Tijdschrift GK Maart 2025

Page 1


Groninger Kerken

Maart 2025

Themanummer 80 jaar vrijheid

Binnenzijde: De noordzijde van het Akerkhof, waarschijnlijk in 1942. Achter het koor van de Akerk is een schuilkelder zichtbaar (links van het verkeersbord). Collectie Groninger Archieven.

Voorzijde: De verwoeste Stoeldraaierstraat in Groningen, waar in april 1945 een munitiewagen ontplofte. Op de achtergrond de Akerk. Jan Jordens, aquarel met krijt (uitsnede). Collectie Groninger Archieven.

Woord vooraf

De eerste maanden van 2025 staan in het teken van de manifestatie ‘80 Jaar Vrijheid’: dit jaar is het inmiddels tachtig jaar geleden dat de Duitse bezetting eindigde. Zelden zullen tijdens een lustrumviering de woorden ‘vrijheid’ en ‘vrede’ zo beladen zijn geweest. Door de actuele geopolitieke ontwikkelingen staan ze onder druk en ineens blijkt dat ze niet meer heel vanzelfsprekend zijn. Treffend schrijft Erik Ader in zijn column in dit themanummer dan ook: ‘Vrijheid is geen werkwoord, maar vrijheid heeft wel actieve betrokkenheid nodig om te voorkomen dat die afbrokkelt en op een dag verdwenen is.’

Van die betrokkenheid geeft Groninger Kerken blijk door onder meer mee te werken aan activiteiten voor vluchtelingen in de Schoolkerk-locatie in Garmerwolde. Bert de Vries van de Stichting Vluchtelingen Winsum en Ilias uit het Syrische Homs vertellen hier meer over in het interview dat Tjitske Zuiderbaan met hen hield.

Groninger Kerken draagt zelf bij aan de manifestatie ‘80 Jaar Vrijheid’ met de tentoonstelling ‘Oorlog dichtbij’. Die is nog tot 22 juni te zien in onze Akerk. Alle grote thema’s die samenhangen met de Tweede Wereldoorlog zijn hier teruggebracht naar een vierkante kilometer binnenstad rondom de kerk. Juist de menselijke maat maakt de verhalen – verteld in treffende foto’s, voorwerpen, bewegend beeld en geluid –indringend en relevant. Ook de kerk zelf is onderdeel van het oorlogsverhaal. De audioguide bevat verhalen over de Akerk tijdens de bezetting, verteld door Harry de Munck wiens opa indertijd koster was. Ook na afloop van de expositie blijft een deel daarvan te beluisteren.

Bij heel veel van onze kerken is de oorlog eigenlijk altijd dichtbij. Op het kerkhof of de begraafplaats liggen oorlogsgraven en sommige gebouwen – vooral in het noordoosten van Groningen – dragen de sporen van herstel van oorlogsschade. Door de hele provincie heen klinken naoorlogse klokken: de oorspronkelijke luid-

klokken verdwenen tijdens de bezetting naar Duitsland om daar omgesmolten te worden. Kees van der Ploeg laat in zijn artikel zien welke ingrijpende gevolgen de oorlog, of meer specifiek de gevechten tijdens de bevrijding hadden voor een aantal Groninger kerken. Hij laat daarnaast zien dat de restauraties vanaf 1945 vaak veel ingrijpender waren dan enkelweg herstel van de vooroorlogse situatie.

Ten slotte schrijft Redmer Alma over de steeds meer vergeten kunstenaar Anco Wigboldus (1900-1983). Veel van zijn tekeningen van Groninger kerken ontstonden in en rond de Tweede Wereldoorlog, ‘als het ware om ze op papier te beschermen tegen mogelijke op komst zijnde gevaren.’ Juist in die periode was de dreiging van de teloorgang van het verleden actueel.

Patty Wageman directeur Martin Hillenga eindredacteur

Inhoud

Pagina 6

Oorlogsschade aan

Groninger kerken

Kees van der Ploeg

In de laatste oorlogsmaand liepen nogal wat kerken in de noordoosthoek van Groningen schade op. De daarop volgende restauraties omvatten meestal meer dan eenvoudigweg herstel van de vooroorlogse situatie.

Pagina 25

Column

Vrijheid

Erik Ader

‘Vrijheid is geen werkwoord, maar vrijheid heeft wel actieve betrokkenheid nodig om te voorkomen dat die afbrokkelt en op een dag verdwenen is.’

Pagina 28

Tussen half twee en dertig over een

Tjitske Zuiderbaan

Stichting Vluchtelingen Winsum brengt regelmatig een bezoek aan de Schoolkerk in Garmerwolde. Voorzitter Bert de Vries licht het initiatief toe.

De kerk van Bierum met aanzienlijke oorlogsschade, 1945. Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

De Groninger kerken van Anco Wigboldus

Veel van de tekeningen die Anco Wigboldus (1900-1983) maakte van Groninger kerken ontstonden in en rond de Tweede Wereldoorlog. Juist in die periode was de dreiging van de teloorgang van het verleden actueel.

Redmer Alma

Oorlogsschade aan Groninger kerken en

de verdere gevolgen

Kees van der Ploeg

De verwoeste oostwand van de Grote Markt met een uitgebrand Scholtenhuis, kort na de bevrijding in april 1945. In het voormalig woonhuis van de fabrikantenfamilie Scholten zetelde onder andere het hoofdkwartier van de Duitse Sicherheitsdienst. De Martinitoren staat in de steigers vanwege een in 1938 begonnen restauratie. Collectie Nationaal Archief (Anefo).

Bij de inval van de Duitsers in 1940 was de materiële schade in Groningen gering gebleven. Vijf jaar later, in de laatste dagen voor de bevrijding, kreeg onze provincie alsnog de volle laag. De verwoesting van de Grote Markt en omgeving in de stad is in de herinnering gegrift, vooral ook door de moeizame en veel bekritiseerde wederopbouw die erop volgde.

Minder bekend is dat de bevrijding van Delfzijl niet alleen in de havenstad zelf, maar ook in de wijde omgeving grote schade heeft aangericht. Daarbij liepen ook kerken onherstelbare verliezen op. In dit artikel wordt deze reeks kerkgebouwen nader bekeken.

De oorlogsschade bleef in Groningen niet alleen tijdens de meidagen van 1940 relatief beperkt, maar ook in de jaren erna. Af en toe maakten vergissingsbombardementen in de provincie slachtoffers, vaker bleef het bij materiële schade. Toen in 1942 bijvoorbeeld een vliegtuigbom in de nabijheid van de kerk van Losdorp viel, werden door de luchtdruk alle gebrandschilderde glazen aan de zuidzijde uit hun sponningen geblazen. Dorpsbewoners verzamelden de stukjes glas, zodat na de bevrijding de ramen vrijwel volledig hersteld konden worden.1

Kerken kwamen tijdens de bezetting in het vizier van de Duitsers door de klokken die in de torens hingen. Aan metaal was in de oorlogsindustrie een grote behoefte. De klokkenvordering, waartoe in 1942 was besloten, werd overal door de bevolking als een schoffering ervaren en de bezetter, maar vooral ook NSB-burgemeesters die hierbij als handlangers waren betrokken, verloren er veelal hun laatste restje aanzien door. Waar mogelijk werd de roof van de klokken gesaboteerd, maar dat kon niet verhinderen dat een onherstelbaar gat werd geslagen in het belangrijke bestand aan historische klokken. 2

Een van de klokken van de Akerk staat begin 1943 onder de toren te wachten op transport naar Duitsland. Met krijt heeft iemand erop geschreven: ‘Wie met klokken schiet wint de oorlog niet.’ Collectie Groninger Archieven.

De oorlogsvoering leidde soms tot curieuze incidenten. Zo werd in de nacht van 30 op 31 maart 1943 een mogelijk uit de luchtverdediging rond Londen losgeraakte luchtversperringsballon aangetroffen in Wittewierum. Kort tevoren had de inmiddels lager en lager hangende ballon een watermolen in de buurt omvergetrokken om uiteindelijk geheel leeg te lopen en op de kerk van Wittewierum te stranden. Daarbij werden de dakruiter en de gietijzeren hoekornamenten van de voorgevel vernield. 3 Na de oorlog werd de voorgevel zonder deze onderdelen hersteld. Na de overname door Groninger Kerken in 1977 duurde het nog tot de restauratie van 2003 voordat de zestig jaar eerder verdwenen pinakels opnieuw gegoten en op de hoeklisenen werden geplaatst en de dakruiter geheel werd gereconstrueerd en bovendien van een nieuwe klok voorzien.

Geallieerde opmars

In de late zomer van 1944 leek de bevrijding van Noord-Nederland nabij door de snelle opmars van de geallieerden sinds D-Day, de landing in Normandië op 6 juni van dat jaar. In september 1944 werden grote aantallen luchtlandingstroepen ingezet om de bruggen over Maas, Waal en Rijn te veroveren en zo snel door te kunnen stoten naar het Ruhrgebied, het industriële hart van Duitsland. Toen het op 25 september 1944 vaststond

↑ De Martinitoren krijgt een voltreffer op 15 of 16 april 1945. De foto werd uit een raam gemaakt door apotheker L.J. Pluim van het H.A. Kooijkerplein. Collectie Groninger Archieven.

dat de operatie Market Garden definitief was mislukt, moesten de geallieerden zuidelijker een bruggenhoofd over de Rijn zien te forceren. In dit grote gebied tussen de Maas en de Rijn hadden de Duitsers zich echter over een breed front goed verschanst.4 Nadat op 7 maart 1945 de brug van Remagen de Amerikanen met slechts geringe schade in handen was gevallen, werd daar in ijltempo een versterking uitgebouwd. Verder naar het noorden lukte het de Britten op 23 maart tussen Rees en Wezel de Rijn over te steken. Vervolgens konden de Canadezen en de in hun strijdmacht opgenomen Polen aan hun opmars naar het noorden beginnen; op 30 maart werd in de Achterhoek de grens gepasseerd.5

De Duitse IJssellinie werd door de Canadezen vanuit het oosten ontmanteld, zij het met grote materiële schade in onder meer Doesburg en Zutphen. Daarna zetten zij met steun van Franse paratroepen hun opmars naar het noorden voort. De Polen, voorafgegaan door een klein contingent Belgische stoottroepen, trokken wat verder naar het oosten noordwaarts en werden zo de bevrijders van de Veenkoloniën en Westerwolde. Inmiddels had de bezetter, geschrokken van de snelle vorderingen van de geallieerden, aan weerszijden van het Eemskanaal een brede strook land tussen Oosterhoogebrug en Delfzijl onder water gezet. Deze inundatie

bleek vrijwel geen praktische betekenis voor het verdere verloop van de gevechtshandelingen te hebben, maar richtte wel de nodige schade aan, zowel aan de akkers als aan de bebouwing. 6

Bevrijding stad Groningen

Op 16 april was de stad Groningen na vier dagen van felle gevechten bevrijd.7 Dat blijkt ook uit de cijfers: er kwamen ongeveer 140 Duitsers om, de Canadezen verloren 43 man, terwijl onder de burgerbevolking 111 slachtoffers vielen en twee leden van de Binnenlandse Strijdkrachten sneuvelden. Op een aantal plaatsen aan de zuid- en westkant van de stad, maar vooral in het historische centrum werden grote verwoestingen aangericht. De monumentale bebouwing van de oost- en noordzijde van de Grote Markt ging in vlammen op, maar de Martinitoren bleef zo goed als ongedeerd, op wat schade door granaatscherven na. Het had maar weinig gescheeld of het bouwwerk was opgeblazen, zoals de terugtrekkende Duitse troepen dat op grote schaal in Limburg hadden gedaan, bijvoorbeeld in Venray en Roermond. In dat geval zou ook het aansluitende deel van het schip met daarin het waardevolle orgel zijn verwoest. Hierbij komt nog dat de toren toen in de steigers stond. De in 1938 begonnen ingrijpende restauratie

werd door de bezetter stilgelegd, maar het steigerwerk bleef staan. Had dat vlamgevat, dan was de ramp niet te overzien geweest, al lijkt het er anderzijds op dat de houten omhulling ook een zekere bescherming tegen granaatinslagen bood. Op het laatste nippertje kon de bevelvoerende Duitse officier ertoe worden overgehaald af te zien van zijn voornemen de toren te vernietigen. Nog net bijtijds konden vervolgens de explosieven uit de toren naar beneden worden gehaald. 8 Vanaf 1946 werkte men verder aan de restauratie, die uiteindelijk in 1948 werd voltooid. Toen de steigers na tien jaar eindelijk werden weggehaald, rees de toren uit boven een binnenstad die in puin lag. Ook de aanblik van de Martinitoren zelf was ingrijpend veranderd. De restauratie in 1938 had geen uitstel kunnen lijden, omdat de stabiliteit van de toren in gevaar was: in de fundering en in het opgaande metselwerk van de onderbouw waren bijna tien jaar tevoren gevaarlijke scheuren vastgesteld. Om de toren voor de toekomst veilig te stellen, was de torenvoet in een korset van gewapend beton gesjord, dat met Bentheimer zandsteen werd afgedekt. De drie hoge boogopeningen waren door een constructie van gewapend beton versterkt, ook weer met een omhulling van traditioneel materiaal, maar de ranke openheid van de onderbouw was hiermee wel voorgoed verloren gegaan.

← Gezicht op de verwoestingen rondom de Grote Markt vanuit de Oude Ebbingestraat, voorjaar 1945. De torenspitsen op de achtergrond zijn van de Paterskerk in de Gelkingestraat, afgebroken in 1962. Collectie Groninger Archieven.

↑ Maquette van het wederopbouwplan voor de Grote Markt uit 1947. Achter de oostwand, op de plek van het huidige Forum, is een cultuurcentrum voorzien. Aan de voet van de Martinitoren staat nog de tijdens de bevrijding ernstig beschadigde Hoofdwacht. Na turbulente debatten over herbouw en herbestemming, werd het pand in 1956 alsnog gesloopt. Een deel van de stenen gebruikte architect Rienk Offringa voor aanbouwen aan de toren van de Bovenkerk in Kampen. Collectie Groninger Archieven, foto P.B. Kramer.

De stelling Delfzijl

Na de bevrijding van Groningen verplaatsten de troepen zich snel in de richting van Delfzijl, waarheen inmiddels via Oosterhogebrug ook nog eens zo’n tweeduizend

Duitse manschappen waren ontkomen. In een ruime boog om de havenplaats heen hadden de Duitsers verdedigingswerken aangelegd. Hiertoe behoorden ook de artilleriestellingen langs de Eems en Dollard, van Nansum bij Holwierde in het noorden tot Fiemel even ten oosten van Termunten. Tijdens de oorlogsjaren dienden ze om de havenstad Emden te beschermen tegen luchtaanvallen, in april 1945 nam het geschut de oprukkende geallieerde troepen onder vuur. Delfzijl werd bovendien door een zware luchtafweerbatterij op het eiland Borkum beschermd. Hiermee trachtten de Duitsers de aftocht van hun troepen over de Eems veilig te stellen, terwijl tegelijkertijd de duikboten die vanuit de haven van Emden op de Noordzee opereerden, nog zo lang mogelijk konden worden gefaciliteerd.

Van twee kanten begonnen de Canadezen met Poolse ondersteuning de stelling rond Delfzijl in te sluiten – de Poolse hoofdmacht was inmiddels naar het oosten getrokken, Duitsland in. Op 23 april begonnen de gevechten, die pas op 2 mei met de bevrijding van Delfzijl en Farmsum eindigden.9 Hierbij sneuvelden nog eens 62 Canadese en 22 Poolse militairen, terwijl ook een aanzienlijk aantal burgers het leven verloor.

Het historisch centrum van Appingedam bleef grotendeels gespaard, al werden de toren en het dak van de Nicolaikerk wel beschadigd. Vooral in de buitenwijken, bijvoorbeeld in de Harmoniestraat, liepen woonhuizen forse schade op, terwijl de uit 1783 daterende kerk op de wierde van Solwerd het flink te verduren kreeg aan het muurwerk en het dak. Aan de noordzijde van de gevechtszone werd de kerk van Holwierde zwaar getroffen, en ook aan de kerken van Bierum, Marsum en Uitwierde werd nogal wat ravage aangericht, maar de toren van Krewerd liep aan de onderzijde slechts geringe schade op.10 Langs de zuidelijke aanvalsroute ontstond schade aan de kerken van Finsterwolde en Wirdum, en de toren van Farmsum, terwijl de kerk in Borgsweer enkele voltreffers te verduren kreeg. Ook de kerken van Heveskes en Weiwerd werden gehavend, zij het niet zo erg als de kerkgebouwen van Woldendorp en Termunten die geheel uitbrandden.

In Delfzijl zelf brandde de voormalige katholieke kerk, een eenvoudig bouwwerk uit 1817-1818 aan de Waterstraat, door de baptisten in gebruik, helemaal uit; bij de wederopbouw werden de restanten opgeruimd.11 Ook elders in de provincie, verder van Delfzijl, liepen enkele kerkgebouwen, maar vooral torens, bij gevechten aan het eind van de oorlog behoorlijk wat schade op. Dit was bijvoorbeeld het geval in Eenrum, Loppersum en Oosterwijtwerd.

↖ Schade aan het kerkdak van Nieuwolda. Door de granaatinslagen werd ook het in 1787 door Johann Friedrich Wenthin gebouwde orgel beschadigd. Collectie Groninger Archieven.

↑ De Waterstraat in Delfzijl in 1945, met de volledig uitgebrande baptistenkerk, in 1817-1818 gebouwd als katholieke kerk. Collectie Nationaal Archief (Anefo).

← De kerktoren van Finsterwolde met oorlogsschade. In de vlakke Dollardpolders waren hoge daken en torens geschikte uitzichtpunten en daardoor vaak het doelwit van artilleriebeschietingen. Collectie Groninger Archieven, foto J. Dieperink.

De Nederlandse vlag wappert op 2 mei 1945 aan de kerktoren van Farmsum. Die dag was door de overgave van de laatste Duitse verdedigers de slag om de ‘Delfzijl Pocket’ voorbij. Collectie Gemeente Eemsdelta.

Een bord afkomstig uit de Duitse batterij bij Nansum. De profielen van kenmerkende gebouwen (kerken, molens en boerderijen) waren een hulpmiddel om met het luchtafweerschut ook landdoelen te kunnen bestoken. Collectie Gemeente Eemsdelta.

De kerk van Termunten in 1936 en in zwaar gehavende toestand na de bevrijding in 1945 – het gebouw werd in brand geschoten door geschut van de nabijgelegen Batterie Fiemel. Daarbij kwam een Canadese soldaat om het leven. Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed / Nationaal Archief.

Wederopbouw en restauratie

Wie erop bedacht is, ziet in de dorpen rond Delfzijl opvallend veel huizen, boerderijen en openbare gebouwen uit de eerste jaren na de oorlog, veelal in felrode baksteen, en gebouwd in de karige, traditionalistische trant die toen in zwang was. Hiermee werd – bewust of onbewust – bij de vooroorlogse periode aangeknoopt. Hier en daar werd bovendien de plattegrond van de dorpen aangepast. Het meest ingrijpend gebeurde dit in Woldendorp, waar het centrum vrijwel geheel verwoest was en de dertiende-eeuwse kerk uitgebrand.

In 1941, dus onder de bezetting, was de Rijksdienst voor het Nationale Plan opgericht. Daaruit kwamen een jaar later de Provinciale Planologische Diensten voort, die na de bevrijding een buitengewoon efficiënt kader bleken te bieden voor de wederopbouw. De eerste directeur van de Groningse PPD, ir. J. Dieperink, maakte een opzet voor de herbouw van Woldendorp, waarbij het karakter van een centraal opgezet wierdedorp werd versterkt.12

In het midden hiervan kwam de gereformeerde kerk te liggen, die voor de verwoestingen van 1945 elders in het dorp had gestaan. In 1949 werd deze in traditionele stijl gebouwde kerk naar een ontwerp van het architectenbureau Ir. P. van Loo en S. van der Mei in gebruik genomen. Na de sluiting werd het gebouw in 2006 aan een particulier overgedaan, maar door de aardbevingsschade die het inmiddels bleek te hebben opgelopen, zag de nieuwe eigenaar zich genoodzaakt de voormalige kerk aan de NAM te verkopen, die haar vervolgens in 2018 heeft gesloopt. De locatie is nu als dorpsplein ingericht. Zowel op de grote schaal van de samenhang van de dorpen als op de kleine van het individuele bouwwerk werd, zeker deze eerste naoorlogse jaren, gestreefd naar versterking van het regionale element in de architectuur. Alleen bij de herbouw van de Grote Markt in Groningen bleek de gemeenteraad onwillig om deze lijn te volgen, maar wat uiteindelijk in het begin van de jaren zestig zijn voltooiing kreeg, stelde niemand

werkelijk tevreden.13 Zo gezien is de recent afgeronde herstructurering van de Grote Markt, die in feite in 1991 is begonnen met de bouw van het Waagstraatcomplex door de Italiaanse architect Adolfo Natalini, nog op alle mogelijke manieren verbonden met deze geschiedenis van verwoesting en wederopbouw.

Ook bij het herstel van de soms sterk gehavende middeleeuwse kerken in de streek rond Delfzijl valt een vergelijkbare, door de traditie ingegeven ontwerphouding vast te stellen, zij het dat – vreemd genoeg – met de kerkinterieurs soms nogal vrijpostig werd omgesprongen. Waar van de inrichting niets meer over was, had de architect uiteraard vrij spel, slechts beperkt door de overigens ruime kaders die door het Rijksbureau voor de Monumentenzorg werden aangegeven. De eventuele wensen van de eigenaren speelden hierbij, zeker vanuit het heden gezien, een opvallend ondergeschikte rol.

Termunten en Woldendorp

De kerkgebouwen van Termunten en Woldendorp bestaan elk uit twee traveeën die dateren uit het derde kwart van de dertiende eeuw en als enige zijn overgebleven van een grotere middeleeuwse kruiskerk. In Termunten gaat het om de rechtgesloten koortravee en het aansluitende vieringvak – waarop oorspronkelijk niet alleen het schip, maar ook aan weerszijden een dwarsarm aansloot. Dat het hier om latere vulwanden gaat, is duidelijk herkenbaar aan het eenvoudige muurwerk dat zo geheel anders is dan het gecompliceerde siermetselwerk van de koortravee.

Bij de gevechtshandelingen in april 1945 is het gebouw geheel uitgebrand. Dit betekende het verlies van een uiterst waardevol interieur. Centraal stond tegen de achterwand van het koor de kansel. In de oostelijke helft stonden banken met hoge achterschotten, die een lambrisering aan weerskanten van de preekstoel vormden. Voor de kansel stond een zeventiende-eeuwse avondmaalstafel met bolpoten. Uit de tekst in het opzetstuk van de lambrisering aan de noordwand valt af te leiden dat dit bankenplan uit 1654 stamde.

Het ligt voor de hand dat ook de kansel toen is gemaakt. Voor het doophek strekten zich twee eenvoudiger bankenblokken uit. In 1851 zijn aan de inrichting wijzigingen uitgevoerd, maar het totaalbeeld bleef grotendeels intact.14 Op de galerij aan de westzijde stond een orgel dat in 1739 was gebouwd door Matthias Amoor. Deze medewerker van Arp Schnitger had na diens dood een bescheiden eigen orgelbouwpraktijk opgezet, waarmee hij de traditie van de meester voortzette, tot in het uiterlijk van de fronten aan toe. Zijn productie was niet erg groot. Na de vernietiging van het orgel in Termunten zijn van Amoors hand alleen de orgels in de hervormde kerk van Eexta (1733) en in de gereformeerde kerk van Ruinerwold-Berghuizen (1743) bewaard gebleven.15

Architect A.R. Wittop Koning (1878-1961), die zich in de jaren twintig en dertig een naam had verworven met landhuizen en villa’s aan de zuidkant van Groningen, kreeg de opdracht het gebouw te restaureren.16 Hij richtte zich hierbij geheel op de rijke laat-romaanse stijlkenmerken van het kerkgebouw, zoals de dubbelschaligheid van de bovenzone en de bouwsculptuur. Hij reconstrueerde het koorgewelf, dat al lang geleden had plaatsgemaakt voor een houten tongewelf dat in 1945 verbrandde. Alle wand- en gewelfvlakken werden gepleisterd, behalve de profielstenen van de muurpijlers, kolonnetten en ribben, waar de baksteen in het zicht bleef. Dat had hij ook gedaan toen hij kort voor de oorlog correcties aanbracht in de restauratie (1877-1878) door P.J.H. Cuypers van de kerk in Stedum. Inmiddels weten we – en men wist dit ook toen eigenlijk al wel – dat zulk schoonmetselwerk niet de middeleeuwse praktijk weerspiegelde, maar de esthetische voorkeur uit het begin van de twintigste eeuw. Ter vervanging van de dakruiter werd tegen de westwand een bakstenen lage toren gebouwd, waardoor het silhouet van de kerk geheel anders werd. Het koor bleef grotendeels leeg, waardoor niet alleen de ronde vensters in de benedenzone van het koor in het zicht bleven, maar ook enkele nissen die waarschijnlijk voor liturgisch gebruik waren bedoeld. Tegen de westwand – dus precies omgekeerd aan de vooroorlogse situatie – werd een nieuwe kansel gebouwd, maar de ruimte erboven bleef nog lang leeg. Pas vanaf 2010 staat er weer een orgel. Het was in 1866 door Nicolaas Anthonie Gerhardus Lohmann gebouwd voor de doopsgezinde kerk in Nieuw-Scheemda, en werd in 1921 overgeplaatst naar de doopsgezinde kerk van Noordbroek. Toen ook dat gebouw sloot, ontfermde een particulier zich over het instrument. Jaren later kon het voor Termunten worden verworven. Een opvallend element uit de restauratieperiode zijn de elektrische kroonluchters. Precies dezelfde luchters hangen ook in de kerk van Woldendorp, wat het waarschijnlijk maakt dat ze indertijd tegelijk uit een catalogus zijn besteld – het ontwerp past wonderwel bij wat men in Duitsland met enig misprijzen soms als Konditoreistil aanduidt, maar in de jaren vijftig wijdverbreid was.

← Het vooroorlogse interieur van de kerk van Termunten met zeventiende-eeuwse preekstoel en banken en de naoorlogse situatie, waarbij de oriëntatie is veranderd: de preekstoel kwam bij de restauratie tegen de westwand (foto linksonder). Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

↑ Het interieur van de kerk van Termunten gezien naar het oosten tijdens de restauratie in 1946. Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

↑ Een achttiende-eeuwse kandelaar afkomstig uit de verwoeste kerk. Het object kwam tijdens de naoorlogse restauratie in bezit van dominee P.J. Greeven, die van 1946-1951 in Termunten stond. Zijn zoon schonk het object in 2016 aan Groninger Kerken. Collectie Groninger Kerken.

← De kerk van Termunten gezien vanuit het zuiden. De toren met tentdak is een naoorlogse toevoeging. Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, foto Otto Brinkkemper.

Gezicht op het koor van de kerk van Woldendorp in 1935, 1945 en tijdens de restauratie in 1948. De naoorlogse apsis-achtige uitbouw, waarin de kansel werd ondergebracht, is een toevoeging van de restauratie-architect A.R. Wittop Koning. Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed / Nationaal Archief.

Het interieur van de kerk van Woldendorp gezien naar het oosten in 1936 en na de restauratie in 1949, met tijdelijk orgel. Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

Verwoestingen in Woldendorp in het voorjaar van 1945. Links staat de gereformeerde kerk uit 1874. Het gebouw werd in 1949 herbouwd op een andere locatie in het dorp. Collectie Groninger Archieven.

Bij het van 2018-2020 uitgevoerde groot onderhoud van de kerk zijn de banken door stoelen vervangen en is de kijkrichting weer omgedraaid; de forse kansel onder het orgel is weggehaald en op het koor is een bescheiden liturgische inrichting gekomen.

In Woldendorp werden door Wittop Koning dezelfde uitgangspunten gevolgd. Hier ging het om de beide westelijke traveeën van een kruiskerk. Het muurwerk aan de buitenzijde was in de loop van de tijd flink opgelapt, zodat er weinig oorspronkelijke details meer te zien waren. In 1855 was tegen de westzijde over de volle breedte en hoogte aan aanbouw van hergebruikte bakstenen verrezen, die met een klokkentoren werd bekroond. Bij de herbouw na de oorlog kwam deze in heel sobere vorm terug, maar nu met een stenen torentje als bekroning. Net als in Termunten rust hierop een kort tentdak. Ook de oostwand was al eerder vernieuwd, en daaraan ontleende Wittop Koning de vrijheid hier een apsis-achtige uitbouw toe te voegen, waarin hij de kansel onderbracht.

Bij het onderzoek van het muurwerk voorafgaande aan de restauratie bleek dat ook hier in de bovenzone door een zuilenstelling dubbelschaligheid was gerealiseerd. In Termunten was die zuilenstelling driedelig, maar hier in Woldendorp vierdelig, dus met een zuil in de as van de travee. Op grond van de gevonden sporen werd nu in alle wandvlakken deze opzet gereconstrueerd, terwijl in de ruimte boven de kansel een geheel nieuwe driedelige opening de verbinding met de toegevoegde ‘apsis’ vormde. Achter de zuilenstelling aan de westzijde, de enig die volledig bewaard was gebleven, wijzen bewaard gebleven traptreden op een torenachtige aanbouw, mogelijk in de gedaante van een gereduceerd westwerk, zoals dat in Bierum nog aanwezig is. Beide gewelven zijn bij de verwoesting gespaard gebleven. Bij nader onderzoek werden fragmenten van muurschilderingen uit verschillende perioden vastgesteld. Zo kwam in de kruin van het westelijk gewelf een Majestas Domini (Christus gezeten op een troon of regenboog) uit omstreeks 1350 tevoorschijn.17 Al deze fragmenten werden vervolgens zorgvuldig blootgelegd en gerestaureerd, terwijl op basis van de kleurresten een bescheiden kleurprogramma werd uitgevoerd. Net als in Termunten zijn ook hier een preekstoel en een avondmaalstafel uit het midden van de zeventiende eeuw bij de brand verloren gegaan. Een opschrift op het achterschot meldde dat de kansel in 1806 van de zuidzijde naar de oostzijde was verplaatst.18 Toen ook zal, hoogstwaarschijnlijk naar het oudere voorbeeld van Termunten, maar dan wel in eenvoudiger vormen, daaraan een lambrisering zijn toegevoegd. Van het in 1945 verloren gegane orgel is niets bekend, maar het front, dat op oude foto’s is te zien, doet op stilistische gronden een ontstaan in de tweede helft van de negentiende eeuw vermoeden. In 1952 werd door Mense Ruiter in Woldendorp boven de kansel, aan de oostzijde, een orgel met een open pijpenfront geplaatst.

De kerk van Holwierde gezien uit het zuidoosten in 1945 en de tegenwoordige situatie. De huidige topgevels van de dwarsarmen zijn een fantasie van restauratie-architect A.R. Wittop Koning. Foto’s collectie Rijksdienstdienst voor het Cultureel Erfgoed / Chris Booms.

Het interieur van de kerk van Holwierde in 1934 en de tegenwoordige situatie, het resultaat van de restauratie in de jaren 1945-1950. Op ongelukkige wijze is de preekstoel voor het doksaal geplaatst. Het orgel verhuisde van boven het doksaal naar een nieuw balkon tegen de westgevel. Collectie Rijksdienstdienst voor het Cultureel Erfgoed / foto Duncan Wijting.

‘In vrede hersteld’ – schildering tijdens de naoorlogse restauratie aangebracht in een gewelf van de kerk van Bierum. Foto Duncan Wijting.

Holwierde, Bierum en Marsum

In Holwierde en Bierum richtten de beschietingen eveneens grote schade aan, maar het verschil met Termunten en Woldendorp was dat het interieur intact bleef. Dit heeft Wittop Koning, die ook hier de leiding had bij de restauraties, echter in het geheel niet gehinderd om met het meubilair te gaan slepen, vooral in Holwierde.

Het hoort bijna tot de psychologie van het restaureren om vroege fasen in de wordingsgeschiedenis van een gebouw te benadrukken ten koste van latere bouwperioden. Dit laat het sterk geromaniseerde schip in Holwierde mooi zien. In de loop van de eeuwen was het muurwerk nogal verstoord geraakt, en bovendien waren de vensters vergroot, misschien al voor de Reductie van 1594. Toen bij het uitkappen van de schipmuur de oorspronkelijke romaanse vensters tevoorschijn kwamen, viel als snel het besluit deze te reconstrueren. Bovendien werd het metselwerk zo nadrukkelijk vernieuwd dat het sindsdien niemand kan ontgaan dat de bakstenen bovenhelft van het schip bovenop het veel lagere oorspronkelijke schip van tufsteen is geplaatst.

Naar analogie met veel andere kerken ligt het voor de hand te veronderstellen dat het dwarspand geveltoppen heeft gehad, maar dat betekent nog niet dat ze dan ook moesten worden herbouwd, al was het maar omdat over kun uiterlijk niets bekend was. De indeling met nissen en de verdere detaillering is geheel aan het historische inlevingsvermogen van de architect ontsproten. Anders dan in Termunten en Woldendorp kwam hier wel de dakruiter terug, al herinnerde het ontwerp ervan nauwelijks meer aan het vooroorlogse exemplaar.

Net als in Woldendorp kwamen bij de voorbereiding van de restauratie fragmenten van schilderingen uit verschillende perioden tevoorschijn, die voor zover mogelijk in het zicht bleven. Dat is vooral op het vieringgewelf het geval.19 In het waardevolle meubilair, dat maar weinig schade had opgelopen, is drastisch ingegrepen. De overbrenging van het orgel van het doksaal van rond 1500 naar een nieuw balkon tegen de westgevel was uiterst dubieus, die uitsluitend het doel diende het koor, volgens Wittop Konings ruimtelijke ideaalbeeld, visueel bij de rest van de kerk te betrekken. 20 Het orgel stond echter vanaf het begin onder de triomfboog – een laatmiddeleeuwse situatie die in het nabije Krewerd nog te zien is. De orgelkas werd bij de verplaatsing geheel afgeloogd, zodat niet meer valt na te gaan hoe in verschillende perioden de kleur is geweest. De opzet van het front is zeventiende-eeuws, maar uit het opschrift op de voetlijst valt af te leiden dat het ouder moet zijn geweest: in 1663 is het orgel door Hendrick Huis ‘vernieut en vermeert’ (vernieuwd en uitgebreid). In 1924 is het binnenwerk, dat waarschijnlijk een interessant samenstel van pijpwerk uit verschillende eeuwen omvatte, door een pneumatisch instrument vervangen, dat in 1955 op zijn beurt plaatst maakte voor een geheel nieuw mechanisch orgel door de orgelmakers Gebr. Van Vulpen. 21 De architect verplaatste vervolgens de zeventiende-eeuwse kansel van de zuidzijde van het schip

naar een plaats in het midden vlak voor het doksaal, dat nu door dit gevaarte gedeeltelijk aan het oog werd onttrokken. Hierbij ging ook het doophek verloren, dat tussen de beide bankenblokken voor de kansel had gestaan. Het gevolg was dat nu ook alle andere onderdelen van het historisch meubilair, al of niet vertimmerd, een nieuwe plaats kregen. Om de zijwanden vanaf de vloer in het zicht te brengen werden de beide negentiende-eeuwse bankenblokken tot één geheel vertimmerd. Dit betekende wel dat het middenpad, dat oorspronkelijk rechtstreeks naar de dubbele deur in het midden van het doksaal had geleid, precies waar nu de kansel kwam te staan, werd opgeofferd. Sinds kort wordt bekeken of de oude situatie zoveel mogelijk kan worden hersteld.

In Bierum hadden zowel de toren als de kerk flinke schade opgelopen aan het muurwerk en het dak. Bij het herstel werd ook het al sinds lang niet meer volledige gewelf over de middenruimte op de verdieping van het gereduceerde westwerk gecompleteerd. In het schip werd de oorspronkelijke vorm van de vensters, die later waren vergroot, vastgesteld, waarop besloten werd die te reconstrueren. Dit zal er mede toe hebben geleid dat nu ook inwendig wijzigingen werden doorgevoerd. De belangrijkste was dat de kansel van de zuidmuur naar de oostwand van het koor werd verplaatst, waarbij ook hier de doopafscheiding verloren ging. Het gevolg hiervan was weer dat ook rouwborden moesten worden verhangen. Onder de pleisterlagen kwamen kleurprogramma’s en figuratieve schilderingen uit verschillende perioden tevoorschijn, die soms op een zonderlinge manier elkaar in de weg zittend, werden gerestaureerd. 22

In Marsum werd het muurwerk van de apsis tot de vermoedelijk oorspronkelijke hoogte teruggebracht, terwijl de schipvensters werden verkleind en naar teruggevonden fragmenten over de volle lengte in een spaarveld met een dubbele tandlijst gevat. Het laat-romaanse aspect van deze kerk werd op deze wijze nadrukkelijk onderstreept. 23

Constructief herstel, historisch verlies De kerken die hierboven nader zijn bekeken, leveren een wisselend beeld op. Constructief konden ze er na het herstel weer jaren tegen. In Termunten en Woldendorp moest een geheel nieuwe inrichting worden ontworpen, eenvoudigweg omdat van het oorspronkelijke meubilair niets was overgebleven, maar in Holwierde en Bierum werden zonder noodzaak ingrijpende veranderingen in het historisch gegroeide ensemble doorgevoerd. Het herstel van de relatief geringere schade in Loppersum en Appingedam werd de opmaat naar ingrijpende restauraties in de daaropvolgende jaren, en ook hier werd aan het moderne en in feite nogal abstracte streven een ruimtelijke eenheid tot stand te brengen de historische samenhang van het meubilair opgeofferd.

‘Restauratie-architecten

zagen hun functie veelal als herscheppend ontwerper’

Het bij tientallen verwijderen en tenslotte voorgoed verloren laten gaan van doophekken in de jaren vijftig en zestig – de kentering kwam pas echt in de jaren zeventig – is bij uitstek het symbool van dit al te lang aanhoudende gebrek aan historisch besef in de omgang met het historische kerkinterieur. Twee elkaar versterkende factoren speelden hierbij een rol. Restauratie-architecten zagen hun functie veelal als herscheppend ontwerper en ontleenden hieraan de artistieke vrijheid een eigentijds architectuurideaal op historische gebouwen te projecteren. Tegelijkertijd had – meer binnenkerkelijk – inmiddels de liturgische beweging in de Nederlandse Hervormde Kerk aan invloed gewonnen. 24 Deze propageerde een inrichtingsmodel dat door terug te gaan op de vermeende vroegchristelijke liturgische praktijk een grotere mate van sacraliteit in de vieringen moest bewerkstelligen en dus ook in de kerkruimte als het ruimtelijk kader daarvan. Bij nieuwgebouwde kerken kon dit overtuigende resultaten opleveren, bij monumentale kerken met hun historisch gegroeide post-reformatorische ensembles – vaak een samenstel van twee-en-een-halve eeuw toevoegen en aanpassen, waarbij sociaal prestige meestal het leidend beginsel was geweest – was het een recept voor ongelukken. 25

Terugblikkend is nog een wat paradoxaal gevolg van de eerste naoorlogse restauratiegolf vast te stellen. In het kader van de wederopbouw kwam betrekkelijk gemakkelijk

geld beschikbaar voor het herstel van de oorlogsschade aan monumentale kerkgebouwen. Het onbedoelde effect hiervan was echter dat gebouwen die niet van de oorlog te lijden hadden gehad, maar inmiddels vaak ook aan restauratie toe waren, langer moesten wachten dan wenselijk was. Ozinga merkte in de inleiding bij zijn in 1940 verschenen overzicht al op, dat sinds de achttiende eeuw het onderhoud van kerken meer en meer te wensen over was gaan laten.26

In de twintigste eeuw kwam daarbij de voortgaande ontkerkelijking, in Groningen al heel vroeg begonnen, in combinatie met de geleidelijke ontvolking van het platteland. 27

Toen rond 1960 de kosten van bouwmateriaal en arbeid fors gingen stijgen, zagen veel kerkbesturen geen kans meer hun gebouwen naar behoren te onderhouden, laat staan te restaureren. Nu het draagvlak niet langer toereikend in de eigen kerkelijke loyaliteit kon worden gevonden, moest de steun voor de instandhouding van de kerkgebouwen elders worden gezocht. Dit betekende dat men tot een andere waardering van de kerkgebouwen moest komen, niet zozeer als religieuze faciliteit, maar veeleer in termen van cultureel erfgoed, waarmee iedereen, kerkelijk betrokken of niet, zich kon identificeren. In dit licht is ook de oprichting van Groninger Kerken in 1969 in elk geval deels te verklaren uit de maatschappelijke en economische omstandigheden die door de Tweede Wereldoorlog wezenlijk en onomkeerbaar waren veranderd.

De kerk, omringd door industrie, is het enige gebouw dat resteert van het dorp Heveskes. Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, foto Bert van As.
De kerk van Heveskes in restauratie, september 1948. Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

wanneer de plannen tien jaar later zouden zijn ontworpen – de moeizame ontstaansgeschiedenis van de Oosterscheldedam laat zien dat omgevingsfactoren – en politieke druk – de harde ingenieursmentaliteit van Rijkswaterstaat soms konden temperen. De ontwikkeling van het industriegebied verliep trager dan verwacht, en het uiteindelijk gerealiseerde areaal bleef hierdoor beperkter dan voorzien. Niettemin waren de dorpen met hun vaak bloeiende verenigingsleven ondertussen vrijwel geheel verdwenen. 28 Heveskes werd gesloopt, maar het kerkje bleef met het kerkhof na veel gedoe behouden, zij het dat vandalen door gebrek aan toezicht van het Havenschap, dat inmiddels eigenaar was geworden, kans hadden gezien met zorg vernielingen aan te richten in het waardevolle interieur van de kerk, die nog maar kort tevoren van de oorlogsschade was hersteld. Daarna vond het Havenschap het maar beter dat Groninger Kerken het eigendom en daarmee de verantwoordelijkheid overnam. In Weiwerd werden de graven rondom de kerk naar de begraafplaats van Farmsum overgebracht. Toen ook de kerk met de omringende bebouwing was gesloopt, bleek dat op het terrein toch geen industrie zou komen. De inmiddels lege wierde werd een archeologisch en landschappelijk monument, waar nu de beplanting weemoedig aan de oude, radiale structuur van het dorp herinnert.

Een fragment uit de brochure ‘Delfzyl, a future for your industry’ uit het begin van de jaren ’70, vormgegeven door Abe Kuipers. Collectie Gemeente Eemsdelta.

Het tegen de Eemsdijk gelegen dorp Oterdum, waar de afbraak al is begonnen. Kerk en kerkhof verdwenen begin jaren ’70 om plaats te maken voor een verhoogde zeedijk. Collectie Groningen Seaports.

De inwoners van Borgsweer protesteerden begin jaren ’70 fel tegen uitbreiding van de Delfzijlster industrie. Het dorp bleef het lot van Weiwerd, Heveskes en Oterdum bespaard. Het affiche is gemaakt door Toos Boekhoven, echtgenote van de toenmalige burgemeester van Termunten. Collectie Jan Köller.

Noten

1 Tjitske Zuiderbaan, ‘De ramenredders van Ballast & Bonekamp’, Groninger Kerken 38 (2021) nr. 4, 30-35.

2 H.J. van Nieuwenhoven, Klokkenvordering 1942-1943. Inventarisatie verricht in opdracht van de directeur van het Rijksbureau voor de Monumentenzorg in 1939, in samenwerking met de Nederlandse Klokken- en Orgelraad, gekoppeld aan de administratie van de firma P. Meulenberg te Heerlen in opdracht van de Duitse bezetter (Zeist 1996). Vgl. ook: Jenneke I. Lambert-Avis, Wie met klokken schiet, wint de oorlog niet. De klokkenvordering tijdens de Tweede Wereldoorlog (Asten 1992).

3 J.R. van der Hoek en H. van der Klei, Inundatie 1944-1945 in woord en beeld. Overstroming in de gemeenten Delfzijl, Appingedam, Loppersum, Ten Boer en Slochteren (Bedum 1985) 108.

4 Voor de gang van zaken na de Slag om Arnhem, zie L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, dl. 10b, Het laatste jaar II, tweede helft (’s-Gravenhage 1982) 1126-1134.

5 De Jong 1982 (zie noot 4), 1134-1139. Over de Poolse bijdrage: Harold de Jong, Poolse strijders over de Hondsrug. De bevrijding van Noordoost-Nederland door de 1e Poolse Pantserdivisie (Assen 2023).

6 Van der Hoek en Van der Klei 1985 (zie noot 3).

7 W.K.J.J. van Ommen Kloeke, De bevrijding van Groningen (Assen 1947). Sindsdien beschikbaar gekomen gegevens zijn verwerkt in: Sipke de Wind, Endkampf om Groningen. April 1945 (z.p., z.j. [2021]).

8 Frans Westra, Martinitoren (Groningen 2009) 138-139.

9 Daniel Byers, ‘Operation “Canada”: 5th Canadian Armoured Division’s Attack on Delfzijl, 23 April to 2 May 1945’, Canadian Military History 7 (1998) nr. 3, 35-45. Vgl. verder De Jong 2023 (zie noot 5) 130-137.

10 Nog in 1945 is van regeringswege een inventarisatie opgemaakt van de schade die de oorlog aan het monumentenbestand heeft aangericht: Voorlopig Overzicht van de Oorlogsschade toegebracht aan de Nederlandsche Monumenten van Geschiedenis en Kunst (Den Haag 1945). Zie verder: Elisabeth van Blankenstein, Defensie- en oorlogsschade in kaart gebracht (1939-1945) (Zeist 2006). Vgl. ook: Lukas Kwant, ‘“Slaan w’op Sions puin de ogen”. Groninger kerken in oorlogstijd 1940-1945’, Groninger Kerken 32 (2015) 50-72.

11 Over dit geheel in de vergetelheid geraakte kerkje: Thomas H. von der Dunk, ‘Plannen voor de stichting van een katholieke kerk in Delfzijl en Kloosterburen in de eerste jaren van het Verenigd Koninkrijk’, Gronings Historisch Jaarboek (1996) 45-68, aldaar 47-53.

12 Vgl. Marjan de Groot, ‘Eemsmond Regio. Van agrarisch naar industrieel landschap’, in: Koos Bosma en Cor Wagenaar (red.), Een geruisloze doorbraak. De geschiedenis van architectuur en stedebouw tijdens de bezetting en de wederopbouw van Nederland (Rotterdam 1995) 425435, aldaar 429.

13 Uitgebreid hierover: Cor Wagenaar, Tussen grandezza en schavot. De ontwerpen van Granpré Molière voor de wederopbouw van Groningen (Groningen 1991). Verder: Cor Wagenaar, ‘Stedebouw en politiek. De wederopbouw van Groningen’, in: Bosma en Wagenaar 1995 (zie noot 12), 436-446.

14 Vgl. M.D. Ozinga, De Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst, dl. VI, De provincie Groningen, eerste stuk: Oost-Groningen (’s-Gravenhage 1940) 191-192.

15 Zie Hans van Nieuwkoop (red.), Het historische orgel in Nederland, dl. 2, 1726-1769 (z.p. 1997) 71-72 (Eexta) en 157-159 (Ruinerwold-Berghuizen).

16 In breder verband komt zijn restauratieopvatting aan de orde in: Kees van der Ploeg, ‘Kerkrestauraties tot ongeveer 1955’, in: Regnerus Steensma, Harry Boerema en Kees van der Ploeg, Kerkrestauraties in Groningen. Studies voor Harry de Olde bij zijn afscheid als voorzitter van de Stichting Oude Groninger Kerken (Zutphen 2002) 11-30.

Zoveel als mogelijk werden inventarisstukken uit de gesloopte kerkgebouwen elders herplaatst, bij voorkeur in Groningen, maar dat kon niet voorkomen dat het mooie laat achttiende-eeuwse bankenplan met zijn koperen kaarsenhouders van Oterdum verloren ging. Het daar door Gerhard Willem Lohman in 1830 gebouwde orgel vond in 1974 een nieuwe bestemming in de hervormde kerk van Heinenoord, de zeventiende-eeuwse klok hangt nu in de toren van Oldehove. Het door Roelf Meijer in 1878 voor de kerk van Weiwerd gebouwde orgel werd overgeplaatst naar Farmsum. In Heveskes was in 1889 door L. van Dam & Zn een nieuw orgel geplaatst. Dit staat nu in de kerk van Uitwierde. De preekstoel van Weiwerd is naar Kropswolde overgebracht, die van Oterdum verhuisde naar Winschoten en die van Heveskes vond met drie psalmborden uit dezelfde kerk een goed heenkomen in Engelbert. 29

Over de auteur Dr. Kees van der Ploeg (c.p.j.van.der.ploeg@rug.nl) doceerde architectuurgeschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen en de Radboud Universiteit Nijmegen. Hij schreef verschillende artikelen over Groninger kerken, onder meer in dit tijdschrift.

17 Rolf-Jürgen Grote en Kees van der Ploeg (red.), Muurschilderkunst in Nedersaksen, Bremen en Groningen. Vensters op het verleden, Catalogus (Groningen 2001) 251-252.

18 Ozinga 1940 (zie noot 14), 196.

19 Grote en Van der Ploeg 2001 (zie noot 17), 123-124.

20 Regnerus Steensma, ‘Kerkrestauratie en liturgisch meubilair in Groningen’, in: Steensma, Boerema en Van der Ploeg 2002 (zie noot 16) 63-72. Vgl. verder Teun Juk, ‘Over Meester De Boer en de oudste geschiedenis van Holwierde en zijn kerk’, in: Edze de Boer, Holwierde en zijn oudste geschiedenis (Holwierde 2023) 133-159, aldaar 141-150.

21 Jaap Brouwer e.a., Het Groninger orgelbezit van Adorp tot Zijldijk, dl. V, Fivelingo (Groningen 1994) 103.

22 Grote en Van der Ploeg 2001 (zie noot 17) 21.

23 Of de kerk, zoals recent wel is verondersteld, werkelijk pas in de vroege veertiende eeuw is gebouwd, is twijfelachtig. Dat de kap op grond van dendrochronologisch onderzoek uit die tijd moet dateren, betekent nog niet dat het muurwerk daaronder dan ook uit diezelfde tijd moet stammen. Vgl. H.G. de Olde en Ph.M. Bosscher, ‘Monumenten in Nederland: geen standaardwerk’, Groninger Kerken 16 (1999) nr. 4, 24-25, aldaar 24.

24 Mieke Breij, De kerk is wat ze viert. 100 jaar Liturgische Kring (Utrecht 2021) 225-274.

25 Vgl. voor deze hang naar vertoon: Freerk J. Veldman en Lieke Veldman-Planten, Barok in Groningen, 1650-1750 (Zwolle 2022).

26 Ozinga 1940 (zie noot 14), XIX.

27 De hele twintigste eeuw was, met uitzondering van de stad Groningen, sprake van wat met een neutrale bureaucratische term ‘vertrekoverschot’ wordt genoemd. Dat is ook de basso continuo in Doeko Bosscher, ‘Groningen herontdekt zichzelf’, in: M.G.J. Duijvendak e.a. (red.), Geschiedenis van Groningen, dl. III, Nieuwste tijd – heden (Zwolle 2009) 301-393.

28 C.A. de Groot-van der Meulen e.a., Weiwerd, Heveskes, Oterdum. De verdwenen dorpen van De Oosterhoek, (Bedum 1991).

29 Vgl. verder Kees van der Ploeg, ‘Stuivertje wisselen met preekstoelen’, Groninger Kerken 33 (2016) 128-132.

De afbraak van de kerk van Oterdum in 1971. Collectie Groninger Archieven, foto A.B. Hoving.

V

Column Erik Ader

In de donkere dagen voor Kerst plaatsten vrijwilligers overal in Europa duizenden en duizenden brandende kaarsen bij de graven van gesneuvelde soldaten, onze bevrijders.

Mijn vrouw Diana en ik deden dat voor de twee geallieerde piloten op de begraafplaats van Usquert, neergeschoten door de Duitsers in 1943 en 1944. Zevenhonderdvijftig kilometer verderop, bij het Poolse Zagan, deden vrijwilligers hetzelfde bij de vijftig graven van Britse piloten die daar waren ontsnapt aan hun krijgsgevangenschap, weer waren gepakt en op bevel van Hitler in maart 1944 zijn geëxecuteerd. Diana’s oom Piers, een Spitfirepiloot, was een van hen. Vijfentwintig jaar oud, met nog een heel leven voor zich.

Vrijheid. Dankzij die miljoenen militairen als oom Piers, en de bemanningen van de koopvaardijschepen die hun leven riskeerden, herkregen wij onze vrijheid.

Vrijheid. We zijn eraan gewend, we hebben niet anders gekend. We weten allemaal wel zo’n beetje wat het is. Leven in een democratische rechtsstaat, vrij van dwang, vrijheid te zijn wie je wilt, vrijheid van geweten, van godsdienst, van geaardheid, vrijdom van discriminatie, vrijheid van spreken en handelen, vrijheid om te kiezen wie je wilt en wat je wilt, vrijheid van vereniging en vergadering, het recht te demonstreren, gelijkheid voor de wet, persvrijheid. Zorgplicht voor de overheid. Onze grondwet is er duidelijk over.

Vrijheid is ook begrensd. Individuele vrijheid houdt op waar die de vrijheid van anderen aantast. Vrijheid in gebondenheid.

Vrijheid kent ook plichten. Morele plichten. Wat we zouden moeten maken van onze duur bevochten vrijheid. Die notie lijken we een beetje kwijt te zijn in onze samenleving. Mevrouw Thatcher zei het ooit, in haar beruchte uitspraak: ‘Er is niet zoiets als een samenleving, er zijn alleen

individuen.’ Vrijheid voor ons wordt dan vrijheid voor mij, aan anderen heb ik geen boodschap.

De vrijheid wordt van buitenaf bedreigd: de Russische invasie van Oekraïne schudde ons ruw wakker uit onze droom van eeuwige vrede in Europa. We zullen met daadkracht duidelijk moeten maken dat verdere agressie niet loont.

Maar de vrijheid wordt ook van binnenuit bedreigd. Verdachtmaking van de onafhankelijkheid van de rechtspraak, inperking van het demonstratierecht en de vrijheid van meningsuiting. Teloorgang van kwaliteitsjournalistiek, verlies van een gemeenschappelijke basis voor dialoog, door feiten in te ruilen voor aperte onzin, door wetenschap ook maar een mening te vinden. Door complottheorieën die onderling wantrouwen voeden en de samenleving verdelen in kampen.

Tot voor kort had ik een groot vertrouwen in het zelfreinigende vermogen van de democratie. Daar ben ik niet meer zo zeker van. Onder andere door de macht van de techreuzen die van het zaaien van verdeeldheid en desinformatie hun verdienmodel hebben gemaakt

V VV

Uit ‘For the Fallen’, van Laurence Binyon.

en met hun geld macht en politieke invloed kopen en het publieke domein meer en meer domineren. Internationaal zijn we een eind gevorderd via het internationaal recht het recht van de sterkste in te tomen, tenminste op papier, door middel van in verdragsteksten vastgelegde regelgeving. Maar ook die internationale rechtsorde is aan erosie onderhevig. Hoewel we krachtens onze grondwet als land gehouden zijn de internationale rechtsorde te bevorderen, zijn er terreinen waarop ook wij die plicht aan onze laars lappen. Dan denk ik met name aan het Israëlisch-Palestijns conflict. Selectieve toepassing van het recht leidt tot fatale ondermijning ervan.

Dan zie ik ook met lede ogen dat we de steun aan landen en bevolkingsgroepen elders die het zoveel minder goed hebben dan wij in rap tempo afbouwen. En zie ik met groeiende zorg dat nationalisme nu ook in Europa weer Salonfähig wordt, nadat het door en in de Tweede Wereldoorlog volledig in diskrediet was geraakt.

Vrijheid is geen werkwoord, maar vrijheid heeft wel actieve betrokkenheid nodig om te voorkomen dat die afbrokkelt en op een dag verdwenen is. Net zo als toen.

Over de auteur Erik Ader is de zoon van ouders die zich onderscheidden door hun grootschalige hulp aan joodse landgenoten tijdens de oorlog. Zijn vader, ds. Ader, overleefde dat niet. Zijn moeder, Johanna Ader-Appels, schreef over hun verzet het veelgelezen boek Een Groninger pastorie in de storm . Die pastorie stond in Nieuw-Beerta. Zelf schreef hij de boeken Oorlogen & oceanen en Kinderen van Amalek, met verhalen over de bewogen familiegeschiedenis en over het Israëlisch-Palestijns conflict. Als diplomaat werkte hij op vier continenten en keerde daarna terug naar het Groninger land.

Tussen half twee en dertig over een

Vluchtelingen en de Schoolkerk Garmerwolde

Tjitske Zuiderbaan

Bert de Vries, initiatiefnemer en voorzitter van Stichting Vluchtelingen Winsum, in de kerktoren van Garmerwolde. Foto David Vroom.

Ondanks het verharde vluchtelingenbeleid vind je in heel Nederland particuliere initiatieven die zich inzetten voor de mensen die hier een veilige haven zoeken. Een daarvan is de Stichting Vluchtelingen Winsum, opgericht in 2022 om de opvang van Oekraïense vluchtelingen in ‘het mooiste dorp van Nederland’ te ondersteunen. Bert de Vries is medeoprichter en voorzitter. De Syrische vluchteling Ilias maakt dankbaar gebruik van de activiteiten die Stichting Vluchtelingen Winsum organiseert. Op het programma staan onder andere bezoeken aan de Schoolkerk in Garmerwolde.

Toen de oorlog in Oekraïne begon, was Bert voorzitter van de diaconie van de Protestantse Kerk. Van de kerkenraad kreeg de diaconie de vraag of de kerk tijdelijk Oekraïense vluchtelingen kon herbergen. Hij zocht meteen contact met de vrijgemaakte kerk (NGK), sportverenigingen in Winsum, de ondernemersvereniging en Promotie Winsum. ‘In anderhalve week tijd zetten we een organisatie op om zestig vluchtelingen op te vangen. De kerk bleek achteraf niet nodig, maar de organisatie stond. In Zoutkamp zaten toen vijfhonderd Afghaanse vluchtelingen, die verplaatst moesten worden naar Winsum en Uithuizen.’ Een groepje vrijwilligers van de stichting bezocht hen om contact te leggen en te vragen waar behoefte aan was. Dat bleek aan kleding en hygiëneproducten te zijn. Terug in het dorp zetten de vrijwilligers een actie op voor winterkleding en tandenborstels.

Nieuwe buren

In november kwamen er 250 vluchtelingen naar Winsum. ‘Voor de buurt best lastig, zo veel nieuwe buren in een keer. Omdat we het in Winsum breed hadden opgepakt, was er voldoende draagkracht.’ Het was de bedoeling dat de vluchtelingen, allemaal statushouders, twee jaar zouden blijven. De overheid zette echter druk achter de toewijzing van huizen en binnen een jaar hadden alle Afghaanse gezinnen onderdak. Gezinshereniging volgde. Nu bestaat de opvang in Winsum voor een deel uit gezinshereniging en uit mensen die wachten op statustoewijzing.

Onderdak

De veertiger Ilias, ICT’er uit Homs, is een van hen. Hij heeft net gehoord dat hij nog een jaar op behandeling van zijn aanvraag moet wachten, terwijl hij al ruim een jaar in Nederland verblijft. Dit vindt hij moeilijk te begrijpen. ‘Voor de wet is het zes maanden, ik begrijp niet waarom ik nog een jaar moet wachten.’ En met hem zijn advocaat.

Sinds augustus heeft hij een Burgerservicenummer, maar werk vindt hij niet. De wil bij de ondernemers is er, maar het kost tijd en geld om mensen in te werken die wellicht moeten vertrekken. Maar Ilias zit niet stil. Hij leert zichzelf Nederlands met de app Duolingo en tolkt drie dagdelen per week bij de Nederlandse les.

Half twee

Toch vindt Ilias het ‘mooi’ in Nederland. ‘De mensen zijn vriendelijk, de natuur is mooi. In het begin legden mensen contact in het Engels, dat maakte het makkelijk.’ Maar het belangrijkste is dat het hier veilig is voor hem en zijn gezin. Hij voelt zich hier zo thuis dat hij het gevoel heeft hier al tien jaar te wonen. ‘Ik houd van waarheid en duidelijkheid. Hier krijg ik respect.’ Als christen in een hoofdzakelijk islamitische cultuur was dat een ander verhaal. En het moest zo zijn, dat hij in Nederland terechtkwam. ‘Als kind, als mijn vader vroeg, hoe laat het was, gaf ik als antwoord, half twee. Maar in mijn land zeggen

ze dertig over een. Ik wist toen al dat ik naar Nederland ging...’

De val van Assad ziet Ilias niet als bevrijding. ‘Voor ons christenen is het nu nog gevaarlijker dan onder Assad. De nieuwe leider kan wel andere kleren aantrekken, maar als je bij IS hebt gezeten, verander je niet zomaar. Er zijn veel schendingen van de vrijheid. Kerstbomen worden in brand gestoken. Christelijke begraafplaatsen worden vernietigd vanwege de kruizen.’

Schoolkerk

Hoe kwam de samenwerking tussen Vluchtelingen Winsum en Groninger Kerken tot stand? ‘Onze stichting organiseert activiteiten,’ legt Bert uit. ‘Bijvoorbeeld dorpswandelingen, waarbij we ook vertellen hoe je iets bestelt in een winkel, hoe je mensen aanspreekt, een buskaartje koopt. We organiseren een Cultuurcafé waar je spelletjes kunt doen en met elkaar in gesprek kunt. Die mensen gaan hier leven, we willen ze iets meegeven over hoe Nederland qua geloof in elkaar zit. Onze pastor

Jacobine Gelderloos droeg de Schoolkerk in Garmerwolde aan.’ Zo kwamen Bert en zijn collega’s in contact met Inge Basteleur van Groninger Kerken, projectleider van de Schoolkerk. ‘Nu gaan we eens per twee maanden daarheen met een clubje vluchtelingen en vrijwilligers. Uit het kringgesprek en voorstelrondje komen soms mooie discussies. Dan volgt uitleg: Nederland heeft zo veel procent christenen, zo veel procent islamieten en zo veel procent ongelovigen. Veel deelnemers vinden dat laatste moeilijk te begrijpen.’

Speciale trap

Bert vindt deze bezoeken aan Garmerwolde een mooie toevoeging aan het aanbod van activiteiten van zijn stichting. Met name de openheid die Inge biedt, maar ook om over de trap te lopen en de verschillende religieuze feestdagen op eigentijdse wijze uitgebeeld te zien. Voor Ilias is het belangrijk te weten hoe je in Nederland met dingen omgaat. ‘Ik wil niet alleen op mijn kamer blijven zitten.

De kerk van Garmerwolde. In de toren is de expositie ‘Feest! In Oost en West’ ingericht. Foto Bureau Brauns.

Bezoek van vluchtelingen aan de kerk van Garmerwolde. Om privacyredenen zijn enkele gezichten onherkenbaar gemaakt. Foto archief Groninger Kerken.

‘Het is belangrijk dat je respect voor alle mensen hebt en niet bang bent voor andere geloven.’

Het is belangrijk dat je respect voor alle mensen hebt en niet bang bent voor andere geloven.’

Andere kijk

Heeft het vluchtelingenwerk Berts blik op de wereld veranderd? ‘Je hoort het allemaal van afstand en iedereen heeft een oordeel, ik ook. Dat is veranderd nu ik zelf contact met ze heb. Ik snap dat je niet iedereen kunt opvangen, maar als je je verdiept in de individuele verhalen, krijg je er wel een andere kijk op. De eerste keer naar Zoutkamp was heel spannend. Wat kun je überhaupt verwachten. We kregen contact met Zhara, een Afghaanse die nu ook in ons bestuur zit.’

En hoe is het voor Ilias om na veertig jaar in Syrië te hebben gewoond naar een ander land te moeten? ‘Moeilijk. Het is een nieuw leven. Voor mij zijn de activiteiten belangrijk. We delen de keuken en douche met andere families en je kunt niet altijd met iedereen goed opschieten. Maar veiligheid is het belangrijkst.’

Nederlands elftal

Wat hem in Nederland het meest verbaast, is dat elk klein dorp gemeentelijke voorzieningen heeft. Schalkhaar, Biddinghuizen, overal zijn markten, alles is bestraat en er is elektriciteit. En de vriendelijkheid van de mensen. Hij koos voor

Bezoekers kunnen hun indrukken achterlaten op reactiekaartjes. Foto Inge Basteleur.

Nederland vanwege de goede naam en het Nederlands elftal.

De onzekerheid of hij hier kan blijven is dan ook moeilijk.

‘Misschien moet ik na drie jaar hier terug naar Syrië. Mijn zoon is nu zeven en hij is niet Arabisch. Ik hoop op andere regelgeving. Het is moeilijk om een jaar te wachten, zonder werk. De verdeling van vluchtelingen moet anders. Als ik me goed gedraag, moeten er voor mij andere regels gelden dan voor mensen die problemen veroorzaken. Ik probeer te werken, leer zelf de taal en help met vertalen.’

Ook Bert kan zich hierin vinden. ‘Ilias past zich aan, probeert te integreren. Maar je komt ook gezinnen tegen waarvan alleen de man naar Nederlandse les gaat. Die krijgen een status en gaan op zichzelf wonen en vervolgens zit de vrouw alleen thuis omdat ze geen

Nederlands spreekt, meestal ook geen Engels. Zij neemt dan niet deel aan de maatschappij. Wanneer je bereid bent om je aan te passen, moet je voorrang hebben. Dat merk je in die gesprekken in Garmerwolde ook, sommige mensen vinden het hier allemaal veel te vrij. Dan moet je hier niet blijven.’

Gastvrij

Ondanks alles is het glas van Ilias halfvol. ‘Het leven is niet altijd goed, maar ik probeer positief te zijn. Deze situatie is niet voor eeuwig.’ Bert begrijpt de weerstand die er is tegen grote groepen vluchtelingen in kleine gemeenten. ‘Maar op het moment dat er een beslissing is gevallen voor een centrum, dan is dat een feit. We stellen ons als stichting neutraal op. De samenwerking met het COA verloopt goed. Ons doel is het zo aangenaam mogelijk te maken voor de vluchtelingen in Winsum en dat ze worden opgenomen in de gemeenschap. Je krijgt er enorm veel dankbaarheid voor terug, en dat hoeft helemaal niet, maar je kunt bijna nergens komen of je wordt uitgenodigd om te blijven eten. De gastvrijheid is enorm met hun beperkte middelen. Omgaan met vluchtelingen is een verrijking voor jezelf.’

Verticaal museum

In de kerktoren van Garmerwolde is een verticale museumvleugel gebouwd, waar je kunt leren over christelijke en islamitische feesten. Aan de hand van een Arabische vertaling kunnen de vluchtelingen de verhalen meekrijgen. Soms zijn er ook vluchtelingen die een andere taal dan Arabisch spreken, bijvoorbeeld Italiaans. Via de spreekfunctie Google Translate kan er toch goed gecommuniceerd worden.

Over de auteur Tjitske Zuiderbaan (tekstjes@outlook. com) was tot haar pensionering in 2021 werkzaam op het bureau van Groninger Kerken. Ze schrijft regelmatig interviews en human interest-artikelen, onder meer voor Groninger Kerken en Terebinth; van dat laatste tijdschrift is ze ook redacteur.

Een Escher-achtige trap, een ontwerp van architect Marnix van der Scheer, leidt bezoekers langs feesten uit christendom en islam. Foto André de Molenaar.

De Groninger kerken van Anco Wigboldus

Gezicht op de hervormde kerk van Aduard met rechts de gereformeerde kerk, 1942, olieverf, 59 x 39 cm. Collectie J. Jeltema en R. Bijma, foto Janna Bathoorn.
Redmer Alma

Haast onopvallend is de eigen tijd aanwezig op het schilderij van de hervormde kerk van Aduard. De kenmerkende rood-oranje kleur van de oude Groninger baksteen springt meteen in het oog, maar subtiel onderdeel van de groene entourage zijn exotische tabaksplanten– links op de voorgrond. Het werk ontstond dan ook tijdens de oorlogsjaren, toen op eigen bodem volop tabak verbouwd werd nadat overzeese import onmogelijk was geworden. Rechtsboven draagt het werk de signatuur van de vervaardiger, ‘A. Wigboldus’. Deze steeds meer, maar onterecht, vergeten schilder staat centraal in deze bijdrage.

De naam van Anco Wigboldus (1900-1983) heeft bij de Groningers van gevorderde leeftijd nog altijd een bekende klank. Bij de meesten van hen roept de naam beelden op van vogelvluchttekeningen van achttiende-eeuwse borgen. Dat is vooral te danken aan de tekeningen voor een kalender van het Nieuwsblad van het Noorden die Wigboldus in 1938 vervaardigde op verzoek van de eigenaar Ruurt Hazewinkel. De tekeningen werden sindsdien veelvuldig gedrukt en gebruikt. Een belangrijk deel van zijn oeuvre bestaat uit verbeeldingen van borgen en kastelen in Nederland en Duitsland, maar zijn onderwerpkeuze was veel breder. Minder bekend is dat hij ook verschillende Groninger kerken vereeuwigde. Bij niet-Groningers en de jongere inwoners van de provincie doet Wigboldus’ naam echter zelden een belletje rinkelen. In openbare kunstcollecties in onze provincie is hij weinig vertegenwoordigd. Het Groninger Museum heeft schandalig genoeg nul werken van zijn hand in zijn collectie. Dat is opvallend voor een Groninger kunstenaar en gewaardeerd lid van De Ploeg die dankzij de herkenbaarheid van zijn vogelvluchttekeningen iconisch genoemd mag worden. Veel werken met Groninger onderwerpen zijn verspreid in particulier bezit. Een overzicht van zijn oeuvre is nog niet samengesteld.

Verkeerd tijdsgewricht Wigboldus had de pech in een verkeerd tijdsgewricht geleefd te hebben. Tijdens zijn leven genoot hij een zekere bekendheid, maar daarna raakte hij grotendeels in vergetelheid. Zelfs een eigen Wikipedia-pagina moet hij op dit moment nog ontberen! Tijdens het laatst van zijn leven was de belangstelling voor hem van de volgende generatie kunsthistorici gering. Hij was een gerespecteerd lid van De Ploeg, maar ook zijn expressionistische collega-schilders hadden moeite zijn werk op waarde te schatten. Mede-Ploeglid Johan Dijkstra schreef in 1946 in een recensie:

‘Met schilderkunst heeft dit alles weinig uit te staan, wel met oudheidkunde of architectuur. (...) We hopen dat deze kunstenaar, die ontegenzeggelijk gaven bezit, eens meer dan nu de verschijnselen der zichtbare werkelijkheid aanvaardt: deze gaf in alle phasen van onze kunst, oude zoowel als nieuwe, den vasten grond waarin onze Nederlandsche schilderkunst lag verankerd’.1

Die recensie van Dijkstra is typerend voor de reacties op veel van zijn werk: aan de ene kant wordt hem verweten dat hij te veel documenteert, aan de andere kant zou hij juist zijn onderwerpen te veel zijn eigen

Zelfportret van Anco Wigboldus, ca. 1930, voorheen collectie F.J. Aardema, Zuidhorn.

‘De kerk en het huis Luinga te Bierum’, 1937. Reproductie afkomstig uit een kalender uit 1938, uitgegeven door het Nieuwsblad van het Noorden Collectie Groninger Archieven.

ideaalbeeld aanpassen. Het was nu eenmaal een tijd waarin een realistische stijl niet werd gewaardeerd. Gelukkig zijn recensenten en publiek tegenwoordig beter in staat om de kunst achter een realistisch schilderij te onderscheiden, zoals blijkt uit de waardering voor het werk van Henk Helmantel. Wellicht is het moment gekomen om de vergeten kunstenaar Anco Wigboldus opnieuw op waarde te schatten.

Artistieke erfenis

Van de zijde van Groninger instellingen was na de dood van Wigboldus in 1983 weinig belangstelling. Zijn artistieke erfenis, bestaande uit schetsboeken, correspondentie en foto’s van zijn oeuvre, is uiteindelijk overgedragen aan het kasteel Hundisburg in Saksen-Anhalt, eigendom van de stad Haldensleben. In Nederland berust een deel van zijn collectie werken in kasteel Huis Bergh te ’s-Heerenberg. Die exotische plaatsen voor een oer-Groninger kunstenaar zijn te danken aan de jarenlange vriendschappen die hij onderhield met de kunsthistoricus Udo von Alvensleben respectievelijk Jan Herman van Heek. Met name de vriendschap met Von Alvensleben, die hij in 1930 in Antwerpen had leren kennen, leverde hem tientallen

jaren – onderbroken door de oorlog – opdrachten op. 2 Omdat Von Alvensleben gehuwd was met Elma zu Inn- und Knyphausen van het Oost-Friese Lütetsburg, maakt Wigboldus verschillende tekeningen van die borg, die tegenwoordig in Museum Borg Nienoord te zien zijn. Voor Von Alvenslebens publicaties over Duitse kastelen vervaardigde Wigboldus een stroom van tekeningen, die hem bekendheid onder liefhebbers van kastelen bij onze oosterburen opleverde. 3

Cultuurmonumenten

Wigboldus is vooral bekend geworden door zijn vogelvluchttekeningen, zoals die met name in de achttiende eeuw populair waren. Net als zijn voorgangers op dat terrein maakte hij die dramatische perspectieven in een tijd dat vliegtuigen en drones nog niet bestonden, maar enkel door zijn verbeelding en zijn gave om zelf het hoge perspectief in te nemen. In zijn jeugd, zoals hij zelf zei, was het nog zo dat kastelen niet hoog genoeg waren en eigenlijk in de hemel moesten eindigen.4 Maar Anco Wigboldus was veel veelzijdiger dan alleen een historische portrettist van borgen en kastelen. Hij tekende, schilderde, etste en boetseerde een keur van onderwerpen, waaronder Groninger kerken.

‘Kaart van de provincie Groningen’, 1940-1941. In de kaartrand staan de wapens van alle toenmalige Groninger gemeenten. Collectie Rabobank.

Een getuigenis daarvan, een kaart van de provincie Groningen waarop de kerken in miniatuur zijn weergegeven, in de stijl van de bekende Coenderskaart en Beckeringhkaart, kwam onlangs tevoorschijn in de collectie van de Rabobank te Zuidhorn, die haar in 1970 had verworven. Wigboldus tekende de kaart in de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog, toen de dreiging van een mogelijke oorlog alom gevoeld werd. ‘Wellicht daarom’, zo schrijft hij zelf, ‘ontstond deze kaart van onze provincie met daarop de cultuurmonumenten aangebracht, als het ware om ze op papier te beschermen tegen mogelijke op komst zijnde gevaren. (...) Deels bewust, deels onbewust heb ik door dit werk deze gebouwen willen vereeuwigen voor het geval het oorlogsgeweld ze zou vernietigen’. 5 De vrees was natuurlijk niet ongegrond, maar gelukkig is de schade ten gevolge van oorlogsgeweld voor de afgebeelde Groninger kerken beperkt gebleven, uitgezonderd die in de noordoosthoek van de provincie. 6 Van de kerk van Holwierde, die in april 1945 bij gevechtshandelingen zwaar beschadigd werd, maakte Wigboldus een tekening, net als van die van Krewerd.7 Overigens had de Groninger kerkenkaart nog een staartje. In opdracht van M.D. Ozinga, die de Groninger kaart gezien had, maakte Wigboldus een vergelijkbare kaart van de provincie Friesland, weer met miniatuurweergaven van de belangrijkste kerken, maar nu omlijst in de stijl van Coenders en Beckeringh met 26 adellijke huizen. 8

Gezicht op de Nicolaikerk in Appingedam, 1938, gemengde techniek, 55 x 44 cm. Collectie J. Jeltema en R. Bijma, foto Janna Bathoorn.
Gezicht op de Akerk, 1940, potlood, 67 x 50 cm. Collectie J. Jeltema en R. Bijma, foto Janna Bathoorn.
Gezicht over de Turfsingel op de Martinikerk, 1935, potlood, 43 x 50 cm.
Collectie J. Jeltema en R. Bijma, foto Janna Bathoorn.
‘Hij was al jong ontvankelijk voor indrukken die bezwangerd waren met historie en romantiek.’
Wigboldus zocht de grenzen van het katholicisme op voor deze verbeelding van het Ave Maria voor de hervormde kerk te Zuidhorn. Foto Janna Bathoorn.

Illustratie bij het leven van Beatrijs van Nazareth in Ernest Vander Hallen, Begenadigden (1925).

Hang naar het verleden Wigboldus werd in 1900 in de ouderlijke boerderij in Emmerwolde onder Ten Boer geboren. Zijn doopnaam Anko wijzigde hij zelf later in het meer historisch aandoende Anco. Het is tekenend voor de hang naar het verleden die veel van zijn werk kenmerkt, maar ook voor de bereidheid om de historische werkelijkheid aan zijn eigen gevoel voor esthetiek of die van zijn opdrachtgevers aan te passen. Hij was al jong ontvankelijk voor indrukken die bezwangerd waren met historie en romantiek. De tegels in de gangen van het grote huis te Emmerwolde van zijn grootvader Groeneveld kwamen uit het huis Bijma te Faan, de borg van de Rudolf de Mepsche, berucht vanwege de sodomieprocessen in 1731. Bij de boerderij stonden daarnaast twee beelden van de in 1897 gesloopte borg Lellens. Zelf kon hij zich beroemen op zijn afstamming uit een eerbiedwaardig landbouwersgeslacht, teruggaande op de predikant Wigboldus Homeri, die

in 1619 de synode van Dordrecht bijwoonde. De naam Wigboldus verbond hem in zijn beleving ook met de gelijknamige dertiende-eeuwse abt van Aduard.

In 1915 verhuisde het gezin naar Zuidhorn en betrok daar de statige villa Arnichem. Na een jaar Willem Lodewijkgymnasium in Groningen vervolgde hij zijn opleiding ver van huis in het Christelijk Jongensinternaat te Zetten en later te Zeist. Tijdens een kampeerverblijf op het landgoed Eerde bij Ommen maakt hij in 1917 kennis met baron Philip Dirk van Pallandt, vooral bekend als theosoof en als de man die zijn landgoed enige jaren later schonk aan de Orde van de Ster in het Oosten onder leiderschap van Krishnamurti. Het is Wigboldus’ eerste kennismaking met adel en een kasteel en het maakt op hem grote indruk. Ook voor de mystieke kant van Van Pallandt was hij gevoelig. Daarnaast gaf de vriendschap met de baron hem toegang tot andere adellijke huizen.

Rooms-katholiek leven

In 1918 keerde hij kort terug naar Groningen, waar hij tot de Academie Minerva werd toegelaten, en daarna vervolgde hij zijn opleiding in Den Haag en vanaf 1921 in Antwerpen. In Antwerpen bekwaamde hij zich verder in de stijl van het romantisch classicisme, een stijl die toen al sterk op zijn retour was. Zo koos hij al vroeg zijn eigen weg die het meest met zijn visie overeenkwam, al roeide hij tegen de tijdgeest in. Op de gereformeerde jongeling maakte het ‘geestelijk voornaam rooms-katholiek leven’, zoals hij dat ervoer, diepe indruk. Uit zijn tijd in Antwerpen stamt een aantal tekeningen die zijn indrukken van het rooms-katholieke leven weerspiegelen. Zijn vormentaal sloot op sommige tekeningen nauw aan op een stijl die in Nederland vooral bekend is door Jan Toorop. Zo illustreerde hij in 1925 een boekje met levensbeschrijvingen van enkele heilige vrouwen.9 In 1929 sloot hij zijn studie in Antwerpen af en reisde een aantal maanden door Italië, geheel in de stijl van kunstenaars in eerdere eeuwen voor wie de Grand Tour en de kennismaking met de klassieken de bekroning van hun opleiding vormde. Na terugkomst keerde hij terug naar Zuidhorn waar hij tot zijn dood zou blijven wonen.

Het is dan ook niet verwonderlijk dat de provincie Groningen in zijn werken ruim vertegenwoordigd is. Ook veel van zijn werk weerspiegelt de hang naar het katholicisme, al is hij toch altijd protestants gebleven; het katholieke geloof in de transsubstantiatie, de verandering van brood en wijn in het vlees en bloed van Christus, was hem een brug te ver. Wel zegde hij in 1944 het gereformeerde geloof vaarwel uit onvrede met de kerkscheuring in dat jaar en ging hij over naar de hervormde kerk. Hij tekende het interieur van zijn kerk in Zuidhorn en voor die kerk maakte hij een prent geïnspireerd door het Ave Maria en een schilderij van het Laatste Avondmaal. Beide prenten zijn opvallende gasten in een protestants kerkgebouw en geven aan hoe hij bij godsdienstige thema’s de grenzen van het nog toelaatbare katholicisme opzocht. Mede vanwege de vriendschap met dominee Smits van Aduard vereeuwigde hij ook meermaals die kerk, de voormalige ziekenzaal van het middeleeuwse klooster.10 Volledigheidshalve mag ook niet onvermeld blijven dat in zijn prenten van de stad Groningen de Martinikerk en de andere kerken altijd prominent figureerden en de hemel het dichtst benaderden.

Het Laatste Avondmaal, vervaardigd voor de hervormde kerk van Zuidhorn. Foto Janna Bathoorn.

Interieur van de hervormde kerk Zuidhorn, aquarel, 67

49 cm. Het werk is vervaardigd als afscheidsgeschenk voor predikant J.J.H. Bange bij diens emeritaat in 1946. Foto

x
Janna Bathoorn.
Interieur van de hervormde kerk te Zuidhorn, 1946, olie, 72 x 52 cm. Foto Janna Bathoorn.

Gezicht op de hervormde kerk van Aduard, 1955, aquarel/pen, 65 x 49. Collectie J. Jeltema en R. Bijma, foto Janna Bathoorn.

Verstilde wijze Veel van Wigboldus’ tekeningen van Groninger kerken ontstonden in en rond de Tweede Wereldoorlog. Juist in die periode was de dreiging van de teloorgang van het verleden actueel. Het oorlogsgeweld, maar ook de veronachtzaming van de historische waarde van gebouwen in tijden van ‘vooruitgang’ gaven hem reden tot verontrusting. Hij toont de gebouwen op een verstilde wijze, bevroren in de tijd. In het algemeen ontbreken mensen op zijn schilderijen en tekeningen van gebouwen. ‘In 1941 had het leven iets aangenomen van de romantiek. Er waren bijna geen auto’s op de weg; ze waren alle gevorderd door de bezettende macht (...). Men vergat iets van het haastige en jachtige en nam weer de tijd alles in rust te bezien.’ 11 Een tekenende observatie voor iemand die zijn leven lang zijn poëtische versie van de werkelijkheid verkoos boven de donkere zijden van het bestaan.12

Over de auteur Redmer Alma (mail@redmeralma.nl) studeerde wiskunde en geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen, is archivaris van Landgoed Twickel en bereidt een proefschrift voor over de Ommelander adel in de late middeleeuwen.

Noten

1 Nieuwsblad van het Noorden (8 maart 1946).

2 H. Blanke (red.), Ein brüderliches Alliance-Œuvre. Beiträge zur Gartenkunst, Geschichte und Denkmalpflege im Werk von Udo von Alvensleben und Anco Wigboldus (Hundisburg 2004); A. Wigboldus, Burgen, Schlösser und Gärten (Marksburg 1974).

3 ‘Anco Wigboldus (8.3.1900-18.1.1983). Ein niederländischer Meister der Darstellung von Burgen und Schlössern’, Burgen und Schlösser 25 (1984) 73-92.

4 H. de Jong en H. van Veen, ‘“Wakker in de wereld is beter dan de droom van het klooster.” Interview met Anco Wigboldus’, Groniek (1975) nr. 37, 4-10.

5 A. Wigboldus, Getekende ontmoetingen (Zutphen 1981) 12.

6 Zie ook de bijdrage van Kees van der Ploeg in deze aflevering van Groninger Kerken

7 Kerk Holwierde: Expositie Anco Wigboldus 1900-1983 van 11 maart-14 april Gemeentehuis Zuidhorn ([Zuidhorn 2000]).

cat.nr. 52, destijds eigendom van F.J. Bakker te Bierum; Kerk Krewerd: Wigboldus, Getekende ontmoetingen (noot 5) 32, toen in bezit van de Borg Verhildersum.

8 Wigboldus, Getekende ontmoetingen (noot 5) 38-39.

9 E. Vander Hallen, Begenadigden (Antwerpen 1925).

10 Naast de bij dit artikel afgebeelde tekeningen en schilderijen, zie: Wigboldus, Getekende ontmoetingen (noot 5) 32-34.

11 A. Wigboldus, Huizen en parken die ik tekende (Assen 1961) 20.

12 R. Bijma, Van Emmerwolde naar Zonnewende; een verkenning van Anco Wigboldus’ wereld, lezing voor de Historische Kring Zuidhorn, 24 april 2018.

Met dank aan
Rienk Bijma (Groningen), Rieks Aardema (Zuidhorn), Harald Blanke (Schloss Hundisburg) en Frank Jansen (Huis Bergh).

Groninger Kerken

Jaargang 42, aflevering 1 – Maart 2025

Het tijdschrift Groninger Kerken is een uitgave van Groninger Kerken. Donateurs die jaarlijks minimaal €25 bijdragen, ontvangen het tijdschrift vier keer per jaar. Wilt u ook donateur worden? Neem dan contact met ons op of kijk op onze website voor meer informatie.

Kernredactie

drs. R.H. Alma

drs. I. Basteleur

dr. C.P.J. van der Ploeg

drs. P. Wageman

C. Wilts

Eindredactie

drs. M. Hillenga

Redactieraad

prof.dr. S. Corbellini

drs. A. van Deijk

prof.dr. T.M. Eliëns

dr. A.J.M. Irving

dr. A.B. Mulder-Bakker

J.F. Oldenhuis

dr. S. van der Poel

dr. M. Schepers

A.-E. de Winter

EEMSDELTA

Grafisch ontwerp

Thansk

Drukwerk

MarneVeenstra, Groningen

Raad van toezicht

mr. R.A.M. Zwart, voorzitter

ir. P.E. Bekkering

dr. N.L. IJssennagger - van der Pluijm

dr. L.J.R. Scholtens

ing. R.K. Steenbergen MRE

Beschermheer van de stichting

mr. drs. F.J. Paas, Commissaris van de Koning in de provincie Groningen

Advertenties

Voor meer informatie en tarieven over adverteren in ons tijdschrift kunt u contact opnemen met het secretariaat van Groninger Kerken.

Contact- en redactieadres Groninger Kerken Coehoornsingel 14 9711 BS Groningen

050 – 312 35 69 info@groningerkerken.nl www.groningerkerken.nl

BRAILLE GESPROKEN

GROOTLETTER

DIGITAAL

De CBB zet de Bijbel en andere lectuur om in verschillende leesvormen (gesproken vorm, grootletter en braille). Zo kunt u blijven lezen, ook als het zicht minder wordt.

Bent of kent u iemand die niet goed kan lezen?

Kijk dan eens naar onze collectie op www.leesbutler.nl of vraag onze gratis catalogus aan via de klantenservice (klantenservice@cbb.nl / 0341 56 54 77).

131, 3850 AC Ermelo Paul Krugerweg 39, 3851 ZH

Adverteren in Groninger Kerken?

Neem contact op met het secretariaat van de Groninger Kerken via 050 312 3569 of info@groningerkerken.nl

Postbus

Schoonmaakbedrijf / Gevelonderhoud

De Stelling 5

9774 RB Adorp

Tel. (050) 306 12 79

mob. 06 22 42 31 61

info@schoonmaakbedrijfzeeman.nl www.schoonmaakbedrijfzeeman.nl

Voor kompleteschoonmaakservice!

O A.:

- SCHOLEN, KANTOREN ETC

- GLAZENWASSERIJ

- TAPIJTREINIGING

- KUNSTSTOF REINIGING

- BETONREPARATIE

- GEVELREINIGING

- NEVELSTRALEN

- GRAFFITI VERWIJDEREN

- IMPREGNEREN(MUREN)

- KUNSTSTOF VLOEREN

- GIETVLOEREN

- COATINGVLOEREN

- ANDERE VLOEREN OP AANVRAAG

www.holstein-restauratie.nl

Sebastiaankerk te Bierum

0595 492242

info @ deschreef.nl

www.deschreef.nl

handmatige belettering in natuursteen

advies bij en uitvoering van eigen ontwerp en ideeën

restauratiewerk

GEDENKSTENEN | EERSTE STENEN | GEVELSTENEN | RELIËFS | GRAFMONUMENTEN | NAAMBORDEN Al jaren vertrouwd partner van de SOGK vertrouw ons ook úw bouwwerk toe!

Schildersbedrijf W. Dijkema

Noorderstraat 5 9989 AA Warffum telefoon (0595) 42 22 67

Ook leveren wij professionele verven, dubbele beglazing, voorzetramen en alle bijkomende schildersmaterialen

De Schilder, de beste vriend van je huis

Adverteren in Groninger Kerken?

H. Pot bouwbedrijf (ver)bouwen met overleg

Onderhoud, verbouw, renovatie, nieuwbouw en alle materialen voor de doe-het-zelver vertrouw ons ook úw bouwwerk toe!

Neem contact op met het secretariaat van de Groninger Kerken via 050 312 3569 of info@groningerkerken.nl

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.