◯ veronderstelling
b Kun je een hond vergelijken met een stappenteller (alinea 2)? Licht je antwoord toe in één volledige zin. Gebruik daarbij één signaalwoord.
c 'Maar de Fitbit die ik kreeg, sprak mij meteen aan.' (regel 18-19) Met welk twee soorten argumenten onderbouwt Hoexum deze uitspraak? Argumenten op basis van:
□ autoriteit
□ emotie
□ vergelijking
□ veronderstellingen
□ voorbeelden
d Noem twee voorbeelden van beeldspraak uit alinea 4. Geef van beide een synoniem of betekenisomschrijving.
e Wat is de kernzin van alinea 5? Licht je keuze toe.
f 'Maar is hij niet bang dat de stappenteller een kleine dictator wordt die hem dicteert wat hij moet doen?' (regel 34-35) Welke beeldspraak of welke stijlfiguur herken je in het citaat?
◯ antithese
◯ ironie
◯ personificatie
◯ tautologie
g Vat de tekst 'Door mijn stappenteller beweeg ik veel meer' samen in een of twee volledige zinnen.
Bij opdracht 13 van Schrijven leer je hoe je een betoog schrijft naar aanleiding van de tekst 'Door mijn stappenteller beweeg ik veel meer'
Dankzij zijn stappenteller maakt filosoof en schrijver Pieter Hoexum nu meer meters dan ooit tevoren. Hij wandelt, zwemt en tuiniert en wordt daarbij digitaal aangemoedigd door zijn armband.
Jarenlang bracht Pieter Hoexum iedere werkdag zijn twee dochters lopend naar de basisschool. ‘Op die manier maakte ik vier keer per dag een ommetje. Toen mijn kinderen naar de middelbare school gingen, begon ik die wandelingetjes te missen. Dat had ik nooit gedacht, want het kostte best veel tijd,’ zegt hij. Hoexum zei tegen zijn vrouw dat je er bijna een hond voor zou nemen om toch nog die ommetjes te maken. Maar zijn vrouw wilde absoluut geen hond. ‘Daarom kocht ze een paar jaar geleden een stappenteller voor me en die gaf ze mij op mijn verjaardag.’
Het apparaatje maakte nogal wat los bij Hoexum, werkzaam als journalist en schrijver van boeken. ‘Ik ben geen fanatiek gebruiker van de mobiele telefoon. Maar de Fitbit die ik kreeg, sprak mij meteen aan. Via een app kon je als doel stellen hoeveel stappen je wilde lopen en ontving ik berichten over hoeveel stappen ik had gezet. Ook kreeg ik bijvoorbeeld de melding dat ik heel Nederland had rondgelopen. Dat werkte motiverend.’
Hoexum zegt dat de stappenteller een stok achter de deur is om elke dag genoeg te bewegen.
‘Of nog beter: het is een worst die mij wordt voorgehouden. Want als ik genoeg doe, dan word ik beloond met een melding.’ En dat werkt, want hij wil elke dag voldoende bewegen. Ook ontdekte hij door zijn Fitbit dat er soms dagen zijn dat hij bijna niks deed. Nu zet hij door de Fitbit minimaal 250 stappen per uur. ‘Daardoor ga ik ieder uur toch even naar buiten. De vuilnisbak wegzetten of een ommetje maken.’
Ook viel hem op dat hij op andere momenten juist weer meer bewoog zonder dat hij zich daar echt van bewust was. Hoexum heeft een volkstuin. Als hij daar druk in de weer is met snoeien, bladeren harken en plantjes poten, dan ziet de stappenteller het als een work-out. ‘Maar in de winter doe ik dat niet. Dan ligt de moestuin stil. Daarom ben ik gaan zwemmen. Dat bevalt heel goed. Dat is mijn compensatie voor dat ik minder beweeg in de winter. De stappenteller gaf mij inzicht en stimuleerde mij meer te gaan doen.’
Hoexum ziet dus vooral voordelen. Maar is hij niet bang dat de stappenteller een kleine dictator wordt die hem dicteert wat hij moet doen? ‘Ik ben er wel huiverig voor dat de stappenteller mijn leven bepaalt. Je kunt ’m ook ’s nachts omdoen en dan gaat het apparaatje na hoe goed je slaapt. Dat is voor mij een stap te ver. Ik merk ’s ochtends zelf wel of ik goed heb geslapen. Ik heb geen zin om me daarmee bezig te houden via de stappenteller. Ik wilde ’m puur gebruiken voor de ommetjes en dat is ook het enige waar ik ’m voor inzet. Het zit een beetje tegen een enkelband aan misschien, omdat je ermee rondloopt en het aanzet tot meer bewegen. Maar ik zie het ook als een bevrijding. Ik was eigenlijk nooit sportief voordat ik een stappenteller kreeg. Nu beweeg ik veel meer dan vroeger.’
13 Hoe beïnvloedt de technologie je?
Lees de tekst De burger kán z'n privacy helemaal niet beschermen
a Welke structuur heeft de tekst, als je kijkt naar de titel?
◯ bewering-en-argumentstructuur
◯ probleem-en-oplossingstructuur
◯ voordelen-en-nadelenstructuur
◯ vroeger-en-nustructuur
b Op welke manier probeert de schrijver in alinea 1 je belangstelling voor het onderwerp te wekken?
c 'Alles om me maar ... met nog meer blieps.' (regel 5-7) Op welke manier zijn de geciteerde zinnen verbonden met de voorafgaande zinnen in alinea 1?
◯ chonologisch verband
◯ concluderend verband
◯ doel-middelverband
◯ redengevend verband
◯ toelichtend verband
d 'De informatiemaatschappij wordt steeds meer utopie en dystopie tegelijk.' (regel 13) De woorden 'utopie' en 'dystopie' zijn antoniemen. Ze hebben dus een tegengestelde betekenis. Wat betekenen deze woorden?
e Combineer de woorden uit de tekst met de juiste betekenisomschrijving. Let op de context.
expliciete (regel 17-18) • • uiterste, definitieve
sceptisch (regel 18) •
ultieme (regel 25) •
• het aantasten, het ondermijnen
• duidelijke, uitdrukkelijke
uitholling (regel 50) • • vol twijfel, achterdochtig
f 'Over de Algemene Verordening Gegevensbescherming ... is hij sceptisch.' (regel 17-18) Waarom is hoogleraar filosofie Firmin Debrabander sceptisch over deze verordening van de Europese Unie (EU)? Geef uitleg in twee of meer volledige zinnen. Gebruik daarbij signaalwoorden.
g Wat bedoelt de schrijver met 'de ultieme surveillancesamenleving'? (regel 25)
h 'Debrabander vindt het verlies van privacy geen onmiddellijke tragedie.' (regel 34-35) Ben je het eens met deze mening van Debrabander? Motiveer je antwoord met gegevens uit de tekst.
i Volgens de schrijver, Folkert Jensma, kán de burger z'n privacy helemaal niet beschermen. (zie titel) Welk argument geeft hij om zijn mening te onderbouwen? Geef een samenvattend antwoord in één volledige zin. Gebruik daarbij een signaalwoord.
Onlangs kreeg ik op m’n telefoon een signaal van de auto. Bliep: het dimlicht rechts is stuk. Bliep: de deuren zijn al een halfuur niet vergrendeld. Vergat ik de parkeerplek, de auto gidst me erheen. Als digitale consument ben ik makkelijk te lijmen. Maar de dealer heeft nu dus mijn autoleven wel in een database. Hoe vaak rijd ik, waarheen, hoe vlot reageer ik op tips. En nog meer: verbruik, bestemmingen, parkeerplekken, etc. Alles om me maar op exact het juiste moment naar de garage te lokken, voor onderhoud. Of voor een andere auto, met nog meer blieps.
Ooit had ik een auto voor de deur, nu heb ik er een in m’n hoofd. Die me kent, kietelt en verzorgt. Het is koud, wil je de verwarming alvast aan? De nieuwste leest straks m’n agenda, scant de boodschappen, let op borden, weghelften, voetgangers en op mij. Dat ik alert blijf. In Life After Privacy van de Vlaams-Amerikaanse hoogleraar filosofie Firmin Debrabander lees ik dat in 2017 voor het eerst meer auto’s het mobiele netwerk gebruikten dan telefoons. Fun fact, of juist niet? De informatiemaatschappij wordt steeds meer utopie en dystopie tegelijk. Debrabander legt uit dat ik niet de enige sucker ben. De consument is niet in staat om z’n privacy te beschermen. We doorzien ook niet wat er met onze informatie gebeurt, waaróm die precies verzameld wordt.
Over de Algemene Verordening Gegevensbescherming van de EU uit 2018, die verplicht expliciete toestemming van de consument te vragen, is hij sceptisch. De burger als radertje in de informatiemaatschappij legt het af tegen big tech. Wat je in ruil krijgt voor je gegevens, is te interessant of gewoon te handig. Zolang zo’n digitale dienst voelt als een spel, de voordelen groot en onmiddellijk zijn en we niet het gevoel hebben te worden bespied, worden we bespied. Later ontdek je waarom.
Privacy is niet bedreigd, het is al uitgestorven, schrijft Debrabander. Nieuwe digitale mogelijkheden ontwikkelen zich met de snelheid van het licht – en de burger kan het allemaal krijgen. Life After Privacy schetst de ultieme surveillancesamenleving. En stelt ongemakkelijke vragen. Is privacy wel zo belangrijk en waardevol, gezien het gemak waarmee we er afstand van doen? Burgers verwachten veelal geen privacy meer of hebben er lage verwachtingen van. Ze delen vaak al via publieke sociale media hun hele leven. De digitale burger verwacht, nee eist, dat dienstverleners ons zo goed kennen dat ze je belastingbiljet kunnen voor-invullen. En je voorkeuren precies voorspellen. We belanden in een alwetende omgeving, waarin sensoren adviseren, voorspellen, punten toekennen, kans- en risicoprofielen samenstellen. Het leidt tot supermarkten zonder prijzen, die precies op jouw profiel en winstkans toegesneden op je smartphone verschijnen. Iedereen vlooit onze privédata uit. Debrabander vindt het verlies van privacy geen onmiddellijke tragedie. Het is een tamelijke recente, moderne uitvinding, als juridisch begrip in de VS pas gemunt in 1890. Net als de Netflixdocumentaire Coded Bias laat hij zien hoe de VS en China gelijk opgaan als datasurveillancemaatschappijen. Waarbij in Amerika het bedrijfsleven de drijvende kracht is en in China de eenpartijstaat.
Ik prijs me dan gelukkig dat de Europese Commissie onlangs voorstelde voorspellende algoritmen aan banden te leggen. Biometrische systemen als gezichtsherkenning zouden in de publieke ruimte verboden moeten zijn. Net als sociale kredietscores, die gedrag beoordelen of op basis van (voorspelde) kenmerken beslissingen nemen of voorbereiden. Ook het volgen van willekeurige personen in de publieke ruimte zou niet moeten kunnen. En er moet onafhankelijk toezicht komen op algoritmen.
Had dat er overigens niet allang moeten zijn? Het is niet zo’n unieke observatie, maar technologie grijpt diep in, het gebruikt en versterkt onze zwakheden. Zie de sociale media waar velen zich gedragen alsof ze alleen op de wereld zijn en onzichtbaar, in een eigen safe space. En tegenspraak weren als ‘onveilig’ – niemand wordt er uitgedaagd, gevoed met andere inzichten en zo gevormd tot een politiek en staatkundig volwassen burger die een dialoog aankan. Daar betalen we misschien nog wel de hoogste prijs voor – de uitholling van de democratie.
Folkert Jensma, juridisch redacteur
Uit: NRC
14 Hoe vergelijk je informatie over digitale gegevens?
Vergelijk de tekst De burger kán z'n privacy helemaal niet beschermen met de tekst 'Door mijn stappenteller beweeg ik veel meer'
a Welke inhoudelijke overeenkomst tussen de teksten De burger kán z'n privacy helemaal niet beschermen en de tekst 'Door mijn stappenteller beweeg ik veel meer' kun je noemen? Geef antwoord in één volledige zin.
b Noem ook twee inhoudelijke verschillen tussen de teksten De burger kán z'n privacy helemaal niet beschermen en de tekst 'Door mijn stappenteller beweeg ik veel meer'. Geef antwoord in volledige zinnen.
15 Hoe denk jij over online privacy?
In deze opdracht ga je stellingen over privacy bespreken.
a Vorm een groepje met twee of drie medeleerlingen. Bespreek met elkaar twee van de volgende stellingen.
• Het is terecht dat je privacy wordt opgeofferd voor meer veiligheid.
• Als consument ben je niet in staat je online privacy te beschermen.
• Het is geen probleem in een online surveillancesamenleving te leven.
• Voorspellende algoritmen die je online gedrag beïnvloeden, moeten worden verboden.
• Bescherming van je privacy moet een belangrijk onderdeel van het lesprogramma op school zijn.
b Maak een schema waarin je de argumenten voor en tegen de stellingen opsomt.
In deze opdrachten lees je teksten over de invloed van nieuws. Verder oefen je nog een keer met de theorie en alle leerdoelen van deze module.
16 Wat is de invloed van nieuws?
Lees de tekst Ombudsman: nieuws moet foutloos, fair en feitelijk.
a Welke drie functies heeft de inleiding (alinea 1)?
□ aanleiding noemen
□ hoofdgedachte formuleren
□ onderwerp introduceren
□ opbouw aankondigen
□ welwillend stemmen
b Leid de betekenis van de woorden af uit de tekst.
1 transparant (regel 30)
2 insinueren (zie insinuerend, regel 36)
3 pluriform (regel 95)
c Leg uit waarom er naar aanleiding van de uitspraken van Arnold Karskens en Wybren van Haga klachten bij Margo Smit binnenkwamen. Zie alinea 2 en 3. Geef antwoord in volledige zinnen en ga in op beide meningen.
d De vraag van ON-verslaggever, Jonathan Krispijn, aan twee asielzoekers (zie regel 35-36) bevat een foute redenering. Van welke drogreden is sprake?
◯ beroep op traditie
◯ cirkelredenering
◯ onjuist beroep op autoriteit
◯ overhaaste generalisatie
◯ vertekenen van standpunt
e Waarom houdt Margo Smit 'zich niet bezig met amusement, drama of series' (regel 61-62)? Baseer je antwoord op de tekst. Formuleer in een of meer volledige zinnen.
f Alinea 6 bevat een verzwegen argumentatie op basis van oorzaak en gevolg. Toon dit aan door de zin aan te vullen: Ik kan niet in dienst van de NPO zijn, want ...
g Wat houdt een onderzoek naar 'de diversiteit in talkshows' (regel 109) in, denk je? Geef antwoord in een of meer volledige zinnen. Licht je antwoord toe.
h 'Zo kun je hoor en wederhoor scharen onder fair.' (regel 97-98) Wat bedoelt Margo Smit met de geciteerde zin? Geef antwoord in één volledige zin en gebruik eigen woorden.
i Wat betekent de uitdrukking 'namen en shamen' (regel 130)? Zoek zo nodig online naar informatie.
Waarom een onderzoek?
Margo Smit, de ombudsman van de NPO, gaat onderzoek doen naar de klachten over de eerste tv-uitzendingen van Ongehoord Nederland. Wat doet de ombudsman eigenlijk? Wat zijn haar bevoegdheden en wat houdt het onderzoek in?
De nieuwe omroep Ongehoord Nederland maakt sinds vorige week op dinsdag en donderdag Ongehoord Nieuws, een actualiteitenprogramma. Er waren klachten binnengekomen na de eerste twee uitzendingen. De eerste ging over de inval van Rusland in Oekraïne. Arnold Karskens, de omroepbaas, stelde dat je ‘geopolitiek moet denken’. ‘Er zijn machtsblokken in deze wereld; als je aan de rand van zo’n machtsblok woont, ben je een bufferstaat1.’ Kamerlid Wybren van Haga stelde dat de ‘EU en de Navo Rusland hebben geprovoceerd’. Karskens repte ook over ‘bepaalde krachten die de Amerikaanse president Joe Biden zouden aansturen’. Na de uitzending kwamen bij NPO-ombudsman Margo Smit klachten binnen over ‘onjuiste inhoud, desinformatie en gebrek aan onpartij-
digheid’, aldus Smit. ‘Niet mijn woorden, niet mijn oordeel, maar de aard van de klachten.’ Ze trad er desgevraagd mee naar buiten. ‘Meneer Karskens meent dat ik zelf de pers had opgezocht. Nee, ik wérd gevraagd en de ombudsman dient dan transparant te zijn.’
Was dat het enige?
Nee. Na de tweede uitzending ontstond ophef over de aanpak van Jonathan Krispijn. De ON-verslaggever had op straat twee vrouwen uit een asielzoekerscentrum gevraagd ‘waar zij hun fiets vandaan hadden’, daarbij insinuerend dat ze vermoedelijk gestolen waren. Het regende klachten. Op sociale media door onbekende én bekende Nederlanders als Diederik Ebbinge (‘Wat een vies vuil schorem. Brought to you by de NPO’), Gijs Rademaker (‘Om je kapot te schamen dit, en dat op m’n eigen NPO’) en Winfried Baijens (‘Hallo Publieke Omroep hoe vind je zelf dat het gaat?’). In de maibox van Smit: wederom klachten. ‘Ditmaal over racisme.’ Na deze klachten besloot zij tot een onderzoek naar Ongehoord Nederland.
Wie is Margo Smit?
Sinds 2017 is zij de ombudsman van de Nederlandse Publieke Omroep (NPO). Een vrouw, maar het woord ombudsman komt uit het Zweeds, legt zij uit. ‘En in het Zweeds betekent het woord ‘man’ in samenstelling ‘een persoon’. Dus dat vind ik zo leuk. Dat is dus eigenlijk al genderneutraal,’ zegt Smit, die sinds 1989 in de journalistiek werkt. Als bureauredacteur bij verschillende omroepen, parlementair redacteur bij RTL Nieuws, onderzoeksjournalist bij KRO Reporter en directeur van de Vereniging van Onderzoeksjournalisten (VVOJ). Als ombudsman houdt ze zich niet bezig met amusement, drama of series, wel met nieuws, actualiteiten, sport, informatie en educatie van alle publieke omroepen op radio, tv en internet.
Is de Ombudsman in dienst van de NPO?
Nee, stelt Smit. ‘Ik ben van de omroepen, dus ook van Ongehoord Nederland. Zij leggen geld opzij voor mij, terwijl de NPO mij faciliteert, maar ik opereer volkomen onafhankelijk.’ Wie haar functioneren beoordeelt? ‘Het presidium van college van omroepen is aanspreekpunt.’
Wat gebeurt er met de klachten die binnenkomen?
Op een enkele handgeschreven brief na komen alle klachten per mail binnen. ‘Of die nu over Ongehoord Nederland of de NOS gaan. In eerste instantie zoek ik altijd contact met de omroep in kwestie. Dat heb ik nu ook gedaan. Ik stuur de klachten door en geef de omroep de mogelijkheid zelf met de klagers in contact te komen.’ Smit vroeg aan Ongehoord Nederland bij reacties op de klagers haar in de cc te zetten. ‘Ik heb daar nog niets op teruggezien.’
En nu dus een onderzoek door de ombudsman.
Ja. Smit bekijkt of de omroepen, in dit geval Ongehoord Nederland, zich houden aan de journalistieke code. Bij haar aantreden in 2017 onderschreven de omroepen, en later ook de nieuwe omroepen die wilden toetreden tot het bestel, de journalistieke code van de Nederlandse Publieke Omroep. Wat die code kort gezegd is: betrouwbaar, nauwkeurig, onpartijdig en pluriform. Smit: ‘Ik vat het altijd samen in foutloos, feitelijk en fair. Daar valt van alles onder. Zo kun je hoor en wederhoor scharen onder fair.’
Kan de NPO dat zelf niet?
Nee. De Nederlandse Publieke Omroep kan wel in gesprek gaan met de omroepen, maar gaat niet over de inhoud. Net zomin als het Commissariaat voor de Media. ‘De ombudsman is de enige die journalistiek ethisch inhoudelijk kan oordelen,’ zegt Smit. Overigens heeft de ombudsman niet per se klachten nodig om een onderzoek in te stellen. ‘Ik kan dat zelf, gevraagd of ongevraagd, ook doen. Ik heb een tijd terug de diversiteit in talkshows onderzocht en ik onderzoek voortdurend de evenwichtigheid van verkiezingsberichtgeving.’
Hoe gaat zij te werk?
Smit: ‘Ik bekijk de berichtgeving, zoek onderbouwing, scheid feiten van meningen. Ik praat waar mogelijk met de makers, eindredacteuren, hoofdredacteuren. Stel vragen: op basis waarvan zijn er besluiten genomen. Uiteindelijk rolt er een analyse uit. De uitkomst gaat sowieso naar betrokkenen, de klagers, het programma en de omroepen. En als het voor een breed pu-
bliek is, staat er een bewerkte versie op mijn website.’
En als blijkt dat een omroep een grens overgegaan is?
De ombudsman kan geen sancties opleggen, benadrukt Margo Smit. ‘Dat geldt ook voor Reinier van Zutphen, onze Nationale ombudsman. Die kijkt, analyseert, oordeelt en geeft mogelijk een aanbeveling, maar geen sancties. Wij kunnen alleen namen en shamen.’
Wie kan er wel wat met deze analyse?
Hij is openbaar, zegt Smit. ‘Iedereen kan ’m lezen en eventueel handelen. De NPO, de minister of staatssecretaris, het Commissariaat voor de Media, zij kunnen er mogelijk wél iets
mee.’ In het uiterste geval kan een programma van de buis worden gehaald, zegt NPO-voorzitter Frederieke Leeflang. De betreffende omroep kan dan bezwaar maken of beroep aantekenen. Maar zover is het niet, stelt zij. Leeflang: ‘In zijn algemeenheid wijzen wij onnodig grievende en kwetsende uitlatingen in NPO-programma’s af. Indien daarvan mogelijk sprake is, gaan we het gesprek met de betreffende omroep aan.’
1 bufferstaat: een land (zoals Oekraïne) dat tussen twee grotere landen of machtsblokken in ligt om te voorkomen dat deze oorlog krijgen
DennisLees de tekst Ongehoord Nederland bewijst dat Mediawet niet van deze tijd is
a Wat is de functie van de titel?
◯ aanbeveling
◯ bewijs
◯ constatering
◯ stelling
◯ vraagstelling
b Welke vorm van bijzonder taalgebruik herken je in de eerste zin?
◯ antithese
◯ hyperbool
◯ ironie
◯ metafoor
◯ sarcasme
c 'De publieke omroep ... Ongehoord Nederland.' (regel 1-2) Met welke twee typen argumenten onderbouwt de schrijver het standpunt (citaat) in alinea 1? Argumenten op basis van:
□ autoriteit
□ emotie
□ ongewenste gevolgen
□ persoonlijke overtuiging
□ vergelijking
d Leid de betekenis van de woorden af uit de context.
1 perspectief (regel 12)
2 ageert tegen (regel 16)
3 pluriformiteit (regel 29)
4 constructieve (regel 32)
e Alinea 2 is een uitwerking van alinea 1. Welk soort argument bevat alinea 2?
f Wat is de functie van alinea 3 in aansluiting op alinea 1 en 2?
◯ gevolgen
◯ toepassing
◯ vergelijking
◯ vermoedens
◯ voorbeelden
g 'Het Commissariaat voor de Media noemt ingrijpen onwenselijk.' (regel 24-25) Met welk type argument onderbouwt het Commissariaat zijn standpunt?
h Hoe is de argumentatie in de tekst Ongehoord Nederland bewijst dat Mediawet niet van deze tijd is opgebouwd? Op basis van:
◯ onderschikkende argumentatie
◯ nevenschikkende argumentatie
◯ combinatie van nevenschikkende en onderschikkende argumentatie
i Vat de argumentatie van de tekst Ongehoord Nederland bewijst dat Mediawet niet van deze tijd is samen door het schema aan te vullen. Formuleer in volledige zinnen en beperk je tot de hoofdzaken.
Stelling en onderbouwing
Ongehoord Nederland houdt zich niet aan belangrijke journalistieke regels. De omroep nodigt namelijk alleen een select groepje gelijkgezinden uit en
Gevolg De NPO-ombudsman
Tegenargument Maar het Commissariaat voor de Media want
Conclusie Het is dus duidelijk dat
De publieke omroep heeft het paard van Troje1 in huis gehaald met de nieuwe omroep Ongehoord Nederland. Een verrassing is dat niet. De programma’s die nu twee dagen per week worden uitgezonden op de publieke omroep zijn nog het meest vergelijkbaar met het Amerikaanse Fox News. Net als die zender nodigt de omroep alleen een select groepje gelijkgezinden uit, die vervolgens ongehinderd door enig journalistiek tegenwicht de feiten mogen verdraaien en ongefundeerde meningen verkondigen. De omroep tart daarmee belangrijke journalistieke codes. Die gaan over het brengen van feiten, het streven naar hoor en wederhoor en duidelijk onderscheid maken tussen feiten en meningen. Vooral die scheiding wordt node gemist bij Ongehoord Nederland.
ON-oprichter Arnold Karskens is vooral aan het bluffen met zijn stelling dat de uitzendingen gewoon passen binnen de Omroepwet. Volgens de wet mag iedere omroep nieuws en actualiteiten vanuit het eigen perspectief belichten. Maar een politicus niet weerspreken die een minister onjuistheden in de mond legt, heeft niets met eigen perspectief te maken. Het is een actie persoonsbeschadiging, en het ondergraaft de journalistiek zelf. Karskens suggereert dat alle omroepen op deze manier met nieuws omgaan. Maar ON brengt doelbewust nepnieuws, over de coronavaccinaties, stikstof en Rusland. De omroep ageert al lang tegen de NOS omdat het geen onafhankelijk nieuwsmedium zou zijn en ‘blanke mensen discrimineert’. Het was vorig jaar betrekkelijk eenvoudig voor Ongehoord Nederland om een zendmachtiging te krijgen na het binnenhalen van de juiste hoeveelheid handtekeningen. De minister kon niet anders dan de voordracht van de Raad van Cultuur (RvC), het Commissariaat van de Media en de NPO opvolgen. Het commissariaat en de RvC uitten hooguit enig ongemak bij het gegeven advies. Zij stelden dat de Mediawet te weinig handvatten geeft om ON tegen te houden. De NPO-ombudsman gaat nu onderzoeken in hoeverre ON de door hen onderschreven journalistieke gedragscode schendt. Maar dit kan lang gaan duren. Het Commissariaat voor de Media noemt ingrijpen onwenselijk. Dat ‘riekt’ naar censuur en gaat tegen de vrijheid van meningsuiting in, stelt het hoofd beleidsadvies.
Er durfde zich destijds niemand te branden aan ON, en nu is het te laat. Elk argument om de omroep van de buis te halen zal weersproken worden met een beroep op de vrijheid van meningsuiting en de pluriformiteit van de omroepen.
Wat de bedoelingen van ON ook zijn, deze omroep maakt in ieder geval glashelder dat er strengere en duidelijker criteria nodig zijn om via de Mediawet een omroep stevig bij te sturen. Want de huidige criteria zijn te slap. Maar dat is dan ook de enige constructieve bijdrage van deze omroep.
1 Het paard van Troje binnenhalen wil zeggen: zonder onraad te vermoeden jezelf in grote problemen brengen als gevolg van een list van de tegenpartij. Deze uitdrukking is ontleend aan de Aeneïs, het heldendicht dat door de Latijnse dichter Vergilius werd geschreven. (bron: www.ensie.nl)
Redactioneel commentaar
Uit: Trouw
18 Hoe vergelijk je teksten over nieuws?
Vergelijk de tekst Ombudsman: nieuws moet foutloos, fair en feitelijk met de tekst Ongehoord
Nederland bewijst dat Mediawet niet van deze tijd is. Welke stellingen over beide teksten zijn juist?
□ De gegevens in de teksten Ombudsman: nieuws moet foutloos, fair en feitelijk en Ongehoord Nederland bewijst dat Mediawet niet van deze tijd is zijn controleerbaar.
□ De journalisten die de teksten Ombudsman: nieuws moet foutloos, fair en feitelijk en Ongehoord
Nederland bewijst dat Mediawet niet van deze tijd is hebben geschreven, moeten zich houden aan de journalistieke gedragscode.
□ Het voornaamste schrijfdoel van de teksten Ombudsman: nieuws moet foutloos, fair en feitelijk en Ongehoord Nederland bewijst dat Mediawet niet van deze tijd is is informeren.
19 Hoe denk je zelf over nieuws?
'Eerbied voor waarheid en voor het recht van het publiek op waarheid is de eerste plicht van de journalist.'
Bron: Nederlandse Vereniging van Journalisten
Wat vind jij van de geciteerde uitspraak? In deze opdracht geef je je mening over de journalistieke code waarover je in de teksten Ombudsman: nieuws moet foutloos, fair en feitelijk en Ongehoord Nederland bewijst dat Mediawet niet van deze tijd is hebt gelezen.
a Werk samen met een medeleerling. Bespreek het belang van een journalistieke code. Gebruik hierbij de volgende vragen:
• Hoe belangrijk (of onbelangrijk) vinden jullie een journalistieke code?
• Moeten nieuwsmedia (als omroepen, programma's of kranten) bijgestuurd worden of zelfs verboden worden als ze zich niet aan een journalistieke code houden? Geef argumenten om jullie mening te onderbouwen.
b Schrijf een korte tekst van 70-100 woorden over het belang van een journalistieke code. Maak bij het schrijven gebruik van de volgende beoordelingsvragen.
• Bevat jullie tekst de aanleiding tot het schrijven, jullie mening en de ondersteunende argumenten?
• Is de tekst in volledige zinnen geformuleerd?
• Zijn de zinnen op een logische manier met elkaar verbonden met behulp van verbindingswoorden?
• Heeft de tekst een duidelijke alineaverdeling en is de taal verzorgd?
c Wissel jullie tekst uit met die van een ander tweetal. Geef elkaar feedback aan de hand van de beoordelingsvragen.
In deze reflectieopdracht kijk je of je alle leerdoelen van deze module hebt behaald.
a Bij opdracht 16 t/m 19 zie je bij bijna iedere vraag een of meer leerdoelen staan. Kijk nog eens naar deze vragen. Welke vragen had je goed en welke vond je lastig?
b Aan het begin van de module heb je een schema met alle leerdoelen ingevuld, zie opdracht 2. Neem dit schema nog een keer door. Bij welke leerdoelen ben je vooruitgegaan? Welke leerdoelen vind je nog lastig? Vul het schema met de leerdoelen opnieuw in. Doe dit met een andere kleur, zodat je goed je voortgang kunt zien.
VERDER OEFENEN?
Wil je verder oefenen op jouw niveau? Ga dan naar Op niveau online.
In deze eindopdracht oefen je met een examentekst. Zo weet je wat je volgend jaar te wachten staat en kun je je goed voorbereiden. Doe de resultaten van deze eindopdracht in je leesdossier. Zo krijg je inzicht in je leesontwikkeling.
a Lees de tekst Stop nou toch eens met kinderidolen op junkfood
1 Formuleer het onderwerp van de tekst in maximaal vijf woorden.
2 Het gebruik van Nijntje en andere kinderidolen op voedselverpakkingen moet ouders aanzetten om het product te kopen. Hoe wordt in de tekst de 'verkooptruc' om dit te bereiken genoemd?
3 '... maar in de echte wereld (...) is het continu balanceren.' (regel 14-15) Tussen welke twee zaken in de echte wereld is het continu balanceren volgens alinea 2?
4 Alinea 3 sluit inhoudelijk aan op alinea 1 en 2. Welke twee soorten verbanden herken je in alinea 3, in aansluiting op alinea 1 en 2? □ chronologisch verband □ doel-middelverband □ tegenstellend verband
□ uitleggend verband □ vergelijkend verband
5 In alinea 4, 5 en 6 worden voedingsfabrikanten twee verwijten gemaakt. Welke twee verwijten zijn dat? Geef antwoord in een of meer volledige zinnen.
6 Wat betekent de uitdrukking 'alles voor zoete koek slikken' (regel 36)? Leg uit waarom je de uitdrukking in deze tekst ook als een voorbeeld van ironie kunt zien.
7 In alinea 7, 8 en 9 worden ook het kabinet verschillende verwijten gemaakt met betrekking tot de voedingsindustrie. Noem drie verschillende verwijten. Geef antwoord in een of meer volledige zinnen.
8 In de tekst staat dat de voedingsindustrie nog steeds kinderen verleidt tot het eten van ongezonde producten. Wat is daarvan de uiteindelijke oorzaak volgens de tekst?
◯ De voedingsindustrie trekt zich niets aan van de regels die ze zichzelf heeft opgelegd.
◯ De voedingskundige criteria zijn zo nietszeggend dat ook ongezond voedsel als gezond voedsel kan worden bestempeld.
◯ Het kabinet heeft geen duidelijk voedselbeleid, waardoor de voedselindustrie haar gang kan gaan.
◯ Kinderen zijn erg gevoelig voor de kinderidolen en jengelen bij hun ouders net zolang totdat die ongezonde producten kopen.
9 In alinea 5 t/m 7 maakt de auteur drie keer gebruik van het woordje 'zelfs'. Wat drukt het meermaals gebruiken van het woordje 'zelfs' hier uit? Het meermaals gebruiken van 'zelfs' geeft uitdrukking aan
◯ arrogantie
◯ cynisme ◯ hoop
◯ verontwaardiging
10 Welke van de onderstaande uitspraken geeft de hoofdgedachte van de tekst het best weer?
De politiek moet
◯ actief beleid ontwikkelen om reclame voor ongezonde producten te verbieden en ervoor zorgen dat de voedingsindustrie zich houdt aan de voedingskundige criteria.
◯ actief beleid ontwikkelen zodat ook gezonde producten aantrekkelijker worden voor kinderen waardoor de jengelfactor zich niet alleen richt op ongezonde producten.
◯ de voedingsindustrie dwingen de gemaakte belofte na te komen en richtlijnen opstellen die promotie van gezonde producten voor kinderen versnelt.
◯ de voedingsindustrie dwingen zich aan haar belofte te houden en actief beleid ontwikkelen om promotie van ongezonde producten voor kinderen tegen te gaan.
Bij opdracht 13 van Schrijven leer je hoe je een ingezonden brief schrijft naar aanleiding van de tekst Stop nou toch eens met kinderidolen op junkfood
b Lees de tekst 0,3 procent
1 Welke functies heeft alinea 1?
□ aanleiding tot schrijven noemen
□ hoofdgedachte formuleren
□ onderwerp introduceren
□ opbouw aankondigen
□ welwillend stemmen
2 Leid de betekenis van de woorden af uit de context.
a (energie)transitie (regel 4)
b fractie (regel 5)
c abominabel (regel 18)
3 De auteur analyseert een van de kritiekpunten van de Reclame Code Commissie. Vat het standpunt en het hoofdargument van de auteur samen. Baseer je antwoord op alinea 1 t/m 3. Formuleer twee of meer volledige zinnen. Gebruik daarbij minimaal één signaalwoord.
4 Van welke twee soorten argumenten maakt de auteur in alinea 2 t/m 6 gebruik? Argumenten op basis van:
□ controleerbare feiten
□ emoties
□ ervaringen
□ gewenste gevolgen
□ vergelijking
5 '... het is een pakketje schroot met een dun laagje groen.' (regel 24-25) Zeg in eigen woorden wat de auteur bedoelt met de beeldspraak in het citaat. Geef antwoord in volledige zinnen.
6 De auteur haalt in alinea 8 Christine Otten aan. Zij schreef over bedrijven die de taal en de boodschap van maatschappelijk protest overnemen en dit vertalen in reclameboodschappen. Van welk stijlmiddel maakt Shell in zijn reclame gebruik om zijn boodschap over te brengen?
◯ antithese
◯ eufemisme
◯ hyperbool
◯ ironie
◯ tautologie
c Vergelijk de tekst Stop nou toch eens met kinderidolen op junkfood met tekst 0,3 procent
1 Leg uit dat beide teksten inhoudelijk vergelijkbaar zijn. Geef antwoord in één volledige zin.
2 Vergelijk de auteurs van beide teksten, Sjoerd van de Wouw en Ionica Smeets, met elkaar. Van welke auteur kun je je afvragen of hij/zij wel onpartijdig is? Licht je keuze toe aan de hand van gegevens uit de tekst. Geef antwoord in een of twee volledige zinnen.
3 Tot welke bedrijven of groepen richt Sjoerd van de Wouw, de auteur van Stop nou toch eens met kinderidolen op junkfood, zich vooral? En tot welk bedrijven of groepen richt Ionica Smeets, de auteur van 0,3 procent, zich?
d In de teksten Stop nou toch eens met kinderidolen op junkfood en 0,3 procent heb je gelezen hoe bedrijven de taal in reclames gebruiken om consumenten te verleiden hun producten te kopen of hun diensten af te nemen. Je gaat nu zelf een reclametekst analyseren. Volg de stappen.
1 Werk samen met een medeleerling.
2 Spreek af wat voor soort reclametekst jullie gaan onderzoeken. Een reclametekst van een energiebedrijf, een voedselproducent, een kledingzaak, een opleiding of school, enzovoort.
3 Bepaal tot welk publiek de reclametekst zich richt (bijvoorbeeld kinderen, scholieren, volwassenen).
4 Zoek een reclametekst. Markeer in de tekst woorden of zinnen die taaltrucjes bevatten.
5 Beschrijf hoe het bedrijf de taal gebruikt. Denk daarbij aan vormen van beeldspraak, stijlfiguren, bijzondere woordkeus.
6 Maak een verslag waarin jullie je bevindingen overzichtelijk presenteren.
7 Wissel het resultaat (de reclametekst met jullie analyse) uit met dat van een ander tweetal. Stel elkaar vragen als iets niet duidelijk is.
8 Doe de resultataen van je eindopdracht in je leesdossier.
Nijntje staart dagelijks aanlokkelijk naar tienduizen den kinderen vanuit het supermarktschap. ‘Psst, koop mij, ik ben dat aardige konijntje waarover je moeder en vader zo vaak vertellen voor het slapen gaan.’ Nijntje staat afgebeeld op pakjes koekjes voor baby’s vanaf acht maanden. Na de babyleeftijd nemen Dora, de Smurfen en consorten het stokje van Nijntje over: zij staan op koekjes die populair zijn onder kleuters en jonge kinderen.
Als producent van junkfood probeer je je product de ‘jengelfactor’ te geven: ouders via het laten jengelen van kinderen maximaal onder druk proberen te zetten om het junkfood te kopen voor hun kinderen. In de ideale wereld houdt een ouder stoïcijns voet bij stuk, maar in de echte wereld vol verleidingen is opvoeden al moeilijk genoeg en is het continu balanceren. Dan helpt het niet als Mega Mindy, K3 en nog veel meer andere kinderidolen je tegenwerken in de opvoeding.
De opvoeding makkelijker maken met marketing kan ook. Een Belgische supermarkt verkoopt sinds kort ‘kikkerski’s’ (sperziebonen), ‘oranje raketten’ (wortels) en ‘clownsneuzen’ (kerstomaatjes). Het is een simpele manier om groenten aantrekkelijker te maken. Gezonde kindermarketing is in Nederland amper te vinden. Kinderidolen staan vaak op koekjes, hagelslag of ander junkfood.
In 2016 kondigde de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport trots aan dat de koepelorganisatie van de voedingsfabrikanten hem had toegezegd dat de kinderidolen op een deel van het junkfood in de loop van 2017 zouden verdwijnen. Een bewindspersoon die een belofte van de voedingsindustrie presenteert; opmerkelijk en veelbelovend. Sindsdien is het stil. Een jaar na de belofte begon foodwatch1 een actie richting fabrikanten waarbij we ze herinnerden aan hun belofte. Veel fabrikanten reageerden niet of gaven aan de regeling van de koepelorganisatie af te wachten. Eigen verantwoordelijkheid? Nagenoeg nul.
Daar komt nog bij dat áls de voedingsfabrikanten hun belofte nakomen, de kinderidolen alleen van het allerergste junkfood verdwijnen. Daarvoor zijn ‘voedingskundige criteria’ op-
gesteld. Die criteria zijn echter zo slap dat zelfs diverse soorten chips, koekjes, frisdrank en ijsjes als ‘niet ongezond’ worden beschouwd.
Een koekje mag dan bijvoorbeeld tot meer dan een derde (35 procent) uit suiker bestaan. Zo lijkt zelfs een Nijntjekoekje met pakweg een kwart (23 procent) suiker ineens gezond. Het blijven natuurlijk junkfoodbedrijven die je vraagt te bepalen wat gezond is voor kinderen. Ze willen het liefst dat het kabinet, jij en je kind alles slikken voor zoete koek.
Hoe kan het dat een kabinet zich laat gebruiken als spreekbuis door de voedingsindustrie door mooie beloften de wereld in te slingeren en vervolgens niet keihard met de vuist op de tafel slaat als die belofte niet wordt waargemaakt? Nu heeft feitelijk de staatssecretaris zelfs meegewerkt aan het misleiden van consumenten door de voedingsindustrie.
Het past in het huidige voedselbeleid, of beter gezegd: het ontbreken van voedselbeleid. Zelfregulering van de voedingsindustrie is het toverwoord, ook al werkt het al jaren niet, waarschuwen wetenschappers.
Het meest ingrijpende voedselbeleid dat we vooralsnog van dit kabinet hebben mogen zien, was het verhogen van het lage btw-tarief, waardoor groente en fruit duurder worden voor iedereen.
Komende weken komen er belangrijke voedseldebatten aan in de Tweede Kamer. Het is dé kans voor onze politici om te laten zien dat zij zich niet zomaar laten beetnemen.
1 foodwatch: een kritische, maatschappelijke organisatie zonder winstoogmerk, die opkomt voor het recht op eerlijk, veilig en gezond eten
Naar: Sjoerd van de Wouw, Trouw havo-examen 2021-II (tekst 4)
Shell pochte in zijn reclame dat het bedrijf ‘miljoenen kilometers schoner maakt’ met bussen die op groene waterstof rijden. De Reclame Code Commissie gaf Shell inmiddels drie berispingen voor deze campagne. Shell mag zich niet meer ‘een van de grootste aanjagers van de energietransitie’ noemen, de waterstof blijkt nog niet groen te zijn en die miljoenen kilometers vormen slechts een fractie van het totaal aantal gereden kilometers. Als getallenliefhebber ga ik graag wat dieper in op die miljoenen. De NOS citeert degene die de klacht indiende bij de Reclame Code Commissie: ‘Uit gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) valt af te leiden dat er in Nederland jaarlijks 700 miljoen buskilometers worden gereden. Als Shell in staat zou zijn om daarvan enkele miljoenen kilometers schoon te maken, dan gaat het nog altijd over maar 0,5 procent van alle kilometers.’
Zelfs dat bleek nog te optimistisch, want het ging om twee miljoen kilometers die op waterstof waren gereden. Twee miljoen, precies het minimum dat je nodig hebt om met enig recht over het meervoud miljoenen te spreken. Dat komt dus neer op minder dan 0,3 procent van de gereden kilometers.
Het is alsof je 332 hamburgers van vlees uit de bio-industrie plus één burger van zeewier verkoopt en vervolgens op posters laat drukken dat jij het voortouw neemt in de transitie naar vegetarische producten.
Het is alsof je T-shirts laat maken van abominabele stof die niet langer meegaat dan één seizoen mét een kek borstzakje van gerecycled materiaal en vervolgens een campagne start dat jij heel erg voor duurzaamheid bent.
Het is alsof je in een literfles frisdrank 3 milliliter echt vruchtensap doet en van de daken schreeuwt dat jij een activist bent voor gezondere voeding.
Het is kortom wat talloze bedrijven doen: greenwashing. Bedrijven presenteren zich als veel duurzamer en maatschappelijk betrokkener dan ze zijn. Maar dat is vooral reclame, het is een pakketje schroot met een dun laagje groen. Ze doen een klein duurzaam projectje en blazen dat enorm op, schermen met keurmerken die niets betekenen en roepen in vage termen over hoe goed ze bezig zijn. Teun van de Keuken en consorten trekken al jaren ten strijde tegen dit soort marketing, maar het lijkt alleen maar erger te worden.
Christine Otten schreef eind vorig jaar over hoe ‘bedrijven niet alleen de taal, maar vooral ook de boodschap van zo’n beet je ieder maatschappelijk protest, verzet of kritiek overnemen, zich toe-eigenen en vertalen in reclameboodschappen waarvan je bijna de tranen in de ogen krijgt en denkt: Yes!! Er verandert eindelijk echt iets!’ Er verandert niets, vrees ik.
(Voor wie liever een optimistischer einde aan deze column wil: Gelukkig zijn er wereldwijd miljoenen mensen die blijven klagen en blijven vechten en die de wereld echt schoner en beter proberen te maken.)
Een tekst waarin de mening van de schrijver duidelijk naar voren komt, is een betogende tekst. De schrijver wil je overtuigen van zijn standpunt: je moet bijvoorbeeld gaan inzien dat meer bewegen je gezondheid ten goede komt of dat je beter groente en fruit kunt eten dan fastfood.
Maar ook jij moet kunnen overtuigen: tijdens je studie, op je werk of in je vriendennetwerk is het belangrijk dat je anderen kunt overtuigen van een goed idee of een nieuw inzicht.
Een betoog kan als zakelijke tekst voorkomen of in de vorm van een recensie, column, blog of ingezonden brief. In deze module oefen je vooral met het schrijven van een betogende zakelijke tekst en een ingezonden brief; deze vormen moet je beheersen voor je examen. Ook oefen je met het gebruik van stijlfiguren en beeldspraak in je tekst. Hierdoor zet je je woorden nog meer kracht bij.
INHOUD
Start Introductie opdracht 1, 2
Woordenschat opdracht 3
Taalverzorging opdracht 4, 5
Oefenen Standpunten en argumenten opdracht 6, 7, 8, 9
Betogende ingezonden brief opdracht 10
Betoog opdracht 11
Reflectie en Reflectie opdracht 12
eindopdracht Eindopdracht opdracht 13
In deze opdrachten bekijk je een videofragment over hoe je je standpunt duidelijk formuleert. Ook maak je kennis met de leerdoelen die bij Schrijven aan de orde komen.
1 Hoe breng je je standpunt over?
Bekijk het videofragment Debatteren – Betogen. Dit fragment laat zien hoe je je standpunt overtuigend kunt brengen.
a In veel maatschappelijke situaties moet je je standpunt duidelijk formuleren. Welke situatie wordt geschetst in het videofragment?
b Wat is het doel van de spreker in deze situatie?
c Waar moet deze spreker voor oppassen bij het houden van zijn betoog?
d In het fragment staat dat een goed betoog een 'Triple A-betoog' is. Waaruit bestaat Triple A?
e Hoe zou het raadslid zijn betoog om het zwembad open te houden afsluiten? Formuleer een conclusie en leid deze in met een signaalwoord.
2 Met welke leerdoelen ga je oefenen?
In deze opdracht staan de leerdoelen waarmee je in deze module gaat oefenen. Bij elk leerdoel wordt verwezen naar theorie.
a Maak in Op niveau online de instaptoets om te bepalen hoe goed je de leerdoelen nu al beheerst. Bekijk je resultaten en vul daarna het schema in.
Ik kan een standpunt formuleren.
74 Standpunt, argumenten en argumentatie
Ik kan op een gestructureerde manier argumenten formuleren bij een standpunt.
76 Feitelijke en waarderende argumenten 77 Soorten argumenten
78 Argumentatiestructuren
Ik kan standpunten en argumenten herkennen in een blog.
43 Columns, blogs en online reacties 74 Standpunt, argumenten en argumentatie
Ik kan een column of blog schrijven.
43 Columns, blogs en online reacties
Ik kan een betogende tekst schrijven volgens een bepaalde tekststructuur.
7 Tekststructuren 8 Voordelen-en-nadelenstructuur
9 Vroeger-en-nustructuur en vroeger-nu-toekomststructuur
10 Probleem-en-oplossingstructuur 11 Verschijnsel-enverklaringstructuur 12 Bewering-en-argumentstructuur 41 Betoog en ingezonden brief
Ik kan een ingezonden brief schrijven.
41 Betoog en ingezonden brief
Ik kan een betoog schrijven.
41 Betoog en ingezonden brief 74 Standpunt, argumenten en argumentatie 76 Feitelijke en waarderende argumenten
77 Soorten argumenten
Ik kan bijzonder taalgebruik opnemen in mijn betogende tekst om mijn tekstdoel te versterken.
107 Beeldspraak 108 Stijlfiguren
b Geef de leerdoelen een cijfer van 1 t/m 8, waarbij je 1 het belangrijkst vindt en 8 het minst belangrijk.
In deze opdracht oefen je met woorden rond het thema Invloed en macht
3 Hoe groot is jouw woordenschat?
a Kies het juiste woord in elke zin. Soms moet je de vorm van het woord veranderen.
Kies uit: algoritme – censuur – diversiteit – drogreden – intimideren – nuance – persuasief –relativeren – respect – visie – tegenargument
1 Deelnemers aan een debat willen graag winnen en verliezen daardoor de van de debatstelling uit het oog.
2 Deze student heeft een heel verrassende op de aanpak van de armoedebestrijding.
3 Beeldspraak en stijlfiguren maken teksten veel sterker.
4 De voorzitter wilde snel tot een resultaat komen, maar de deelnemers ervaarden zijn pushende opmerkingen als heel
5 Om zijn gelijk te krijgen in de discussie voerde hij allerlei aan.
6 Wie een discussie voert, moet andere deelnemers met aanspreken.
7 De denktank wordt samengesteld met oog voor van de groep.
8 zou je zo kunnen inrichten dat ze meer mogelijkheden geven in plaats van dat ze meer argumenten van dezelfde mening tonen.
9 Er zou door het socialemediabedrijf moeten plaatsvinden op haatberichten, nepnieuws en discriminerende opmerkingen.
10 Door met verschillende invalshoeken en onderwerpen in aanraking te komen leer je je eigen standpunten te en voorkom je dat ze extreem worden.
11 In een betoog kom je heel overtuigend over wanneer je naast je eigen argumenten een benoemt en weerlegt. Hiermee geef je aan dat je redelijk bent en oog hebt voor de visie van je tegenstander.
b Formuleer zelf twee zinnen, één met het woord 'diversiteit' en één met het woord 'intimideren'. Zorg ervoor dat de betekenis van het woord duidelijk wordt in de zin. Formuleer volledige, grammaticaal goedlopende zinnen.
In deze opdrachten oefen je met het maken van goede zinnen.
4 Hoe formuleer je goed leesbare zinnen?
a Als je in een zin woorden weglaat, krijg je een onvolledige zin. Dit heet telegramstijl. In formele teksten en in je antwoorden op examenvragen kun je beter geen telegramstijl gebruiken, maar volledige, goed leesbare zinnen formuleren. De volgende zinnen staan in telegramstijl. Maak hier volledige zinnen van.
1 Ik vind, hij moet weg, anders durft niemand meer wat te zeggen in de vergadering.
2 Zij vertrouwt de juiste informatie te hebben gekregen.
3 Voor snelle beslissers, eenmalige aanbieding: relaxfauteuil. Kopen en meenemen!
4 Kaartjes gekocht. Nu onderweg naar Amsterdam. Zin in!
b Een zin die in de lijdende vorm staat, leest minder prettig dan een zin in de bedrijvende vorm. Noteer de bedrijvende vorm van de lijdende zinnen. Als een zin al bedrijvend is, hoef je deze niet te veranderen.
1 De Natura 2000-gebieden worden aangetast door de stikstofuitstoot van het verkeer op de snelwegen.
2 Oekraïense artiesten werden door Circus Royal uitgenodigd om een serie benefietcircusvoorstellingen te verzorgen in Dordrecht.
3 Mensen met een poststraumatische stressstoornis (PTSS) hebben baat bij een hulphond.
4 Deze brief is door ons verzonden om informatie te geven over de bouwactiviteiten in de wijk.
5 Hoe schrijf je een tekst die prettig leest?
Zinnen van verschillende lengte en afwisseling in zinsbouw zorgen ervoor dat een tekst prettig leest.
Zanger Henny Vrienten was met de band Doe Maar een sensationeel popidool die veel gillende fans had in de jaren tachtig van de vorige eeuw. Hij had ook succes met de 'nettemenerenfilmmuziek' die hij daarna maakte. Hij wilde op zijn 72e nog een nieuwe band beginnen. Vrienten had een enorme verzameling boeken, hij hield vooral van poëzie, waaronder Sensitieve verzen van Herman Gorter. Vrienten werd gelukkig van poëzie, van heel erg veel van iemand houden, van zijn kinderen én van oude gitaren.
Verbeter de tekst door de zinsbouw te variëren en lange en korte zinnen af te wisselen.
VERDER OEFENEN?
Wil je verder oefenen met woordenschat en spelling? Maak dan de extra opdrachten in Op niveau online. In het hoofdstuk Taalverzorging en taalbewustzijn vind je ook veel opdrachten over spelling.
In deze opdrachten oefen je met het herkennen en formuleren van standpunten en argumenten.
Lees de blog Dikke Van Dale als influencer?. De schrijver van de blog, Marcel Lemmens, reageert op een artikel in NRC van columnist Japke-d. Bouma. De aanleiding is het verschijnen van de nieuwe papieren editie van het woordenboek de Dikke Van Dale.
Noteer links in het schema in volgorde van de tekst het standpunt en de drie argumenten van Japke-d. Bouma. Noteer rechts de reactie hierop van blogschrijver Marcel Lemmens. Formuleer in volledige zinnen.
Bouma Lemmens
Standpunt:
Argument 1:
Argument 2:
Argument 3:
Reactie:
Reactie:
Reactie:
‘Het Engels rukt op in Het Nederlands en helaas ook in de Dikke Van Dale’. Dat is de titel van een stuk van Japke-d. Bouma in NRC vorige week. De aanleiding voor haar artikel was het verschijnen van de nieuwe papieren editie van de Dikke Van Dale. Bouma mocht tijdens de presentatie van het woordenboek ‘een praatje’ houden. Dat deed ze ‘met een bezwaard gemoed’: ‘De Nederlandse taal is aan het afbrokkelen.’ En wat ze nog erger vindt: Van Dale werkt daaraan mee. Hoezo?
Engelse Ziekte
Bouma noemt de toename van het aantal Engelse woorden in het Nederlands ‘de Engelse Ziekte’. Met twee hoofdletters. Toe maar. Ja, het klopt dat Nederlanders steeds meer Engelse woorden gebruiken. En het klopt ook dat Van Dale een groot aantal Engelse woorden in de nieuwe editie van het woordenboek heeft opgenomen. Dit is wat Van Dale hierover schrijft: ‘In de editie van 2022 worden om precies te zijn 979 nieuwe Engelse trefwoorden opgenomen. Dat is ongeveer 10 procent van het totale aantal nieuw toegevoegde woorden. Onder de Engelse nieuwkomers bevinden zich woorden zoals airfryer, big tech, bodyshaming, covid, fintech, influencer en streetfood.’
Influencer of rolmodel?
Opvallend is het zeker dat zo’n 10 procent van de nieuwe trefwoorden in de Dikke Van Dale uit het Engels is overgenomen. Maar hoe komt dat? Is Van Dale daarvoor verantwoordelijk?
Nee, toch? Het zijn de Nederlanders zelf die ervoor kiezen om steeds meer Engelse woorden in
het Nederlands te gebruiken. Van Dale registreert en schrijft niets voor. De keuze is aan ons. Volgens Bouma zouden taalgebruikers bijvoorbeeld in plaats van influencer ook kunnen kiezen voor het alternatief rolmodel. Maar dat klopt niet. Een influencer is ‘iem. die, bv. via sociale media, invloed uitoefent op een bepaalde doelgroep’. Dat is toch iets anders dan ‘iem. die als model dient bij een bep. rollenpatroon’ (de definitie van rolmodel). Influencer is dus geen ‘gemakzuchtig Engels synoniem’ voor rolmodel
Het totale failliet
Japke-d. Bouma is niet blij met de toevoeging van zo veel Engelse woorden aan de Dikke Van Dale. Zij noemt dit ‘het totale failliet van de Nederlandse taal’. Dat lijkt mij nogal overdreven. In mijn woon- en werkomgeving spreken de mensen nog steeds Nederlands, maar hun Nederlands is anders dan het Nederlands van mijn ouders. Zij gebruikten geen woorden als airfryer, covid, fintech, influencer of streetfood. Waarom niet? Omdat airfryers, covid, fintechs, influencers en streetfood destijds niet bestonden. De Dikke Van Dale groeit mee met zijn tijd. Daar moeten we blij mee zijn.
Engels of pseudo-Engels
Japke-d. Bouma schrijft: ‘Waarom moeten er Engelse woorden in een Nederlands woordenboek?’ Die vraag wil ik wel beantwoorden: er staan Engelse (Franse, Duitse, Italiaanse, enzovoorts) woorden in een Nederlands woordenboek, omdat die woorden ook Nederlandse woorden zijn (geworden). Sterker nog, sommige ‘Engelse’ woorden zijn helemaal geen Engels, maar Engels ogende woorden. Jan Klerkx schreef daarover een paar jaar geleden al een blog voor Taalpraat: Pseudo-Engels.
Pak jij het woordenboek?
Bouma schrijft ook: ‘Als ik Engelse woorden wil opzoeken, pak ik wel een Engels woordenboek.’ Dat kan, maar de vraag is of iedereen dat doet. Sterker nog, de vraag is hoeveel Nederlanders er überhaupt nog woorden opzoeken in een (papieren) woordenboek. Doe jij dat? Heb jij de nieuwe Dikke Van Dale al gekocht of ga je die kopen? En zie jij de Dikke Van Dale als de grote influencer? Als corrumperende kracht 1 en kwade genius2 achter de afbrokkeling van de Nederlandse taal? Ik ben benieuwd naar je reactie.
1 slechte invloed 2 aanstichter van het kwaad
Marcel LemmensUit: www.taalpraat.nl
De schrijver van de blog vraagt om een reactie van de lezers. Enkele mensen hebben gereageerd.
Jij gaat zelf ook een reactie schrijven.
Reactie van Ronald: Vaak is het niet zo moeilijk om een Nederlandse vertaling van een Engels begrip te verzinnen. Waarom zeggen we bijvoorbeeld 'long covid' en niet 'langdurige covid'? En waarom roept kabelaar Ziggo 'order nu' in plaats van 'bestel nu'? Ik vrees wel dat het Engels inmiddels verder is voortgeschreden dan alleen in de woordkeuze, doordat we (behalve u en ik, natuurlijk) allerlei idioom overnemen en maar half vertalen.
Ik ben het met je eens dat er geen bezwaar is tegen het opnemen van woorden als airfryer, die verwijzen naar zaken of verschijnselen die eerder niet bestonden (ik neem aan dat zelfs Japke-d. geen bezwaar zal hebben tegen het woord computer). Maar volgens mij worden er wel degelijk ook overbodige Engelse woorden gebruikt en opgenomen. Waarom 'meeting' in plaats van 'vergadering'? Waarom 'sale' in plaats van 'uitverkoop' of 'opruiming'? Waarom 'deal' in plaats van 'overeenkomst' of 'aanbieding'? (Alle drie komen al voor in de vorige editie van de Dikke.)
Schrijf nu zelf een reactie op de blog van Marcel Lemmens.
• Lees eerst de reacties van lezers.
• Gebruik minimaal 100 woorden waarin je jouw standpunt met minimaal één argument geeft.
• Geef antwoord op de vragen van de schrijver in het slot van de blog.
• Formuleer in volledige zinnen en gebruik minimaal één signaalwoord.
8 Hoe formuleer jij een standpunt met argumenten?
Wat is jouw standpunt over de toename van Engelse woorden in de Nederlandse taal? Noteer je standpunt en geef daarbij drie argumenten. Formuleer je antwoord in volledige zinnen. Noem ook enkele voorbeelden van Engelse woorden.
9 Hoe schrijf je zelf een column of blog met jouw standpunt?
Een column of blog is een persoonlijke tekst waarin de schrijver zijn standpunt of visie weergeeft.
Je gaat een column of blog schrijven waarin je jouw standpunt over de toename van Engelse woorden in de Nederlandse taal weergeeft.
Schrijf je column of blog in de ik-vorm en neem eigen ervaringen op in de tekst. Volg de stappen.
1 Bepaal je publiek.
2 Schrijf een aantrekkelijke inleiding waarin je ook je standpunt geeft.
3 Werk drie argumenten uit in het middenstuk. Gebruik minstens één signaalwoord.
4 Rond de tekst af in het slot.
5 Gebruik minimaal 200 woorden.
6 Neem beeldspraak en stijlfiguren op in je taalgebruik.
7 Wissel je tekst uit met een medeleerling en geef elkaar feedback met behulp van het Feedbackformulier Schrijven: column en blog
In deze opdracht lees je een tekst over de beïnvloeding van consumentengedrag en oefen je met het schrijven van een ingezonden brief.
10 Hoe schrijf je een betogende ingezonden brief?
Lees de tekst Plastic vermijden kan iedereen
a Wat is de aanleiding voor het schrijven van deze tekst?
b Welk standpunt neemt Elisah Pals, oprichter van Zero Waste Nederland, in? (alinea 1, 2 en 3)
Formuleer je antwoord in één volledige zin.
c Welk argument geeft Pals bij haar standpunt? Geef antwoord in één volledige zin.
d Je gaat naar aanleiding van de tekst Plastic vermijden kan iedereen je eigen standpunt weergeven. Schrijf als reactie een ingezonden brief van minimaal 150 woorden met een bewering-enargumentstructuur. Maak eerst een schrijfplan. Volg de stappen.
1 Volg stap 2 t/m 6 om het schrijfplan in te vullen. Zoek eventueel online naar meer informatie over dit onderwerp. Maak hier ook een bronvermelding van.
2 Bepaal het publiek en bedenk een titel voor je brief.
3 Noteer in de inleiding (alinea 1) het standpunt van Elisah Pals en haar argumentatie. Vermeld de bron (krant) en de datum van publicatie.
4 Formuleer als reactie daarop jouw eigen standpunt in alinea 2.
5 Geef daarna in alinea 2 minstens twee argumenten bij jouw standpunt. Verbind deze met een signaalwoord.
6 Plaats in het slot (alinea 4) een conclusie. Gebruik hierbij een signaalwoord met een concluderend verband.
7 Schrijf nu met behulp van het schrijfplan een ingezonden brief volgens de bewering-enargumentstructuur. Formuleer minimaal één keer een zin met beeldspraak of een stijlfiguur. Plaats de titel uit je schrijfplan boven de tekst.
8 Wissel je ingezonden brief uit met die van een medeleerling. Geef elkaar feedback en gebruik hierbij het Feedbackformulier Schrijven: betogende ingezonden brief
9 Herschrijf je ingezonden brief met behulp van de aanwijzigingen uit het feedbackformulier.
10 Doe de eindversie van je ingezonden brief en het feedbackformulier in je schrijfdossier.
Wachten tot een winkel producten zonder verpakking aanbiedt, hoeft niet. Neem zelf het initiatief, meent Elisah Pals.
Opgetogen zette Elisah Pals, oprichter van Zero Waste Nederland, het bericht twee weken geleden op sociale media: klanten kunnen in een aantal supermarkten van Albert Heijn producten tappen in een zelf meegenomen bakje of zakje. De verpakkingsloze wereld is een stapje dichterbij.
‘Ik kreeg meer dan negenduizend felicitaties,’, zegt zij. Samen met Hilde van der Vegt van SUPZero, een adviesbureau over afvalvermindering, adviseerde Pals Albert Heijn over de proef met verpakkingsloos inkopen. ‘Mijn bericht bereikte 860.000 lezers en ik had ongeveer vijfhonderd reacties. Dit onderwerp leeft enorm,’ zegt Pals. In de meeste reacties klonk de vraag: wanneer komt zo’n winkel met minder verpakkingen in mijn buurt?
Pals vindt die vraag te afwachtend. ‘Mensen zitten erop te wachten, maar dat hoeft niet. Ze kunnen al zelf aan de slag. Ga gewoon met je eigen bakje of zakje naar de winkel. Ik doe dat.
Het kan niet voor alle producten, maar vaak gaat het wel. En er wordt vaak heel positief op gereageerd. Soms krijg ik zelfs korting. Als een winkelier de spullen niet meer in een verpakking hoeft te stoppen, spaart hij geld uit.’
Sticker
Bij achtduizend winkels in Nederland zit een sticker van Zero Waste Nederland op de deur met de mededeling dat de winkelier het op prijs stelt dat de klant zelf zijn verpakking van huis meeneemt. Pals: ‘Je kunt brood halen bij de bakker in een eigen zak, sushi in een restaurant, friet in de cafetaria en soms shampoo tappen bij de kapper. Ook als de sticker niet op de deur zit, is er meer mogelijk dan je in eerste instantie denkt.’
Tip 1 van Pals is dus: wacht niet af, maar neem initiatief. Tip 2: koop op de markt. ‘Daar zijn ze minder van de verpakkingen. Maar ga er niet voor omrijden met de auto, want dat kost ook energie.’ Tip 3: maak je eigen deodorant, mascara of tandpasta. ‘Hoe dat moet is op internet te vinden. Ik maak sinds 2015 zelf mijn make-up. Daarmee bespaarde ik binnen an-
derhalf jaar al 3500 euro. Duurzaamheid is niet duur, maar een manier om geld te besparen.’
Is een verpakking van papier beter dan plastic? Pals aarzelt. ‘Doe je aan hergebruik of heb je een wegwerpverpakking? Daar gaat het om. Papier moet ook gemaakt worden. Dat kost veel grondstoffen, energie en water. Het is beter om gewoon geen nieuwe verpakking te gebruiken of een verpakking die al eerder is gebruikt,’ zegt zij resoluut. ‘Elke nieuwe verpakking veroorzaakt milieubelasting.’
Ga maar uit van de Ladder van Lansink, zegt Pals, genoemd naar het ex-Kamerlid die het omgaan met afval in een schema zette. Verpakkingen vermijden is de beste keuze. Daarna volgen hergebruik, recycling, benutten voor de opwekking van energie, verbranden en als laatste storten. Ad Lansink was van 1977 tot 1998 lid van de Tweede Kamer voor het CDA.
der meer vanuit supermarkten, een meerprijs moet krijgen.
Net als Pals benadrukt Versfeld dat de consument keuzes kan maken. ‘De eerste vraag die je kunt stellen, is of je een bepaald product echt nodig hebt. Minder kleding kopen is goed voor het milieu. Daarna is het weigeren van de verpakking het meest effectief. Neem je eigen bakje mee voor het halen van een maaltijd bij bijvoorbeeld de Chinees. En kijk eens naar tandpasta. Je hebt merken die in een tube zitten en daarna ook nog eens in karton. Is dat wel nodig?’
Grote verpakkingen beter dan kleine Verpakkingen van chips zijn meestal heel slecht, vertelt Verfeld, omdat daarin diverse materialen zijn verwerkt en dus zijn ze moeilijk te recyclen. Er zijn ook chipsmerken die in één soort plastic zijn verpakt. Soms staat het type plastic op een verpakking vermeld. Pet (polyethyleentereftalaat), pe (polyethyleen) en pp (polypropeen) zijn het beste te recyclen, weet Versfeld. Deze types worden soms op verpakkingen ook aangeduid met de cijfers 01 (pet), 02 of 04 (pe) of 05 (pp) in combinatie met drie pijltjes.
Een klant koopt een verpakkingsvrij product in een Albert Heijn-filiaal. Klanten kunnen zelf een herbruikbare pot meebrengen en die vullen bij een dispenser. De supermarkt haakt in op de campagne van de overheid om het gebruik van wegwerpplastic terug te dringen.
Groei van webwinkels
Het gebruik van verpakkingen neemt toe, denkt Rob Versfeld van Milieu Centraal. ‘Tot 2019 was de hoeveelheid glas stabiel en plastic was gestegen. Dat zijn de laatste cijfers. Ik verwacht dat glas nog steeds redelijk stabiel is en dat het gebruik van plastic en papier is toegenomen door de groei van webwinkels in de coronaperiode.’ Mogelijk gaat dat veranderen, zegt hij, bij het ingaan van de nieuwe regels per juli volgend jaar die inhouden dat het meenemen van kant-en-klare maaltijden en ook gesneden fruit in gratis plastic verpakking, on-
Dat producten, waaronder voedsel, soms in plastic zit, vindt Versfeld te billijken. Verpakkingsmateriaal vermijden is prima, maar voorkomen dat producten bederven of beschadigen is nog belangrijker, stelt hij, want bij levensmiddelen zit 10 procent van milieu-impact in de verpakking en de rest in het product zelf. Wat Albert Heijn doet met het zelf tappen van producten in een meegebracht bakje of zakje, kan effectief zijn, zegt Versfeld. ‘Het wordt waarschijnlijk aangevoerd in grote verpakkingen. Dat is beter dan kleine verpakkingen. Er komt geen extra verpakkingsmateriaal bij de consument thuis en zo’n supermarkt heeft het scheidingsproces van karton en plastic waarschijnlijk goed op orde.’
In deze opdracht oefen je met het schrijven van een betoog.
Lees de tekst Geef jongeren vanaf zestien jaar recht te stemmen (zie ook opdracht 7 van Lezen)
a Formuleer het standpunt van de schrijvers in één volledige zin. Gebruik maximaal 15 woorden.
b Zijn er nadelen verbonden aan het standpunt van de schrijvers? Bedenk twee tegenargumenten bij het standpunt van de schrijvers. Schrijf deze op in volledige zinnen. Gebruik eventueel andere bronnen.
c Ben jij het eens met het standpunt van de schrijvers of denk jij er anders over? Formuleer jouw standpunt ten aanzien van stemrecht. Voeg daar twee argumenten aan toe. Gebruik eventueel andere bronnen. Formuleer je antwoord in volledige zinnen.
d In opdracht e ga je een betoog schrijven over de stemgerechtigde leeftijd met een bewering-enargumentstructuur. Voordat je dit betoog schrijft, maak je een schrijfplan. Zoek eventueel online naar extra informatie. Vul het schrijfplan in.
Schrijfplan
Onderwerp verlagen stemgerechtigde leeftijd Vraagstelling Moet de leeftijd voor stemrecht worden verlaagd naar zestien jaar?
Schrijfdoel betogen
Tekststructuur bewering-en-argumentstructuur
Publiek algemeen/onbepaald
Titel
Alinea Functie Inhoud (in kernzinnen) Alineaverband
1 Inleiding Voorbeeld:
Standpunt:
2 Argument 1
3 Argument 2
4 Argument 3
Overgangszin met herhalend woord:
Signaalwoord met opsommend verband:
Signaalwoord met opsommend verband:
5 Tegenargument
Signaalwoord met tegenstellend verband:
6 Slot met conclusie Signaalwoord met concluderend verband: dus
e Schrijf een betoog met jouw standpunt over de stemgerechtigde leeftijd op basis van het schrijfplan dat je hebt gemaakt bij opdracht d. Bouw je betoog op volgens de bewering-en-argumenstructuur en gebruik minimaal 400 woorden. Verwerk minstens één vorm van beeldspraak en/of stijlfiguren in je betoog. Volg de stappen.
1 Schrijf een aantrekkelijke inleiding waarin je jouw standpunt/bewering opneemt.
2 Schrijf een middenstuk met minstens twee argumenten en een tegenargument. Gebruik signaalwoorden om de (tegen)argumenten met elkaar te verbinden.
3 Schrijf een slot met een conclusie. Gebruik één signaalwoord met een concluderend verband.
4 Noteer, onder je betoog, de bronvermelding van de teksten die je hebt gebruikt om je standpunt en argumenten te bepalen. Plaats de titel uit je schrijfplan boven de tekst.
5 Wissel je betoog uit met dat van een medeleerling. Geef elkaar feedback met behulp van het Feedbackformulier Schrijven: betoog
6 Herschrijf je betoog met behulp van de aanwijzigingen uit het feedbackformulier.
7 Doe de eindversie van je betoog en het feedbackformulier in je schrijfdossier.
Bij opdracht 5 van Spreken, kijken en luisteren leer je hoe je een betogende presentatie geeft.
In deze reflectieopdracht kijk je of je alle leerdoelen van deze module hebt behaald.
a Bij verschillende opdrachten in deze module zie je bij bijna iedere vraag een of meer leerdoelen staan. Kijk nog eens naar deze vragen. Welke vragen had je goed en welke vond je lastig?
b Aan het begin van de module heb je een schema met alle leerdoelen ingevuld, zie opdracht 2. Neem dit schema nog een keer door. Bij welke leerdoelen ben je vooruitgegaan? Welke leerdoelen vind je nog lastig? Vul het schema met de leerdoelen opnieuw in. Doe dit met een andere kleur, zodat je goed je voortgang kunt zien.
c Is het je gelukt om aan de slag te gaan met de schrijfopdrachten? Denk hierbij aan het maken van een schrijfplan, het formuleren van een standpunt met argumenten en het schrijven van betogende teksten. Noteer je antwoord in maximaal 25 woorden.
d Geef in maximaal 25 woorden aan hoe de samenwerking met je medeleerlingen in deze module verliep. De samenwerking kan per opdracht verschillen. Noteer één positief punt en één verbeterpunt.
Wil je verder oefenen op jouw niveau? Ga dan naar Op niveau online.
In deze eindopdracht maak je een schrijfplan en schrijf je een betogende tekst.
a Lees wat je nodig hebt voor deze opdracht en hoe je beoordeeld wordt. Kies uit: een ingezonden brief of een betoog.
Ingezonden brief
• Onderwerp: Voedselmarketing en voedingsbeleid
De voedingsindustrie doet er alles aan om voedsel aantrekkelijk te maken voor de klant, hoe jong deze ook is. Veel ongezond eten vindt zo zijn weg naar de consument. Dat heeft gevolgen voor de gezondheid van kinderen en volwassenen. Heeft de overheid hier een taak? Schrijf een betogende ingezonden brief naar aanleiding van de tekst Stop nou toch eens met kinderidolen op junkfood.
• Publiek: algemeen
• Schrijfdoel: betogen
• Omvang: 400 woorden
• Bronnen:
- tekst: Stop nou toch eens met kinderidolen op junkfood (zie opdracht 21 van Lezen)
- twee zelfgekozen bronnen
Wat lever je in?
• een volledig ingevuld schrijfplan
• een eindversie van je ingezonden brief
• een bronvermelding
Beoordeling
De ingezonden brief, het schrijfplan en de bronvermelding worden beoordeeld door je docent met behulp van het Feedbackformulier Schrijven: betogende ingezonden brief
Betoog
• Onderwerp: Gedragsbeïnvloeding door apps Apps kunnen je helpen om je gedrag te beïnvloeden en een gezonde leefstijl te creëren. Zo kun je met de Stappenteller je bewegingspatroon beïnvloeden en met de Eetmeter je eetgewoontes bijsturen. Met een smartwatch kun je je bloeddruk, je hartslag én je sportprestaties bijhouden. Zijn het mooie uitvindingen om de volksgezondheid te beïnvloeden, of toch niet? Geef je standpunt door een betoog te schrijven naar aanleiding van de tekst 'Door mijn stappenteller beweeg ik veel meer'.
• Bronnen:
- tekst: 'Door mijn stappenteller beweeg ik veel meer' (zie opdracht 12 van Lezen)
- twee zelfgekozen bronnen
• Publiek: algemeen
• Schrijfdoel: betogen
• Omvang: 400 woorden
Wat lever je in?
• een volledig ingevuld schrijfplan
• een eindversie van je betoog
• een bronvermelding
Beoordeling
Het betoog, het schrijfplan en de bronvermelding worden beoordeeld door je docent met behulp van het Feedbackformulier Schrijven: betoog
b Volg de stappen.
1 Zoek naast de tekst Stop nou toch eens met kinderidolen op junkfood of 'Door mijn stappenteller beweeg ik veel meer ' uit Lezen nog twee nieuwe bronnen.
2 Markeer informatie in de gevonden teksten de die je wilt gebruiken.
3 Bepaal welke tekststructuur je gaat gebruiken. Let erop dat deze past bij een betogende tekst.
4 Maak een schrijfplan. Bekijk de schrijfplannen van opdracht 10 (ingezonden brief) en 11 (betoog) nog eens.
5 Maak een volledige bronvermelding en noteer deze onder aan je tekst.
6 Schrijf de ingezonden brief of het betoog en volg hierbij de opbouw van het schrijfplan. Zorg dat je tekst een duidelijke structuur heeft met een inleiding, middenstuk en een slot. Gebruik signaalwoorden om de argumenten met elkaar te verbinden en gebruik minimaal één keer bijzonder taalgebruik. Zet ook een titel boven je tekst.
7 Controleer je tekst aan de hand van het Feedbackformulier Schrijven: betogende ingezonden brief of het Feedbackformulier Schrijven: betoog
8 Verbeter je tekst.
9 Laat een medeleerling feedback geven op je tekst met behulp van een van de feedbackformulieren.
10 Herschrijf je tekst aan de hand van deze feedback.
11 Laat je ingezonden brief of je betoog beoordelen door je docent.
12 Doe de verschillende versies van je tekst en het feedbackformulier in je schrijfdossier.
In podcasts, vlogs of talkshows gaat het vaak over meningen en feiten. Als je een dergelijk programma bekijkt of beluistert, hoor je presentatoren en gasten die jou als toehoorder willen informeren en vaak ook overtuigen. Soms gebruiken sprekers daar argumenten voor die niet allemaal even 'eerlijk' zijn. Als je goed luistert, doorzie je welke gesprekstechnieken er gebruikt worden om het publiek of de tafelgasten te beïnvloeden. Ook thuis, op school en wellicht tijdens je bijbaantje hoor je regelmatig meningen van anderen. Je zult het lang niet altijd eens zijn met iedereen en soms zul je met goede argumenten moeten komen om je mening te verdedigen.
In deze module leer je om je mening te geven en om argumenten te formuleren. Ook oefen je met het voorbereiden en voeren van discussies en debatten. Hoe kun je als spreker je mening kracht bijzetten? En hoe kun je de andere deelnemers overtuigen?
Start Introductie opdracht 1, 2, 3
Oefenen Een discussie analyseren opdracht 4
Een betogende presentatie houden opdracht 5, 6
Een discussie voeren opdracht 7
Een debat analyseren opdracht 8, 9
Een debat voeren opdracht 10
Reflectie en Reflectie opdracht 11 eindopdracht Eindopdracht opdracht 12
In deze opdrachten denk je na over het nut van discussiëren en debatteren en oriënteer je je op het verschil tussen een discussie en een debat. Ook maak je kennis met de leerdoelen die bij Spreken, kijken en luisteren aan de orde komen.
1 Wat is het nut van discussiëren en debatteren?
Bij het vak Nederlands wordt er aandacht besteed aan verschillende discussievormen en het debat. Waarom is het belangrijk dat je dit leert? En wat is het verschil tussen discussiëren en debatteren?
a Maak twee mindmaps. Schrijf bij de ene mindmap 'discussie' in het midden en bij de andere 'debat'. Welke woorden komen bij je op? Noteer deze.
b Wissel je mindmaps uit met die van een medeleerling. Wat zijn de verschillen en overeenkomsten?
c Schrijf op wat je leert door te (oefenen met) discussiëren en debatteren. Waarom leer je deze vaardigheid bij Nederlands?
2 Wat zijn de spelregels van een debat?
Bekijk het videofragment Debatteren kun je leren: Wat is debatteren? (1.32 – 3.50).
a Hoe omschrijft de spreker de term debat? Leg in je eigen woorden uit wat een debat kenmerkt en wat de spelregels van een debat zijn.
b Welke spelregels ga jij vooral inzetten bij je eigen debat? Herschik de vier spelregels en maak zo je eigen ranking.
c Vergelijk je antwoorden met die van een medeleerling.
3 Met welke leerdoelen ga je oefenen?
In deze opdracht staan de leerdoelen waarmee je in deze module gaat oefenen. Bij elk leerdoel wordt verwezen naar de theorie.
a Maak in Op niveau online de instaptoets om te bepalen hoe goed je de leerdoelen nu al beheerst. Bekijk je resultaten en vul daarna het schema in.
1 Ik kan standpunten en feitelijke en waarderende argumenten onderscheiden.
74 Standpunt, argumenten en argumentatie 77 Soorten argumenten 80 Drogredenen
2 Ik kan kritisch luisteren naar discussies en debatten over maatschappelijke onderwerpen.
78 Argumentatiestructuren 79 Argumentatieschema's 80 Drogredenen
3 Ik kan een betogende presentatie houden over een maatschappelijk onderwerp.
41 Betoog en ingezonden brief
4 Ik kan actief deelnemen aan gesprekken en discussies in het kader van opleiding, stage en werk.
52 Meningvormende discussie 53 Besluitvormende discussie
54 Vergadering en overleg 82 Keuze discussie onderwerp
5 Ik kan actief deelnemen aan debatten.
83 Debatstelling 84 Debatvragen 85 Opbouw debat
6 Ik kan een debat voeren en daarbij beeldspraak en/of stijlfiguren inzetten.
107 Beeldspraak 108 Stijlfiguren
b Geef de leerdoelen een cijfer van 1 t/m 6, waarbij je 1 het belangrijkst vindt en 6 het minst belangrijk.
In deze opdracht bekijk je een videofragment van een discussie en analyseer je deze.
4 Hoe goed begrijp je een discussie?
Je gaat een videofragment bekijken van een meningvormende discussie waarin deelnemers het met elkaar oneens zijn. Bekijk het fragment Gangstermeisjes hebben grote mond bij De Wereld Draait Door (0.00 - 4.50).
a Vul het schema in. Wat is de centrale vraag van deze discussie? En welke mening en argumenten hebben de deelnemers?
Centrale vraag:
Gangstermeisjes
Documentairemaker
Mening: Mening:
Argumenten:
Argumenten:
b Een discussie kent verschillende fasen. De voorzitter heeft hierbij andere taken dan de deelnemers. De presentator heeft de rol van voorzitter en leidt de discussie. In hoeverre slaagt hij daarin? Licht je antwoord toe.
c Bij een discussie moet je een groepsgerichte bijdrage leveren. Bereiken de verschillende sprekers (presentator, gangstermeisjes, documentairemaker) hun doel volgens jou?
d Je gaat met een medeleerling in gesprek over dit videofragment. Je wilt erachter komen of je medeleerling vindt dat de gangstermeisjes gelijk hebben óf dat de documentairemaker gelijk heeft. Betrek in jullie gesprek de argumenten en de non-verbale communicatie van de deelnemers. De een begint met vragen stellen, de ander geeft antwoord. Wissel daarna van rol.
In deze opdrachten bereid je een betogende presentatie voor over een schoner (school)milieu en woon je een vergadering van de leerlingenraad over dit onderwerp bij.
Bij Schrijven, opdracht 11, heb je geoefend met het schrijven van een betoog. Een betogende presentatie en een betoog lijken veel op elkaar. Je geeft dan namelijk schriftelijk of mondeling beargumenteerd je mening over een stelling.
Je gaat nu een betogende presentatie houden bij de leerlingenraad over een schoner (school)milieu. Voordat je deze betogende presentatie gaat houden, kies je een van de drie stellingen, zoek je hier informatie over op en maak je een spreekplan.
a Kies een van de drie stellingen.
• Stelling 1: Schoolbesturen moeten verspilling van papier en energie tegengaan.
• Stelling 2: De schoolkantines in Nederland moeten verspilling van plastic tegengaan.
• Stelling 3: Jongeren moeten (ook op school) duurzame keuzes maken.
b Bereid je presentatie voor. Formuleer twee valide argumenten voor de stelling en een tegenargument dat je gaat weerleggen. Bedenk een inleiding waarmee je je betogende presentatie begint (een aandachtstrekker), maak een duidelijke ordening van de argumenten en bedenk een mooie slotzin. Gebruik ook passende signaalwoorden en -zinnen. Neem voor de voorbereiding vijftien minuten de tijd. Je betogende presentatie duurt maximaal drie minuten. Vul eerst het spreekplan in.
Onderwerp Schoner (school)milieu: gezamenlijke verantwoordelijkheid
Stelling
Spreekdoel Overtuigen
Doelgroep/publiek Medeleerlingen
Tekstsoort Betogende presentatie
Opbouw Onderdeel/functie Inhoud Aanwijzingen/ hulpmiddelen
Inleiding Aandachtstrekker en stelling
Middenstuk Argument voor:
Argument voor:
Argument tegen:
Weerlegging:
Slot Afsluitende zin
c Geef je betogende presentatie. Doe deze opdracht samen met een medeleerling. Je medeleerling vult het Feedbackformulier Spreken: betogende presentatie in. Wissel daarna van rol.
d Bekijk de feedback en noteer op het feedbackformulier waar je op gaat letten bij een volgende spreekopdracht.
e Voeg het feedbackformulier in je dossier Spreken, kijken en luisteren
In opdracht 5 heb je geoefend met het houden van een betogende presentatie over een schoner (school)milieu. Een leerlingenraad heeft vaak ook inspraak over zaken als een schoner (school)milieu en vergadert hierover. Je gaat nu een besluitvormende vergadering van de leerlingenraad houden. Volg de stappen.
1 Doe deze opdracht samen met vier medeleerlingen. Verdeel de rollen. Eén leerling is voorzitter van de leerlingenraad, één leerling is hoofd facilitaire dienst, één leerling is kantinemedewerker en één leerling vertegenwoordigt jouw klas. Dan is er ook nog een leerling die notuleert.
2 Jullie gaan vergaderen over een van de eerdergenoemde stellingen (zie opdracht 5) over een schoner (school)milieu. Kies een stelling.
3 De voorzitter heeft als voornaamste taken het probleem helder te omschrijven en de vergadering te leiden. De deelnemers doen actief mee en dragen mogelijke oplossingen aan. De deelnemers bevragen elkaar kritisch over de mogelijke oplossingen: wat zijn de voor- en nadelen van de oplossingen? Elke leerling leeft zich in in zijn rol. Bereid samen de besluitvormende vergadering voor en gebruik hiervoor spreekkaartjes. Neem daar ongeveer vijf minuten de tijd voor.
4 Houd de vergadering. De vergadering duurt ongeveer een kwartier. Eén leerling maakt notulen. Deze notulen vormen de samenvatting van de vergadering. De notulist maakt ook een lijst met de belangrijkste besluiten van de vergadering.
5 Bespreek de vergadering en het verslag. Hoe vonden jullie de vergadering gaan? Is iedereen aan het woord geweest? Staan in het verslag de belangrijkste punten uit de vergadering?
In deze opdracht bereid je een discussie voor over het onderwerp 'jongeren en stemrecht' en voer je deze.
Je gaat samen met vier medeleerlingen discussiëren over de volgende stelling: Kiesgerechtigde leeftijd verlagen van achttien naar zestien jaar? Niet doen! naar aanleiding van de tekst Geef jongeren vanaf zestien jaar recht te stemmen uit Lezen (opdracht 6).
a Bereid de discussie voor. Lees de tekst Geef jongeren vanaf zestien jaar recht te stemmen door en zoek online naar informatie en audiovisuele beelden. Formuleer daarna twee argumenten voor en twee tegen de stelling. Bedenk daarnaast voorbeelden bij je verschillende soorten argumenten. Maak aantekeningen. Neem daar ongeveer vijf minuten de tijd voor.
b Verdeel de rollen. Er zijn een voorzitter, twee deelnemers tegen de stelling en twee deelnemers voor de stelling. Er zijn ook twee observanten die feedback geven aan de hand van het Feedbackformulier Gesprekken voeren: discussie
c Jullie gaan de discussie nu voeren. Gebruik je aantekeningen. De voorzitter vermeldt de stelling en geeft een korte inleiding. Daarna begint de discussie. Aan het einde van de discussie geeft de voorzitter een samenvatting. De discussie duurt ongeveer een kwartier. Wissel daarna van rol en zorg dat iedereen een keer spreker is geweest.
d Geef elkaar feedback. Noteer de positieve punten en een of meer verbeterpunten in het vak 'Feedback/opmerkingen' van het Feedbackformulier Gesprekken voeren: discussie
e Doe het feedbackformulier in je dossier Spreken, kijken en luisteren
In deze opdracht analyseer je een debat.
8 Hoe analyseer je een debat?
80 83 84 85
Een debat draait om een centrale vraag of stelling. Voor- en tegenstanders beargumenteren hun standpunt in verschillende spreekbeurten en binnen een bepaalde tijd. In elke spreekbeurt wordt er aan vier standaardvragen aandacht besteed. Je gaat een videofragment van een debat over voetbal bekijken. De stelling in het fragment luidt als volgt: Voetbalclubs moeten een jaar lang worden uitgesloten van competitie als hun supporters zich discriminerend uiten
a Wat vind jij van deze stelling? Bespreek de stelling met een medeleerling. Welke argumenten kunnen jullie bedenken voor en tegen deze stelling?
b Bekijk nu twee gedeelten uit het videofragment NK debatteren – Discriminerende supporters bij voetbalclubs. Als eerste bekijk je de opbouwbeurt van de voorstanders (0.48 - 5.12) en daarna de opbouwbeurt van de tegenstanders (5.13 - 8.58). De debaters in het videofragment werken de vier debatvragen uit, zie hiervoor het schema. Maak aantekeningen tijdens het kijken en vul het schema in.
Stelling: Voetbalclubs moeten een jaar lang worden uitgesloten van competitie als hun supporters zich discriminerend uiten.
Opbouwbeurt voorstanders Opbouwbeurt tegenstanders
1 Bestaan er wel problemen bij het huidige beleid?
2 Veroorzaakt het huidige beleid inderdaad die problemen?
3 Lost het nieuwe beleid de problemen op?
4 Zijn de voordelen van het in te voeren beleid groter dan de nadelen ervan?
c Wissel je schema uit met dat van een medeleerling. Welke overeenkomsten en verschillen zijn er?
d Bekijk nogmaals de opbouwbeurt van de voorstanders (0.48 - 5.12) en de opbouwbeurt van de tegenstanders (5.13 - 8.58). Luister nu heel kritisch naar de argumenten. Om de ander te overtuigen kunnen de sprekers drogredenen gebruiken. Noem de soorten argumenten die genoemd worden in de opbouwbeurten en bepaal ook of de spreker een drogreden gebruikt.
De volgende vragen helpen je om de argumenten te analyseren en te kijken of er sprake is van een drogreden.
• Is het ene echt zeker met het andere te vergelijken?
• Leidt het ene echt altijd tot het andere?
e Bekijk nu de slotfragmenten van het videofragment (26.50 - 28.55, slotbeurt tegenstanders) en (29.10 - 31.10, slotbeurt voorstanders). Vergelijk de slotbeurten van de voor- en tegenstanders met elkaar.
1 Noteer 'de clash' (het meningsverschil) van het debat volgens de voor- en tegenstanders.
2 Geef aan welke slotbeurt je beter vindt en waarom. Denk hierbij niet alleen aan de argumentatie van de sprekers, maar ook aan hun stemgebruik en houding.
9 Waarom gebruik je beeldspraak in een debat?
In de politiek wordt tijdens een debat vaak beeldspraak gebruikt. Bekijk het videofragment Beeldspraak in de politiek (0.00 - 1.52).
a Noteer welke drie soorten beeldspraak in het fragment voorkomen. Licht je antwoord toe.
b Wat is het effect van beeldspraak en stijlfiguren in een debat, volgens jou?
In deze opdracht bereid je een debat voor en voer je dit.
Voordat je gaat debatteren tref je eerst verschillende voorbereidingen. Je kiest een stelling die een meningsverschil oproept. Je verzamelt argumenten voor zowel de voor- als de tegenstanders. Je probeert beide kanten van de stelling te onderzoeken: argumenten voor, argumenten tegen en weerleggingen. De argumenten worden vervolgens bij de standaardvragen geplaatst. Spreekkaartjes voor de drie spreekbeurten helpen de debaters om de juiste structuur aan te brengen en de spreektijd maximaal te benutten. In deze opdracht bereid je een debat voor en voer je dit. De voorbereiding doe je individueel en het debat voer je samen met vijf medeleerlingen.
a Kies een van de stellingen.
• Er moet strenge regelgeving over privacy komen voor socialmediabedrijven. (Zie onder andere de tekst De burger kán z'n privacy helemaal niet beschermen uit Lezen.)
• Er moeten vaker protesten worden georganiseerd voor een beter klimaat. (Zie onder andere de tekst Meer voor dan tegen uit Lezen en Plastic vermijden kan iedereen uit Schrijven.)
• De invloed van de complotdenkers moeten aan banden worden gelegd. (Zoek eventueel online naar informatie over dit onderwerp.)
b Bereid het debat voor.
1 Zoek online of in de teksten van Lezen en Schrijven naar informatie over je stelling. Besteed hier niet meer dan vijftien minuten aan. Gebruik niet alleen schriftelijke bronnen, maar zoek ook audiovisuele bronnen als bijvoorbeeld documentaires.
2 Maak spreekkaartjes (voor de verschillende beurten: opbouwbeurt, verweerbeurt en slotbeurt) waarin je de vier debatvragen uitwerkt. Werk ook de zes spreekronden uit (de opzetbeurt, verweerbeurt en slotbeurt) voor zowel de voor- als tegenstanders. Zorg dat de voor- en
tegenstanders voldoende argumenten hebben. Verwerk ook minimaal één vorm van beeldspraak en/of een stijlfiguur in je spreekbeurt.
3 Een groepje van zes leerlingen debatteert. Verdeel de rollen: drie voorstanders en drie tegenstanders en verdeel de spreekbeurten: opzet-, verweer- en slotbeurt. Een ander groepje van zes leerlingen observeert en vult de feedbackformulieren in. Benoem een van de observanten als tijdbewaker.
c Voer het debat. Wissel na het eerste debat van rol. De observanten worden de debaters en andersom.
d Geef elkaar feedback en gebruik het Feedbackformulier Gesprekken voeren: debat daarbij. Noteer de positieve punten en een of meer verbeterpunten in het vak 'Feedback/opmerkingen.'
e Doe het feedbackformulier in je dossier Spreken, kijken en luisteren
In deze reflectieopdracht kijk je of je alle leerdoelen van deze module hebt behaald.
a Bij verschillende opdrachten in deze module zie je een of meer leerdoelen staan. Kijk nog eens goed naar deze vragen. Welke vragen gingen goed en welke vond je lastig?
b Aan het begin van de module heb je een schema met alle leerdoelen ingevuld, zie opdracht 3. Neem dit schema nog een keer door. Bij welke leerdoelen ben je vooruitgegaan? Welke leerdoelen vind je nog lastig? Vul het schema met de leerdoelen opnieuw in. Doe dit met een andere kleur, zodat je goed je voortgang kunt zien.
c Geef in maximaal 25 woorden aan wat je vond van je eigen inzet. Geef ook een verbeterpunt voor jezelf aan.
d Geef in maximaal 25 woorden aan hoe de samenwerking met je medeleerlingen in deze module verliep. De samenwerking kan per opdracht verschillen. Noteer één positief punt en één verbeterpunt.
VERDER OEFENEN?
Wil je verder oefenen op jouw niveau? Ga dan naar Op niveau online.
In deze eindopdracht geef je een betogende presentatie of neem je deel aan een debat.
Bekijk eerst wat je gaat doen, wat je nodig hebt, wat je moet inleveren en hoe je beoordeeld wordt. Kies uit opdracht a (betogende presentatie) of b (debat).
Wat ga je doen?
Werk samen met twee medeleerlingen. Jullie gaan een betogende presentatie van zeven minuten voorbereiden, geven, filmen en er feedback op geven. De stelling van je betogende presentatie is: Er moet op scholen structurele aandacht komen voor het gevaar van framing
Wat heb je nodig?
• een smartphone of camera
• een leeg spreekplan
• drie lege Feedbackformulieren Spreken: betogende presentatie
Wat lever je in?
• een ingevuld spreekplan (met uitgewerkte argumenten)
• de gefilmde betogende presentatie
• een ingevuld feedbackformulier
• een bronnenlijst van de informatiebronnen (ongeveer vijf) die je hebt gebruikt
Hoe wordt je betogende presentatie beoordeeld?
• Eén medeleerling geeft feedback op je presentatie met behulp van het Feedbackformulier Spreken: betogende presentatie
• Je docent geeft de eindbeoordeling.
Volg de stappen.
1 Bereid de betogende presentatie voor. Doe dit individueel. Maak een spreekplan van je presentatie. Verwerk daarin de volgende punten:
• Noteer wat je al weet over het onderwerp.
• Breng je publiek in kaart.
• Zoek online of in de teksten van Lezen naar informatie over je onderwerp. Zie onder andere de tekst Wat is framing? uit Lezen. Bepaal steeds of de informatie uit een betrouwbare bron komt en maak een bronnenlijst. Gebruik niet alleen schriftelijke bronnen, maar zoek ook audiovisuele bronnen als documentaires.
• Noteer enkele argumenten bij je stelling.
• Noteer hoe je betogende presentatie gaat inleiden en afsluiten. Neem ook in je slot de hoofdzaken uit je presentatie op. Zorg dus voor een aantrekkelijke inleiding, een duidelijke ordening van de argumenten en een samenvattend slot.
• Noteer enkele signaalwoorden en kernwoorden die je in je presentatie gaat gebruiken. Gebruik een vorm van beeldspraak en/of een stijlfiguur. Stem je woordkeus af op het publiek.
• Noteer welke hulpmiddelen je gaat gebruiken.
2 Verdeel de taken. Twee medeleerlingen zijn het publiek. Een van de twee medeleerlingen zorgt ervoor dat de presentatie wordt gefilmd. Eén medeleerling geeft feedback op de presentatie met behulp van het Feedbackformulier Spreken: betogende presentatie
3 Geef je presentatie. Let op de tijd.
4 Geef na afloop het publiek (je medeleerlingen) de gelegenheid om vragen te stellen.
5 Bespreek de presentatie aan de hand van de twee ingevulde feedbackformulieren. Je medeleerlingen lichten hun feedback kort toe.
6 Welke feedback neem je mee als je een volgende keer gaat presenteren? Noteer de positieve kanten en de verbeterpunten.
7 Wissel van rol en herhaal de stappen 2 t/m 7. Zorg dat iedereen een keer spreker is geweest.
8 Geef je gefilmde presentatie en de feedbackformulieren aan je docent voor de eindbeoordeling.
9 Als je de docent deze beoordeeld heeft, doe je feedbackformulieren en je eindbeoordeling in je dossier Spreken, kijken en luisteren
b Debat
Wat ga je doen?
Werk samen met vijf medeleerlingen. Jullie gaan een debat van 22 minuten voorbereiden, voeren, filmen en er feedback op geven. Een ander groepje van zes leerlingen speelt het publiek en geeft feedback, waarbij één leerling het debat ook filmt. Na afloop van het debat geef je het publiek de gelegenheid tot het stellen van vragen.
Wat heb je nodig?
• een smartphone of camera
• een stelling
• lege spreekkaartjes (per spreekbeurt)
• zes lege Feedbackformulieren Gesprekken voeren: debat
Wat lever je in?
• een ingevuld spreekkaartje van jouw spreekbeurt
• het gefilmde debat
• een ingevuld feedbackformulier
• een bronnenlijst van de informatiebronnen (ongeveer vijf) die je hebt gebruikt
Hoe wordt je debat beoordeeld?
• Een leerling beoordeelt de spreekbeurt in het debat met behulp van het Feedbackformulier Gesprekken voeren: debat
• Je docent geeft de eindbeoordeling.
Volg de stappen.
1 Bepaal de stelling. Kies uit deze stellingen:
• De invloed van publieke omroepen moet aan banden gelegd worden. (Zie onder andere de teksten Ombudsman: nieuws moet foutloos, fair en feitelijk en Ongehoord Nederland bewijst dat Mediawet niet van deze tijd is uit Lezen.)
• Onze generatie moet in actie komen om het milieu te redden. (Zie onder andere de tekst Een klimaatwetenschapper lost nooit een probleem op uit Lezen.)
2 Overleg wie de voor- en tegenstanders zijn en verdeel de drie spreekbeurten.
3 Bereid je spreekbeurt voor. Doe dit deels individueel en deels samen.
• Noteer wat je al weet over het onderwerp.
• Breng je publiek in kaart.
• Zoek online of in de teksten van Lezen naar informatie over je onderwerp. Bepaal steeds of de informatie uit een betrouwbare bron komt en maak een bronnenlijst. Gebruik niet alleen schriftelijke bronnen, maar zoek ook audiovisuele bronnen als documentaires.
• Noteer enkele argumenten bij de stelling die je gekozen hebt.
• Inventariseer met jouw partij (voor- of tegenstanders) welke argumenten het best zijn. Spreek onderling af welke (hoofd)argumenten het meest geschikt zijn voor de opbouwbeurt en welke (sub)argumenten het best geschikt zijn voor de verweerbeurt.
• Noteer hoe je jouw specifieke spreekbeurt gaat inleiden en afsluiten. Denk aan de speciale regels van elke spreekbeurt.
• Noteer enkele signaalwoorden en kernwoorden die je in je spreekbeurt gaat gebruiken. Stem je woordkeus af op het publiek.
• Maak je spreekkaartje (met je argumenten) definitief.
4 Verdeel de taken. Jullie eigen groepje van zes leerlingen debatteert. Een ander groepje van zes leerlingen is publiek en geeft feedback. Een van zes leerlingen uit het andere groepje zorgt er ook voor dat het debat wordt gefilmd. Spreek af wie feedback geeft, aan welke leerling en bij welke spreekbeurt.
5 Houd het debat. Let op de tijd.
6 Geef na afloop het publiek (je medeleerlingen) de gelegenheid om vragen te stellen.
7 Bespreek het debat aan de hand van de ingevulde Feedbackformulieren Gesprekken voeren: debat. Je medeleerlingen lichten hun feedback kort toe.
8 Welke feedback neem je mee als je een volgende keer gaat debateren? Noteer de positieve kanten en de verbeterpunten.
9 Wissel van rol (de observanten worden de debaters en andersom) en herhaal de stappen 4 t/m 8.
10 Geef je gefilmde debat en de feedbackformulieren aan je docent voor de eindbeoordeling.
11 Als je docent deze beoordeeld heeft, doe je de feedbackformulieren en je eindbeoordeling in je dossier Spreken, kijken en luisteren
In dit hoofdstuk stond het thema Invloed en macht centraal. Je hebt teksten gelezen over klimaatverandering en voor welke uitdagingen we staan om beter voor onze wereld te zorgen. Ook heb je informatie gelezen en verwerkt over stemrecht voor jongeren en over de invloed die jongeren kunnen uitoefenen. Je hebt betogende teksten geschreven waarbij argumenten ingezet werden om jouw standpunt kracht bij te zetten. Je hebt deelgenomen aan discussies en debatten en kritisch geluisterd naar het standpunt van anderen en hun argumenten. Je hebt geoefend met de volgende overkoepelende leerdoelen.
Overkoepelende leerdoelen taalvaardigheid
• Ik kan argumenten herkennen en beoordelen op aanvaardbaarheid en zelf argumenten formuleren.
• Ik kan argumentatie samenvatten en zelf een argumentatie opbouwen tot een betoog.
• Ik kan bijzonder taalgebruik beoordelen en zelf bijzonder taalgebruik gebruiken in geschreven en gesproken teksten.
Overkoepelende leerdoelen persoonlijke vaardigheid
• Ik heb vertrouwen in mijn eigen vermogen tot redeneren.
• Ik ben bereid om eigen zienswijzen te heroverwegen of te herzien.
• Ik kan mij openstellen voor gevoelens en opvattingen van anderen (individuen of groepen) in de wereld, en positieve en negatieve aspecten hiervan benoemen.
• Ik luister naar en reageer vanuit respect en begrip op anderen.
Bekijk de overkoepelende leerdoelen nog een keer en kijk het hoofdstuk nog eens door. Bespreek de vragen met een medeleerling.
a Welke tekst vond je het meest interessant om te lezen en/of welk videofragment vond je het meest interessant om te bekijken?
b Waarom is het belangrijk om een beargumenteerde mening te hebben over onderwerpen die met invloed en macht te maken hebben? Licht je antwoord toe.
c Vind je het prettiger om je standpunt op papier weer te geven (bijvoorbeeld in een betoog of een ingezonden brief) of mondeling (bijvoorbeeld tijdens een discussie of een debat)? Licht je antwoord toe.
d Hoe kun je wat je geleerd hebt over argumentatie toepassen bij andere vakken? Kies een vak en licht je keuze toe.
127 Verkeerd aansluitende beknopte bijzin Formuleren 2 Taalverzorging en taalbewustzijn
128 Losstaand zinsgedeelte Schrijven Formuleren 2 2 Taalverzorging en taalbewustzijn
129 Foutieve samentrekking Formuleren 2 Taalverzorging en taalbewustzijn
130 Foutieve inversie Formuleren 2 Taalverzorging en taalbewustzijn
131 Geen symmetrie Formuleren 2 Taalverzorging en taalbewustzijn
132 Vewijswoorden Formuleren 2 Taalverzorging en taalbewustzijn
Taalbewustzijn 133 Geschiedenis van het Nederlands Taalbewustzijn 1 Taalverzorging en taalbewustzijn
134 Etymologie Taalbewustzijn 2 Taalverzorging en taalbewustzijn
135 Dialect Taalbewustzijn 1 Taalverzorging en taalbewustzijn
136 Sociolect Taalbewustzijn 1 Taalverzorging en taalbewustzijn
137 Taalconventies online Taalverzorging en taalbewustzijn
138 Taalverandering Taalbewustzijn 1 Taalverzorging en taalbewustzijn
139 Reflectie op taalgebruik Taalbewustzijn 1 Taalverzorging en taalbewustzijn
140 Homoniemen, synoniemen en antoniemen Taalbewustzijn 2 Taalverzorging en taalbewustzijn
141 Samenstellingen Taalbewustzijn 2 Taalverzorging en taalbewustzijn
142 Afleidingen Taalbewustzijn 2 Taalverzorging en taalbewustzijn
Om een tekst, geschreven of gesproken, begrijpelijk en aantrekkelijk te maken is het belangrijk te letten op een goede opbouw. Een zakelijke tekst (bijvoorbeeld een brief, betoog of achtergrondartikel) bestaat
meestal uit drie hoofddelen:
1 de inleiding;
2 het middenstuk;
3 het slot.
Elk deel heeft een eigen functie in de hele tekst en kan uit meer dan één alinea bestaan. Het middenstuk is vrijwel altijd uit meer alinea's opgebouwd, terwijl de inleiding en het slot vaak uit één alinea bestaan.
Inleiding [2]
Functies
• Belangstelling wekken
• Onderwerp introduceren
• Hoofdgedachte introduceren (soms)
• Opbouw aankondigen
• Aanleiding noemen
• Welwillend stemmen
Middenstuk [3] Deelonderwerpen uitwerken:
• per deelonderwerp één alinea (of een groepje alinea's)
• per alinea (of een groepje alinea's) een kernzin
Slot [4] Bevat meestal de belangrijkste boodschap, de hoofdgedachte:
• Samenvatting
• Conclusie
• Aanbeveling
• Afweging
• Oplossing
• Oproep
2 INLEIDING
Met de deur in huis vallen werkt niet altijd goed, en dat geldt ook voor teksten. Een tekst of presentatie begint over het algemeen met een inleiding. Deze bestaat vaak uit één alinea, maar soms uit meer alinea's. Vooral als de tekst wat langer is, gebruikt de schrijver meer alinea's om het onderwerp in te leiden.
Functies van de inleiding
Een inleiding heeft een bepaalde functie. Een goede inleiding heeft vaak meer dan één functie.
1 De belangstelling wekken
Een lezer of luisteraar heeft de keuze uit een enorm aanbod van geschreven en gesproken teksten. Niemand gaat alles lezen of naar alles luisteren. De inleiding moet de lezer daarom prikkelen om verder te lezen en de luisteraar verleiden om te blijven luisteren. Het moet een 'pakkende' inleiding zijn. Vaak bevat zo'n inleiding voorbeelden of een grappige anekdote.
voorbeeld
'Lekker op je sokken door de kamer lopen, zonder dekentje op de bank voor de buis, pyjama aan en toch niet verkouden worden. Het lijkt de droom van menigeen. Local warming helpt u deze droom verwezenlijken, want hiermee wordt comfortabel wonen werkelijkheid! Lees snel verder en ontdek zelf hoe Local warming werkt ...'
Uit: Eigen Huis Magazine (door Joost Marsman)
2 Het onderwerp introduceren (of de hoofdgedachte naar voren brengen)
Een lezer en/of luisteraar wil meteen weten waar het over gaat. Op basis daarvan kan hij besluiten verder te lezen of luisteren.
voorbeeld
'Max Janse, hoofd van de ecodisplays Bush, Desert en Ocean heeft een onderzoek gedaan in onder meer Burgers Ocean. In deze tekst geeft hij een overzicht van ruim tien jaar (wetenschappelijk) onderzoek in de Ocean. Bij de verzorging van de Ocean komen veel vragen boven drijven. Onderzoek kan in die situaties veel nieuwe inzichten opleveren. Hoe worden praktische problemen opgelost en hoe wordt wetenschap toegepast in de Ocean?'
Uit: www.burgerszoo.nl
3 Aankondigen hoe de tekst is opgebouwd
Dit gebeurt vooral bij een langere uiteenzetting, een beschouwing of een betoog.
voorbeeld
Wanneer gevraagd wordt naar verklaringen van variaties in consumptieve gedragingen, wordt nogal eens verwezen naar het bestaan van zogenaamde 'leefstijlen'. (...) Waarom de een zich een moderne inrichting aanschaft en de ander een traditionele, of waarom de een zich bij voorkeur laaft aan een glas bier en de ander aan een citroenjenever, lijkt iets waarover men aan de hand van de opgesomde sociaal-structurele variabelen betrekkelijk weinig kan zeggen. In deze beschouwing besteden we aandacht aan deze vraagstukken. We belichten de zaak vanuit verschillende oogpunten en gaan in op de verschillende kwesties omtrent de te bespreken leefstijlen
Uit: H. Ganzeboom, Jaarboek MarktOnderzoekAssociatie
4 De aanleiding noemen
De schrijver geeft aan welke gebeurtenis of welk nieuwsfeit de aanleiding vormen voor de tekst die hij schrijft. Je kunt hierbij denken aan vragen als: waarom bespreekt de schrijver of spreker dit onderwerp? Hoe kwam hij op het idee?
voorbeeld
'Arnhemmer Mark de Vries kreeg afgelopen week de schrik van zijn leven toen er een bekeuring in de bus viel: 50.006 euro boete ...'
5 De lezer of luisteraar welwillend stemmen
Schrijvers en sprekers gebruiken de inleiding om het publiek welwillend te stemmen, zodat dit niet al te kritisch is. Schrijvers leiden hun verhaal in met behulp van een korte weergave van wat er speelt, 'beloven' een interessante tekst, zodanig dat de lezer geboeid raakt. Sprekers stellen zich bijvoorbeeld bewust bescheiden op. Ook zij willen eerst hun publiek welwillend stemmen. Dat doen ze door bijvoorbeeld eerst iets persoonlijks te vertellen, een compliment te geven, of een prijzenswaardige gebeurtenis in de geschiedenis van de organisatie waar ze spreken, te noemen.
voorbeeld
In mei bezocht koning Willem-Alexander het internationale congres WCIT in Amsterdam. Tijdens zijn speech stelde hij dat internet heel belangrijk is voor jongeren die een kans willen maken op de arbeidsmarkt. Dit was het onderwerp van zijn speech.
Hij begon zijn speech echter met iets heel anders. Hij zei: 'Voordat ik mijn speech begin, wil ik de organisatie van dit congres hartelijk danken voor de uitnodiging. Bovendien wil ik de directeur van harte feliciteren met zijn verjaardag. Op een dag als deze dreigt een dergelijk feestelijk feit verloren te gaan. Jan, van harte proficiat met je verjaardag!'
Het publiek applaudisseerde en de koning had de volledige aandacht toen hij met zijn eigenlijke speech begon.
Een pakkende inleiding schrijven
Een van de functies van de inleiding is: belangstelling wekken. Maar hoe doe je dat? Hoe bouw je zelf een pakkende inleiding op? Geoefende schrijvers en sprekers hebben daarvoor een aantal handigheidjes in huis. Sommigen gebruiken zelfs bijna altijd dezelfde 'truc'. De volgende tips kunnen je helpen bij het maken van een aansprekende goede inleiding.
1 Begin met een of meer directe vragen. Als je een vraag kiest waarop niet meteen een voor de hand liggend antwoord te geven is, prikkelt dit de nieuwsgierigheid van de lezer.
voorbeeld
'Wat zou ú doen met een miljoen?'
2 Begin met een uitspraak in de vorm van een stelling, gevolgd door een vraag. Die vraag geeft dan het hoofdonderwerp van de tekst aan.
voorbeeld
'Een 5,6 is goed genoeg,' vindt mijn puberdochter. Maar is dat wel zo? En hoe denkt ze daarover als ze over een paar jaar op sollicitatiegesprek moet?
3 Begin met een retorische vraag: een vraag waarop je geen antwoord verwacht. Eigenlijk is het een mededeling in vraagvorm [108]
voorbeeld
'Bent u de ijzel ook zo zat?'
4 Begin met een verrassende, uitdagende, shockerende of sarcastische openingszin. Gebruik daarvoor stijlmiddelen als overdrijving, ironie en sarcasme [108]
voorbeeld
'Criminelen hebben het naar hun zin in Nederland.'
5 Begin met een constatering: je stelt vast dat een bepaald verschijnsel of een bepaalde ontwikkeling plaatsvindt.
voorbeeld
'Steeds indringender bemoeit de overheid zich tegenwoordig met het privéleven van de burger.'
6 Vertel een korte anekdote. Een anekdote is een kort verhaaltje met een grappige of verrassende kern. De kern symboliseert een diepere waarheid of een meer algemene gedachte die je kunt gebruiken als kapstok voor je verhaal. Een kort verhaaltje of anekdote aan het begin is tien keer leuker dan het opdreunen van je boodschap. Soms is het waargebeurd, soms een broodjeaapverhaal. Hoe dan ook, het is bedoeld om de aandacht van de lezer te 'pakken'.
voorbeeld
'Een koppeltje ligt 's nachts aan de kant van de weg in de auto een beetje te zoenen. Plots vernemen ze via de radio dat er een seriemoordenaar ontsnapt is met een haak aan de stomp van zijn arm. Het meisje wordt bang en dwingt haar vriend om haar terug naar huis te rijden. Na wat gediscussieer brengt de vriend haar dan toch maar thuis. Als ze uitstappen, zien ze tot hun ontzetting dat er een haak aan hun autodeur is blijven hangen!'
7 Begin met een of meer voorbeelden om de belangstelling van de lezer te wekken.
voorbeeld
Stel: u wordt 's ochtends wakker in een bed dat u niet herkent. Of: uw buurman vraagt hoe uw bezoek aan de tandarts is verlopen terwijl u zich niet kunt herinneren dat u daar geweest bent. Of erger: iemand vraagt hoe u heet en u hebt werkelijk geen idee. Het kan zijn dat u dan last hebt van alzheimer. De kans is alleen groot dat u zich ook bovenstaande voorvallen niet kunt herinneren.
8 Begin met een citaat van een schrijver, filosoof of wetenschapper, citeer een deel van een gedicht of een paar regels uit een boek.
voorbeelden
'Half goed is niet goed, half waar is niet waar, halfheid leidt tot niets.'
Multatuli
'Ik zit mij voor het vensterglas onnoemelijk te vervelen.'
Godfried BomansIn het middenstuk (of de kern van een tekst) behandelt de schrijver of spreker het onderwerp dat in de inleiding is aangeduid écht. Hij werkt dat onderwerp uit in een aantal deelonderwerpen. Daarbij wordt vaak een vraag uit de inleiding beantwoord. Bijvoorbeeld: 'Hoe kun je jouw wilskracht en discipline versterken?'
Soms behandelt de schrijver een deelonderwerp in een aparte alinea, maar bij een omvangrijk deelonderwerp gebruikt hij meerdere alinea's. In de ene alinea staat dan bijvoorbeeld een bewering die de
schrijver in de volgende alinea's bewijst of met enige voorbeelden toelicht. Een nieuw deelonderwerp wordt vaak aangekondigd door middel van signaalwoorden of –zinnen en functiewoorden. Er zijn verschillende manieren om het middenstuk op te bouwen. Voor elke tekst kies je een tekststructuur die het best past bij jouw schrijfdoel. In [7] lees je alles over tekststructuren.
Het slot heeft tot doel de tekst af te ronden. Hierna staan enkele manieren waarop dat kan. Vaak combineert een spreker of schrijver twee of drie van deze functies. Met een goed slot breng je je boodschap nog eens kort en krachtig onder de aandacht van je publiek.
De spreker of schrijver:
1 geeft een samenvatting in de laatste alinea. Hij zet de belangrijkste zaken nog even op een rijtje. Vooral bij uiteenzettingen en beschouwingen vind je een samenvattend slot. Signaalwoorden bij deze afsluiting zijn: kortom, zoals we zagen, al met al [18]
2 trekt een conclusie. Hij weegt in het middenstuk bijvoorbeeld de voor- en nadelen of verschillende zienswijzen tegen elkaar af. In het slot komt hij tot een conclusie die meestal aansluit op de vraagstelling uit de inleiding. Vooral aan het eind van betogende en activerende teksten vind je een concluderend slot. Signaalwoorden van conclusies zijn: dus, derhalve, daarom, al met al, concluderend, hieruit volgt [18]
3 doet een aanbeveling. Hij geeft goede raad of een advies over een bepaalde kwestie. Een aanbeveling kan worden ingeleid met: het zou een oplossing zijn als ... , ons advies is ... , het zou een goede zaak zijn als ...
4 maakt een afweging. Hij geeft bijvoorbeeld voor- en nadelen of verschillende mogelijke oplossingen, vergelijkt ze met elkaar en weegt ze tegen elkaar af. In het slot geeft hij alleen maar aan wat voor hem het zwaarste weegt. Afwegingen worden ingeleid met woorden als: enerzijds ... anderzijds, aan de ene kant ... aan de andere kant ... , de voorkeur geven aan ... , beter dan ...
5 doet een oproep. Hij vraagt de lezers iets te doen ('Boycot deze verkiezingen!') of te laten ('Ga niet stemmen!'). Deze afronding hoort bij activerende teksten.
6 spreekt een toekomstverwachting uit. Bijvoorbeeld: 'In de nabije toekomst zal een computerchip in de verpakking laten zien of vlees of vis in de koelkast nog vers is. Simpel scannen met je mobieltje is dan voldoende. Op die manier zullen we voedselverspilling kunnen verminderen.'
7 eindigt met een uitsmijter, een opvallende of verrassende uitspraak. Bijvoorbeeld: 'En proberen ze je ervan te overtuigen dat je dit salaris niet waard bent? Dan ga je lekker op zoek naar een andere baan. Want zo zijn Gen Z’ers dan ook wel weer.'
5 ONDERWERP, DEELONDERWERP EN HOOFDGEDACHTE
Een tekst, geschreven of gesproken, gaat over een bepaald onderwerp. Dat onderwerp kun je kort beschrijven. Meestal bestaat het uit één woord (over het algemeen een zelfstandig naamwoord) of uit enkele woorden (een zelfstandig naamwoord en een of meer bepalingen), bijvoorbeeld 'Cultuur', 'Cultuur in Nederland' of 'Cultuur in de achttiende eeuw'.
Het onderwerp wordt uitgewerkt in een aantal deelonderwerpen. Hierin worden de verschillende kanten van een onderwerp behandeld. Een deelonderwerp staat in een alinea of een reeks samenhangende alinea's. De schrijver kan de deelonderwerpen ook door middel van tussenkopjes aangeven.
De hoofdgedachte van een tekst is de kortst mogelijke samenvatting van een tekst. Dit is niet hetzelfde als het onderwerp. De hoofdgedachte geeft in één goed gestructureerde zin weer wat er over het onderwerp wordt gezegd. Let op: de hoofdgedachte is altijd een mededelende zin, nooit een vraag.
Aandachtspunten Lezen
Als je het onderwerp van een tekst wilt bepalen, neem je een tekst kort door. Je let dan vooral op de titel en de inleiding. Door het begin van de alinea's nauwkeurig te lezen, bepaal je de deelonderwerpen. De hoofdgedachte van een tekst bepaal je pas nadat je de hele tekst aandachtig hebt doorgelezen. Daarbij kun je de kernzinnen markeren. Vervolgens bestudeer je nog eens de titel, de inleiding en, vooral, het slot.
De hoofdgedachte staat immers vaak in het slot. Als je de hoofdgedachte zelf moet formuleren, wordt vaak een maximaal aantal woorden vermeld. Houd je strikt aan dat aantal.
voorbeeld
Bank past plannen aan vanwege antihomowet in North Carolina
In de Amerikaanse staat North Carolina is een antihomowet aangenomen. Deze omstreden 'HB2-wet' verbiedt werknemers om juridische stappen te ondernemen als zij op de werkplaats worden achtergesteld of gepest omdat zij homoseksueel, biseksueel of transgender zijn.
De staat verbiedt het lokale overheden ook wetten aan te nemen die LHBT (lesbisch, homo-, biseksueel, transgender, red.) beschermen en discriminatie tegengaan. Bovendien verplicht de nieuwe wet transgenders gebruik te maken van het openbare toilet dat overeenkomt met het geslacht dat in hun paspoort staat.
John Cryan, de Britse topman van Deutsche Bank, nam dinsdag nadrukkelijk afstand van de wet en zei dat de wet op dit moment verdere investeringen in de Amerikaanse staat in de weg staat. 'Wij nemen onze belofte om een werkomgeving te creëren waarin iedereen zich welkom voelt, serieus,' zei hij.
Uit: www.nu.nl
Onderwerp van de tekst: antihomowet (of: antihomowet in North Carolina)
Hoofdgedachte van de tekst: De nieuwe antihomowetgeving in North Carolina leidt tot aanpassing van de plannen van de Deutsche Bank.
Elke tekst, geschreven en gesproken, moet zo zijn opgebouwd dat er een samenhangend geheel ontstaat. Als je een tekst gaat schrijven, formuleer je een hoofdvraag bij je onderwerp. Het antwoord op de hoofdvraag is de hoofdgedachte die de lezer uit de tekst haalt. De samenhang ontstaat door de tekst een bepaalde structuur of opbouw te geven.
Als je een schrijfplan maakt, vermeld je daarin de tekststructuur die je gaat volgen [55]. Met name in langere teksten kun je tekststructuren combineren. Je gebruikt dan bijvoorbeeld niet alleen een verschijnselverklaringstructuur, maar ook een verschijnsel-besprekingstructuur. Door structuren te combineren wordt een langere tekst aantrekkelijker om te lezen. Als je de tekststructuren kent, kun je als lezer ook snel zien hoe de tekst in elkaar zit.
In het schema staan de meest voorkomende structuren.
Structuur Hoofdvraag
Voordelen-en-nadelenstructuur [8]
Vroeger-en-nustructuur [9]
Vroeger-nu-toekomststructuur [9]
Probleem-en-oplossingstructuur [10]
Verschijnsel-en-verklaringstructuur [11]
Bewering-en-argumentstructuur [12]
Verschijnsel-en-besprekingstructuur [13]
Wat zijn de voor- en nadelen?
Wat is er veranderd?
Wat is er veranderd en wat gaat er nog veranderen?
Op welke manier(en) kan het probleem worden opgelost?
Welke verklaringen zijn er voor dit verschijnsel te geven?
Waarom vind ik dat?
Welke aspecten kent dit verschijnsel?
Bij de voordelen-en-nadelenstructuur schetst de schrijver in de inleiding een verschijnsel met duidelijke voor- en nadelen. In het middenstuk behandelt hij bijvoorbeeld eerst alle voordelen en daarna alle nadelen. In het slotgedeelte staat dan een afweging, conclusie of een samenvatting.
De hoofdvraag is: wat zijn de voor- en nadelen? Gaat de schrijver niet verder dan deze beschrijving, maakt hij zelf geen keuze of afweging, dan heb je te maken met een uiteenzetting of een beschouwing. Als de schrijver een keuze maakt, de voor- en de nadelen tegen elkaar afweegt en een conclusie trekt, dan is er sprake van een betoog.
Opbouw bij de voordelen-en-nadelenstructuur
Inleiding schets van een verschijnsel of een ontwikkeling met positieve en negatieve kanten
Middenstuk overzicht van voor- en nadelen
Slot samenvatting, afweging of conclusie
voorbeeld
Onderwerp: Een verschijnsel met positieve en negatieve kanten.
• Bijvoorbeeld: Facebookaccounts
Vraag: Welke positieve en negatieve kanten zitten eraan?
• Welke voor- en nadelen heeft zo'n account?
Uitwerking: Behandeling van positieve en negatieve kanten.
• voordeel 1
• voordeel 2, enzovoort
• nadeel 1
• nadeel 2, enzovoort
• slot: samenvatting, afweging of conclusie
9 VROEGER-EN-NUSTRUCTUUR EN VROEGER-NU-TOEKOMSTSTRUCTUUR
Vroeger-en-nustructuur
In teksten met een vroeger-en-nustructuur gaat het altijd om een ontwikkeling in de tijd. In die ontwikkeling zet de schrijver twee perioden duidelijk tegenover elkaar: het verleden tegenover het heden.
In de inleiding vertelt hij om welk verschijnsel het gaat. In het middengedeelte beschrijft hij wat er in de loop van de tijd is veranderd, maar altijd zodanig dat twee perioden scherp tegenover elkaar staan. Het slot bevat een samenvatting, een conclusie of een aanbeveling.
De hoofdvraag is: wat is er veranderd? Als de schrijver alleen veranderingen beschrijft, is er sprake van een uiteenzetting. Als hij toont dat je op verschillende manieren tegen de veranderingen aan kunt kijken, dan gaat het om een beschouwing. Als de schrijver zijn eigen standpunt inneemt en daarvoor duidelijke argumenten aandraagt, dan heb je te maken met een betoog.
Opbouw bij de vroeger-en-nustructuur
Inleiding introductie van een ontwikkeling of verandering
Middenstuk beschrijving van twee (of meer) perioden
Slot samenvatting, conclusie of aanbeveling
voorbeeld
Onderwerp: Een gegeven dat verandert in de tijd.
• Bijvoorbeeld: computergebruik
Vraag: Wat is er in de tijd veranderd?
• Hoe is het computergebruik in de loop der tijd veranderd?
Uitwerking: Beschrijving van de ontwikkeling in de tijd.
• computergebruik periode 1
• computergebruik periode 2
• computergebruik periode 3, enzovoort
• slot: samenvatting, conclusie of aanbeveling
Vroeger-nu-toekomststructuur
In teksten die een vroeger-nu-toekomststructuur hebben, gaat het eveneens om ontwikkelingen in de tijd. Daarbij valt het accent vaak meer op de geleidelijkheid van die ontwikkelingen dan op de scherpe tegenstellingen zoals bij de vroeger-en-nustructuur.
In de inleiding schetst de schrijver om welk verschijnsel het gaat. In het middenstuk beschrijft hij welke ontwikkelingen er tot nu toe zijn geweest en welke ontwikkelingen nog worden verwacht. Het slot bevat vaak een samenvatting, een conclusie en/of een aanbeveling.
De hoofdvraag is: wat is er al veranderd en wat gaat er nog veranderen? Verder kan deze structuur, afhankelijk van het schrijfdoel, op dezelfde wijze in uiteenzetting, beschouwing of betoog worden uitgewerkt als de vroeger-en-nustructuur.
Opbouw bij de vroeger-nu-toekomststructuur
Inleiding introductie van een ontwikkeling of verandering
Middenstuk • beschrijving van twee (of meer) opeenvolgende perioden
• schets van ontwikkeling in de toekomst
Slot samenvatting, conclusie of aanbeveling
voorbeeld
Onderwerp: Een gegeven dat is veranderd en nog gaat veranderen.
• Bijvoorbeeld: het milieu
Vraag: Wat is er al veranderd en wat zijn de toekomstige ontwikkelingen?
• Welke ontwikkelingen zijn er met betrekking tot het milieu?
Uitwerking: Beschrijving van de ontwikkeling in de tijd en een voorspelling.
• periode 1
• periode 2
• periode 3
• toekomst
• slot: samenvatting, conclusie of aanbeveling
In een tekst met een probleem-en-oplossingstructuur introduceert de schrijver in de inleiding het probleem, in het middenstuk leg hij uit waarom het een probleem is en presenteert hij meerdere oplossingen. In het slotgedeelte geeft hij aan op welke manier het probleem het best kan worden opgelost.
De hoofdvraag is: op welke manier(en) kan het probleem worden opgelost? De tekst met deze structuur is meestal een betoog of een beschouwing. De schrijver kan tot doel hebben de lezers te overtuigen (in een betoog), of tot denken aan te zetten (in een beschouwing). Kiest een schrijver niet voor een van de oplossingen, maar sluit hij af met een samenvatting, dan is de tekst een uiteenzetting.
Opbouw bij de probleem-en-oplossingstructuur
Inleiding introductie van het probleem
Middenstuk • uitleg waarom het een probleem is • mogelijke oplossingen
Slot afweging, conclusie, aanbeveling of samenvatting
voorbeeld
Onderwerp: Een probleem dat om een oplossing vraagt.
• Bijvoorbeeld: agressie bij voetbalwedstrijden
Vraag: Op welke manier(en) kunnen we het probleem oplossen?
• Wat kunnen we doen tegen agressie bij voetbalwedstrijden?
Uitwerking: Beschrijving van mogelijke oplossingen.
• oplossing 1
• oplossing 2, enzovoort
• slot: afweging, conclusie, aanbeveling of samenvatting
Bij de verschijnsel-en-verklaringstructuur introduceert de schrijver in de inleiding een bepaald verschijnsel. In het middenstuk bespreekt hij het verschijnsel en somt hij mogelijke verklaringen op. Als het om een negatief verschijnsel gaat, noemt hij vaak ook oplossingen. Het slot bevat, afhankelijk van het schrijfdoel, een samenvatting of een conclusie/aanbeveling.
De hoofdvraag is: welke verklaringen zijn er voor dit verschijnsel te geven? Als de schrijver alleen verklaringen opsomt, heb je te maken met een uiteenzetting. Bij een beschouwing laat de schrijver wel zijn voorkeur blijken voor een van de verklaringen, maar zijn belangrijkste doel is de lezer aan het denken te zetten. Bij een betoog kiest de schrijver heel duidelijk voor één verklaring en hij geeft daar argumenten bij om de lezer te overtuigen van zijn gelijk.
Opbouw bij de verschijnsel-en-verklaringstructuur
Inleiding introductie van een verschijnsel
Middenstuk
• kenmerken van het verschijnsel
• mogelijke verklaringen
Slot aanbeveling, conclusie of samenvatting
In het middenstuk geeft de schrijver soms ook oplossingen (en niet alleen verklaringen). In dat geval is er sprake van een combinatie van twee structuren: de probleem-en-oplossingstructuur + de verschijnsel-enverklaringstructuur.
Onderwerp: Een verschijnsel dat verklaard moet worden.
• Bijvoorbeeld: toename gebruik van lachgas door jongeren
Vraag: Welke verklaringen zijn er voor dit verschijnsel?
• Hoe is te verklaren dat jongeren steeds meer lachgas gebruiken?
Uitwerking: Opsomming van mogelijke verklaringen.
• verklaring 1
• verklaring 2, enzovoort
• slot: samenvatting, conclusie en/of aanbeveling
Bij de bewering-en-argumentstructuur doet de schrijver in de inleiding een bewering. In het middenstuk geeft hij hiervoor allerlei argumenten en hij weerlegt mogelijke tegenargumenten. In het slot trekt hij een conclusie die terugverwijst naar de bewering (het standpunt, de stelling). Een tekst met een bewering-enargumentstructuur is altijd een betogende tekst.
De hoofdvraag is: waarom vind ik dat?
Opbouw bij de bewering-en-argumentstructuur
Inleiding bewering
Middenstuk argumenten en weerlegging van mogelijke tegenargumenten
Slot conclusie of aanbeveling
voorbeeld
Onderwerp: Iets waarover je van mening kunt verschillen.
• Bijvoorbeeld: fietshelm in Nederland verplicht stellen
Vraag: Welke argumenten zijn er voor mijn standpunt? Welke zijn ertegen?
• Waarom moet een fietshelm in Nederland (niet) verplicht worden gesteld?
Uitwerking: Opsomming van argumenten en weerlegging van tegenargumenten.
• argument 1
• argument 2, enzovoort
• tegenargument en weerlegging daarvan
• slot: conclusie of aanbeveling
In een tekst met de verschijnsel-en-besprekingstructuur noemt de schrijver in de inleiding een verschijnsel. In het middenstuk onderscheidt en beschrijft hij allerlei aspecten van dit verschijnsel. Het slot bevat meestal een samenvatting .
De hoofdvraag is: welke aspecten kent dit verschijnsel? Een tekst met een verschijnsel-enbesprekingstructuur is vrijwel altijd een uiteenzetting of een beschouwing. De schrijver geeft uitleg, beschrijft en kan de lezer daarbij tot denken aanzetten.
Opbouw bij de verschijnsel-en-besprekingstructuur
Inleiding bespreking van een verschijnsel
Middenstuk bespreking van verschillende aspecten van het verschijnsel
Slot samenvatting
voorbeeld
Onderwerp: Iets wat verschillende kanten heeft.
• Bijvoorbeeld: het Nederlandse kiesstelsel
Vraag: Welke aspecten kent dit verschijnsel?
• Welke kenmerken heeft het Nederlandse kiesstelsel?
Uitwerking: Bespreking van verschillende onderdelen/aspecten.
• aspect 1
• aspect 2, enzovoort
• slot: samenvatting
14 FUNCTIES VAN TEKSTGEDEELTEN
Een tekstgedeelte (een alinea of een groep samenhangende alinea's) staat niet 'zomaar' in de tekst. De schrijver heeft er een bedoeling mee; hij geeft dat tekstgedeelte een bepaalde functie binnen de hele tekst. Als hij in het begin van de tekst een voorbeeld beschrijft, heeft dit tekstgedeelte de functie van voorbeeld of toelichting. Vervolgens kan hij het probleem onder woorden brengen dat hij zojuist heeft toegelicht: de probleemstelling. Daarna kan hij schrijven over de oorzaken van het probleem en kan hij mogelijke oplossingen bespreken.
Het is niet altijd gemakkelijk om de functie van een tekstgedeelte te onderscheiden. Bovendien kan een tekstgedeelte meer dan één functie vervullen.
In de volgende lijst vind je een overzicht van veelvoorkomende functies in alfabetische volgorde. Omdat het aantal mogelijke functies heel groot is, is deze lijst van functiewoorden niet compleet. Je zult dus zelf ook nog goed moeten nadenken en soms met een eigen omschrijving van de functie moeten komen. Ook kun je in de tekst synoniemen van de functiewoorden tegenkomen die je op weg helpen.
Functiewoord Omschrijving
Aanbeveling (advies) De schrijver geeft, meestal aan het eind van zijn artikel, een goede raad of goed advies.
Aanleiding De schrijver geeft aan welke gebeurtenis hem ertoe gebracht heeft zijn tekst te schrijven.
Afweging De schrijver weegt voor- en nadelen of mogelijke oplossingen tegen elkaar af en maakt zo een keuze.
Anekdote De schrijver vertelt een kort, kenmerkend of grappig verhaaltje, vaak ter inleiding van een probleem of verschijnsel.
Argument De schrijver doet een uitspraak waarmee hij een standpunt onderbouwt, hij geeft aan waarom hij iets vindt. Synoniem: reden.
Argumentatie De schrijver geeft meerdere argumenten voor bepaalde opvattingen. Synoniem: redenering/redenatie.
Beantwoording De schrijver geeft antwoord op een of meer vragen. Dat kunnen vragen van een ander zijn of van de schrijver zelf. Synoniem: antwoord.
Begripsomschrijving (definitie) De schrijver probeert een zo nauwkeurig mogelijke omschrijving van een bepaald begrip te geven.
Beoordeling Een (positief of negatief ) oordeel over een onderwerp, opvatting of gebeurtenis.
Bewering (stelling) Een uitspraak die op twijfel of tegenspraak kan stuiten en die de schrijver dus met argumenten moet onderbouwen.
Synoniemen: mening, standpunt
Bewijs(voering) De schrijver probeert met feiten (uit onderzoek) de juistheid van een bepaalde stelling of theorie aan te tonen.
Conclusie De schrijver komt op grond van het voorafgaande (argumenten of gegevens) tot een gevolgtrekking.
Synoniem: gevolgtrekking
Constatering De schrijver stelt iets vast, merkt iets op.
Synoniem: vaststelling
Doelstelling De schrijver geeft aan wat hij met zijn tekst wil bereiken.
Gevolgen De schrijver beschrijft de gevolgen die door een bepaalde maatregel of een bepaald verschijnsel zijn veroorzaakt.
Hypothese Een voorlopige stelling (of veronderstelling) die de schrijver in de rest van zijn tekst probeert te bewijzen.
Karakterisering De schrijver geeft de voornaamste kenmerken van een verschijnsel.
Nuancering De schrijver zwakt een bewering of een standpunt (iets) af door te laten zien dat er ook andere gezichtspunten mogelijk zijn. Lijkt op: relativering
Onderbouwing De schrijver ondersteunt een stelling met argumenten en gegevens.
Ontkenning Een ontkenning volgt altijd op een bewering, meestal een uitspraak van een ander. De schrijver geeft de bewering weer en maakt dan duidelijk dat deze niet op waarheid berust.
Ontkrachting De schrijver ontkracht een bewering of argumentatie. Zie ook: tegenargument.
Oorzaak Een oorzaak geeft aan waardoor iets is ontstaan, waardoor iets is geworden zoals het is. Let op het verschil met de reden: bij een reden gaat het om wat een mens zelf wil of doet.
Oplossing Een oplossing volgt altijd na het schetsen van een probleem.
Oproep De schrijver vraagt, meestal aan het eind van zijn tekst, de lezers iets te doen.
Opsomming De schrijver geeft een reeks van meningen, voorbeelden, argumenten, verklaringen of verschijnselen.
Probleemstelling De schrijver geeft duidelijk aan over welk probleem zijn tekst gaat.
Relativering De schrijver wijst op het betrekkelijke van iets. Hij laat bijvoorbeeld zien dat er ook een andere kant aan een verschijnsel zit. Lijkt op: nuancering.
Samenvatting Aan het eind van een tekst of een tekstgedeelte vind je een samenvatting. De schrijver probeert in enkele zinnen de kern weer te geven.
Tegenargument De schrijver doet een uitspraak waarmee hij een standpunt ontkracht. Zie ook: ontkrachting
Tegenstelling De schrijver geeft aan dat een feit of bewering staat tegenover een ander feit of een andere bewering.
Tegenwerping De schrijver maakt bezwaar of heeft bedenkingen tegen een eerdere bewering of argumentatie (van een ander).
Theorie De schrijver geeft wetenschappelijke opvattingen die in de praktijk bewezen kunnen worden.
Toekomstverwachting De schrijver geeft zijn kijk op een mogelijke ontwikkeling.
Toelichting De schrijver geeft voorbeelden of nadere uitleg om zijn opvattingen te verduidelijken.
Toepassing Na een bepaalde theorie volgt de toepassing of de praktische uitvoering ervan.
Uitwerking In een uitwerking wordt een algemene stelling of theorie nader toegelicht of uitgelegd. De schrijver geeft bijvoorbeeld meer voorbeelden of meer gevolgen.
Verklaring De schrijver legt uit hoe een bepaald verschijnsel is ontstaan.
Vermoeden De schrijver geeft op grond van bepaalde aanwijzingen uiting aan een veronderstelling.
Verslag (van onderzoek) De schrijver vertelt wat er is onderzocht, soms ook hoe dat onderzoek is verlopen en wat de uitkomsten zijn.
Voorbeeld Een concrete verduidelijking van een bewering of verschijnsel.
Voorbehoud De schrijver stemt alleen met iets in, als aan een beperkende voorwaarde is voldaan.
Voorwaarde De schrijver stelt dat vóór iets kan gebeuren, er eerst iets anders moet gebeuren; dat laatste is dan de voorwaarde.
Vraagstelling Aan het eind van de inleiding vind je meestal een vraagstelling. De schrijver geeft aan op welke hoofdvraag hij een antwoord zal geven.
De titel is een van de belangrijkste onderdelen van een geschreven of gesproken tekst. Een goede titel heeft twee functies: enerzijds informeert een titel de lezer of luisteraar en maakt hij duidelijk waar de tekst of presentatie over gaat, anderzijds motiveert de titel om verder te lezen of te luisteren.
Als de titel je niet aanspreekt, ga je een tekst niet zo snel lezen of haak je af als je naar een presentatie luistert. Een titel moet dus nieuwsgierig maken. Bij korte(re) teksten kan een titel een beetje raadselachtig zijn, maar bij langere teksten is een informatieve titel die direct duidelijk aangeeft waar de tekst over gaat beter.
Aandachtspunten Lezen
Sommige teksten hebben ook een ondertitel of een chapeau. Deze kopjes of korte zinnen vormen een aanvulling op de titel. Ze zijn meestal wat langer dan de titel zelf. De ondertitel staat onder de titel, de chapeau (letterlijk: hoed) erboven.
Ook boeken hebben soms een ondertitel. Deze geeft extra informatie over het boek.
In een langere tekst staan vaak ook tussenkopjes. Een tussenkopje kan bij één alinea horen, maar ook bij meerdere. Tussenkopjes hebben een aantal functies:
• ze geven structuur;
• ze moeten – net als de titel – de lezer motiveren om verder te lezen;
• ze kondigen een deelonderwerp aan én stellen de lezer in staat een tekst snel te bekijken. Tussenkopjes helpen je zo te bepalen waar de tekst over gaat en of deze interessant genoeg is om verder te lezen. Het bekijken van tussenkopjes maakt deel uit van voorspellingen doen [63]
Elke tekst is verdeeld in een aantal alinea's. In een geschreven tekst zijn de alinea's zichtbaar in de lay-out: aan het begin van een alinea springt de tekst meestal iets in en de laatste regel van een alinea wordt niet helemaal opgevuld. Ook kun je een witregel plaatsen tussen de alinea's. Wordt een tekst uitgesproken, dan kun je de alinea's herkennen doordat de spreker na elke alinea een korte pauze houdt.
Een goed opgebouwde alinea is een afgeronde eenheid. Je snijdt maar één deelonderwerp aan. De zin die het belangrijkste van een alinea weergeeft, noem je de kernzin. De kernzin staat meestal aan het begin of aan het eind van de alinea; de rest van de alinea is een uitwerking (een verduidelijking of toelichting). Een spreker kan de kernzin extra aandacht geven door op die zin de nadruk te leggen.
Soms, vooral bij wat langere alinea's, wordt een kernzin ingeleid door een aankondigende signaalzin die het verband legt tussen de alinea's. De kernzin staat dan vaak direct na deze overgangszin. De kernzin is dus meestal de eerste, tweede of laatste zin van de alinea.
Waar staan de kernzinnen in het volgende tekstfragment?
1 De laatste weken lijkt het monumentale Vondelpark soms wel een afgeleefd festivalterrein. De grasvelden liggen bezaaid met lege verpakkingen, rottende etenswaren en uitgebrande barbecues. Meerkoetjes zwemmen tussen het afval op zoek naar nestmateriaal. Muizen eten spicy spareribs. De ooievaar vangt vissticks. Het Vondelpark wordt weer grof misbruikt, al moet de zomer nog beginnen.
2 Er is gelukkig één effectieve maatregel die politici kunnen nemen én handhaven: een barbecueverbod. Daarmee wordt de belangrijkste afvalbron aangepakt en zal het Vondelpark aanmerkelijk schoner zijn na een zwoele zomeravond en -nacht.
Uit: havo-examen 2017-II, tekst 3 (bewerkt)
De kernzin van alinea 1 is de laatste zin. De zin bevat het probleem: het Vondelpark wordt weer grof misbruikt Dit probleem wordt toegelicht in de voorafgaande zinnen.
De kernzin van alinea 2 is de eerste zin. De zin bevat de oplossing van het probleem: politici kunnen een barbecueverbod instellen
Niet alle alinea's bevatten een kernzin. Lees de volgende beginalinea.
In 'De verhalenmachine' (1953), een verhaal van Roald Dahl, ontwerpt de hoofdpersoon een machine die in een kwartier tijd een volledige roman produceert. Daarna wordt 'minstens de helft' van alle Engelse romans door deze verhalenmachine gemaakt. Pure fictie?
Uit: havo-examen 2019-II, tekst 1
Deze alinea is een voorbeeld dat de schrijver geeft ter inleiding van de vraag die hij gaat beantwoorden: Kunnen slimme computers straks ook kunst maken?
De alinea's van een tekst staan uiteraard niet zomaar los onder elkaar. Tussen die alinea's bestaat een logisch verband. Je noemt dat alineaverbanden of tekstverbanden. Ook staan inleiding en slot niet los van het middenstuk, maar ze zijn ermee verbonden. Die verbanden tussen alinea's kun je op een aantal manieren aangeven, namelijk door:
1 Herhaling van woorden of woordgroepen
Aan het begin van een nieuwe alinea herhaal je woorden of woordgroepen, of synoniemen uit de vorige alinea. We noemen dat overlappers.
voorbeeld
(...) Sportartsen constateerden ook een duidelijk verband tussen het eten van koolhydraten en de conditie en het uithoudingsvermogen van de sporters. Door het eten van veel koolhydraten verhogen de sporters kun kansen op succes. Koolhydraten zitten voornamelijk in pasta's, zoals (...)
2 Signaalwoorden
Signaalwoorden zijn woorden of woordgroepen die alinea's verbinden. Ze geven niet alleen aan dat er een verband is, maar uit het signaalwoord kun je ook opmaken om welk verband het gaat. Zo'n woord heeft dus een duidelijke functie in de logische opbouw van de tekst.
voorbeeld
Het aanleggen van een extra sportveldje levert veel voordelen op. Maar veel buurtbewoners zijn bang voor overlast.
3 Signaalzinnen
Er zijn twee soorten signaalzinnen: aankondigende en terugblikkende.
voorbeeld
Ik zal verderop in de tekst een reeks bezwaren noemen (aankondigend). Eerder noemde ik al een reeks bezwaren (terugblikkend).
Een combinatie van dergelijke zinnen is ook mogelijk.
voorbeeld
De oplossingen die ik hiervoor noemde, zal ik later nog toelichten. Welke conclusie kunnen we uit genoemde onderzoeksresultaten trekken?
4 Overgangszinnen met een verwijzend woord
Overgangszinnen zijn samenvattende zinnen aan het begin of aan het eind van een alinea. Ze bevatten meestal een verwijzend woord zoals deze, die, dit, dat, dergelijke, zulke
voorbeeld
Het is beter voor het lichaam dat glucose mondjesmaat beschikbaar komt dan plotseling in een grote golf. Dat laatste doet zich voor na het eten van suiker en zetmeelhoudende producten, zoals aardappelen, witte rijst en wit brood.
Met signaalwoorden kun je duidelijk maken hoe een tekst is opgebouwd en hoe de onderdelen ervan samenhangen. Je noemt signaalwoorden daarom ook wel structuuraanduiders. Je kunt het ook anders zeggen: een signaalwoord maakt duidelijk wat de functie van de alinea's ten opzichte van elkaar is en hoe zinnen met elkaar in verband staan.
Zie het schema waarin de verschillende soorten verbanden worden uitgelegd.
Soort verband Toelichting Voorbeelden
Tegenstellend verband Een tegenstellend verband geeft aan dat een feit of mening tegenover een ander feit of andere mening staat.
maar, daarentegen, doch, echter, integendeel, daar staat tegenover, enerzijds ... anderzijds, toch, hoewel, niettemin, terwijl
Vorig jaar snapte ik wiskunde nog, maar nu snap ik er niks meer van.
Opsommend verband Met dit verband kondig je een opsomming aan. Je geeft een reeks van argumenten, voorbeelden, verklaringen of oplossingen.
en, ook, niet alleen ... maar ook, bovendien, verder, nog, daarnaast, zowel ... als, vervolgens, tevens, ten eerste ... ten tweede, eerst, dan, daarna, ten slotte
Claire houdt van zwemmen, maar ook van hardlopen. Ik heb heerlijk gegeten: eerst een voorafje, daarna een heerlijk hoofdgerecht en ten slotte nog een verrukkelijk toetje.
Oorzakelijk verband Dit verband koppelt een oorzaak aan een gevolg. Een oorzaak ligt buiten de menselijke vrije wil; je kunt er niets aan doen.
Redengevend verband Met dit verband kondig je een reden aan. Een reden is een menselijke keuze of beslissing.
doordat, daardoor, zodat, waardoor, ten gevolge van, als gevolg van, hierdoor, vanwege, te danken aan, te wijten aan
Afgelopen nacht viel er meer dan een meter sneeuw. Daardoor stortte het dak van de sporthal in.
omdat, want, daarom, immers, namelijk, hierom, zodoende, vanwege, aangezien
De dakconstructie van de sporthal werd zwaar belast door de hoeveelheid sneeuw; daarom besloten de autoriteiten de sporthal te sluiten.
Toelichtend verband (voorbeeld)
Met dit verband leg je iets uit, licht je het een en ander toe (met voorbeelden).
Concluderend verband Hiermee leid je een conclusie of gevolgtrekking in.
Samenvattend verband Hiermee geef je een korte samenvatting van wat eerder is gezegd.
dat wil zeggen, zo, met andere woorden, bijvoorbeeld, ter illustratie, ter toelichting kan dienen ... , dat is het geval bij
Mijn neef vindt het spannend om nieuwe dingen te ontdekken; zo at hij laatst insecten.
dus, concluderend, derhalve, hieruit volgt
Mijn broer wil graag de nieuwste Audi; hij zal dus flink moet sparen.
kortom, samenvattend, om kort te gaan, alles bij elkaar, al met al, met andere woorden
De een wilde gaan bowlen, iemand anders ging liever karten, weer een ander kon helemaal niet komen; kortom: ons klassenuitje werd helemaal niks!
Voorwaardelijk verband Met deze signaalwoorden stel je een voorwaarde. Je stelt een eis waaraan moet worden voldaan voordat iets kan gebeuren.
als, indien, op voorwaarde dat, mits, tenzij, wanneer, in het geval dat, aangenomen dat
Ik wil je best helpen, op voorwaarde dat je dan zelf ook meewerkt.
Vergelijkend verband Met dit verband geef je een vergelijking aan. net als, zoals, evenals, hetzelfde, eenzelfde geval, soortgelijk, als, vergelijk, ... doet denken aan, een soortgelijk geval
Vergeleken met voorgaande jaren scoort Ajax nu wel heel erg slecht!
Doel-middel Met dit verband geef je aan dat er een middel nodig is om een doel te bereiken.
om ... te, opdat, daartoe, met het oog op, met behulp van, door middel van, met de bedoeling om Ik gebruik een kurkentrekker om de fles te openen. (De kurkentrekker is hier het middel om de fles te openen; het openen van de fles is het doel.)
Chronologisch verband Met dit verband geef je aan hoe iets nu is ten opzichte van vroeger; het geeft een ontwikkeling in de tijd aan.
vroeger, nu, later, eerst, nadat, terwijl, daarna, inmiddels Vroeger vulde iedereen zijn belastingformulier met de hand in, maar intussen is de digitale snelweg zo 'gewoon' geworden, dat men de belastingen tegenwoordig digitaal invult.
Verbindingswoorden zijn essentieel bij het schrijven van een tekst of als je een presentatie voorbereidt. Met verbindingswoorden maak je duidelijk hoe de verschillende delen van je tekst met elkaar samenhangen. Je lezer of toehoorder kan je gedachtegang dan beter volgen.
Voor jezelf is het gebruik van verbindingswoorden een goed controlemiddel om te kijken of je tekst logisch is opgebouwd. Als je een oorzakelijk verbindingswoord gebruikt, hoort daarna de oorzaak te komen (je hebt hem immers aangekondigd met je verbindingswoord). Komt de oorzaak niet, dan raakt je lezer of toehoorder in verwarring en haakt hij wellicht af. Was je helemaal niet van plan een oorzaak te noemen, dan heb je het verkeerde verbindingswoord gebruikt. Verbindingswoorden hebben dus zowel voor de schrijver/spreker als voor de lezer/toehoorder een signaalfunctie.
Sleutelen aan voedsel
1 Heeft u het ook gelezen? Nederland heeft een gentechvrije zone! Rond Nijmegen mag in een gebied van dertien hectare rond de stad geen boer genetisch gemodificeerde gewassen verbouwen. Persoonlijk was ik even vergeten wat er zo erg was aan gentech, maar een van de initiatiefneemsters legde het uit: 'Het is een aantasting van de biodiversiteit. De genetisch veranderde plant blijft overeind als je die met aangepast gif bespuit, maar de rest van het leven op het land en in de bodem gaat eraan. Bovendien is het zaad dat nodig is om gentechlandbouw te plegen, niet vrij verhandelbaar. Er rust patent op dat in handen is van een paar grote multinationals.'
2 Dat laatste klopt. Genetisch gemodificeerd zaad wordt vaak betrokken van agressieve multinationals, zoals het beruchte bedrijf Monsanto. Vooral voor arme landen, die verbeterde gewassen juist zo hard nodig hebben, is dat een groot probleem. Toch heeft dat bezwaar meer te maken met toezicht op monopolievorming, met regelgeving, dan met gentechnologie op zichzelf. Voor Afrikaanse boeren die wel aan gentech doen, is de Europese angst voor 'geklooi met voedsel' minstens zo'n groot probleem. Die angst kost hun namelijk een afzetmarkt.
Uit: havo-examen 2015-II
Elke tekst, geschreven of gesproken, heeft een bepaald doel. De schrijver of spreker wil met de tekst iets bereiken. Er zijn de volgende schrijfdoelen:
1 informeren (informatie geven, iets nieuws vertellen);
2 uiteenzetten (iets uitleggen, beschrijven of verklaren);
3 overtuigen (iets betogen, een standpunt innemen en dat met argumenten onderbouwen; proberen aan te tonen dat dit standpunt juist is);
4 beschouwen (iets van verschillende kanten belichten, de lezer aan het denken zetten; mogelijkheden ter overweging aanbieden);
5 activeren (de lezer tot actie laten overgaan, aanzetten iets te doen);
6 amuseren (de lezer vermaken, entertainen);
7 instrueren (aanwijzingen geven in het gebruik).
Sommige teksten hebben meerdere doelen, waarvan er een het belangrijkste is. Een betogende tekst kan bijvoorbeeld uiteenzettende elementen bevatten. In zo'n geval is er één hoofddoel, ondanks dat je meerdere doelen kunt herkennen.
Bij elk schrijfdoel hoort een tekstsoort. De belangrijkste tekstsoorten zijn:
1 Uiteenzetting: deze bevat vooral feiten. De schrijver geeft geen eigen mening, maar legt iets uit, beschrijft iets, verklaart iets of deelt iets mee. Een uiteenzetting is bedoeld om de lezers iets te laten begrijpen.
2 Betoog: dit is een tekst waarin de schrijver zijn standpunt met argumenten ondersteunt. Zijn doel is de lezer te overtuigen.
3 Beschouwing: dit is een tekst waarin de schrijver de lezer interpretaties, verklaringen of opinies van anderen voorlegt. Een beschouwing heeft als doel je over een kwestie te laten nadenken, zodat je je eigen mening kunt vormen. De schrijver is er niet op gericht de lezer te overtuigen.
De tekstvorm is de uitingsvorm van een tekst, dus hoe een tekst eruitziet. Denk aan een indeling in alinea's of een titel erboven, de lengte en lay-out. Sommige tekstvormen hebben een (min of meer) vaste vorm, zoals een zakelijke brief of een recept. Een tekstvorm is niet gekoppeld aan één schrijfdoel. Je kunt een artikel bijvoorbeeld gebruiken om je publiek te informeren (informerende tekst), maar ook om je publiek ergens van te overtuigen (overtuigende tekst). En een folder kan informatie geven, maar ook activeren. In het volgende schema vind je alles nog eens overzichtelijk weergegeven.
Schrijfdoel Uitgangspunt Tekstsoort Tekstvorm (voorbeelden)
Informeren Gegevens leveren, feiten opsommen. (objectief)
Informerende tekst
• nieuwsbericht
• verslag
• notulen
• voorlichtingsfolder
• werkstuk
• zakelijke brief
Uiteenzetten Feiten en hun samenhang. Uitleg geven, zodat de lezer het begrijpt. (objectief)
Overtuigen Vooral argumenteren, om de lezer voor het standpunt te winnen. (vooral subjectief)
Uiteenzettende tekst (uiteenzetting)
• overzichts- of achtergrondartikel in krant, tijdschrift of online
• tekst in schoolboek
• naslagwerk
• zakelijke brief
Betogende tekst (betoog)
• commentaar of opiniestuk in krant, tijdschrift of online
• recensie
• column of blog
• ingezonden brief
Schrijfdoel Uitgangspunt
Beschouwen Van verschillende kanten belichten, de lezer laten nadenken over een bepaalde kwestie; uitleggen en mening laten vormen. (deels subjectief, deels objectief)
Activeren Aanzetten tot een handeling of gedrag; gericht op beïnvloeden. (vooral subjectief)
Tekstsoort Tekstvorm (voorbeelden)
Beschouwende tekst (beschouwing)
• achtergrondartikel in krant, tijdschrift of online
• column of blog
Activerende tekst
• advertentie, advertorial
• folder, flyer, brochure, pamflet
• ingezonden brief
• sollicitatiebrief
• recensie
• blog
Amuseren Amusement, vermaak bieden, vertellen. (vooral subjectief)
Amuserende tekst
• roman
• artikel in tijdschrift of online
• stripverhaal
• column of blog
Instrueren Aanwijzingen geven voor het gebruik. Instruerende tekst
• gebruiksaanwijzing
• routebeschrijving
• recept
Je krijgt bij teksten niet alleen vragen over schrijfdoel en tekstsoort. Er zijn ook vragen over de intenties, opvattingen en gevoelens van de schrijver. Hoe staat de schrijver tegenover zijn onderwerp?
De intentie van de schrijver kun je afleiden uit de manier waarop hij over het onderwerp schrijft en hoe hij zich opstelt. Hij kan bijvoorbeeld emotioneel, kwaad, enthousiast, geïrriteerd of betrokken zijn, maar ook juist neutraal, zoals in een nieuwsbericht en een wetenschappelijk onderzoek.
Om de gevoelens en opvattingen van de schrijver te ontdekken let je op de toon die hij gebruikt. Is hij ironisch, sarcastisch of juist heel serieus en to the point? De woordkeus en de schrijfstijl zeggen veel over de wijze waarop de schrijver tegen zijn onderwerp aankijkt. Overdrijft hij heel erg, gebruikt hij veel beeldspraak, maakt hij iets of iemand belachelijk? Of schrijft hij op een zakelijke manier? Zo kun je uit de stijl en het woordgebruik van de schrijver opmaken wat de intentie van de schrijver is.
Voorbeeld van een examenvraag die hiermee samenhangt
Hoe kan de houding van de schrijver ten opzichte van het onderwerp van de tekst het beste getypeerd worden?
a kritisch en betrokken
b bezorgd, maar weinig kritisch
c neutraal en afstandelijk
d zakelijk en professioneel
Nog een voorbeeldvraag
Wat voor toon kenmerkt de stijl van alinea's 3 en 5 vooral? Een
a hoogdravende toon
b ironische toon
c neerbuigende toon
d positieve toon
Meer over schrijfstijl, toon en bijzonder taalgebruik vind je in [106] en [109]
We hebben letters in ons DNA en in onze chromosomen. Zelfs een bloedgroep met één of twee letters. Taal zit in ons. Zo drukken we uit wie we zijn, wat we denken en wat we voelen. Bovendien helpt taal ons om contact met anderen te maken en de wereld te begrijpen. Met Op niveau ontdek je het plezier, de kracht en de duizend-eneen mogelijkheden van taal.
Je wilt jezelf ontwikkelen. Jouw eigen identiteit ontdekken. Taal is daarin onmisbaar. In deze lesmethode ontdek je hoe taalvaardigheid bijdraagt aan je persoonlijke ontwikkeling. Daarom werk je in Op niveau aan je taalkennis in samenhang met persoonlijke vaardigheden. Zo ervaar je het nut en de noodzaak van de lesstof. Van a tot z. Want ook jij bent taal.