Tijdschrift GK | December 2024

Page 1


Groninger Kerken

December 2024

De orgels van Harkstede
Tombe Midwolde bedreigd
Verheven kerk Overschild
Twee nieuwe kerken
Binnenzijde: Graftombe in de kerk van Midwolde, in 1839 getekend door Jan Ensing. Collectie Groninger Archieven.
Voorzijde: Glas-in-loodraam in de kerk van Harkstede met alliantiewapen Piccardt-Rengers. Foto Peter de Kan.

Woord vooraf

Nergens anders dan in en rondom kerken zijn zoveel symbolen van de tijd te vinden. Daartoe hoort ook de zandloper, niet zelden voorzien van een vleugel van een vogel en van een vleermuis, want de tijd verstrijkt dag en nacht. Op het grafmonument in Midwolde heeft het instrument een prominente plek, in handen van de opdrachtgeefster Anna van Ewsum.

Een zandloper symboliseert niet alleen eindigheid, maar door zijn omkeerbaarheid ook een nieuw begin. Nu ook 2024 haast voorbij is, het jaar dat we ons elfde lustrum vierden, kunnen we terugkijken op hetgeen bereikt is én wat voor de toekomst in de steigers is gezet.

Aan het eind van het jaar wordt traditiegetrouw de balans opgemaakt. Ik het geval van Groninger Kerken is die in 2024 uitgebreid met twee kerken, die in Muntendam en Oldenzijl. De betekenis van deze gebouwen in het geheel van het bezit van de Stichting wordt verderop in deze aflevering toegelicht. Aan het eind van die bijdrage wordt ook ingegaan op de ongelukkige gang van zaken met de kerk van Woldendorp, waarover nogal wat donateurs hun ongerustheid hebben laten blijken.

Dit jaar is ook het bijzondere project rond het orgel van Schnitger-Eertman in de kerk van Harkstede grotendeels gerealiseerd. Wanneer de laatste hand eraan is gelegd in het komende jaar, zal aan de ingebruikneming van dit klinkende monument ruim aandacht worden besteed.

Vooruitlopend hierop schetst Hans Fidom, de bedenker van deze bijzondere restauratie, de gedachten die hem tot zijn voorstel hebben geleid en dat zowel bij de Stichting als de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in goede aarde is gevallen.

Het vierhonderdste geboortejaar van Rombout Verhulst, de beeldhouwer van het befaamde grafmonument in de kerk van Midwolde, was voor Victor Timmer reden aandacht te besteden aan de soms precaire geschiedenis van dit kerkgebouw. Hij maakt duidelijk dat hierdoor ook het voortbestaan van dit imponerende gedenkteken voor Anna van Ewsum en haar beide echtgenoten gevaar heeft gelopen.

Tjitske Zuiderbaan geeft in haar interview-rubriek het woord aan Daniël van Huizen van het bureau Restauratie Architectuur Holstein en aan onze eigen bouwkundige Jur Bekooy om de nu lopende restauratie van de negentiende-eeuwse kerk van Overschild toe te lichten. De ernstige aardbevingsschade die dit dorp als geheel heeft getroffen, heeft in het geval van de kerk geleid tot een heel bijzondere aanpak.

In deze aflevering staat een in meer dan één opzicht bijzondere column. Stadsdichter Esmé van den Boom heeft voor deze aflevering een gedicht geschreven waarbij zij nadrukkelijk buiten de grenzen van Groningen –stad en ommeland – kijkt. Vera Post heeft dit gedicht op geheel eigen wijze van een pakkende illustratie voorzien.

Namens de redactie wensen we u niet alleen veel leesplezier met deze laatste aflevering van dit jaar, maar ook de beste wensen voor het komende jaar. In 2025 is weer een keur aan activiteiten in en om onze kerken geprogrammeerd, waar hopelijk velen van u op af zullen komen.

Kees van der Ploeg voorzitter redactie
Patty Wageman directeur

Dit kwartaal in Groninger Kerken

Banken in de kerk van Harkstede. Foto Peter de Kan.

Pagina 6

De orgels Harkstedevan

Pagina 18

Pagina 29

La forêt

Pagina 32

Twee nieuwe kerken en een geval van moedwil en misverstand

Pagina 40

Verheven kerk

De orgels van Harkstede

Schnitger en Eertman

delen Piccardts studio

Hans Fidom
1. De westgevel van de kerk van Harkstede, met boven de deur het alliantiewapen Piccardt-Rengers. Foto Peter de Kan
‘Uitbreiden, bijstellen, verscherpen’

Groninger Kerken werkt intensief aan de twee orgels van de dorpskerk in Harkstede. Het doel is ze weer te laten klinken zoals ze oorspronkelijk deden, zodat ze ons inzicht in hoe er vroeger werd gemusiceerd en geluisterd kunnen uitbreiden, bijstellen, verscherpen. Juist in Harkstede past dat: aan de kerk wordt een museale functie toegevoegd, ‘waarvan het kerkgebouw zelf en stichter Henric Piccardt de hoofdingrediënten vormen’, aldus het projectplan. De auteur van deze bijdrage, houder van de leerstoel Orgelkunde aan de Vrije Universiteit, is nauw betrokken bij de uitvoering en doet hiervan verslag.

Henric Piccardt

Henric Piccardt was, zo liet hij in grote letters op een van de muren van de Harksteder kerk schrijven, ‘heer van Slochteren Colham Foxham Half-Schilwolde en beyde Harcksteden in der tydt overste schepper van Colham president van het Woltzylvest curator academiae van Stadt en Lande raet en syndicus der Ommelanden tusschen de Emse en de Lauwers.’ Zijn daadkracht deed niet onder voor zijn ijdelheid: meteen nadat hij in 1690 collator was geworden van dekerk in Harkstede, waar hij de borg Klein Martijn bewoonde, liet hij het gebouw vervangen. Het resultaat is de kerk in gotische vormen die er vandaag nog altijd staat, met als typische Piccardt-bijzonderheden de forse grafkelder en, op de verdieping in het noordertransept, zijn studievertrek –de plaats waar de hierboven geciteerde tekst op de muur staat, als begin van een samenvatting van de bouwgeschiedenis van de kerk.1 De spitsboogvormige opening tussen het studievertrek en het schip van de kerk liet hij vullen met een nieuw orgel, gebouwd door niemand minder dan Arp Schnitger. Het instrument kreeg het klavier aan de studeerkamerkant, compleet met een handig pompsysteem, zodat Piccardt geen hulp van een balgentreder nodig had als hij erop wilde spelen. Het andere orgel in de Harksteder kerk is het instrument dat Marten Eertman er in 1908 plaatste. Tot voor kort werd wat Eertman in 1908 deed gezien als een verbouwing van het Schnitger-orgel, maar inmiddels is duidelijk dat dat te veel eer is: Eertman sloopte binnenwerk, klavier en achterwand van het Schnitger-orgel en gooide alles weg. Alleen het pijpwerk gebruikte hij opnieuw, en wel in een compleet nieuw orgel dat hij dwars achter Schnitgers orgelkast zette. Daar weer achter monteerde hij een grote balg, zodat de ruimte compleet was gevuld. Eertmans ingreep was daarmee niet alleen de nekslag voor het Schnitger-orgel maar ook voor Piccardts studievertrek.

↑ 2. Portret van Henric Piccardt, geschilderd door Johan Starrenburg, 1675. Collectie Gerrit van Houten Stichting.

↖ 3. Henric Piccardt en zijn echtgenote Anna Elisabeth Rengers zijn bijgezet in de (bovengrondse) grafkelder van de kerk. Tussen hen in staat het kistje met het gebalsemde lichaam van Johanna Hendrika Piccardt, een afstammeling van een broer van Henric. Foto Peter de Kan.

→ 4. Het interieur gezien naar het westen. Foto Peter de Kan

zoals aangetroffen in het Eertmanorgel: het heeft de ruim driehonderd jaar dat het bestaat niet ongeschonden overleefd. Foto Hans Fidom.

Terug in de tijd?

Het plan dat Groninger Kerken met de orgels van Harkstede heeft, is ambitieus. Het is strikt genomen zelfs onhaalbaar, zeker wat het Schnitger-orgel betreft: we weten eenvoudigweg niet hoe het instrument ooit klonk (we waren er immers niet bij), terwijl we wél weten dat minieme veranderingen aan pijpen al tot substantiële klankveranderingen kunnen leiden. Omdat de pijpen van het Schnitger-orgel hun drie eeuwen lange leven bepaald niet ongeschonden zijn doorgekomen, is het evident dat we de oorspronkelijke klank ervan niet kunnen herstellen.

Dat we het toch proberen, is omdat er geen andere routes zijn die ons zó dicht bij de manieren van musiceren en luisteren in Piccardts tijd kunnen brengen. Uiteraard betrachten we, dit alles bedenkend, uiterste zorgvuldigheid. Zo beseffen we dat de kostbare informatie waarvan de Schnitger-pijpen de dragers zijn intact moet blijven, en dat dat niet zal lukken als we ze in de vorm dwingen die ze naar ons inzicht oorspronkelijk hadden. We hebben daarom besloten precies dat niet te doen, en alle pijpen voor het Schnitger-orgel nieuw te maken. Het originele pijpwerk wordt alleen waar dat werkelijk nodig is gerepareerd en blijft waar het is, in het Eertman-orgel: als klankbron en als studiemateriaal. Het Schnitger-orgel wordt dus compleet nieuw, en paradoxaal genoeg precies daarom origineler dan het ooit had kunnen worden met zijn eigen pijpen: de nieuwe pijpen kunnen we immers wél zo nauwkeurig mogelijk de vorm geven die ze volgens onze kennis moeten hebben.

Nieuwsgierig

Wat zal het orgel ons dus straks, al is het dan ‘slechts’ in de best mogelijke versie die we ervan kunnen creëren, leren als het zich zonder motor (we zullen net als Piccardt zelf moeten pompen), zonder toetsen voor Cis, Dis, Fis en Gis in het onderste octaaf (wat de oriëntatie voor de organist uitdagend maakt), en zonder pedaalklavier presenteert? En dan nog wel mét een middentoonstemming, dus gestemd met zoveel mogelijk zuivere tertsen en een behoorlijk wrang klinkende ‘wolfskwint’? Want zo leverde Arp Schnitger het op. Piccardt was er blij mee, ook op de langere termijn – anders had hij vast niet nóg een exemplaar bij Schnitger besteld, in 1702, voor de borg Klein Martijn.

Wat ons extra nieuwsgierig maakt, is wat we al wél weten over de ‘orgelmusiceercultuur’ van toen. Met name dat bladmuziek destijds een heel andere rol speelde dan vandaag. Andreas Werckmeister, gezaghebbend tijdgenoot van Schnitger, waarschuwt er in zijn boek Harmonologia Musica (1702) voor dat altijd maar muziek van anderen spelen de luisteraars op den duur verveelt. Een ‘rechtschapen organist’ wil juist ‘uit eigen kracht en inventie iets creëren’, steeds nieuw, steeds spannend. Niet dat Werckmeister het spelen van blad afwijst: ‘Ik ben positief over goede bladmuziek, want daaruit kun je leren hoe andere rechtschapen organisten musiceren.’ Dat kan volgens hem inspireren tot ‘verder nadenken’ en nieuwe ideeën.

Het mooie is dat musiceren zoals Werckmeister het beschrijft binnen ons bereik ligt. Ik was, eerlijk is eerlijk,

← 5. Het front van het Schnitger-orgel aan de noordwand van het schip. Achter het orgel bevindt zich het voormalige studievertrek van Henric Piccardt. Foto Peter de Kan.
↑ 6. Het Schnitger-pijpwerk

lange tijd van mening dat dat níet zo was, denkend dat eenentwintigste-eeuwse musici daarvoor te verschillend zijn van hun zeventiende- en achttiende-eeuwse voorgangers. Gelukkig weten we inmiddels dankzij organist Sietze de Vries en de musici die hij opleidt dat de werkelijkheid anders is. Sterker nog, hun musiceren doet ons Werckmeister – en allicht dus ook Piccardt –extra goed begrijpen: niet alleen ben je deel van een unieke situatie als het wordt toegepast (de muziek ontstaat ter plekke, en zal zich nooit meer opnieuw met dezelfde impact manifesteren), maar ook klinken orgels daarbij op hun best. Hun klankpalet wordt immers niet aan de muziek aangepast, zoals wanneer we van blad spelen; de muziek buit integendeel de sterke kanten van dat palet uit, en laat zo het instrument optimaal klinken. Het is bijzonder spannend te bedenken wat er kan gebeuren als bij zulk musiceren een compromisloos herbouwd Schnitger-orgel wordt gebruikt. Harkstede bezit straks als enige plaats ter wereld zo’n instrument!

Eertman

Het Schnitger-orgel mag straks dan een topstuk in de Harksteder kerk zijn, of zelfs in het orgelbezit van Groninger Kerken, het Eertman-orgel is niet minder belangrijk, al was het maar omdat het laat zien hoe rond 1900 met barokorgels werd omgegaan. Dat we het instrument eenzelfde serieuze, liefst even compromisloze aanpak gunden als het Schnitger-orgel stelde ons echter voor een probleem: zou het Eertman-orgel op zijn originele plaats blijven, dan zou herbouw van het Schnitger-orgel onmogelijk worden, laat staan het in ere herstellen van de studieruimte van Piccardt.

Schnitger-orgel

Eertman-orgel

De sleutel tot de oplossing vonden we toen we constateerden dat Eertman in 1908 half werk had geleverd. Het orgel dat hij plaatste, heeft in alle opzichten de structuur en de vorm van een orgel met zijkantbespeling. Een orgeltype dus waarvan normaliter een van de lange zijden zichtbaar is en daarom van een front voorzien. Er was in Harkstede ruimte om het inderdaad zo te plaatsen, maar dan was de klaviatuur en dus de organist buiten de kerkruimte beland – tenminste als je de ruimte niet wilde verbouwen. Blijkbaar wilde Eertman dat niet (of was daar geen geld voor): hij draaide daarom het orgel 90 graden. Het gevolg was dat het slechts via een van zijn korte zijden richting de kerk kon ‘spreken’, om het in orgelmakersjargon te zeggen. Eertman maakte aan die zijde weliswaar geen wand, maar blokkeerde de daardoor ontstane opening

Schnitger-orgel

Eertman-orgel

Schnitger-orgel

Trede voor de balg Kast met Schnitger-frontpijpwerk

Eertman-orgel

7. Tweemaal de plattegrond van het studievertrek van Piccardt. In de bovenste tekening is de aangetroffen situatie te zien: het Eertman-orgel vult samen met zijn balg de ruimte achter het Schnitger-orgel volledig. De tekening onder toont de inmiddels actuele situatie: de balg is verhuisd naar de zolder boven de studieruimte, het Eertman-orgel is een kwartslag gedraaid en staat tegen de noordmuur. Tussen beide orgels is zo voldoende ruimte ontstaan voor een studievertrek in Piccardts stijl. Tekeningen Hans Fidom.

Balg Motor
Ingang
Venster
Venster
Balg Motor
Ingang
Venster
Venster

Groninger Kerken en de Vrije Universiteit

Bij de werkzaamheden aan de orgels van de Dorpskerk in Harkstede is de leerstoel Orgelkunde aan de Vrije Universiteit Amsterdam als adviserende instantie betrokken. De plannen zijn in nauw overleg met Groninger Kerken ontworpen door Hans Fidom, houder van de leerstoel; vandaar dat in dit artikel regelmatig de eerste persoon meervoud (‘we’) is gebruikt. Ook begeleidt Fidom de uitvoering van de plannen. Het zeer gedetailleerde onderzoek naar het Schnitger-pijpwerk is onder supervisie van de VU gedaan door orgeladviseur Gerrit Hoving. Aan de intonatie van het orgel wordt een aparte studie gewijd; de VU zal de resultaten van zowel het pijpwerk- als het intonatieonderzoek publiceren. Ze zullen samen met de onderliggende gegevens in Piccardts studievertrek beschikbaar zijn.

niettemin met de grootste pijpen van het instrument. Gemakzucht (de grote pijpen hadden best ergens anders kunnen staan) won het zo van het optimaliseren van de in de gegeven omstandigheden toch al problematische klankuitstraling. Met alle respect voor de intenties van orgelmakers uit het verleden, maar we zagen geen enkele reden deze fout te herhalen –en wel de mogelijkheid het beter te doen. Het resultaat is dat het Eertman-orgel alsnog een orgel met zijkantbespeling is geworden. Het staat voortaan ‘met zijn rug’ tegen de achtermuur van Piccardts studievertrek, en met zijn andere lange zijde richting de kerkruimte. De deuren aan deze nieuwe voorzijde kunnen geheel open, zodat het orgel voluit de kerk in kan spreken. Voor wie vreest dat het Schnitger-orgel de klankuitstraling in de weg staat: dat kan aan de achterzijde geheel geopend worden, zodat optimale klankdoorgang ontstaat. Wie daarentegen Eertmans artistieke opvattingen wil onderzoeken, kan alle deuren gesloten houden en het instrument alsnog laten klinken zoals Eertman het opleverde. Temeer daar het verder geheel, als gezegd inclusief de Schnitger-pijpen, blijft zoals het was, en de pijpen die Eertman nieuw bestelde nog in prima staat verkeren.

De dispositie omvat negen registers: Bourdon 16’, Prestant 8’, Aeoline 8’, Holpijp 8’, Octaaf 4’, Fluit 4’, Quint 3’, Mixtuur III en Woudfluit 2’.

De windvoorziening van het orgel kon compleet met ventilator naar de zolder boven het orgel verhuizen; het windkanaal is daardoor iets langer geworden. De motor is bewaard gebleven en kan worden gebruikt; maar net als in 1908 kan er ook zonder motor worden gespeeld – kwestie van een balgentreder naar boven sturen. Hoe het draaien en verplaatsen van het Eertman-orgel herstel van Piccardts studieruimte mogelijk maakt, laat afbeelding 7 zien.

Schnitger

De geschiedenis van het Schnitger-orgel in Harkstede is voor het overige een van de eenvoudigste die er zijn. Pas een eeuw na zijn bouw was het aan onderhoud toe; dat werd in 1794 uitgevoerd door Dirk Lohman. Hij verwijderde bij die gelegenheid de voor Piccardt zo praktische windvoorziening uit de onderkast, en plaatste buiten het instrument twee keilbalgen. De vrijgekomen ruimte in de onderkast gebruikte hij voor een wellenbord, zodat hij een aangehangen pedaalklavier aan het instrument kon toevoegen.

8a-b. De nieuwe achterzijde van het Schnitger-orgel, met gesloten en geopende luiken. Foto Peter de Kan.

In 1835 noteede Dirks kleinzoon Gerhard Wilhelm Lohman de dispositie van het instrument: een Prestant 4’ in het front, als basisregister in het orgel een Holpijp 8’, verder een Quint 3’ en twee 2’-registers (Octaaf en Woudfluit), een Mixtuur met op de laagste toetsen drie koren en verderop vier, en een 8’ tongwerk: een Regaal.

In de dispositieverzameling van Broekhuyzen staat ook een dispositie van het orgel. 2 Daarin heet de Mixtuur ‘Scherp’, maar ook meent de samensteller dat het orgel een Fluit 4’ bezit. Dit is onjuist: had Eertman een Fluit 4’ in het orgel aangetroffen dan had hij die wel gebruikt voor zijn nieuwe instrument. Hij bestelde daarentegen een nieuwe viervoets fluit. Overigens hadden ook de orgels die Schnitger in 1695 en 1698 in respectievelijk Middelstum en Pieterburen bouwde geen Fluit 4’.

Aanvankelijk was de hoop dat Schnitgers frontpijpwerk nog goed genoeg zou zijn om opnieuw te gebruiken. De wanddikte bleek echter zo dun (vermoedelijk is het daarom ooit met verf bestreken) dat besloten is deze pijpen, net als de andere Schnitger-pijpen, buiten het Schnitger-orgel in de studieruimte toegankelijk te maken. Voor de frontpijpen wordt daartoe een nieuwe, goed afsluitbare kast gebouwd.

Het voorbeeld voor de windvoorziening van het Schnitger-orgel troffen we aan op Tenerife, in het orgeltje dat Joachim Richborn in de jaren tachtig van de zeventiende eeuw leverde aan het Catalina-klooster in het stadje La Laguna. Richborn woonde en werkte in Hamburg; zijn zoon Otto Diedrich was van 1697 tot 1700 gezel bij Schnitger. Otto Diedrich bouwde in 1723

eveneens een orgeltje op Tenerife, in de S. Juankerk in Oratava. Ook dat instrument bestaat nog integraal; het heeft precies dezelfde windvoorziening als het orgeltje van zijn vader in La Laguna.

Stand van zaken

De restauratie van het Eertman-orgel wordt uitgevoerd door Orgelmakerij Bakker & Timmenga in Leeuwarden. Het is het laatste project van dit bedrijf; Orgelmakerij Reil heeft de firma eind 2023 overgenomen. De herbouw van het Schnitger-orgel, behalve van de pijpen, is in opdracht gegeven aan de firma Edskes Orgelbau in het Zwitserse Knonau. Edskes overleed in 2022; zijn werknemer Andreas Bösch voert het werk in Harkstede uit. Het pijpwerk wordt gemaakt door de firma Reil, die ook de intonatie zal verzorgen.

Op het moment dat ik dit schrijf is het Eertman-orgel al gerestaureerd en verplaatst, op de Schnitger-pijpen na, en is het Schnitger-orgel vrijwel klaar. Besloten is dat de kast de sporen van de restauratie zal blijven tonen: een en ander wordt slechts terughoudend opgepoetst, gerepareerd en bijgekleurd.

De firma Reil heeft het metaal voor het nieuwe pijpwerk in januari 2023 in de vorm van dunne platen op een strak opgemaakt bed van zand gegoten. De platen zijn met de hand tot de juiste dikte geschaafd; daaruit zijn ‘tweelingzusjes’ van alle Schnitger-pijpen gemaakt, alsook de pijpen waarvoor geen originele voorbeelden meer zijn. Daarna zullen de Schnitger-pijpen worden gerepareerd en in het Eertman-orgel geplaatst. Eind april 2024 begon de intonatie van beide instrumenten.

Vooruitblik

Langzamerhand wordt het nu dan ook tijd voor het vinden van antwoorden op de vraag hoe Piccardts studieruimte het best kan worden ingericht. Er moet in ieder geval gelegenheid zijn om kleine groepen (van basisschoolklassen tot experts) te kunnen ontvangen, ze in de orgels en de frontpijpenkast te laten kijken, te laten luisteren, musiceren en over restauratie-ethiek filosoferen. Het laatste uiteraard met betrekking tot de orgels in Harkstede, maar zeker ook in het algemeen: hoe gaan we in de toekomst met kerken als deze om? Hoe koppelen we wat we er kunnen zien aan wat we er kunnen horen, er kunnen ruiken? Op die manier kan de kerk van Harkstede een ervaring bieden die meer dan alleen ons visuele zintuig aanspreekt, ons zo tot verder nadenken aanzet, en ons via die route de verhalen van onze prachtige oude Groninger kerken (nog) beter doet begrijpen.

Over de auteur Hans Fidom is hoogleraar Orgelkunde aan de Vrije Universiteit Amsterdam en leidt het Research Program van het Orgelpark, ook in Amsterdam. Hij studeerde in 1993 af aan de RUG, en promoveerde in 2002 aan de VU. In zijn werk staat de vraag centraal hoe het orgel als instrument van de 21ste eeuw kan worden gepositioneerd. Eén van de antwoorden is werken met de beste klankconcepten die het verleden ons aanreikt, een ander om daarbij de mogelijkheden van digitale technologie te verkennen.

1 Over de bouwgeschiedenis van de kerk: Kees van der Ploeg, ‘Harkstede: een kerk als gedenkteken’, Groninger Kerken 33 (2016) 81-90.

2 De Amsterdamse makelaar George Hendricus Broekhuyzen sr. (1793-1866) legde tussen 1850 en 1862 een uitgebreide verzameling aan van de disposities van ongeveer vijftienhonderd orgels in Nederland. Deze is pas eind vorige eeuw gepubliceerd: A.J. Gierveld (ed.), Orgelbeschrijvingen door George Hendricus Broekhuyzen Senior (handschrift ca. 1850-1862) (Amsterdam 1986).

9. Detail: het rechterbakstuk van het klavier van het ‘nieuwe oude’ Schnitger-orgel en een deel van de ‘tractuur’ (de mechanische verbindingen tussen toetsen en pijpen), gemaakt door Andreas Bösch. Foto Hans Fidom

10. Het studievertrek van Piccardt tijdens de werkzaamheden: op de voorgrond het herplaatste orgel van Eertman. Foto Peter de Kan.

Het Midwolder grafmonument in onzekere tijden

Dit jaar is het vierhonderd jaar geleden dat de beeldhouwer Rombout Verhulst (1624-1698) geboren werd. Hij is de ontwerper en maker van de beroemde graftombe uit 1669 in de kerk van Midwolde.

Dit herdenkingsjaar vormt een goede aanleiding nog eens nader in te gaan op een wat minder bekende periode uit de geschiedenis van dit monument.

Het wel en wee daarvan is niet los te zien van de wederwaardigheden van het gebouw zelf. Niet alleen de bouwkundige staat van de kerk in de negentiende eeuw, maar ook de locale kerkelijke en maatschappelijke verhoudingen speelden een rol bij de moeizame instandhouding van de tombe.

1. Detail van het grafmonument in de kerk van Midwolde, vervaardigd door Rombout Verhulst in opdracht van

Anna van Ewsum. Foto Arjan Bronkhorst.

Het kerkgebouw

Tot nu toe is de de kerk van Midwolde veelal gedateerd op het eind van de twaalfde eeuw, dat wil zeggen wat betreft het schip en het onderste gedeelte van de toren. Of in deze oudste fase van de bouwgeschiedenis een stenen gewelf aanwezig was, is niet bekend. Op grond van nieuwere opvattingen over de introductie van baksteen in deze contreien moeten we de ontstaanstijd van de oudste delen van het gebouw wat later situeren, in de eerste helft van de dertiende eeuw. In de veertiende of vijftiende eeuw werd een rechtgesloten koor toegevoegd en de toren verhoogd.1 In tegenspraak hiermee is het volgende bericht uit 1913, geschreven door het ‘hoofd der school’ van Midwolde, A. Meijer:

‘Bij de restauratie van kerk en toren (1911-1913) werd op één der gebinten een later aangebrachte klamp gevonden, waarop stond: “Deze toren is honderd-entien voeten hoog en gebouwt in elf honderd en zeven.

G.J.M.” Verder stond er nog: H. Smallenbroek, G.J. Mulder, Tolbert 1880. De heer Mulder, destijds nog in leven, verklaarde mij, dat hij bij eene herstelling in 1880 deze woorden afgeschreven heeft van het herstelde gebinte’. 2

Omdat dit opschrift gezien de spelling uit veel latere tijd dateert, kan hieraan geen betekenis worden gehecht; het valt ook niet uit te sluiten dat het om een leesfout gaat. Sporen van een oudere kerk dan de huidige zijn bij onderzoek in het kader van de kerkrestauratie in 1985 niet aangetroffen.

Instabiliteit in de loop van de tijd

Ook al lijkt de zandrug waarop Midwolde ligt een stevige ondergrond te bieden en waren toren en kerk gebouwd op een fundament van veldkeien, op de lange duur trad toch instabiliteit op. Dat is vooral zichtbaar aan het verzakken van de toren – reden om er ooit aan de westkant steunberen tegen te plaatsen. Bij het verder inklinken van de ondergrond als gevolg van de eeuwenlange ontwatering van het gebied als geheel trok de toren recht om vervolgens te gaan overstrekken. Zodoende lijken de steunberen nu aan aan de verkeerde kant van de toren te staan. Bij de kerkrestauratie in 1985 is de toren losgezaagd van de kerk en voorzien van een betonnen fundament. De toren staat nu stabiel, maar mocht de rest van het kerkgebouw, dat nog steeds de oude fundering heeft, in de toekomst verder zakken, dan heeft dat geen

gevolgen voor de toren. Overigens bleek in het verleden ook het koorgedeelte van de kerk aan de noordkant niet stabiel. Tot 1911 waren daar steunberen aanwezig. Deze waren geplaatst om de door het inzakkende en scheurende bakstenen gewelf versterkte spatkrachten op te vangen. Mogelijk is toen uit voorzorg ook dit koorgewelf vervangen door een gewelf van hout. 3 In hoeverre er een verband is met het in 1660 aan die kant van het koor geplaatste herengestoelte, valt niet meer na te gaan. In de oostmuur waren eveneens sporen van scheurvorming aanwezig.

Ook het tot 1911 in het schip aanwezige zware bakstenen tongewelf was gebaat bij een stabiele constructie van het gebouw. Gezien de geconstateerde problemen werd dat tongewelf in 1911-1912 vervangen door het huidige houten gewelf en werden bovendien nieuwe trekbalken aangebracht. Problemen met de stabiliteit van het gebouw vormden tot die tijd ook een bedreiging voor het interieur, inclusief het beroemde grafmonument.

← 2. Gezicht op de kerk vanuit het zuidoosten.

Foto Duncan Wijting.

↓ 3. Gezicht op de kerk vanuit het noordoosten.

Foto Duncan Wijting.

→ 4. Gezicht op het interieur richting het oosten, met op het koor van de kerk de verhoogde herenbank van de familie Van In- en Kniphuisen en het grafmonument gemaakt door Rombout Verhulst.

Foto Arjan Bronkhorst.

↘ 5. De kerk gezien in 1897 gezien vanuit het noordoosten, met steunberen tegen de noordgevel van het koor. Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

‘Bij de kerkrestauratie in 1985 is de toren losgezaagd van de kerk.’

→ 6. Grondplan uit 1821 met te huren zitplaatsen op het koor en schip (het gedeelte tegenover de niet-ingetekende kansel).

↓ 7. Plan voor versteviging van het koorgewelf boven het grafmonument. Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

De aanloop naar de restauratie van 1911-1913

Vanaf de Reductie in 1594 tot 1971, het jaar van overdracht aan Groninger Kerken, is de kerk eigendom geweest van de Hervormde Gemeente van Midwolde en Leek. Tegelijk is sind de eerste decennia van de zestiende eeuw het interieur van het gebouw en de inrichting daarvan in zeer sterke mate bepaald door de bewoners van de borg Nienoord. Als unicus collator waren ze oppermachtig en konden ze het gebouw vorstelijk inrichten als was het hun eigen ‘adelskerk’, inclusief het verheven herengestoelte en de eigen grafkelder onder de vloer van het koor.4 We beperken ons hier verder tot de periode 18401913, waarbinnen de lange aanloop tot de restauratie van kerk en de restauratie zelf valt, waarbij het grafmonument centraal staat.

Sinds de bouw in 1660 van de nog steeds bestaande kerk in Leek, werd de voor de meeste kerkgangers excentrisch gelegen kerk in Midwolde steeds minder gebruikt. Om het aantal kerkgangers te kunnen bergen werden in de Midwolder kerk, behalve in het bankenblok tegenover de preekstoel, ooit ook zitplaatsen in het koorgedeelte voor het monument en onder de herenbank verhuurd. Een grondplan van deze situatie uit 1821 is bewaard gebleven (afb. 6). 5 Het aantal zitplaatsen dat de kerkvoogdij verhuurde, was in 1855 gedaald naar acht. Daarnaast verhuurde ‘Nienoord’ toen nog steeds de knechten- en meidenbank. In het laatstgenoemde jaar meldde de kerkvoogdij aan het Provinciaal College van Toezicht dat ‘gedurende een heel jaar slechts 22 à 33 maal dienst wordt gedaan, en wel des zomers, daar de weg des winters daarheen als in de polder liggende veelal onder water staat en moejelijk te passeren is’. 6

De staat van onderhoud van het gebouw ging zienderogen achteruit, ook omdat de kerkvoogden een groot deel van de negentiende eeuw vergeefs hoopten de Midwolder kerk te kunnen afstoten en afbreken

ten gunste van een vergrote of nieuwe kerk in het snel gegroeide Leek. De bewoners van Nienoord bleven steeds dwarsliggen. Zij wilden de kerk in Leek – tot 1908 hun eigendom en bron van inkomsten uit de verhuur van zitplaatsen – niet afstoten en bovendien in Midwolde op zijn minst het koorgedeelte van de kerk vanwege grafkelder en monument ‘eeuwigdurend’ instandhouden. Dat uiteraard op kosten van de kerkvoogdij, die daar op haar beurt niets voor voelde.

Herstel na stormschade in de jaren dertig van de negentiende eeuw kon verder verval niet tegenhouden. Volgens een krantenbericht uit 1897 begonnen, ongetwijfeld mede door de grote druk van het bakstenen tongewelf, de kerkmuren te wijken, zodat ‘het gewelf gevaar liep om neder te storten’. Ja, er was zelfs ‘ernstig sprake’ van geweest om het grafmonument te ‘verplaatsen naar het buiten “Nienoort”’. Daarbij werd het plan opgevat om het stenen gewelf – blijkbaar zag men over het hoofd dat het koorgewelf van hout was – te vervangen door een van ijzer, ‘waarmede dan het gevaar wordt opgeheven en de kerk in het bezit van de schone graftombe zal blijven’.7 Afgaande op een bewaard gebleven ontwerptekening zouden in het koor de drie boven het monument aanwezige houten dakspanten, waaraan het gewelf was bevestigd, moeten worden vervangen door ijzeren exemplaren, met daarop bevestigd een gebogen ijzeren golfplaat. Bovendien zouden iets hoger dan de drie in het koor aanwezige houten trekbalken tussen de einden van de ijzeren spanten trekstangen worden aangebracht als extra versterking van het geheel. De rest van het houten gewelf zou op de bestaande manier bevestigd blijven aan de drie aanwezige houten spanten (afb. 8) 8 Deze plannen lijken inderdaad ten uitvoer te zijn gebracht, gelet op een foto uit 1907 (zie afb. 7). Rijksbouwmeester C.H. Peters maakte later gewag van het aanbrengen van ‘gegolfd plaatijzer’.9 In het restauratiebestek uit 1911 werd alleen

Collectie Groninger Archieven

8. De graftombe, mogelijk in 1907 of 1908. Let op de stut (een bijgekapte boomstam) onder de trekbalk tegen de achtermuur, rechts van het monument. Rechtsboven is te zien dat er als tijdelijke bescherming planken over de trekbalken zijn gelegd. Tussen de balken is nog juist een stukje van een trekstang zichtbaar. Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, foto Adolph Mulder.

↑ 9. Scheuren in het stenen tongewelf van het schip bij de triomfboog. Heel goed zichtbaar is ook het houten koorgewelf. Foto uit 1908 door P.B. Kramer. Collectie Groninger Archieven.

←10.De kerk in de steigers, december 1911. Collectie Groninger Archieven.

11. Tekst links op het basement van de graftombe, met de misspelling ‘Kiphausen’. Veel mensen zal dit niet opvallen, omdat hiervoor tegenwoordig een gipsafgietsel staat van de putto plaats moest maken voor een beeld van Georg Wilhelm (†1709), de tweede echtgenote van Anna van Ewsum. De putto raakte op drift en werd in 1912 ‘ontdekt’ in een tuin in de stad Groningen. Foto Peter Hoffer.

vermeld: ‘… de afkomende materialen van het houten gewelf met het plaatijzer spijkerschoon te maken en op aan te wijzen plaats bergen’. De langzamerhand hoognodige restauratie van het gebouw liet echter voorlopig nog op zich wachten.

Inmiddels had bouwkundig tekenaar Adolph Mulder namens het Rijk op 13 en 14 april 1897 opmetingen verricht van de buiten- en binnenzijde van de kerk en er ook enkele foto’s van gemaakt.10 Het duurde nog bijna tien jaar voor de opdracht tot de restauratie kon worden gegeven, maar die werd pas daadwerkelijk in 1911-1913 uitgevoerd. Ondertussen ontstonden in het gewelf in het schip grote scheuren, die ‘deskundigen aanleiding gaven het gewelf door stutten te schragen’. In juli 1907 werd door de kerkvoogden gevraagd ‘een zoldering met de nodige stutten’ te plaatsen – in elk geval bij het monument, blijkens een bewaard gebleven foto – en vanaf oktober van dat jaar werden er geen diensten meer gehouden.11

Ondertussen vroeg men zich af waarom de restauratie nog niet was begonnen, hoewel alle voorbereidingen toch waren getroffen. Deze waren ondertussen bijna niet meer nodig geweest, doordat in 1909 in het gewelf een brand ontstond, maar deze kon gelukkig tijdig worden geblust.12

Herstel

In september 1911 ging het werk dan toch van start, waarbij ruim een jaar later, toen het herstel van het gebouw vrijwel voltooid was, ook de graftombe, ‘die hier en daar gebreken des ouderdoms vertoont’, aan de beurt was:

‘Het Rijk [inmiddels eigenaar van het praalgraf, VT] laat het monument geheel herstellen; alle wapens aan den muur en ook de marmeren platen, waarop de beide schoone scheppingen van Rombout Verhulst rusten, worden afgebroken en opnieuw bevestigd. Het werk is door het Rijk opgedragen aan de heeren Holsbergen en Kalt van Groningen en zal eenige weken duren’.13

Dat zou echter meer tijd kosten dan gepland: bij herstel van de fundering van het koorgedeelte van de kerk bleek dat het tongewelf van de de grafkelder onder het koor was verzakt, zodat het monument daardoor dreigde te worden ontwricht.14 Helaas bleek de toestand van het grafmonument zelf ook veel slechter dan gedacht, zodat onverwachts ingrijpende werkzaamheden nodig waren, zowel aan de muur waartegen het was aangebracht als aan het monument zelf.15

Om deze redenen moest de gehele oostmuur vernieuwd worden, waarbij voor de binnenmuur stenen van de afgebroken gevel werden hergebruikt. Aan de noord- en zuidmuur volstond het alleen in nieuwe steen in passende maten een beklamping aan te brengen, maar het gevolg hiervan was wel dat het koor nu even breed werd als het schip.16 Bij de wederopbouw van het basement van de tombe verdween een omlijsting van de ingehakte letters links, onder het later toegevoegde beeld

van Georg Wilhelm van In- en Kniphuisen – deze is is zichtbaar op een enkele oude foto, evenals op de bekende tekening van Jan Ensing uit 1839 (zie binnenzijde omslag). Door de extra werkzaamheden aan de graftombe kon de herstelde kerk pas op 30 maart 1913 weer officieel in gebruik worden genomen.

Bij de volgende kerkrestauratie in 1985 werd het monument schoongemaakt door restauratieschilder Lammert Muller, waarbij kleine beschadigingen voorzichtig werden hersteld en de achtergrond van het monument op de achterwand opnieuw donkerblauw werd herschilderd. De belettering in bladgoud in de cartouche werd zorgvuldig vernieuwd. In 2003-2004 is het monument opnieuw gereinigd en zijn conserverende werkzaamheden uitgevoerd om zoutvorming te voorkomen.17

Van 1909 tot 2015 was het monument eigendom van het Rijk. Plannen tot onderbrenging van de tombe in een apart op te richten stichting voor ‘onnutte’ monumenten, de Nationale Monumenten Organisatie, gingen uiteindelijk niet door, waarna het praalgraf in laatstgenoemd jaar werd overgedragen aan de Stichting

Oude Groninger Kerken.

Een echtpaar voor het Rijksmuseum

Mede dankzij artikelen van A. Meijer over kerk en graftombe in landelijke kranten, later ook gepubliceerd als brochure, was het grafmonument van Rombout Verhulst vanaf het midden van de negentiende eeuw landelijk al in brede kring bekend.18 Heel curieus en in elk geval uiterst onwaarschijnlijk is een beschrijving van de

beelden van Anna en Carel Hieronymus in een boek uit 1899: ‘De fee die ons begeleide, vertelde, dat vroeger de pupillen der beide beelden gekleurd waren geweest; die van het eene blauw, die van het andere bruin, als we ons niet vergissen. Later waren die kleuren uitgewischt.’19 Om om uitdrukking in de ogen te krijgen bij marmeren beelden werden de pupillen echter niet ingekleurd, maar uitgeboord. 20 De tombe genoot ook bekendheid bij kunstkenners en niet alleen bij een bekend schilder zoals Johannes Bosboom, die in 1876 de kerk bezocht en van in- en exterieur enkele afbeeldingen vervaardigde. 21

Aan het eind van de negentiende eeuw beschikte het Rijksmuseum voor zijn in opbouw zijnde collectie al wel over voldoende schilderijen, maar niet of nauwelijks over voorbeelden van het hoogstaande werk van beeldhouwers als Rombout Verhulst. Om die reden werd een gipscollectie opgezet. De beeldhouwer J.H. Schröder (1866-1935), die meer van dergelijke klussen had gedaan voor het museum, kreeg de opdracht om gipsafgietsels te maken van het door Verhulst gemaakte beeld van Adriaan Clant op diens graftombe (1672) in de kerk te Stedum, alsook van de beelden van Anna van Ewsum en Carel Hieronymus in Midwolde (afb. 12-13) Het werk werd begin april 1896 uitgevoerd en daarover werd uitvoerig bericht in de krant, zelfs met een beschrijving hoe daarbij te werk werd gegaan.22 Over het resultaat was men uitermate tevreden, want het was een ‘tot in de kleinste bijzonderheden getrouw conterfeitsel’ geworden. 23 De Midwolder beelden lijken in hun geheel te zijn afgewerkt in het atelier van de beeldhouwer.

12-13. Opnames van de twee gipsafgietsels, vermoedelijk gemaakt in het atelier van de beeldhouwer. Collectie Groninger Archieven.
14. De beide beelden samen, zoals afgebeeld in de Beknopte catalogus (1915) van het Rijksmuseum.

Overigens werden grotere gipsen voorwerpen soms eerst in het Rijksmuseum, ‘in elkaar gezet’ en afgewerkt. 24 De op deze manier her en der in den lande gemaakte gipsafgietsels waren daarna voor het merendeel te bewonderen op de overdekte westelijke binnenplaats van het Rijksmuseum. Al voor de Tweede Wereldoorlog veranderde de waardering voor gipsafgietsels, waardoor de meeste daarvan in depots terechtkwamen of werden vernietigd. Resten ons nog slechts enkele vermeldingen in oude gidsen van het museum en enige afbeeldingen (afb. 14). 25

Dat de afgietsels van de beelden van Anna van Ewsum en Carel Hieronymus uit de Midwolder kerk het tot het Rijksmuseum brachten, geeft niet alleen slechts aan hoe hoog het werk van Rombout Verhulst werd geschat, maar ook hoe bekend het praalgraf te Midwolde in die tijd was.

Noten

1 Vgl. Peter Hoffer e.a., De kerk van Midwolde (Leek/Midwolde z.j.) 5-6.

2 A.M. [= A. Meijer] ‘De graftombe te Midwolde. IV’, Nieuwsblad van het Noorden (vierde blad), 29 maart 1913.

3 In 1897 noteerde de Rijksbouwkundige Adolph Mulder tijdens opmetingen van en in de kerk de maten van de stenen ’van het afgebroken koorgewelf’: 27,5 x 13 x 6,6 cm.

4 Nog afgezien van hun machtpositie in Leek e.o. hadden ze als enige particulieren het recht op de benoeming in een geestelijk ambt (na de Reformatie predikanten). Zo konden ze in de negentiende eeuw als lid van het college van kerkvoogden en notabelen ook steeds het voornemen tot afbraak van de Midwolder kerk blokkeren.

5 Groninger Archieven, toegang 626, Borg Nienoord, inv.nr. 954, Stukken betreffende beheer van kerkelijke goederen 1820-1823.

6 Groninger Archieven, toegang 263, Hervormde gemeente Midwolde en Leek, inv.nr. 52, Inhoudsopgave van ‘belangrijke zaken’ in de notulen van de kerkvoogdij, 1818-1873.

7 Het Nieuws van den Dag, kleine courant, 10 februari 1897.

8 RCE, collectie bouwtekeningen, doc.nr. BT-023034.

9 C.H. Peters, ‘Oud-Groningerland’, Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond 2de serie, 10 (1917) 139-195, aldaar 150.

10 Het is de bedoeling in een andere bijdrage nader in te gaan op deze documentatie.

11 Nieuwsblad van het Noorden, 31 maart 1913.

12 Nieuwsblad voor Friesland, 24 november 1909.

13 Nieuwsblad van het Noorden, 12 oktober 1912. Jkvr. Ernestine van Panhuys was in 1908, als gevolg van het verdrinken van haar ouders in 1907, eigenaar geworden van het grafmonument. Ze schonk het vervolgens in 1909 aan het Rijk, ‘op voorwaarde tot onderhoud’ (Nationaal Archief, toegang 2.0.4.13, Archief van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, Afdeling Kunsten en Wetenschappen 1875-1918, inv.nr. 1506, Midwolde, graftombe).

14 Bert van Bommel en Pier Terwen, Van Inn- en Kniphuisen. Een bijzonder monument in de collectie van de Rijksgebouwendienst (Den Haag z.j. [2005]) 17.

15 Nieuwsblad van het Noorden, 13 november 1912.

16 Voordien waren zowel aan de noord- als aan de zuidkant de koormuren aan de bovenzijde uitgekraagd.

17 Voor gedetailleerde informatie zie: Van Bommel en Terwen (zie noot 15), alsmede Pier Terwen, Het grafmonument en de bijbehorende grafkelder voor Carel Hieronymus van In- en Kniphuizen in de kerk van Midwolde

Over de auteur Victor Timmer (victortimmer@ziggo.nl) studeerde sociale geografie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hij onderzoekt vooral orgel(bouw)historische onderwerpen, maar daarnaast ook de geschiedenis van de historische kerken in Leek en Midwolde. Hij is binnen Groninger Kerken onder andere al vele jaren lid van de plaatselijke commissie Midwolde, tegenwoordig als voorzitter.

door Rombout Verhulst met een toevoeging van de hand van Bartholomeus Eggers (z.p., z.j.), met dank aan Christiaan Velvis (SOGK).

18 A. Meijer, Het Huis Nienoord en de graftombe te Midwolde (Groningen 1887). Zie ook de anonieme brochure, mogelijk ook van de hand van Meijer: Midwolde in het Westerkwartier van Groningen en de Graftombe te dier plaatse, gevolgd door eenige bijzonderheden over de oprichting van dit praalgraf (Groningen 1896).

19 Zie Geert Hadders (samenst.), ‘Adieu gemeente Leek; dag gemeente Westerkwartier’, Historisch Leek 35 (2021) nr. 2, 2-11 (vooral 10), met de afdruk van een deel van de tekst uit Harm Kraai, ‘In de provincie Groningen’, De Aarde en haar Volken (Haarlem 1899) afl. 2.

Met dank aan wijlen Wieger de Boer, die mij hierop attent maakte.

20 Mededeling Peter Hoffer.

21 Voor diens bezoek in 1876 aan de kerk en de werkstukken die dat tot resultaat haden, zie: Victor Timmer, ‘Die verrukkelijke aquarel met graftombe’. Johannes Bosboom en de kerk van Midwolde’, Groninger Kerken 38 (2021) nr. 3, 18-30.

22 Zie: ‘De Graftombe van Midwolde in het Rijksmuseum te Amsterdam’, Leeuwarder Courant, 9 april 1896, overgenomen uit De Telegraaf en op 28 april ook geplaatst in De Grondwet.

23 Nieuwsblad van het Noorden, 9 april 1896.

24 Daarbij kwam trouwens wel het nodige zwevende gipsstof los, dat aanwezig houten meubilair aantastte, zoals de op de binnenplaats hangende orgelkassen; vgl. Bart van Buitenen, ‘Museale orgels onder de hoede van de rijksoverheid. De kerkorgelcollectie van het Rijksmuseumte Amsterdam’, Tijdschrift van de Koninklijke Vereniging voor Nederlandse Muziekgeschiedenis 58 (2008) 131-222, aldaar 163-166.

25 Uitgebreide informatie over doel, gebruik en Werdegang van de afgietsels in het Rijksmuseum is te vinden in: May Meurs, ‘De gipscollectie van het Rijksmuseum: opkomst en verval van een hulpmiddel voor het Nederlands kunstonderwijs (I, II)’, Bulletin van het Rijksmuseum 48 (2000) 200237, resp. 50 (2002), 264-293. Op de daarbij getoonde reconstructie van de verdeling van de afgietsels op de westelijke binnenplaats ontbreken de beelden uit Midwolde. A.E.C. van der Looy van der Leeuw, Beknopte catalogus der pleisterafgietsel en andere reproduction van kunstvoorwerpen in het Rijksmuseum te Amsterdam, (Amsterdam 1915) 67, nr. 702, geeft een beknopte beschrijving van het gipsafgietsel, met daarbij een afbeelding van het ensemble van beide gipsfiguren (met dank aan Lotte Jaeger, Afdeling Collectie-informatie van het Rijksmuseum, per e-mail 17 juni 2015, die mij scans van beide publicaties deed toekomen).

Jaarringen

Esmé van den Boom en Vera Post

De dag erna gloeien de stenen nog na, hangt de geur van verkoold hout in de lucht en valt het buitenlicht overal op de binnenmuren omdat de hemel ineens het nieuwe dak is. In Groningen was dat het geval in onder meer Woldendorp en Termunten, waar tijdens de bevrijding in april 1945 de kerken in brand werden geschoten.

Ook in april, maar dan twaalf jaar later, brandde de Donatuskerk van Leermens uit – de laatste grote kerkbrand in Groningen.

En wat dan? Ineens blijkt de klok terug teruggedraaid. Geen ‘uren, dagen, maanden, jaren’ – zoals dat heet in Gezang 292, ooit vooral gezongen op oudejaarsavond – maar eeuwen, omdat restauratie en nieuw begin ineens samenvallen en twee tijden naast elkaar staan.

La forêt

Elke taal die ervoor is dat gloeiende begin, het eerste dat bewoog de knal die de wind door de toppen joeg, de eerste cel die om deling vroeg het eerste oog dat zag het oudste dat er was

Een man van wie ik blijk te houden legt mij uit:

Het dak van het hart van Parijs werd gebouwd van eiken stammen uit nabijgelegen bos elke stam stond er sinds de achtste eeuw om daarna la forêt te worden: vierhonderd jaar in ringen, dertienhonderd balken met hout alleen aaneengeklonken

Ik pel mij uit mijn jaarringen, het prilst wist ik mij kortgeleden tussen mammoetbomen in Californië om elke hoek van het pad een bredere stam en midden in het bos de oudste groten die hun wortels delen sinds wij jaren tellen: sequoia sempervirens, altijd groen, enkel door vuur kunnen hun primitieve zaden zich openen

Klein is de mens, jong en dom als we ons vergelijken Het dak van Notre-Dame kon niet precies worden herbouwd zoals het was, de bomen uit dat bos bij de stad tegenwoordig te klein voor de spanwijdte er is een vooruitkijken dat wij niet bezitten, telkens verrast we denken aan een nieuw begin omdat we de wortels niet zien, omdat we te jong zijn om een terugkeer te herkennen

Over de auteur Esmé van den Boom (1993) is Stadsdichter van Groningen in 2024 en 2025. Ze stond op vele podia als Noorderzon, Read My World, Dichters in de Prinsentuin en de Frankfurter Buchmesse. Haar werk draait altijd om fascinatie en ontdekking, een onderzoek naar het vertrouwde. De gemeente Groningen kende Esmé het Hendrik de Vriesstipendium toe voor haar bundel Eigen kamers, over de toekomstdromen en -angsten van Groningse vrouwen.

de illustrator

en

Over
Vera Post (1990) is grafisch ontwerper
boekhandelaar. Ze is vooral bekend als 'die van Het Grote Groninger Poezenboek'.

Twee nieuwe kerken en een geval van moedwil en misverstand

Kees van der Ploeg

De kerk van Muntendam gezien vanuit het zuiden. Foto Janna Bathoorn.

Het afgelopen jaar heeft Groninger Kerken twee kerkgebouwen overgenomen, op 23 april in Muntendam en op 20 september in Oldenzijl. In de tussentijd hebben de ontwikkelingen rond de middeleeuwse kerk van Woldendorp de aandacht getrokken. Daarbij zijn nogal wat misverstanden gerezen over de vermeende rol van de Stichting. Aangezien hierover in de media ongerustheid is ontstaan, besteden we ook in dit tijdschrift aandacht aan deze kwestie.

Muntendam

Op dinsdag 23 april heeft het College van Kerkrentmeesters van de Protestantse Gemeente Veendam, waaronder Muntendam sinds 2022 valt, het kerkgebouw aldaar overgedragen aan Groninger Kerken. Tot 1841 waren de bewoners van Muntendam op de kerk van Zuidbroek aangewezen. De grote afstand tussen beide dorpen - bijna iedereen ging te voet – maakte dat men in Muntendam een eigen kerk wenste, maar een verzoek daartoe op het eind van de achttiende eeuw stuitte in Zuidbroek op een weigering. Afsplitsing van Muntendam zou de draagkracht van Zuidbroek verminderen, al werd dat zo niet gezegd: men wees erop dat de vele minvermogenden die in Muntendam woonden, niet in staat zouden zijn een eigen kerkgebouw en predikant te bekostigen. Toen in 1820 Muntendam een zelfstandige burgerlijke gemeente was geworden, viel deze weigering echter steeds moeilijker vol te houden. Bij kerkelijke zaken als deze was in de negentiende eeuw ook het toenmalige Ministerie van Eredienst in Den Haag betrokken en daar gold de eis dat een kerkelijke gemeente pas kon worden verzelfstandigd – en dus een kerkgebouw, pastorie en predikantsplaats kon krijgen – indien men voor een eigen bijdrage garant kon staan. Zover was het in 1838 en drie jaar later werd de nieuwe kerk voltooid.1

De Muntendammer kerk is een eenvoudige zaalkerk met op de voorgevel een dakruiter. Op een gevelsteen in de voorgevel wordt de legging van de eerste steen op 10 april 1841 gememoreerd. Zuidbroek kon de eerder gedane toezegging om een klok te schenken inlossen doordat de blijkens het opschrift uit 1470 stammende klok van het Olde Convent in Groningen beschikbaar kwam. Aan de voorzijde stond een groep van vijf heiligen in

een nis afgebeeld, aan de achterzijde Sint-Catharina. Deze klok is in 1843 door Van Bergen in Heiligerlee omgegoten en kreeg toen ook een nieuw opschrift. 2 Inwendig vallen de zware houten trekbalken op. Daarboven is een houten tongewelf aangebracht. De inrichting is in 1962 ingrijpend gemoderniseerd naar een ontwerp van de Groningse architect P.L. de Vrieze. Hierbij werden alle banken vervangen, maar de preekstoel volgens het traditionele kuipmodel uit de bouwtijd is toen wel gehandhaafd. Enkele jaren later is naar oude afbeeldingen ook de statige neoclassicistische ingang hersteld, die in de jaren dertig door een veel eenvoudiger portaal was vervangen.

In 1863 werd door de kerkvoogden besloten dat de kerk, waar tot dan toe een voorzanger de gemeentezang had geleid, een pijporgel diende te krijgen. Het jaar daarop plaatste de firma Petrus van Oeckelen en Zonen een, de grootte van het kerkgebouw in aanmerking genomen, royaal orgel van vijftien registers, verdeeld over twee klavieren, en met een aangehangen pedaal. Het front is rijk uitgewerkt. De twee vrij hangende guirlandes vinden we ook aan het door Van Oeckelen in 1862 gebouwde orgel in de Pepergasthuiskerk in Groningen. Bij de restauratie van het Muntendammer orgel in 2014 door de orgelmakerij Bakker en Timmenga uit Leeuwarden is de oorspronkelijke kleurstelling van rijtuigzwart en vergulding hersteld.

De kerkelijke gemeenschap in Muntendam is inmiddels zo sterk gekrompen dat het niet langer verantwoord was om het kerkgebouw aan te houden. In goede verstandhouding is de kerk nu voor de gebruikelijke symbolische koopsom van één euro overgedragen

↑ De neoclassicistische ingang van de Muntendammer kerk, verdwenen bij een vooroorlogse restauratie en in de jaren zestig hersteld. Foto Janna Bathoorn.

↓ Detail van de kas van het Van Oeckelen-orgel (1863) in Muntendam. Foto Janna Bathoorn.

→ De dertiende-eeuwse Nicolaaskerk van Oldenzijl. Foto Janna Bathoorn.

aan de Stichting. Al even gebruikelijk is daarbij een ‘bruidsschat’ geschonken: een bedrag waarmee voor de komende vijftien jaar de instandhouding van het gebouw kan worden verzekerd. Aan Groninger Kerken is nu de taak voor het gebouw een nieuw en vooral ook veelzijdig gebruik te vinden. Inmiddels is een plaatselijk commissie geformeerd, die zich met de organisatie van activiteiten zal bezighouden.

Oldenzijl

De Sint-Nicolaaskerk van Oldenzijl staat op een kleine, nog gedeeltelijk omgrachte wierde, onderdeel van een heel lint van zogenaamde ‘huiswierden’, dat zich uitstrekt van Rottum tot Oosternieland. Het gebied raakte vanaf ongeveer 1200 bedijkt, waardoor de dorpen niet de concentrische opzet hebben die in de voorafgaande periode gebruikelijk was. 3 Waarschijnlijk is de kerk, die bestaat uit een rechthoekig schip met een inspringende apsis, tegen 1230 gebouwd. Daarmee gaat het om een van de vroegste bakstenen kerkgebouwen in onze streken. De twee westelijke traveeën zijn op een later tijdstip vrijwel geheel herbouwd.4 Anders dan het schip heeft de apsis een ongewoon rijke detaillering. De oorsprong daarvan is te zoeken in het Rijnland, met Keulen als voornaamste architectuurcentrum.5

Oorspronkelijk had de kerk een vrijstaande toren, maar die is wegens bouwvalligheid al in 1829 afgebroken. In 1950-1952 is de kerk ingrijpend hersteld. Daarbij wilde men het oorspronkelijke romaanse uiterlijk zoveel mogelijk terugbrengen. Inwendig ging dat ten koste van een deel van de achttiende-eeuwse inrichting: het doophek en het klankbord van de kansel werden verwijderd, en zijn vervolgens verloren gegaan. Op den duur bleek het voor de kerkelijke gemeente niet mogelijk om de kerk op eigen kracht in stand te houden. Daarom is 2006 de Stichting Nicolaaskerk Oldenzijl (SNO) opgericht, die de afgelopen jaar met succes de kerk niet alleen in stand heeft gehouden, maar ook verbeteringen heeft kunnen doorvoeren. Het werk werd echter steeds veeleisender, vooral ook in financieel opzicht. Bovendien is het steeds moeilijker geworden plaatselijk voldoende menskracht en bestuurlijke ervaring te vinden, bijvoorbeeld ook om aan de recente ontwikkelingen op de energiemarkt het hoofd te bieden. Daarom heeft men nu de kerk overgedragen aan Groninger Kerken. Een goede onderlinge relatie bestond al, aangezien de SNO in de afgelopen jaren al verschillende keren een beroep heeft kunnen doen op de expertise en technische ondersteuning van Groninger Kerken. Over de voortzetting van de activiteiten met

‘Akoestisch bleek het orgel, zoals gehoopt en verwacht, uitstekend
in de kerk van Oldenzijl te passen.’

ondersteuning van een plaatselijke commissie zijn afspraken gemaakt. De SNO verdient grote waardering dat zij in staat is gebleken om voor de instandhouding in de komende jaren een substantieel bedrag bijeen te brengen. En zo ging de overdrachtsplechtigheid, waarbij directeur Patty Wageman de symbolische euro aan voorzitter Koos Dijksterhuis ‘betaalde’, niet alleen gepaard met een onvermijdelijk gevoel van weemoed, maar ook met vertrouwen in de toekomstige ontwikkelingen.

Door bemiddeling van Groninger Kerken was het al in 2019 mogelijk om het orgel dat in 1900 door de orgelmakerij Van Oeckelen in de kerk van het naburige Garsthuizen was gebouwd, naar Oldenzijl over te brengen. Hier had men het tot dan toe zonder een passend instrument moeten stellen. In 2015 werd de kerk van Garsthuizen gesloopt. Dit gebouw uit 1872 was ernstig in verval geraakt en had daarenboven in 2009 ook nog eens forse aardbevingsschade opgelopen, waardoor restauratie een onhaalbare zaak was geworden. Hoewel de kerk zelf geen monumentale status had, gold dit wel voor het gaaf bewaard gebleven orgel met negen stemmen en een aangehangen pedaal. Geheel ingepakt in een degelijke omkisting had het orgel het jarenlange verblijf in de steeds bouwvalliger kerk opmerkelijk goed doorstaan.

Met de volledige instemming van de betrokkenen in Garsthuizen is het instrument onder de deskundige leiding van Dolf Tamminga van orgelbouwer Mense Ruiter in Ten Post, waar men al veel ervaring met orgels van Van Oeckelen had, gedemonteerd en in de werkplaats opgeslagen. De restauratie en herplaatsing vonden plaats onder advies van Theo Jellema. Het orgelbalkon moest aan de nieuwe situatie worden aangepast, terwijl met het oog op het blijvende gevaar van aardbevingen versterkingen in het instrument moesten worden aangebracht, maar dat geschiedde met inachtneming van Van Oeckelens bouwwijze. Dankzij de zorgvuldige aanpak van de restauratoren Karin Veldman en Jantina Veltman is zoveel mogelijk van de oorspronkelijk beschildering bewaard gebleven. Akoestisch bleek het orgel, zoals gehoopt en verwacht, uitstekend in de kerk van Oldenzijl te passen.

Woldendorp

Ondertussen raakte Groninger Kerken zijdelings verwikkeld in een affaire waarbij ze eigenlijk helemaal niet betrokken was. Dat zit zo. De kerkelijke gemeente in Woldendorp was te klein geworden om op eigen kracht de kleine, maar architectonisch uiterst belangrijke dertiende-eeuwse kerk in stand te houden. Heel even is toen contact geweest met de Stichting, maar het bleek al snel dat men in Woldendorp dacht het gebouw met bijbehorend kerkhof voor een echt bedrag aan de Stichting te kunnen slijten. Toen dat niet het geval bleek – en de gang van zaken bij de kerken van Muntendam en Oldenzijl bevestigt dat dit nooit het geval is –kwam men op een tamelijk ondoorzichtige manier bij een Amsterdamse marktpartij terecht. Anders dan men zou verwachten en vooral ook anders dan mogelijk was, heeft de landelijke PKN de plaatselijke kerk in dit geval volledig de vrije hand gelaten. 6 Aan deze transactie hield de plaatselijke gemeente zo’n 10.000 euro over. Toen vervolgens de makelaarssite Reliplan, die incourante objecten als overbodig geworden kerkgebouwen te koop aanbiedt, het gebouw voor bijna een half miljoen euro adverteerde, met daarbij de suggestie dat van alles in en om het gebouw mogelijk zou zijn, was een rel geboren, die begrijpelijkerwijze de dorpsgrenzen ver te buiten ging. Al even begrijpelijk was het dat velen, onder wie ook donateurs van Groninger Kerken, zich afvroegen wat de rol van de Stichting hierbij was geweest. Welnu, door de onrealistische verwachtingen die de kerkrentmeesters in Woldendorp koesterden, kon de Stichting in het geheel geen rol spelen. Deze door hen gekozen uiterst ongelukkige aanpak heeft er direct toe geleid dat de kerk van Woldendorp in het commerciële vastgoedcircuit is terechtgekomen en voorwerp van speculatie geworden. Gezien haar doelstelling kan de Stichting zich daarvan alleen maar verre houden. Het kerkgebouw is aldus voor de voorzienbare toekomst buiten het bereik van Groninger Kerken geraakt, maar vooral ook van de plaatselijke bevolking. Kennelijk hebben de eerstverantwoordelijken in Woldendorp en bij de landelijke PKN onvoldoende begrepen dat het de Stichting niet zozeer om vastgoed gaat als wel om erfgoed. Het valt te hopen dat de burgerlijke gemeente Eemsdelta, die immers verantwoordelijk is voor de handhaving van de monumentale status van het complex van kerk en kerkhof, hier geheel anders in zal blijken te staan.

Het in 2019 in Oldenzijl geplaatste Van Oeckelen-orgel (1900), afkomstig uit de afgebroken kerk van Garsthuizen. Foto Janna Bathoorn.

De commercieel gedreven afstoting van de kerk in Woldendorp heeft inmiddels de lokale bevolking in het geweer gebracht, want het dorp is nu beroofd van het belangrijkste tastbare teken van zijn lange geschiedenis. Bovendien is de kerk een opvallend baken in het landschap. Of het zal lukken om het dorp opnieuw, maar nu op een veel bredere basis, bij het voortbestaan en gebruik van de kerk te betrekken, is onzeker, al stemmen de initiatieven om de verkoop van het gebouw ongedaan te maken hoopvol. Hier zien we dat wanneer al dadelijk in het begin de verkeerde afslag wordt genomen, het vervolgens lastig wordt alsnog de goede richting in te slaan.

Overdracht van een kerk

De casus Woldendorp is aanleiding om hier in meer algemene zin aandacht te besteden aan de gang van zaken rondom de overname van een kerk, en dan vooral de aanloop naar dat moment. Aan het begin van een procedure tot overdracht van een kerk wordt door Groninger Kerken op verzoek een zogenaamde overnamenotitie opgesteld. Hierin wordt, behalve

een beschrijving van de historische en monumentale betekenis van het object en van de ligging ervan in het dorp, ook de onderhoudsstaat van de kerk opgenomen. Die wordt begeleid door een prognose van wat we nog voorzien aan onderhoudswerkzaamheden voor de komende vijftien jaar en aan mogelijke aanpassingen – meestal gaat het daarbij om een toiletvoorziening en om een keukentje. Op basis van een berekening wordt het overnamebedrag – de ‘bruidsschat’ – vastgesteld. Het maken van dit document wordt in rekening gebracht, omdat onze bouwkundigen hieraan de nodige tijd kwijt zijn die zij niet aan het onderhoud van andere kerken kunnen besteden. Een overnamenotitie is vervolgens twee jaar geldig. Binnen die twee jaar is het aan de eigenaar, meestal de lokale PKN, om te besluiten of men de kerk al of niet aan Groninger Kerken wil overdragen. Het komt voor dat men hiervan in goed overleg afziet. In het geval van Woldendorp is het nooit tot de opdracht voor het schrijven van een overnamenotitie gekomen, en daarmee is de Stichting al in het vroegst denkbare stadium buiten beeld geraakt.

De overdrachtsplechtig van de kerk van Oldenzijl op 20 september jongstleden. Patty Wageman, directeur van Groninger Kerken, overhandigt de koopsom, een symbolisch bedrag van één euro, aan voorzitter Koos Dijksterhuis. Foto Carla Wilts.

Protestacties bij de kerk van Woldendorp, oktober 2024. Foto Joyce Kranenborg / RTV Noord.

Over de auteur

Dr. Kees van der Ploeg (c.p.j.van.der.ploeg@rug.nl) doceerde architectuurgeschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen en de Radboud Universiteit Nijmegen. Hij schreef verschillende artikelen over Groninger kerken, onder meer in dit tijdschrift.

Noten

1 De historische gegevens over de kerkelijke gemeente in Muntendam zijn grotendeels ontleend aan de website van de Stichting Archief Muntendam, https://www. stichtingarchiefmuntendam.nl/artikelen/geschiedenisvan-de-nederlands-hervormde-kerk-in-muntendam/, geraadpleegd op 6 november 2024.

2 A. Pathuis en M. de Visser, Beredeneerde lijst van torenklokken in de provincie Groningen (Groningen 1943) 30, nr. 169; Adolph Rots en Harry de Olde, So menichmael ghij hoort den helderen clockenslach. Een inventaristatie van luid- en speelklokken in de provincie Groningen (Groningen 2005) 104, nr. 212.

3 Vgl. Teun Juk, Het kerkje van Oldenzijl (Uithuizermeeden [1984]) 4-10.

4 W.J. Berghuis en R. Steensma, ‘Kerkelijke bouwkunst’, in: W.J. Formsma e.a., Historie van Groningen. Stad en Land (Groningen 1976) 657-686, aldaar 670-671.

5 Vgl. Kees van der Ploeg, ‘Rijnlandse en Westfaalse invloeden in de middeleeuwse bouwkunst in Groningen’, Groninger Kerken 15 (1998) 47-56.

6 Het Nederlands Dagblad komt de eer toe hierover en over het vervolg als eerste goed gedocumenteerde berichten te hebben geplaatst, resp. op 2 en 9 september en op 9 oktober 2024.

Verheven kerk

Restauratie en versterking van de kerk in Overschild

Een ‘vijf-in-één-kerk’, zo noemen de restauratoren de kerk van Overschild uit 1880. Vijf componenten die in één project worden uitgevoerd om het gebouw te herstellen en te verbeteren. Eerst was er de schade-inventarisatie vanuit de aardbevingsproblematiek.

Toen bleek dat ook een grote restauratiebehoefte te bestaan. Die werd vervolgens gecombineerd met versterken en verduurzamen om ten slotte de kerk een nieuwe relevante maatschappelijke bestemming te geven. Voor de versterking was het nodig de kerk te ‘verheffen’.

Het is een spectaculair beeld, zo’n op het eerste gezicht zwevende kerk. Daarbij komt een bijzonder sterk staaltje techniek kijken. Wat een dergelijk omvangrijk project inhoudt, legt Daniël van Huizen uit. Hij voert voor Holstein Restauratie Architectuur de projectdirectie: ‘De kerk staat in het bevingsgebied. Daarom is hier sprake van een versterkingsopgave. De grondversnelling vanuit het maaiveld is fors. Omdat de ondergrond heel slap is, de harde laag zit op 30 meter diepte, ontstaat een op-zwiepend effect. Hierdoor wordt de trilling bij een aardbeving eerder versterkt dan verzwakt door het maaiveld.’

Versterking in de ijskast

Al in 2013 werden schadeherstel- en restauratieplannen gemaakt. ‘Voor de restauratie hebben we een plan gemaakt en onder andere subsidie gekregen van de provincie. Toen in 2016 versterking aan de orde was, drukte de minister net op de pauzeknop. Aardgas-

boringen stopten weliswaar, maar ook de versterkingsprojecten kwamen in de ijskast. Bouwkundige Jur Bekooy is projectleider vanuit Groninger Kerken. ‘We hebben meegedaan als pilot voor “Levende monumenten in een leefbare omgeving”, met als doel monumenten zodanig te versterken dat ze een bruikbare nieuwe bestemming krijgen. Hier deden ook een molen en een boerderij aan mee.’ Daniël van Huizen vult aan: ‘De waterstaatskerk van Overschild is behoorlijk stijlzuiver. Destijds heeft men optimaal, zeg maar minimaal, gebruik gemaakt van materiaal, waardoor ze slank en iel is. Voeg je daar enorme versterkingselementen aan toe, dan verlies je het bestaande uiterlijk en de monumentale kwaliteit. Daarom hebben we gekozen voor de versterkingsmethode met base isolation.’ Met deze methode isoleer je de trilling uit het maaiveld van de kerk. Het maaiveld beweegt, de kerk blijft stilstaan, waardoor je minder ingrijpend hoeft te versterken.

Juli 2024: de kerk is anderhalve meter boven het maaiveld verheven. Foto Van der Plas.

Duurzaam warmte oogsten

De vijf componenten worden gecombineerd uitgevoerd, met technieken die nog nooit eerder in deze samenhang zijn gebruikt. Zo wordt de verduurzamingsmethode ‘warm bouwen’ toegepast, relatief goedkoop wanneer het stucwerk aan de binnenzijde van de muren ter restauratie toch wordt vervangen. De muren worden op een temperatuur van ongeveer 15 graden gebracht, alsof het buiten altijd lente is. Dit systeem gebruikt warmte uit een bron in de bodem. Warm water wordt rondgepompt in een verwarmingssysteem in de muren. Daniël van Huizen legt uit dat je hiervoor een extra laag op de binnenmuur nodig hebt van slechts 7 centimeter, waardoor de rankheid van de kerk intact blijft. ‘Die laag bestaat uit het wandverwarmingssysteem, isolatie en pleister- en stucwerk. Bij de versterking van de kapconstructie leggen we meteen een systeem aan waarmee we in de zomer warmte onder de dakpannen kunnen oogsten. Die warmte pompen we de aarde weer in zodat de bron regenereert.’ En hiermee is de gasmeter definitief de kerk uit.

Recht maar toch scheef

Jur Bekooy wil in Overschild zo min mogelijk bovengronds kunnen zien van de versterkingsmaatregelen. ‘Om toekomstige bevingsschade te voorkomen, komt de kerk op flexibele, ondergrondse dempers te staan. Dat is een forse ingreep onder het maaiveld. De knip die hierdoor ontstaat tussen maaiveld en kerk biedt letterlijk bewegingsruimte.’ Hiertoe moest de kerk wel gelift worden. ‘Om werkruimte te creëren en de kerk anders te positioneren, hebben we hem opgetild,’ verduidelijkt Daniël. ‘De ondergrond is zo slecht en ongelijkmatig dat de voor- en achterkant van de kerk 30 centimeter in hoogte verschilden. We hebben ervoor gekozen het gebouw iets rechter te zetten, maar nog wel scheef.’

Waterpas

Eind jaren tachtig van de vorige eeuw is de dakruiter vervangen. Daar is toen keurig een waterpas naast gehouden. ‘Op het moment dat we de kerk recht zetten, zou de dakruiter dus scheef komen te staan. We hebben er welgeteld 22 millimeter tussenuit gezaagd om hem dusdanig scheef te zetten dat hij bij het rechtzetten van de kerk juist weer recht zou staan.’ De dakruiter heeft naast de noodzakelijke scheve herplaatsing een restauratiecomponent. Hij was bekleed met kapotte platen van trespa, geperste houtvezels. Op oude foto’s was metselwerk zichtbaar, zodat Jur Bekooy er vanuit ging dat de dakruiter bij wijze van restauratie opnieuw zou moeten worden opgemetseld. ‘Maar toen het trespa was weggehaald, kwam er zink onder vandaan met baksteenimitatie. Toen we dat weghaalden, bleek het origineel hout met baksteenimitatie te zijn. We hebben nu gekozen voor herstel van dat laatste.’

Opgevijzeld dienblad

Maar hoe is die kerk nu ‘verheven’ geraakt? ‘Het gebouw moest versterkt worden. We maakten als het ware een dienblad van zwaar gewapend beton, dat we verankerden met de kerkmuren. Door die betonplaat heen boorden we gaten, waardoorheen de funderingspalen kwamen, met een doorsnee van 30 centimeter en een lengte van 22 meter. Vervolgens gebruiken we het eigen gewicht van de kerk om de palen de grond in te drukken met behulp van hydraulische vijzels. Door deze te belasten, lift je de kerk computergestuurd op het dienblad omhoog. Dat gaat op de millimeter nauwkeurig. We maakten een tweede betonvloer, met een bakconstructie. Tussen de bak en het dienblad zitten de flexibele dempers.’

↖ Het interieur van de eenvoudige negentiende-eeuwse zaalkerk in 2022. Het orgelfront is loos. Foto Duncan Wijting.

↑ De kerk met de in de jaren twintig aangebouwde consistorie aan de achterzijde, zomer 2022. Foto Duncan Wijting.

↓ De kerk aan de Graauwedijk is, zoals zoveel gebouwen in het dorp Overschild, veranderd in een bouwplaats. Foto Janna Bathoorn

‘De palen zitten niet op vaste grondslag, maar op “kleef”. Door de omvang van elke paal heeft deze veel weerstand, de kleef voorkomt dat hij wegzakt in de bodem. Wanneer de werkzaamheden klaar zijn, laten ze de kerk met behulp van de hydraulische vijzels zakken langs de palen die dan in de kerk boven de vloer steken. Die uiteinden worden afgezaagd. Door de bakconstructie ontstaat er een soort kelder of kruipruimte waarin onder andere de geavanceerde warmte-installaties komen.’

Geen botox

De steunberen die ooit, als compensatie van het geleidelijk scheef zakken van de kerk tegen de achterkant zijn aangebracht, zijn verwijderd. Dit is ook een van de restauratiecomponenten.

In de vorige eeuw zijn kerk en consistorie aan elkaar vast gebouwd. Die zijn nu weer losgemaakt, ook om bij toekomstige bevingen de bewegende kerk van de vaste consistorie te isoleren. In de gerestaureerde en versterkte consistorie komen een volwaardige keuken, sanitair en een opslag. Het bestaande ensemble wordt verrijkt met een nieuw te bouwen multifunctionele ruimte die modern en transparant oogt. De buitenmuur van de consistorie wordt dan binnenmuur in de nieuwbouw. Groninger Kerken wil erfgoed-esthetisch nadenken over hoe dit vorm te geven. ‘De gelaagdheid van de tijd willen we zichtbaar houden, de wordingsgeschiedenis handhaven. Restauratie is geen botoxbehandeling. Dat er door alle eeuwen en decennia aan een gebouw is geknutseld, maakt het juist boeiend.’

Mooie kamer van het dorp en Roegwold Volgend jaar zomer is het project bouwkundig klaar. Het hele complex wordt onderdeel van recreatiegebied het Roegwold, met mooie fiets- en wandelroutes gericht op een grotere schaal van recreatie en toerisme. De kerk gaat dienstdoen als theeschenkerij of werkplek. ‘Het kerkgebouw wordt de mooie kamer van het dorp,’ licht Jur Bekooy toe. ‘Denk aan rouw- en trouw, of dorpsverjaardagen. Instandhouding is belangrijk, maar het gebruik, daar worden we nog blijer van.’

Over de auteur

Tjitske Zuiderbaan (tekstjes@outlook.com) was tot haar pensionering in 2021 werkzaam op het bureau van Groninger Kerken. Ze schrijft regelmatig interviews en human interest-artikelen, onder meer voor Groninger Kerken en Terebinth; van dat laatste tijdschrift is ze ook redacteur. Recent verscheen van haar hand Dij schrift, blift. Schrijversgraven in de provincie Groningen

Een deel van de hydraulische installatie waarmee de kerk werd opgetild. Foto Janna Bathoorn.

Groninger Kerken Jaargang 41, aflevering 4 – December 2024

Het magazine Groninger Kerken is een uitgave van Groninger Kerken.

Donateurs die jaarlijks minimaal €25 bijdragen, ontvangen het tijdschrift vier keer per jaar. Wilt u ook donateur worden? Neem dan contact met ons op of kijk op onze website voor meer informatie.

Kernredactie

drs. R.H. Alma

drs. I. Basteleur

dr. C.P.J. van der Ploeg

drs. P. Wageman

C. Wilts

Eindredactie

drs. M. Hillenga

Redactieraad

prof.dr. S. Corbellini

drs. A. van Deijk

prof.dr. T.M. Eliëns

dr. A.J.M. Irving

dr. A.B. Mulder-Bakker

J.F. Oldenhuis

dr. S. van der Poel

dr. M. Schepers

A.-E. de Winter

Grafisch ontwerp

Thansk

Drukwerk

MarneVeenstra, Groningen

Raad van toezicht

mr. R.A.M. Zwart, voorzitter

ir. P.E. Bekkering

drs. N.L. IJssennagger - van der Pluijm ing. R.K. Steenbergen MRE

D. Obi Ogugua, trainee ATANA

Beschermheer van de stichting

mr. drs. F.J. Paas, Commissaris van de Koning in de provincie Groningen

Advertenties

Voor meer informatie en tarieven over adverteren in ons tijdschrift kunt u contact opnemen met het secretariaat van Groninger Kerken.

Contact- en redactieadres

Groninger Kerken Coehoornsingel 14 9711 BS Groningen

050 – 312 35 69 info@groningerkerken.nl www.groningerkerken.nl

Actie Kerkbehoud

Bijzondere projecten die een duwtje in de rug goed kunnen gebruiken

Kerk Noordbroek

Restauratie unieke schilderingen uit de 14e en 15e eeuw

Gratis entreebewijs met code KB25GRK via onze website.

De vakbeurs voor kerken in Noord-Nederland

Centraal in het noorden: de vakbeurs voor beheerders en bestuurders, leden van kerkelijke commissies en werkgroepen.

Ca. 40 bedrijven en adviseurs, 15 workshops, 1 congres voor kerkbestuurders en 500 bezoekers.

Thema’s: energiebesparing, duurzaamheid, beeld, geluid en kerktv, interieur, inrichting, kerkgebruik in de toekomst, verbouw, restauratie, onderhoud, communicatie, financieel beheer enz.

20 maart 2025 | Bethel Drachten

www.kerkenbeurs.nl

Schoonmaakbedrijf / Gevelonderhoud

De Stelling 5

9774 RB Adorp

Tel. (050) 306 12 79

mob. 06 22 42 31 61

info@schoonmaakbedrijfzeeman.nl www.schoonmaakbedrijfzeeman.nl

Voor kompleteschoonmaakservice!

O A.:

- SCHOLEN, KANTOREN ETC

- GLAZENWASSERIJ

- TAPIJTREINIGING

- KUNSTSTOF REINIGING

- BETONREPARATIE

- GEVELREINIGING

- NEVELSTRALEN

- GRAFFITI VERWIJDEREN

- IMPREGNEREN(MUREN)

- KUNSTSTOF VLOEREN

- GIETVLOEREN

- COATINGVLOEREN

- ANDERE VLOEREN OP AANVRAAG

www.holstein-restauratie.nl

Sebastiaankerk te Bierum

0595 492242

info @ deschreef.nl

www.deschreef.nl

handmatige belettering in natuursteen

advies bij en uitvoering van eigen ontwerp en ideeën

restauratiewerk

GEDENKSTENEN | EERSTE STENEN | GEVELSTENEN | RELIËFS | GRAFMONUMENTEN | NAAMBORDEN Al jaren vertrouwd partner van de SOGK vertrouw ons ook úw bouwwerk toe!

Schildersbedrijf W. Dijkema

Noorderstraat 5 9989 AA Warffum telefoon (0595) 42 22 67

Ook leveren wij professionele verven, dubbele beglazing, voorzetramen en alle bijkomende schildersmaterialen

De Schilder, de beste vriend van je huis

Adverteren in Groninger Kerken?

H. Pot bouwbedrijf (ver)bouwen met overleg

Onderhoud, verbouw, renovatie, nieuwbouw en alle materialen voor de doe-het-zelver vertrouw ons ook úw bouwwerk toe!

Neem contact op met het secretariaat van de Groninger Kerken via 050 312 3569 of info@groningerkerken.nl

Cadeautip!

Met de hand gebakken keramieken

tegeltje van de Akerk. Exclusief ontworpen voor Groninger Kerken door StoryTiles.

Bestel hier

20% korting voor donateurs

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.