Tijdschrift Groninger Kerken juni 2024

Page 1


Groninger Kerken

Juni 2024

Themanummer Kunst en kerken

Binnenzijde: Het priesterkoor van de Paterskerk, 1957. Bij de afbraak verdwenen ook de schilderingen van F.H. Bach. Collectie Groninger Archieven, foto Fotobedrijf Piet Boonstra (2248-18746).

Voorzijde: Henk Helmantel, 'Koor van de kerk van Thesinge', 2022. Foto Art Revisited, Tolbert.

Woord vooraf

Kunst en kerken – het thema van deze zomeraflevering – vormen een haast vanzelfsprekende twee-eenheid. Kerken kunnen zowel de drager van kunstwerken zijn als een inspiratiebron voor kunstenaars. Een van de auteurs in dit tijdschrift merkt over het samenkomen van beide aspecten treffend op: ‘Het is nu eenmaal moeilijk wedijveren met een onderwerp waarvan de schoonheid al ruimschoots geaccepteerd is’.

Dat schoonheid een relatief begrip is en dat de waardering van kunst tijdgebonden is, blijkt al uit de bijdrage van Mieke van der Wal en Jan Jaap Heij. Zij belichten het monumentale werk van de schilder Franciscus Hermanus Bach. We kennen hem als leraar aan Minerva, waar hij voor de kunstenaars die in 1918 De Ploeg zouden oprichten, een rolmodel is geweest. Dat hij, vroom katholiek als hij was, ook veel kerkdecoraties heeft gemaakt, is minder bekend. De ‘tweede beeldenstorm’ in de naoorlogse decennia was een bedreiging van Bachs werk. Een van zijn leerlingen, Johan Dijkstra, schreef in 1965: ‘De schilderingen in de neo-Romaanse kerk in de Moesstraat waaraan Bach het laatste deel van zijn leven met zoveel liefde werkte, zijn door een modernisering voor een deel ondergesausd. Over een paar honderd jaar kan men ze misschien weer voorzichtig onder de verf vandaan halen, dat is wel meer gebeurd in de historie!’ De schilderingen verdwenen echter in 1994 met de afbraak van de Heilig Hartkerk. Een deel van Bachs oeuvre deelde inmiddels dit lot: het is aan het oog onttrokken of door de sloop van kerkgebouwen zelfs voorgoed verdwenen. Ook om die reden verdient dit aspect van Bachs werkzaamheid onder de aandacht te worden gebracht.

Han Steenbruggen beschrijft vanuit een sterk persoonlijk engagement hoe leden van De Ploeg in de jaren twintig en dertig in hun weergave van het Groninger landschap vaak de kerkgebouwen een prominente plaats gaven. De eigentijdse kunst wordt vertegenwoordigd met een artikel over Henk Helmantel. Velen kennen hem ook als een trouwe steun en toeverlaat voor het werk van onze stichting, maar Martin Hillenga heeft het deze

keer in een gesprek met de kunstenaar vooral ook over zijn eigen werk, waarin het kerkinterieur een bijzondere plaats inneemt. Het interview dat Tjitske Zuiderbaan met Eline Brontsema voerde, brengt ons bij een jongere generatie van kunstenaars die ook weer geïntrigeerd worden door de bijzondere sfeer van de eeuwenoude kerkgebouwen. Voor haar prenten heeft zij zich in een uiterst veeleisende druktechniek bekwaamd.

Zo’n twintig jaar geleden zijn op verschillende kerkterreinen door een keur aan kunstenaars objecten geplaatst. Een van de opzienbarendste hiervan, ontworpen door JCJ Vanderheyden, staat in Woltersum. Patty Wageman analyseert de achtergronden ervan. Zelfs onze column heeft deze keer, dankzij de bijdrage van de veelzijdige dichter en beeldend kunstenaar Jan Glas, een nadrukkelijk artistieke inslag.

Wij hopen dat deze artikelen vele lezers er ook toe zullen bewegen in de zomermaanden het Groninger kerkenlandschap opnieuw te verkennen.

Kees van der Ploeg voorzitter redactie
Patty Wageman directeur

Dit kwartaal in Groninger Kerken

Johan Dijkstra, 'Gezicht op Fransum', 1933. Collectie Groninger Museum, bruikleen Groninger Kerken, foto Marten de Leeuw.

Pagina 6

Verdwenen werk van

F.H. Bach

Mieke van der Wal en Jan Jaap Heij

Het kerkelijk oeuvre van de leermeester van de eerste generatie Ploeg-schilders geniet weinig aandacht. Veel daarvan verdween bovendien in de tweede helft van de vorige eeuw.

Pagina 18

Laatste doorkomst Oostum

Han Steenbruggen

Voor wie door het Hogeland fietst, is de in de verte kerk de belofte van een volgend dorp. Voor schilders van De Ploeg vormden ze een marginaal maar dankbaar onderwerp.

Pagina 25

Kerken van Helmantel

Martin Hillenga

Het 55-jarig bestaan van Groninger Kerken is voor Museum Helmantel aanleiding om een selectie van kerken van de schilder uit Westeremden te tonen.

Pagina 34

Hedendaagse eeuwenoude prentkunst

Tjitske Zuiderbaan

Interview met Eline Brontsema.

Pagina 38

Grafdelver

Jan Glas

‘Wat een fotokans!’ Het besneeuwde kerkhof van Midwolde leidde ook nog eens tot een gedicht.

Pagina 41

Poort en bank

Patty Wageman

‘Alles gaat over kijken’ is een rake typering van het werk van JCJ Vanderheyden. Aan de rand van het kerkhof van Woltersum staat zijn kunstwerk ‘Poort en bank’.

Het verdwenen levenswerk van F.H. Bach: de schilderingen in de Heilig Hartkerk in Groningen

Mieke van der Wal en Jan Jaap Heij

‘Vandalisme: Levenswerk van F.H. Bach wordt ondergesausd’. Onder deze alarmerende kop deed Johan Dijkstra in maart 1960 in het Nieuwsblad van het Noorden verslag van een bezoek aan de Heilig Hartkerk in de Moesstraat in Groningen. Nadat hem een ‘noodkreet’ had bereikt dat de muurschilderingen van zijn vroegere leermeester Franciscus Hermanus Bach (1865-1956) in die katholieke kerk werden overgeschilderd was hij daar poolshoogte gaan nemen. ‘Weet het kerkbestuur wel wat de betekenis was van dit werk?’, vroeg hij zich verontwaardigd af. ‘Niet meer of minder dan een vernieuwing van de kerkelijke schilderkunst’, luidde zijn antwoord op die vraag.’

De Moesstraat in Groningen met Heilig Hartkerk in 1952. Collectie Groninger Archieven, uitgave Verkoop Onderneming Luchtfoto’s (1986-03709).

De Heilig Hartkerk aan de Moesstraat in Groningen in 1914. Collectie Groninger Archieven, foto P.B. Kramer (1785-5147).

De Moesstraat in mei 2024. De bij de sloop in 1994 gespaarde toren van de Heilig Hartkerk doet dienst als liftschaft. Foto Martin Hillenga.

F.H. Bach, Studie voor een portret van W.F.A. Elsen, olieverf op doek, rond 1904. Elsen was pastoor van de Sint-Martinus-parochie en deken van het dekenaat Groningen en Assen. Hij legde de eerste steen voor de Heilig Hartkerk. Het uiteindelijke portret hangt in de bestuurskamer van de Sint-Jozefkerk in Groningen. Collectie Groninger Museum, foto Marten de Leeuw.

De Heilig Hartkerk gemoderniseerd

Die vernieuwing was in Frankrijk begonnen bij Pierre Puvis de Chavannes en omstreeks 1900 tot Nederland doorgedrongen. Bach werd een voorvechter van diens opvattingen en wist, volgens Dijkstra, ‘voor ‘t eerst weer een eenheid van architectonische schildering en liturgische inhoud te bereiken’. ‘En nu gaat men deze mooie kerk die nog gebouwd is op Romaanse basis, moderniseren’, vervolgde hij. ‘Tegen het prachtig afgewogen plafond worden decoratieve plaatjes board gespijkerd en de rest wordt rood gemaakt. De schilderingen in het koor, met zoveel liefde en kennis geconcipieerd, zijn reeds half dekkend, ondergesmeerd, het plafond is al voor een deel verprutst; gelukkig zijn de staatsies er nog, laat die in hemelsnaam bestaan, al was het uit piëteit voor de belangrijke figuur die F.H. Bach in zijn tijd was!’ 1 Dijkstra’s verontwaardiging leidde niet tot het stopzetten van de werkzaamheden, maar de kruiswegstaties, en twee schilderingen in het noord- en zuidtransept, bleven wel in het zicht. Of dat aan zijn oproep te danken was of dat dit al de bedoeling was, is natuurlijk de vraag. Van tevoren had het kerkbestuur weinig ruchtbaarheid gegeven aan de plannen en na het verschijnen van het artikel van Dijkstra was het te laat om er protest tegen aan te tekenen. Het is overigens niet zeker of hij veel medestanders zou hebben gevonden. In de jaren zestig heerste vrij algemeen de opvatting dat de drukke, bonte beschildering van katholieke kerken niet meer paste bij de moderne geloofsbeleving.

Ook in niet-katholieke kring bestond in die tijd trouwens weinig waardering voor figuratieve, verhalende schilderkunst. Die werd als ‘ouderwets’ en achterhaald gezien

in deze periode, waarin abstractie als het hoogste gold. Zo schreef Jaap Bolten, conservator van het Groninger Museum, in 1965 naar aanleiding van de tentoonstelling bij Bachs honderdste geboortedag veel waardering te hebben voor diens ‘vrije’ werk. Hij vond het echter begrijpelijk dat aan diens religieuze werk in de expositie niet veel aandacht was besteed, omdat dat ‘voor de moderne mens niet zonder meer toegankelijk’ was. ‘Wél kan men de technische vaardigheid bewonderen’, zo vervolgde hij, ‘men kan Bach’s curieuze, persoonlijke verwerking van de Jugendstil opmerken, maar ondanks dit alles is het beter, een volgende ommekeer van de wispelturige tijd af te wachten waarin men dit facet van Bach’s kunst met meer kans op algemeen begrip kan tonen.’ 2

Wat dat laatste betreft, heeft Bolten gelijk gekregen. Sinds enige decennia bestaat weer waardering voor de katholieke kerkelijke kunst uit de tijd van Bach. Veel kerken met een vergelijkbaar decoratief ensemble dat de ‘tweede beeldenstorm’ van de jaren zestig wel ongeschonden heeft overleefd, hebben inmiddels de status van beschermd monument. 3 Voor de Heilig Hartkerk kwam die herwaardering echter te laat. In 1994 werden de kerk en de pastorie gesloopt om plaats te maken voor een appartementengebouw.4 Alleen de toren mocht blijven staan om als liftschacht te dienen.

Als de Heilig Hartkerk in volle glorie was blijven bestaan, had deze een goede kans gemaakt om een beschermd monument te worden. Naast Bach hadden immers verscheidene andere vooraanstaande kunstenaars aan het in- en exterieur meegewerkt. De architect van de kerk, Jan Stuyt, een van de meest productieve kerkenbouwers uit de eerste helft van de vorige eeuw,

Titelblad van Ter herdenking, uitgegeven ter gelegenheid van het 25-jarig priesterschap van H.F. van der Horst met reproductie van het door F.H. Bach getekende portret uit april 1922. Collectie Groninger Archieven.

Twee pagina’s uit Ter Herdenking (1922), met afbeeldingen van de door Bach vervaardigde schilderingen Collectie Groninger Archieven.

Het interieur van de Heilig Hartkerk, jaren ’20. Collectie Groninger Archieven, foto P.B. Kramer (1785-12581).

Ansichtkaart met interieur van de Heilig Hartkerk tijdens dienst ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van de kerk op 20 november 1938. Collectie Groninger Archieven, foto P.E.M. Bouchier (1986-3708).

Interieur van de Heilig Hartkerk, 1955. Collectie Groninger Archieven, foto Fotobedrijf Piet Boonstra (2248-5087).

De voor zover bekend enige kleurenopnamevan een van de schilderingen (‘De Bergrede met de acht Zaligheden’) in de Heilig Hartkerk, gemaakt in 1994 voorafgaand aan de afbraak.

Collectie Groninger Archieven, foto J.W. Benten (2138-8274).

wordt tegenwoordig in architectuurhistorische kring als een belangrijk bouwmeester gezien.5 Verder waren het liturgisch vaatwerk, het altaar met de kandelaars en de godslamp, de communiebank, preekstoel en doopvont vervaardigd door het bekende Utrechtse atelier van Jan Brom, die ook de ontwerpen voor de hardstenen altaartombe en de eikenhouten banken leverde. De glasin-loodramen waren van de hand van Frits Geuer, wiens atelier ook in Utrecht was gevestigd. 6

Het beeldprogramma van de Heilig Hartkerk Drijvende kracht achter de oprichting van de Heilig Hartkerk was pastoor H.F. van der Horst. Een paar jaar na zijn benoeming in 1909 tot kapelaan van de Sint-Martinuskerk aan de Broerstraat stelde de aartsbisschop hem aan om een nieuwe parochie op te richten in de Moesstraat. Deze straat kwam te liggen in een nieuwbouwwijk ten noorden van het Noorderplantsoen, waar vooral arbeiders woonden. De bouw verliep voorspoedig en snel: de eerstesteenlegging vond op 1 mei 1913 plaats door mgr. W.F.A. Elsen. Al op 30 oktober werd de kerk ingewijd door de aartsbisschop van Utrecht. Het uitvoeren van de schilderingen nam heel wat meer tijd in beslag. In een gedenkboek ter gelegenheid van het 25-jarig priesterschap van Van der Horst in 1922 zijn foto’s opgenomen van de voorstellingen die sinds 1913 waren voltooid. Daarnaast wordt in het gedenkboek een beschrijving gegeven van nog aan te brengen onderwerpen.7

Over de reeds uitgevoerde schilderingen valt te lezen: ‘Bij het binnentreden ziet men […] in de concha boven het hoofdaltaar geschilderd: het H. Hart; Jesus de Hogepriester, Die voor ons bidt […]. Het H. Hart is omgeven van druivenranken en de tekst roept de geloovigen toe:

dat zij met Jesus, den wijnstok vereenigd moeten blijven’. Op de zoldering was een beschildering aangebracht met ‘het Lam met de 4 dieren’ en in de transepten ‘de twee groote getuigen […] die ook op den Thabor verschenen: Mozes en Elias’. In het noordtransept waren twee voorstellingen te zien, een grotere met ‘De Bergrede’ en een kleinere met de ‘Genezing van den lamme’, en in het zuidtransept één grote voorstelling, ‘De zending der Apostelen en de groote missionarissen.’

De twee grote voorstellingen werden in 1960 niet overgeschilderd, net als de kruiswegstaties en de voorstelling van Christus op de koude steen, die in de zijbeuken van het schip direct op de muur waren geschilderd. In 1919 had Bach het aanbod gedaan drie staties te schenken en de overige voor 100 gulden per stuk te leveren. In een brief aan de bisschop van Groningen, waarin toestemming werd gevraagd om die schenking te aanvaarden, wordt vermeld dat de overige staties buiten de ‘reguliere begroting’ zouden worden bekostigd. 8

Bach voerde het meeste werkzaamheden zelf uit. Hij maakte eerst met houtskool een voortekening, direct op de muur, waarna de voorstelling in verf werd afgewerkt. 9 Hij woonde vanaf begin jaren twintig aan de Nieuwe Ebbingestraat 137 en kon door het Noorderplantsoen in zo’n vijf minuten naar de kerk lopen.10 Desondanks heeft het vele jaren geduurd voordat de schilderingen waren voltooid. Naast de omvang van het project zal ongetwijfeld ook het rondkrijgen van de financiering daarbij een rol hebben gespeeld. Zo werd in 1938, bij het 25-jarig bestaan van de kerk, een comité ingesteld om geld in te zamelen voor de afwerking van de schilderingen.11 Wanneer ze uiteindelijk zijn voltooid, is niet precies te achterhalen.

Geld was trouwens wel vaker een probleem bij het uitvoeren van kerkelijke opdrachten, zo blijkt uit een anekdote die Jean-Paul Franssens in 1994 heeft opgetekend. Tijdens een ontmoeting met Bach, die toen al tegen de negentig liep, vertelde deze: ‘Kruiswegstaties links. Kruiswegstaties rechts. Half Groningen heb ik er mee vol geschilderd. Portretten van de roomse potentaten. Altijd afdingen. Steeds op je geld wachten. Gierigheid en wijwater gaan hand in hand. Maar die ene deken heb ik als beul van Jezus afgebeeld. Iedereen herkende hem. Behalve hijzelf’.12

Hoewel er van de muurschilderingen geen tastbare overblijfselen meer zijn, valt daarvan toch een globaal beeld te krijgen aan de hand van de weinige bewaard gebleven zwart-wit afbeeldingen en foto’s van het interieur. In het gedenkboek uit 1922 valt te lezen dat er plannen waren om op de hoofdmuur nog een ‘voorstelling van de Drievuldigheid’ aan te brengen en op de grote muur rondom het altaar een schildering ‘opwekkend om eer en lof en dank te brengen aan den verborgen Jesus, Die ons grenzenloos bemint.’ Op een foto uit 1938 is te zien dat die toen al waren uitgevoerd. Aan de zoldering wilde men na 1922 nog de volgende voorstellingen toevoegen: Adam en Eva (‘het eerste mensenpaar, ook door Jesus verlost’), Abraham (‘vertegenwoordiger van het uitverkoren volk’), Johannes de Dooper (‘die staat tusschen het Oude en Nieuwe verbond’), twee heilige apostelen, twee heilige martelaren, twee heilige bisschoppen, twee heilige belijders en twee heilige vrouwen.13 Een deel van de zoldering is te zien op een foto uit 1955. Hoe kleurrijk het geheel is geweest, valt helaas niet te meer reconstrueren, omdat er maar één, wat vervaagde, kleurenfoto is achterhaald van ‘De Bergrede’. De stijl van de kruiswegstaties sluit aan bij die van de op panelen geschilderde staties in de Franciscuskerk in Wolvega uit 1926. Mogelijk vertoonde het kleurgebruik daar ook overeenkomsten mee.

F.H. Bach, Kruiswegstaties 1 t/m 7, jaren ’20, muurschilderingen in de Heilig Hartkerk. Foto’s Kerkcollectie Digitaal, Museum Catharijneconvent.

F.H. Bach, Christus op de koude steen, jaren ’20, muurschildering in de Heilig Hartkerk. Foto Kerkcollectie Digitaal, Museum Catharijneconvent.

F.H. Bach, Eerste en tweede statie, 1926, olieverf op paneel, Franciscuskerk in Wolvega. Foto’s Diana Nieuwold.

F.H. Bach, Eerste statie, 1907, olieverf op doek, oorspronkelijk in de Sint Martinuskerk in Martenshoek, nu in de OLV van Altijddurende Bijstand in Ens. Foto Kerkcollectie Digitaal, Museum Catharijneconvent.

Interieur met schilderingen van F.H. Bach in apsis in Sint Martinuskerk in Martenshoek. Foto uit het tijdschrift Onze Kunst (1907). Collectie Universiteitsbibliotheek Groningen, foto Dirk Fennema.

F.H. Bach, Schildering in apsis van Juvenaatskapel Broeders van Maastricht, nu Trichter College in Maastricht, 1922-1927. Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, foto Sergé Technau.

De Paterskerk of Onze Lieve Vrouwe Onbevlekt Ontvangenkerk aan de Gelkingestraat, in 1959 gefotografeerd vanaf de Martinitoren. Collectie Groninger Archieven, foto E. Folkers (1785-56).

Gezicht op het altaar van de Paterskerk aan de Gelkingestraat, 1931. Collectie Groninger Archieven, foto P.B. Kramer (1785-12586).

F.H. Bach, Eerste statie, ca. 1905-1906, olieverf op doek, oorspronkelijk in de Paterskerk in de Gelkingestraat, nu in de Sint Martinuskerk in Warga. Foto Kerkcollectie Digitaal.

F.H. Bach, Interieur van de Onze Lieve Vrouwe Hemelvaart in Beltrum, muurschildering in het koor, gedeeltelijk overgeschilderd in jaren ’60. Collectie Rijksdienst Cultureel Erfgoed, foto S. van der Jagt.

Het overige monumentale werk van Bach De Heilig Hartkerk was overigens niet de eerste kerk waarvoor Bach muurschilderingen heeft gemaakt. Zijn eerste project op dit terrein voerde hij uit in de Martinuskerk in Martenshoek, een door Nicolaas Molenaar sr. ontworpen zaalkerk die in 1891 was gewijd. Hier maakte hij rond 1902 een schildering op de sluitmuur aan de apsiszijde, die sterk geïnspireerd is op de romaanse en vroeg-gotische schilderkunst. Bovenaan de boog zat de Christusfiguur met aan weerszijden symbolen van de vier evangelisten en daaronder half-figuren van de vier kerkvaders. Onder een band met wolken en kantelen waren aan de ene kant de geloofsverkondiging van Martinus uitgebeeld en aan de andere kant diens naastenliefde.14 Ook deze schildering bestaat niet meer, omdat die eveneens in de jaren zestig is witgekalkt. Nadat de kerk in 1991 buiten gebruik was gesteld, heeft deze een andere bestemming gekregen.15 De in de kerk aanwezige kruiswegstaties waren op paneel geschilderd en konden daarom zonder schade worden verwijderd.16 Ze hebben enkele jaren later een nieuwe plek gekregen in een kerk in Ens.17

Ook voor een andere kerk van Molenaar heeft Bach schilderingen en kruiswegstaties vervaardigd. Dat was de in 1888 gebouwde Paterskerk (Onze Lieve Vrouwe Onbevlekt Ontvangen) aan de Gelkingestraat 17 in Groningen. Bach voelde zich nauw verwant met de jezuieten en ging hier zelf ter kerke. Van een aantal jezuïeten heeft Bach portretten geschilderd. De toenmalige rector pater J. Jorna S.J. stelde het centrale decoratieschema op, dat in een brochure uit 1912 uitvoerig is beschreven. Het moest een verbeelding worden van de door Ignatius de Loyola, de stichter van de orde, samengestelde Geestelijke Oefeningen.18 Nadat Jorna Groningen kort daarna had verlaten, vond de uitvoering in 1915-1916 plaats onder zijn opvolger.19 Bij de sloop van de kerk in 1962 zijn deze muurschilderingen verloren gegaan. Op overzichtsfoto’s van het interieur zijn ze helaas niet heel goed zichtbaar. In 1956, zes jaar voor de sloop, was de kerk al gesloten en werden de op doek geschilderde staties geschonken aan Christianus Cornelius Johan Bachg, een zoon van de schilder, die toentertijd pastoor was van de Martinuskerk in Bussloo. 20 Omdat ze daar niet goed voldeden, werden ze vervolgens verplaatst naar de Martinuskerk in Warga, waar ze nog steeds te zien zijn. Stilistisch gezien vertoont deze serie veel overeenkomst met de kruiswegstaties uit de Martinuskerk in Martenshoek.

Met de bovengenoemde muurschilderingen van Bach is het niet goed afgelopen. Gelukkig is er in ieder geval nog één mooi voorbeeld van zijn religieuze monumentale werk te zien: de schilderingen in het priesterkoor van de Onze Lieve Vrouwe Hemelvaartkerk in Beltrum in Gelder-

land. Bach heeft in Het Gildeboek zelf een beschrijving gegeven van de voorstellingen, waarvoor hij na de verbouwing en uitbreiding van de kerk in 1929 opdracht had gekregen. 21 Die opdracht heeft hij ongetwijfeld gekregen omdat de hierboven vermelde Van der Horst in 1927 pastoor in Beltrum was geworden. 22 De versobering is ook niet helemaal aan deze kerk voorbijgegaan. Tussen 1962 en 1964 liet het kerkbestuur op aanwijzing van de toenmalige pastoor delen van de schilderingen van Bach overschilderen met een donkere laag bruine verf om de voorstellingen ‘rustiger’ te maken. Gelukkig kon die ingreep bij een restauratie in 2018 weer ongedaan worden gemaakt. 23

Het meest omvangrijke bewaard gebleven ensemble van Bach, uitgevoerd tussen 1922 en 1927, bevindt zich in de Juvenaatskapel van de Broeders van Maastricht. Hier had hij een grote inbreng bij het vaststellen van de afgebeelde thema’s. Tegenwoordig is deze kapel in gebruik als recreatieruimte voor studenten die in het complex wonen. 24 De schilderingen zijn gelukkig wel op hun plaats gebleven.

Bach heeft ook op andere plaatsen in het land monumentaal religieus werk gemaakt, zowel voor kerken als voor katholieke (onderwijs)instellingen. Het is lastig om daarvan een compleet overzicht te krijgen, omdat een deel verloren is gegaan.25 Bovendien bevindt een aantal van de door hem vervaardigde kruiswegstaties zich inmiddels niet meer op hun oorspronkelijke locatie. Daarnaast wordt in de kunsthistorische literatuur uit zijn tijd nauwelijks op dit deel van zijn oeuvre ingegaan. In boeken als Ars Sacra en Hedendaagsche religieuse kunst van Clemens Meulemans wordt Bach zelfs helemaal niet genoemd. 26 Alleen Gerard Brom heeft kort iets over hem geschreven en hem in nogal cryptische bewoordingen gekarakteriseerd als een volgeling van Antoon Derkinderen. 27 Pas in 2013 heeft Bernadette van Hellenberg Hubar wat uitvoeriger aandacht besteed aan Bach in haar boek over kerkelijke kunst uit het interbellum. Daarin prijst ze zijn ‘innovatieve beeldtaal’, maar analyseert slechts één project uitvoerig: de schilderingen in de Juvenaatskapel in Maastricht. 28

Bach heeft aan het begin van zijn loopbaan, rond 1895, één keer ontwerpen geleverd voor een niet-religieus monumentaal werk: cartons voor de tegeltableaus in de hal van het hoofdstation in Groninger, die werden uitgevoerd bij de Haagse plateelbakkerij Rozenburg. Ook deze voorstellingen zijn niet altijd op waarde geschat. Nadat er in 1969 een verlaagd plafond in de hal was aangebracht zijn ze ruim dertig jaar uit het zicht verdwenen. Gelukkig zijn deze tableaus, na een ingrijpende restauratie, sinds 2000 weer in volle glorie te bewonderen. 29

Bach als docent aan Academie Minerva Terwijl Bach aan al deze projecten werkte, was hij ook werkzaam als docent aan Academie Minerva. Vrijwel meteen na het voltooien van zijn opleiding kreeg hij daar in 1884, nog maar 19 jaar oud, zelf een aanstelling. Zijn leerlingen kenden hem in de eerste plaats als een impressionistisch schilder, die hen naar buiten meenam en hun leerde om direct in de natuur hun indrukken vast te leggen. Een deel van die leerlingen werd later lid van de befaamde Kunstkring De Ploeg en hun waardering voor Bach heeft ervoor gezorgd dat zijn naam nog steeds een begrip is in Groningen. 30 Johan Dijkstra schreef bijvoorbeeld: ‘Geen wonder dat Bach een groot leermeester was, hij had “iets in de mouwen”, hij kon z’n leerlingen voordoen hoe het moest. Bovendien joeg hij ze naar buiten in de vrije natuur, “en plein air” – zijn eigen ideaal. Op de na hem komende generatie heeft hij daardoor ontegenzeglijk zijn stempel gedrukt. Het is eigenlijk jammer’, vervolgde Dijkstra, ‘dat hij later de monumentale kant opging […]. De impressionistische landschapschilder is daar in zekere zin ten offer gebracht’. 31

Bach zelf heeft daar ongetwijfeld anders over gedacht. Voor hem, als strenggelovig katholiek, moet zijn monumentale werk in kerken heel belangrijk zijn geweest. Dijkstra heeft in een herdenkingsartikel ter gelegenheid van zijn honderdste geboortedag in 1965 diens betekenis op dit terrein als volgt verwoord: ‘Eigenlijk leek Bach, ondanks zijn modern-picturale instelling een vrome middeleeuwer, een man van de Scholastiek, verdwaald in deze tijd. […] Of er iets in de nieuwe architectuur van zijn ideeën is doorgedrongen is moeilijk na te gaan. We leven in een tijd van individualisme, ieder meent het op zijn manier te weten. Bovendien dacht Bach misschien nog te veel aan de grote middeleeuwse kathedralen midden in de grote steden. De binnensteden raken tegenwoordig ontvolkt, Kruiskerken worden er niet meer gebouwd; in de buitenwijken verrijzen talloze kleine’. 32

Inmiddels worden die kleine kerken in de buitenwijken ook alweer voor een groot deel gesloopt of omgebouwd voor ander gebruik. En van veel van de kunstwerken daarin blijft vermoedelijk net zo weinig over als van de schilderingen van Bach in de Heilig Hartkerk.

1. Johan Dijkstra, ‘Vandalisme: Levenswerk van F.H. Bach wordt ondergesausd’, Nieuwsblad van het Noorden, 14 maart 1960.

2. J. Bolten, ‘Herdenkingstentoonstelling in Groninger Museum’, Nieuwsblad van het Noorden 9 oktober 1965.

3. In de jaren zestig van de vorige eeuw waren velen in de Katholieke Kerk uitgekeken geraakt op de drukke, bonte decoratie uit de tweede helft van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw. Dit leidde ertoe dat in veel kerken heiligenbeelden werden verwijderd en wandschilderingen overgesausd. Dit gebeurde vaak op zo’n rigoureuze manier dat hiervoor de term ‘tweede beeldenstorm’ in zwang raakte.

4. ‘Heilig Hartkerk wijkt voor nieuwbouw’, Nieuwsblad van het Noorden, 30 april 1994.

5. Zie: Jeroen Goudeau en Agnes van der Linden (red.), Jan Stuyt (1868-1934) een begenadigd en dienend architect (Nijmegen 2011).

6. Zie: Ter herdenking van het 25-jarig priesterschap van den weleerwaarden Heer H.F. van der Horst 1897-1922, 5, 18-19. De tombe werd uitgevoerd door steenhouwerij Johs. Holsbergen en de banken door meubelmakerij Barree, beiden uit Groningen. Zie: Parochie van het H. Hart van Jezus, 1913 – 23 november 1978, 65+ (Groningen 1978) 8, 9. In 1991 zijn het gebouw, het interieur en de liturgische voorwerpen nog geïnventariseerd door de Stichting Kerkelijk Kunstbezit Nederland. Na de opheffing van deze stichting in 2012 worden de taken daarvan uitgevoerd door de afdeling ‘Erfgoed in kerken en kloosters’ van Het Catharijneconvent in Utrecht. De verzamelde gegevens zijn op aanvraag te bekijken op de website https://kerkcollectie.catharijneconvent.nl. Met dank aan Tim Graas, Emma de Jong en Hanna Melse.

7. ‘Zinnebeeldige versiering der kerk’, Ter herdenking van het 25-jarig priesterschap van den weleerwaarden Heer H.F. van der Horst 18971922, 5-12, 14, 16. Bij de onderwerpskeuze heeft pastoor Van der Horst veel invloed gehad.

8. Brief d.d. 21 oktober 1919 van H.F. van der Horst en J.G. Feijen aan de aartsbisschop van Utrecht; in Groninger Archieven, toegang 159 (Bisschop van Groningen (1), 1853-1956), inv.nr. 41.1.

9. Jo. Giel, ‘Het levenswerk van Bach’, Nieuwsblad van het Noorden, 16 maart 1960. Giel was leerling van Bach geweest en had hem mogen assisteren.

10. Daarvoor woonde Bach met zijn gezin aan de Nieuwe Ebbingestraat 27, iets dichterbij het centrum.

11. ‘Uit de R. Kath. Gemeenschap. Het zilveren feest der H. Hartsparochie’, Nieuwsblad van het Noorden, 13 juni 1938.

12. Jean-Paul Franssens, ‘Kunst is kunst (3)’, NRC Handelsblad 14 februari 1994.

13. Ter herdenking van het 25-jarig priesterschap van den weleerwaarden Heer H.F. van der Horst 1897-1922, 9.

14. Zie voor beschrijving van de schildering in de Sint-Martinuskerk in Martenshoek: D. de Vries Lam, ‘Toegepaste kunst in Groningen (vervolg)’, Onze Kunst 6 (1907) 134, 136.

15. Bij decreet van de bisschop van Groningen werd de kerk op 25 januari 1991 onttrokken aan de eredienst. Het gebouw werd verkocht aan een glazeniersbedrijf: https://nl.wikipedia.org/wiki/Sint-Martinuskerk_(Foxham) (geraadpleegd 15 maart 2024). In 2011 werden de eerste plannen voorgelegd om in de kerk appartementen te realiseren. Na aanpassing van het bestemmingsplan zijn hiervoor ontwerpen voorgelegd: https://jps.amsterdam/work/herbestemming-sint-martinuskerk-martenshoek/ (geraadpleegd 15 maart 2024).

16. Bach had de opdracht voor deze kruiswegstaties in 1907 gekregen van G. Bodewes, lid van kerkbestuur, die deze in 1908 ter gelegenheid van diens 25-jarig huwelijk aan de kerk schonk. Zie: brieven d.d. 23 en 25 september 1907 van pastoor J.G. Wannet aan mgr. H. v.d. Wetering, aartsbisschop van Utrecht. De toestemming werd op 26 september 1907 verleend. Brief d.d. 29 april 1908, van J.G. Wannet aan mgr. H. v.d. Wetering, aartsbisschop van Utrecht, met verzoek mgr. W.F. Elsen toestemming te verlenen om kruiswegstaties te wijden; in Groninger Archieven, Toegang 159 (Bisschop van Groningen (1), 1853-1956), inv.nr. 59.1.

Bronnen

Over de auteur Jan Jaap Heij (1947) studeerde kunstgeschiedenis in Amsterdam (UvA) en werkte daarna enige tijd als kunstcriticus voor NRC-Handelsblad en als wetenschappelijk medewerker aan het Instituut voor Kunstgeschiedenis van de Rijksuniversiteit Groningen. Van 1981 tot zijn pensionering in 2010 was hij conservator beeldende kunst van het Drents Museum in Assen. Sindsdien is hij freelance werkzaam als kunsthistorisch onderzoeker en publicist. Hij schreef, vaak samen met anderen, diverse artikelen en boeken over o.a. negentiende en twintigste-eeuwse schilderkunst, Art Nouveau en Art Deco.

Over de auteur Mieke van der Wal (1951) studeerde kunstgeschiedenis in Amsterdam (UvA) en was voor de Stichting Schone Kunsten rond 1900 werkzaam bij het Drents Museum in Assen. Ze werkte mee aan verschillende publicaties, o.a. over Johan Dijkstra, Hendrik Nicolaas Werkman (was medebezorger van Hendrik Nicolaas Werkman, Brieven rond De Blauwe Schuit (1940-1945)), De Ploeg en Jan Sluijters.

17. De kruiswegstaties worden in deze kerk, die is gewijd aan Onze Lieve Vrouwe van Altijddurende Bijstand, bewaard in een ruimte bij de sacristie: https://www.flevolanderfgoed.nl/home/bouwkunst/ noordoostpolder-3/ens-3/o-l-vrouwe-van-altijddurende-bijstand. html (geraadpleegd 20 maart 2024).

18. J. Jorna, Plan der schildering van de Paterskerk te Groningen (z.p. 1912).

19. Ben J.I. Stagge, Jezuïeten in de stad Groningen van 1588 tot 1971 (Bedum 2008) 54-55; bij de uitvoering van meer decoratieve gedeelten van de schilderingen werd Bach bijgestaan door H.B. Kappelhof en H.J. Sips.

20. De familienaam is officieel Bachg, maar de schilder liet de g altijd weg. Zie over Bach en zijn familie: Wim van Hagen, ‘Wie was Franciscus Hermanus Bach’, Old Nijs 33 (2019) nr. 89 (februari), 40-43.

21. F.H. Bach, ‘Toelichting bij zes foto’s van zeven wandvlakken, schilderingen in Keimsche verven, in een dorpskerk door den ontwerper-uitvoerder’, Het Gildeboek 18 (1935) 15-19.

22. Zie: ‘Uit de R. Kath. Gemeenschap. Het zilveren feest der H. Hartsparochie’, Nieuwsblad van het Noorden 13 juni 1938.

23. Van Hagen (zie noot 20), 40.

24. P.J.I. Flaton, Een gemeenschap van heiligen: de schilderingen in de Juvenaatskapel van de Broeders van Maastricht (Maastricht 2002). Zie ook: https://www.toposzuidlimburg.nl/maastricht-en-architecten?wix-vod-video-id=1e8dd36a88c74985b234c4a8e1cc654e&wix-vod-comp-id=comp-k7zz0oj3 (geraadpleegd 21 maart 2024).

25. In de volgende publicaties worden religieuze monumentale projecten genoemd: D. de V[ries] Lam, ‘F.H. Bach’, Maandblad Groningen 1931, 94-95; Renate Huttinga, F.H. Bach: een veelzijdig kunstenaar, doctoraalscriptie Kunst- en Architectuurgeschiedenis, Rijksuniversiteit Groningen 1998, 36-41; Henny van Harten-Boers e.a., F.H. Bach. Leermeester van De Ploeg ([Slochteren] 2005) 25.

26. J.M. van Hardeveld e.a., Ars Sacra. Verzameling van de belangrijkste werken van gewijde kunst in de laatste tien jaren ten behoeve van den katholieken eeredienst tot stand gekomen (Leiden 1929); Clemens Meulemans, Hedendaagsche religieuze kunst (Amsterdam 1936).

27. Gerard Brom, Herleving van de kerkelike kunst in katholiek Nederland (Leiden 1933) 385: ‘Wij voor ons willen niet de namen opnoemen van de ongelukkigen, die Der Kinderen overal verdrongen hebben; we troosten ons liever in zijn verzoenende geest met een enkele F.H. Bach, die door zijn op Der Kinderen gestemde trant de meester christelijk mocht wreken.’

28. Bernadette C.M. van Hellenberg Hubar, De genade van de steiger. Monumentale kerkelijke schilderkunst in het interbellum (Zutphen 2013) 212-225.

29. Wilfred van Leeuwen en H. Romers, Een spoor van verbeelding. 150 jaar monumentale kunst en decoratie aan Nederlandse stationsgebouwen ([Zutphen] 1988) 31-32, 102-104; Huttinga (zie noot 25), 41-45; Van Harten-Boers e.a. (zie noot 25), 26, 64.

30. Zie: catalogus tentoonstelling Instituut voor Kunst- en Architectuurgeschiedenis, Groningen 1981; Jan Jaap Hekman en Ben Vierdag, ‘F.H. Bach (1865-1956)’, Kwartaalschrift voor kunst en cultuur 1 (1981) 62-65; Cees Hofsteenge, De Ploeg 1918-1941. De hoogtijdagen, (Groningen 1993) 22-25; Francis van Dijk, Leraren van de Academie Minerva. Een keuze uit twee eeuwen kunst en kunstonderwijs in Groningen (Groningen 1998) 39-42; Anneke de Vries e.a., De Ploeg. Avant-Garde in Groningen 1918-1928 (Groningen/Zwolle 2018) diverse auteurs, 40-41.

31. Johan D. ‘Provincie Groningen. Collectie tekeningen en aquarellen van F.H. Bach’, Nieuwsblad van het Noorden, 10 juni 1961.

32. Johan Dijkstra, ‘100 jaar geleden geboren. F.H. Bach – pittoreske figuur’, Nieuwsblad van het Noorden, 9 oktober 1965; zie ook: Johan D[ijkstra], ‘Herinneringen aan Franciscus Herman Bach 29 mei 1865 – 22 januari 1956’, Groningsche Volksalmanak 1958, 4-9.

Laatste doorkomst Oostum

Han Steenbruggen

Johan Dijkstra, ‘Kerk van Oostum’, 1922. Collectie

Stichting De Ploeg, bruikleen Groninger Museum, foto Marten de Leeuw.

Ik heb er lang aan moeten wennen, die lege landschappen ten noorden van de stad waar in mijn beleving de wind altijd vrij spel heeft en droefgeestige wolkensluiers het licht flets filteren. Mijn kennismaking met schilderijen van Jan Wiegers, Johan Dijkstra, Jan van der Zee en met name Jan Altink en Job Hansen overtuigden mij ervan dat er wel degelijk schoonheid te ontdekken viel in het op de Waddenzee bevochten land, dat zo sterk verschilde van de bosrijke streek waar ik vandaan kom.

Voor mijn fietstochten verkoos ik aanvankelijk het beschutte en glooiende landschap van Drenthe, maar na mijn artistieke ontdekking stuurde ik mijn racefiets voornamelijk naar de gebieden waar de mannen van De Ploeg ooit hun schildersezels hadden opgesteld. Langzaam leerde ik hun fascinatie en emotionele verbondenheid met het oude Groningse cultuurlandschap begrijpen. Met de jaren heb ik de meeste wegen en paden die het Hogeland doorkruisen befietst en kan ik zo’n beetje alle namen van dorpen en gehuchten opsommen in volgorde van elke afgelegde tocht. Hun kenmerkende kerktorens vormen tijdens het fietsen oriëntatiepunten en geven me zo langzamerhand een vrij nauwkeurige indruk van nog af te leggen afstanden.

Weerbarstig land

In een van zijn vele teksten over de Groninger schilderkunst merkt Johan Dijkstra op dat in Drenthe kerken en kerktorens doorgaans verborgen gaan achter groen, terwijl ze in Groningen hoog uitsteken boven het land. Wellicht dat het in de jaren twintig van de vorige eeuw, toen stad en provincie nog verstoken waren van hoogbouw en elektriciteitsmasten, anders werd ervaren, maar ik vind dat laatste wel meevallen. Aan de horizon markeren ze weliswaar de plekken van dorpen, maar echt uitrijzen boven het landschap doen ze nu ook weer niet. Al die kerken op hun wierden blijven door hun robuuste en gesloten architectuur opmerkelijk gebonden aan het land waarover ze scherend uitkijken. Dat neemt niet weg dat bij het verlaten van elk dorp of gehucht – dit in tegenstelling tot Salland en Drenthe – de kerk van een volgend alweer zichtbaar is.

Marten Klompien, ‘Kerk op de wierde van Dorkwerd’, 1959. Collectie Groninger Museum, foto Marten de Leeuw.

De Ploeg

In 1918 werd door een aantal jonge kunstenaars De Ploeg opgericht. Binnen de vereniging kwam in de jaren twintig het Groninger expressionisme tot bloei, met als belangrijkste vertegenwoordigers Jan Wiegers, Jan Altink, Johan Dijkstra en Hendrik Werkman.

Tegen het einde van dat decennium kreeg een meer impressionistische wijze van schilderen de overhand in het werk van de Ploegleden van het eerste uur en kunstenaars die zich later bij de vereniging aansloten, onder wie Jan van der Zee, Ekke Kleima en Job Hansen.

‘Daar, duidelijk zichtbaar voor je, ligt de belofte van een volgend dorp, maar de weg ernaar toe is zelden recht en altijd weer langer dan je vermoedt.’

In een tijd van onverharde wegen en eenvoudige vervoersmogelijkheden moet dat bovendien een geheel andere beleving van ‘op weg zijn’ hebben betekend dan nu het geval is. Ik merk het al tijdens mijn rondes over het Hogeland: de mentale afstand tussen Heetten en Lettele is volkomen verschillend aan die tussen Winsum en Garnwerd of Den Andel en Eenrum. Daar, duidelijk zichtbaar voor je, ligt de belofte van een volgend dorp, maar de weg ernaar toe is zelden recht en altijd weer langer dan je vermoedt. Zeker als de vermoeidheid in de benen slaat en de wind – altijd die wind –tegenstand biedt, voel je je tussen de dorpen overgeleverd aan ongenaakbare leegten. Geen wonder dat dit weerbarstige land door passanten niet altijd als vriendelijk werd ervaren. Met de introductie van trein, automobiel, verharde wegen en een toenemende belangstelling voor de natuur van buitengebieden veranderde dat allemaal.

Actieradius

Het waren de kunstenaars van De Ploeg die het landschap ten noordoosten van de stad voor het eerst artistiek ontgonnen. Vaak wordt verondersteld dat ze ver de provincie in trokken, maar in de jaren twintig bewogen ze zich toch vooral binnen het gebied dat zich zo’n vijf kilometer noordwaarts uitstrekt tussen het Boterdiep en het Reitdiep. Daarbinnen vonden ze hun voornaamste thematiek: het agrarische landschap en de menselijke relatie daartoe. Op enkele uitzonderingen na bezochten ze de dorpen en gehuchten die verder lagen nauwelijks of niet. De schilderijen en werken op papier die dorpsgezichten en kerken tot onderwerpen hebben, staan alleen al om die reden

in marginale verhouding tot landschappelijke thema’s. Maar als je ze optelt, kom je toch wel tot een behoorlijk aantal dat, zoals Museum Wierdenland te Ezinge onlangs liet zien, een tentoonstelling rechtvaardigt.1 Onder die kerkenschilderijen heb ik natuurlijk zo mijn favorieten, al zijn er maar weinig die tot de werkelijke hoogtepunten van het Groninger expressionisme kunnen worden gerekend.

Verbeelding

Als ik nog niet uitgeput ben van het fietsen en nog oog heb voor mijn omgeving, verbinden sommige schilderijen zich onwillekeurig met mijn directe uitzicht. Het kerkje van Dorkwerd kan ik niet meer los zien van Marten Klompiens krachtige, tonale interpretatie, als ik door Garmerwolde fiets moet ik denken aan het weldadige zomerlicht dat Henk Melgers ooit moet hebben verleid tot zijn schilderij van de dorpskerk en in de buurt van Rottum herbeleef ik Kleima’s uitzicht over de wierde met z’n nietige huisjes en kerkje onder een alles dominerend zwerk. 2 In Saaksum voel ik de nabijheid van Werkman die er de oude kerk vastlegde in een van zijn meest stemmige druksels, al mis ik telkens weer zijn somber stappende paard waarin ik altijd een berustende lijdzaamheid meende te herkennen. In Werkmans verbeelding werd de kerk tot een geïsoleerde, gedrongen en vooral in zichzelf gekeerde vorm die in combinatie met het paard op de voorgrond uitnodigt tot allerlei inhoudelijke interpretaties Met het druksel Kerk te Saaksum met paard behoort het schilderij Stitswerd, kerkhof noordzijde van Job Hansen tot mijn favoriete ‘kerken’. Hansen is de maker van ogenschijnlijk naïef geschilderde, onge-

Henk Melgers, ‘Kerk van Garmerwolde’, ca. 1925. Particuliere collectie, foto Joop van Putten.
Job Hansen, ‘Stitswerd, kerkhof noordzijde’, ca. 1953. Particuliere collectie, foto Joop van Putten.

Ekke Kleima, ‘Gezicht op Rottum’, ca. 1935-1940. Particuliere collectie, foto Joop van Putten.

compliceerde taferelen, de kunstenaar die zwaarwichtige thema’s in zijn schilderen diep verborgen hield of het liefst liet opgaan in een bijna obsederend, orgiastisch spel van verf en kleur. Zijn Stitswerder kerk is dan ook in de eerste plaats evocatie van licht door kleur en kleur door licht. Wat beide werken gemeen hebben, is dat ze uit de herinnering zijn gemaakt en niet met het onderwerp voor ogen of naar aanleiding van een waarnemingsgetrouwe schets. Beide kunstenaars gaven alle ruimte aan hun verbeelding én aan de verbeelding van de beschouwer. Misschien ligt hierin een belangrijke reden waarom hun weergaven zo geslaagd zijn.

In veel andere schilderijen waarop Groninger kerken het beeld beheersen, werd gekozen voor een uitwerking die dichter lag bij de zichtbare werkelijkheid en het is nu eenmaal moeilijk wedijveren met een onderwerp waarvan de schoonheid al ruimschoots geaccepteerd is. Wellicht dat Jan Altink dat ook zo begreep; Hij verkoos consequent de bouwlanden en als een Groninger kerk al figureert dan is het in de verte van altijd hoog geplaatste horizon, met een vlotte penseel geschetst in de tinten van verneveld licht.

Zwaar

Over de auteur

Han Steenbruggen was van 1994 tot 2008 als conservator en Ploegspecialist verbonden aan het Groninger Museum. In die periode was hij verantwoordelijk voor alle aan De Ploeg gerelateerde exposities en verzorgde hij vele publicaties. In 2007 promoveerde hij op een onderzoek naar het constructivistisch werk van de Groninger kunstenaar Wobbe Alkema. Sinds 2008 is Steenbruggen inhoudelijk-directeur van Museum Belvédère in Oranjewoud.

Wie, zoals ik, houdt van een flinke klim, wordt in Groningen slecht bediend. Alleen viaducten en wierden geven enig hoogteverschil en die fantaseer ik tijdens mijn rondes dan maar tot bergen van de eerste categorie. De mooiste beklimming bewaar ik altijd voor het laatst: doorkomst Oostum! Het kleine kerkje dat nauwelijks moeite doet zich van z’n wierde op te richten, gaat des zomers schuil achter een kraag van bomen. Vanuit Garnwerd is het zoeken in welke bomengroep aan de horizon de kerk zich precies ophoudt en laat het karakteristieke zadeldak van de korte toren zich pas ontwaren voorbij pluimveehouderij Vonck. Naderbij komend tekenen de contouren van het massieve gebouwtje zich weliswaar af, maar echt goed zicht heb je vanwege de dichte bomenbegroeiing niet. Ik heb er eigenlijk ook zelden oog voor, omdat ik me volledig concentreer op het bedwingen van de Oostumer wierde en omzichtig de krachten moet peilen van mijn denkbeeldige tegenstanders. Met ferme pedaalslagen werk ik me altijd weer als eerste over de top en na een vervaarlijke afdaling kijk ik aan de voet van de wierde vaak even over m’n schouder om te zien hoe het gebouw zich alweer in bladeren hult. Van die bonkige kerk die zich tegenwoordig geheel onttrekt aan de weidse wereld beneden zijn meer schilderingen, tekeningen en etsen gemaakt dan van welke andere provinciekerk ook – niet alleen door schilders van De Ploeg, maar later ook door kunstenaars als Han Jansen en Jo van Dijk. Het schilderij dat Johan Dijkstra in het voorjaar van 1922 van het kerkje maakte is een van de eerste en nog altijd de bekendste. Hij schilderde het in de periode waarin Van Gogh nog duidelijk zijn handelen beheerste, maar hij wel degelijk een eigen visie ontwikkelde. Vanaf een laag standpunt – de plek waar de kleine Oostumer wierde is afgegraven – neemt hij onze blik mee omhoog naar het kerkgebouw dat weliswaar zwaar op de aarde rust, maar waarvan de torenspits reikt naar wat het hier en nu ontstijgt.

Bronnen

1. De tentoonstelling ‘Kloeke kerken van De Ploeg’ was in Museum Wierdenland te zien van 9 december 2023 tot en met 26 mei 2024.

2. Afbeeldingen van deze werken zijn onder andere opgenomen in: Lies Boiten en Kees van der Ploeg, Kerken bekeken (Groningen 1984); Francis van Dijk e.a., Lokaal Palet –Groningen, stad en land, gezien door zijn schilders (Groningen 2000); Mariëtta Jansen, Harry Cock en De Ploeg, Groninger kerken opnieuw bekeken (Groningen 2004).

Hendrik Nicolaas Werkman, ‘Kerk en paardje’ (Saaksum). Druksel, 1943. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam.

‘Licht van een hogere, tijdloze orde’ De kerken van Helmantel

Henk Helmantel in zijn atelier, werkend aan een interieur van de Andreaskerk van Westeremden. Foto Sake Elzinga.
‘De Kerken van Helmantel’ heet de expositie die dit jaar te

zien is in Museum Helmantel. Mensen die enigszins vertrouwd zijn met het werk van de schilder uit Westeremden, zullen door de onderwerpskeuze niet meteen verbaasd van hun stoel vallen. Henk Helmantel heeft de afgelopen halve eeuw niet bepaald in het grootste geheim gewerkt aan een oeuvre waarin kerkgebouwen een voorname rol spelen en waarmee hij nu ineens de openbaarheid zoekt. Maar met de kerken van Helmantel is meer aan de hand dan op het eerste gezicht lijkt.

Helmantel is op meerdere manieren bij dit onderwerp betrokken. Een kleine persoonlijke herinnering kan dat illustreren. Het moet een jaar of tien geleden zijn, dat in de Andreaskerk van Westeremden een activiteit zou plaatsvinden toen voor aanvang bleek dat de verlichting bij de ingang het niet deed. Gelukkig woonde een vrijwilliger van de plaatselijke commissie dichtbij om de calamiteit meteen te kunnen verhelpen. Buurman Helmantel legde zijn penseel neer, pakte een nieuwe gloeilamp en begaf zich naar de kerk. Staand bovenop de ladder, met zijn hoofd bijna tegen het plafond van het torenportaal, de werkschoenen op ooghoogte, kwamen twee onderzoekende toeristen de kerk binnenlopen. ‘Weet u of Museum Helmantel geopend is?’ ‘Ja, dat is open’, klonk het van boven. ‘En weet u misschien of Helmantel zelf toevallig ook aanwezig is?’ Nu moest de half in het duister gehulde vraagbaak ontkennend antwoorden: ‘Helaas, de schilder is even uit huis omreden hij had ineens dringende verplichtingen elders.’

Licht

De vraag ‘Waar is Helmantel?’ – of als variant daarop: ‘Wie is Helmantel’? – is al meer dan een halve eeuw een constante. Zijn figuratieve en realistische werk, in een tijd dat abstracte en conceptuele kunst de norm zijn, geeft daartoe kennelijk continue aanleiding. In een van de eerste interviews die de schilder gaf, lijkt de vragensteller Ger Kruis, kunstredacteur van Trouw, zich vooral te verbazen over de ogenschijnlijk ongewone ongecompliceerdheid van de schilder en diens werk. Het artikel uit 1969 draagt tenminste veelzeggend de titel ‘Henk Helmantel, een zeldzaam geval’:

‘Henk F. N. Helmantel, 24 jaar, woont helemaal in z’n eentje in een kast van een huis, de voormalige N.H. Pastorie van Westeremden, een dorp zo’n kleine 25 km. ten N.O. van Groningen. Geen kluizenaar, dat niet – want Westeremden was ook zijn geboorteplaats en zijn familie woont er – maar toch ook bepaald geen figuur die avond aan avond met collega’s debatteert over de niet al te rooskleurige sociale positie van de kunstenaar. Henk Helmantel heeft niet zoveel tijd voor dat soort dingen. Zijn werk neemt hem totaal in beslag. Als ik hem vraag hoe lang hij aan een bepaald schilderij heeft gewerkt, zegt hij: “Een week of zeven” en dan bedoelt hij, dat hij er gedurende die weken, constant van ’s morgens acht tot ’s avonds twaalf mee bezig is geweest. “En het licht dan”, vraag ik. Zijn enige antwoord is een gebaar naar een lamp, zo’n witte bol, die je vroeger wel eens in schoollokalen zag.’

Deze nuchterheid liet Kruis meespelen in zijn typering van het oeuvre van de jonge schilder: ‘Er is in dit werk geen spoortje te vinden van een literaire beladenheid, noch van een geëngageerd zijn, met wat dan ook. Hier is sprake van een pure ‘l’ art pour l’ art’; hij zet gewoon dingen bij elkaar die hij mooi vindt (…)’. Op deze constatering is wel iets af te dingen. Nu Helmantel het interview in Trouw na 55 jaar weer onder ogen krijgt, wil hij alsnog een feitelijke correctie kwijt: ‘Dat ’s avonds twaalf uur is door de schrijver natuurlijk zwaar overdreven. Het werd hooguit tien uur. Dat is al gek zat.’

De Andreaskerk in Westeremden voor de restauratie, 1979. Foto Art Revisited, Tolbert.

Fiets

Een loopbaan als kunstschilder was wellicht niet vanzelfsprekend voor de middelste zoon uit een gereformeerd kwekersgezin uit Westeremden. De belangstelling voor kunst was er bij Helmantel al vroeg. Hij tekende afbeeldingen van zeventiende-eeuwse werken na uit tijdschriften – met potlood vanzelfsprekend, want olieverf was niet voorhanden. Een eerste ‘behoorlijke aanraking’ was een uitzending van NCRV-schoolradio over Rembrandt, met zwart-wit reproducties in het bijbehorende werkboekje.

‘Mijn ouders waren min of meer wel enthousiast en ze genoten zeker van de creativiteit’, aldus Helmantel, ‘maar dat hiervan een vak te maken zou zijn, dát was toch een ander verhaal’. Een belangrijke rol in die Werdegang speelde predikant Pieter Noomen. ‘Die had voeling met de wereld waarin we leefden en die was breder dan Westeremden’. Nadat Noomen in Wormerveer beroepen was, logeerde Helmantel daar in 1960. ‘Dagelijks ging ik op de fiets naar het Rijksmuseum om de grote meesters in het echt te zien. Tot dan toe was ik nog maar één keertje in het Groninger Museum geweest, dat toen eigenlijk

Het interieur van de Donatuskerk van Leermens, 1991/2008. Het schilderij kwam tot stand in twee fasen: in het laatste jaar schilderde Helmantel het oorspronkelijke werk over. Op het tekstbord staat de uitvaartliturgie van zijn dat jaar overleden schoonmoeder.

Foto Art Revisited, Tolbert.

vooral uit stijlkamers bestond en waar nog maar weinig kunst hing’. Het jaar erop herhaalden zich de museumtochten in en rondom de hoofdstad, toen logerend bij de familie Padding in Amsterdam-Buitenveldert. ‘Meneer Padding was tijdens de oorlog een van de vier onderduikers in de druivenkas van mijn ouders.’

Datzelfde jaar schreef hij zich, op zestienjarige leeftijd, als student in bij Academie Minerva. Vier jaar lang fietste Helmantel dagelijks vanuit Westeremden op en neer naar de Stad voor de lessen. Aansluitend kwam hij ‘op voor zijn nummer’, zoals dat heette. ‘Nadat ik in 1967 uit militaire dienst was vrijgelaten, was ik ineens schilder.’

Kerkgebouwen kwamen pas na zijn Minerva-tijd in beeld. ‘Nooit heb ik er toen serieus bij stilgestaan, hoewel ik een van de beste studenten in perspectieftekenen was, toch een vereiste voor dit genre. Achteraf gezien was er toch een eerste gedachte tijdens het bezoek aan een tentoonstelling van Reggie Scherpbier in de kerk van Loppersum, sowieso een van de eerste gerestaureerde hervormde kerken die ik bezocht.’

dertiende-eeuwse

De
stenen preekstoel in de kerk van Fransum, 2005. Foto Art Revisited, Tolbert.
De zuidbeuk van de Petrus en Pauluskerk in Loppersum, 1994. Foto Art Revisited, Tolbert.

Bemoste en verweerde kloostermoppen tegen blauw. ‘Wat zijn ze bijzonder van kleurnuance en omvang’ schrijft Helmantel in de begeleidende tekst bij de tentoonstelling.

Twintigste-eeuwer

Exact 55 jaar later werkt Helmantel nog steeds op dezelfde plek als in 1969, hoewel het huis om hem heen veranderd is. Begin jaren zeventig begon hij met de sloop van de vroeg-twintigste-eeuwse pastorie, om op dezelfde plek de middeleeuwse weem (pastorieboerderij) te reconstrueren. Verhalen en detailkennis over dat in 1913 afgebroken gebouw waren nog in het dorp aanwezig, een groot deel van de benodigde kloostermoppen zat verborgen in de fundering of bodem. ‘Duizenden heb ik in handen gehad, schoongemaakt of bijgekapt. Het was een feest om er mee om te gaan’.

De precieze grens tussen oud en nieuw is in de weem niet altijd meteen duidelijk. Helmantel wijst naast het plafond van de grote zaal: ‘Die dikke balken zijn dukdalven uit het Van Starkenborghkanaal, de planken van de zoldering komen uit fietsstallingen langs de spoorlijn Groningen-Delfzijl. De zwarte plekken die je ziet zijn veroorzaakt door lekkende kettingkasten en uitlaten.’

Voor het werk van Helmantel geldt min of meer hetzelfde als voor de weem. Sommigen zien er de voortzetting van een oude traditie in, vakmanschap zonder oorspronkelijkheid of karakter. Een vergelijking met zeventiende-eeuwse kerkschilders zoals Pieter Saenredam wordt al te vaak gemaakt. Helmantel laat tegen dergelijke geluiden meteen een tegenstem horen: ‘Ik ben een twintigste-eeuwer, bijna een kwart eeuw zelfs

eenentwintigste-eeuwer, mijn concepten zijn totaal anders, eigentijds. Bij iemand als Saenredam gaat het om de nietigheid van de mens, die op zijn schilderijen haast verloren gaat in een majestueuze kerkruimte. Mijn kerkinterieurs hebben een heel andere focus, namelijk hoeken en vlakken, meestal ook nog in de marges van het gebouw. Onderwerpen vind ik vaker in een zijkapel of portaal dan in de totaliteit van het hoogkoor of schip. Net als in mijn stillevens denk ik in mijn composities abstract, dat geeft harmonie. Maar de uitwerking is realistisch, dat past me het meest.’

Eenvoud, stilte en sereniteit spelen in de onderwerpskeuze van Helmantel een grote rol. ‘Ik ben praktiserend betrokken bij de kerk en dat voel ik heel diep. Mijn betrokkenheid maakt wellicht dat je dat in de beleving meeneemt. Ten diepste wil kerkelijke architectuur dienstbaar zijn aan de functie van een gemeente om te luisteren, te bidden en het loflied aan te heffen. Dat is het doel van de aanwezigheid van al die kerken uit alle eeuwen.’ Daarbij heeft Helmantel wel een voorliefde voor romaanse en vroeg-gotische gebouwen, die hij op een haast calvinistische manier bekijkt. ‘Met grote voorzichtigheid natuurlijk, maar volgens mij stond God niet te springen bij de bouw van de grote kathedralen, mogelijk wel bij die van de sobere abdij van Le Thoronet in de Provence, of de kerk in Marsum bij Appingedam.’

Kerken en fietsen

De tentoonstelling ‘Kerken van Helmantel’ is tot en met 2 november 2024 te zien in Museum Helmantel in Westeremden. In het verlengde van de expositie is het mogelijk om de geschilderde kerken in het echt te bezichtigen. In samenwerking met Groninger Kerken, die dit jaar haar 55-jarig bestaan viert, zijn meerdere kerken in de omgeving van Westeremden geopend en worden er glicées getoond die een vergelijking tussen realiteit en artistieke uitwerking mogelijk maken.

Tevens zijn er – hoe kan het anders – enkele fietsroutes ontwikkeld die langs deze kerken gaan. Kijk voor meer informatie op: www.helmantel.nl.

Henk Helmantel met op de achtergrond de herbouwde weem van Westeremden.
Foto Sake Elzinga.
‘Wat nuttig is in de praktijk moet ter wille van het schilderij soms opgeruimd worden.
Het is al druk genoeg.’

Meer licht

In Helmantels atelier staat nu nog een gezicht op het koor van de Andreaskerk, alleen al door zijn formaat monumentaal – ‘Als ik er niet bij kan, zet ik ‘m gewoon op de kop’. Voor de opening van de expositie is het net niet op tijd klaar. Maar het werk in wording laat in dit stadium wel de werkwijze en principes van de maker goed zien. De basis is een ondertekening in potlood op een witgeverfd vlak, overgetrokken met hele dunne verf. ‘Het begin was natuurlijk de bepaling van het perspectiefpunt, in dit geval het gesloten koorhek’. In de compositie liet Helmantel de trekbalken onder de koorgewelven –voorlopig – weg. ‘Wat nuttig is in de praktijk moet ter wille van het schilderij soms opgeruimd worden. Het is al druk genoeg.’ Anderzijds zijn ook zaken toegevoegd. ‘De psalmborden uit de tijd van dominee Ten Broek, in wat ik maar de figuurzaagstijl noem, zijn vervangen door wat monumentalere exemplaren’. In het koorgewelf is een lineaire schildering van Eva te zien, als pendant van Adam, hoewel deze sinds de blootlegging in de jaren dertig al door het zonlicht tot onzichtbaarheid is verbleekt. ‘De ramen zijn nu nog te scherp, te gedetailleerd. Die moeten vager, want het gaat tenslotte om het licht dat er doorheen moet stralen.’

En zo eindigen we toch bij het licht, dat Helmantels schilderijen misschien nog het meest van alles typeert. ‘Het is roerloos licht, het spat niet, het schittert niet, het is nooit oranje avondlicht of roze dageraad, het is licht van een hogere, tijdloze orde’, zoals kunstcriticus Eric Bos het ooit verwoordde.

Over de auteur Martin Hillenga studeerde geschiedenis in Groningen met als specialisatie volkskunde (Europese etnologie). Hij werkt als zelfstandige en publiceert regelmatig over het verleden van Noord-Nederland. Ook is hij eindredacteur van Groninger Kerken

Hedendaagse eeuwenoude prentkunst

Ze boft, vindt Eline Brontsema, dat ze als kunstenaar mag werken. Het mooiste om te doen en dan vooral houtsneden maken, een eeuwenoude techniek die door steeds minder mensen wordt toegepast. Zo lang ze zich kan herinneren, zat Eline al te tekenen en wist ze dat ze naar de kunstacademie wilde. Haar droom is uitgekomen. Ze ontving studiebeurzen en in 2019 won ze de International On Paper Printmaking Award. Prenten van haar hand zijn opgenomen in de collecties van onder meer het Drents Museum in Assen, Centrum voor Prentkunst in Fochteloo en Museum Møhlmann in Appingedam. Voor Groninger Kerken maakte ze een relatiegeschenk in de vorm van, hoe kan het anders, een houtsnede.

Voor de geboren en getogen Groningse voldeed de vooropleiding van Academie Minerva niet aan haar verwachtingen. De focus lag er te weinig op teken- en schildertechnieken. Wat nu, dacht Eline toen, want ze wilde doorleren. ‘Je bent zeventien en moet dan ineens een keuze maken. Op het laatste moment besloot ik filosofie te gaan studeren. Zonder enige kennis van het vak overigens. Ik bezocht de open dag van de faculteit en vond het eigenlijk best interessant.’

Een pers op haar pad

Ze voltooide haar studie. In de functie van streektaalfunctionaris deed ze vervolgens wetenschappelijk onderzoek voor het Bureau Groninger Taal en Cultuur van de universiteit, maar de kunst bleef knagen. ‘Daarom ben ik naar de Klassieke Academie in Groningen gegaan, een particuliere opleiding met veel aandacht voor ambachtelijke schildertechnieken en kleurenleer.’ Houtsnijder Siemen Dijkstra liet haar kennismaken met de reductietechniek. ‘Ik had nog nooit van houtsneden gehoord, maar was meteen gefascineerd.’ In de verloren uurtjes vond Eline zichzelf steeds vaker terug in de werkplaats om te drukken. ‘Er kwam een pers op mijn pad en daarna ging het verder. Sinds 2021 geef ik zelf les aan de Klassieke Academie, in houtsneden. Het geeft veel voldoening wanneer leerlingen enthousiast zijn en ik vind het belangrijk om de techniek door te geven.’ Hoe leuk ze het lesgeven ook vindt, ze werkt toch het liefst in de eenzaamheid van haar atelier in het Paleis, het voormalig scheikundig laboratorium van de Universiteit.

Eline Brontsema in haar atelier in Het Paleis aan het Boterdiep in Groningen. Foto Duncan Wijting.

Kliko als kunst

In Museum de Buitenplaats vond in 2019 de expositie

De vrouwelijke blik plaats, onder leiding van toenmalig directeur Patty Wageman. ‘Ik mocht er werk ophangen. Bijzonder, want ik zat nog op school. Twee jaar nadien benaderde Patty mij met de vraag of ik een relatiegeschenk wilde maken voor Groninger Kerken. Ik houd graag zelf de regie en zij gaf me de vrije hand. Heel prettig dus, dat vertrouwen.’

Elke omgeving waarin Eline zich bevindt, is voor haar een schier onuitputtelijke bron van inspiratie. Een vervallen interieur, een douchekop en zelfs een doorgaans weinig aantrekkelijke plastic kliko kunnen onderwerpen voor een houtsnede worden. Compositie is hierbij een belangrijk criterium.

Nek-aan-nek

Voor het relatiegeschenk koos ze een passend onderwerp. Ze ging met haar vriend op kerkenjacht in de provincie, waar ze veel ‘oude bekenden’ zag, die ze als kind op toertochten vanuit ’t Zandt met haar ouders had bezichtigd. De onderwerpkeuze werd een nek-aan-nekrace tussen de ‘kerkjes’ van Marsum, Heveskes en Fransum.

‘Het was Tweede Kerstdag ’s ochtends. Heel stil, ijskoud en zonnig. Iedereen zat thuis met de familie.

‘Toen wist ik: het wordt Fransum.’

↖ Verzameling handpalmgutsen in het atelier van Eline Brontsema. Foto Duncan Wijting.

← Rekje waaraan de verschillende drukgangen van de houtsneden kunnen drogen. Foto Duncan Wijting.

→ ‘Kerkje Fransum’, 2022. Kleurenhoutsnede, 30,5 x 24,5 cm.

De kerk van Fransum was leeg, op wat stoelen na. Die schoven we opzij. Juist die leegte was mooi, met die oude preekstoel. De eenvoud en de kleuren, de verschillende ramen, zo sober, maar zo prachtig. Toen wist ik: het wordt Fransum. Die preekstoel is bijna knullig, niet zo beleefd misschien, maar hij heeft iets wiebeligs, heel charmant. En al die verschillende raampjes op vreemde plekken. Als je een kind vraagt om een kerk te tekenen, dan tekent het een kerk met vier gelijke ramen, nou zo is het niet in Fransum!’

Achttien kleurlagen

Eline vertelt graag en vol vuur over de reductietechniek van de houtsnede. ‘Vergelijk de houtsnede met een stempel, je hebt een oppervlak waarbij een bepaald deel is uitgesneden en een bepaald deel niet. Dat laatste deel druk je op het stempelkussen en dan heb je een afdruk. Voor de houtsnede snijd je een deel uit een complete houten plaat, rolt hem in met inkt en drukt hem af in een op maat gemaakte mal in de drukpers. Dit herhaal je tot het laatste vel papier van de oplage, in mijn geval meestal dertig. Alle vellen, voorzien van één kleur hang je te drogen. De dagen erna snijd je weer een deel weg. Als na een paar dagen de vellen droog zijn, rol je de plaat in met een andere kleur.

Over de auteur Tjitske Zuiderbaan (tekstjes@outlook.com) was tot haar pensionering in 2021 werkzaam op het bureau van Groninger Kerken. Ze schrijft regelmatig interviews en human interest-artikelen, onder meer voor Groninger Kerken en Terebinth; van dat laatste tijdschrift is ze ook redacteur. Recent verscheen van haar hand Dij schrift, blift. Schrijversgraven in de provincie Groningen .

Het hele vel heeft nu die kleur, behalve dat weggesneden deel. Dat heeft de kleur van de vorige drukgang. Zo bouw je hem op. Ik gebruik soms wel achttien kleurgangen en ben per kleur een hele dag bezig.’

Kleurenlogica

De drukinkt is transparant, waardoor de kleuren onderling mengen. Daar moet je rekening mee houden. ‘Beginnen met diepzwart en daarna een lichtgeel werkt bijvoorbeeld niet. Mijn kleurkeuze ontstaat gaandeweg en achter elke kleur die je mengt, zit een logica dus je kunt hem in principe bijmengen. En door het hoge pigmentgehalte is drukinkt nogal kostbaar. Je kunt daarom beter te weinig dan te veel aanmaken, maar ik weet inmiddels hoeveel ik nodig heb.’ Het is tijdrovend werk, de gutsen waarmee je de plaat wegsnijdt, zijn klein. Soms werkt Eline maanden aan een prent. Ze is niet het type dat met ‘giga gereedschap’ een plaat expressief te lijf gaat. De platen zijn van Russisch berkenhout. Dat is geschikt voor fijne structuren en Eline’s werk is zo gedetailleerd en realistisch dat je het als toeschouwer niet meteen associeert met een houtsnede.

Kathedralen vol water

‘Het eindresultaat is niet één origineel met een aantal afdrukken, maar allemaal originelen, die door de beperkte oplage toch bijzonder zijn. Van de plaat is aan het eind van het proces weinig over. Je kunt later niet meer bijdrukken.’ Over tien jaar ziet Eline zichzelf nog altijd prenten maken in haar atelier. ‘Ik ben nog maar net bezig en heb mijn draai gevonden.’ Bovendien ziet ze overal onderwerpen om zich heen. Zo werkt ze nu aan een serie zwembaden in Berlijn. Die stad heeft er maar liefst zestig, ze kan nog even vooruit. ‘Zwembaden zijn qua bouwstijl een soort kathedralen met water erin. Haal je dat water en de karakteristieke blauwe tegelvloer eruit, dan heb je net een kerk.’

Blijven leren, wil ze ook. Zoals de Japanse methode. Die werkt met verschillende platen of blokken. Je stempelt ze over elkaar, allemaal op hetzelfde papier en dan heb je een houtsnede. Op die manier kun je achteraf je oplage nog uitbreiden. ‘Ook zou ik weer meer tijd willen besteden aan schilderen met olieverf, omdat de twee technieken elkaar kunnen versterken. Maar houtsneden vergen veel tijd en energie, het is lastig om twee ballen hoog te houden.’ Blijft er nog tijd over voor hobby’s? ‘Hobby’s beoefen je voor je ontspanning en plezier, maar dít is al mijn plezier.’

Vanmörgen nog ien t duuster trok hai zien goud aan.

Zien lichoam is de moat.

Twij nuvere pazzen laank en ain braid is t graf. Daip tot bie zien ribben.

De schop is schaarp.

Zien lichoam is t laifst de moat.

Laifst n wozzen graf, din is t groaven minder swoar.

n Kelder grond keert hai binnensteboeten. Zien scheppen is t ritme van zien denken.

Sums denkt hai aan de dood.

Grond is duuster en staark.

En roeg.

Mor toch is der niks zo goudeg as grond. Gainain.

Uit: Dubbel Glas (kleine Uil, 2012)

Kerkhof Midwolde

In februari 2007 was ik samen met Tonko Ufkes in de kerk van Midwolde om foto’s te maken voor het boek Doodstil – Dood en begraven in Groningen. Het had gesneeuwd. Door het kerkraam zag ik dat een man een graf aan het graven was op het aangrenzend kerkhof. Wat is er mooier en contrastrijker dan een kerkhof in de sneeuw. En wat is dieper zwart dan een vers gedolven graf in zo’n witte wereld. Wat een fotokans!

Jan Glas

Ik in draf erop af en vroeg de man of ik hem mocht fotograferen terwijl hij aan het graven was. Dat was goed maar hij zou vooral doorwerken, hij was ‘geen prater’. Hij stelde zich voor en bleek naast grafdelver ook paardenfokker te zijn.

Ik stelde af en toe een vraag. Of het zwaar werk was. Viel wel mee, werk is werk. Het moet gedaan worden. Soms was het graf voor iemand die hij gekend had. Dan dacht hij onder het graven af en toe aan diegene. Het graven van een kindergrafje was daarentegen wel zwaar werk. Dat snapte ik.

Ik hoefde eigenlijk niet zoveel te vragen, de man vertelde aan een stuk door. Bijvoorbeeld over wat voor soort grafsteen hij zelf wilde. Hij liep met mij over het kerkhof naar een zerk waarop een span paarden stond. Zoiets wilde hij ook en ging weer door met graven. En vertellen.

Ondertussen wilde ik daar eigenlijk niet meer weg. Het besneeuwde kerkhof naast de kerk, de kale winterbomen, de witte hoedjes op de zerken, de grafdelver en het graf. Het leek of alles daar op z’n plek viel. Ook ik als dwalend mens. Dat dit het was.

Over de auteur Jan Glas (Uithuizen 1958) is beeldend kunstenaar, zanger, fotograaf en dichter, dat laatste zowel in het Gronings als Nederlands. In 2013 stond hij als eerste Groningstalige dichter op het podium van Poetry International. Twee laatste publicaties: Het waaide er (2017) en Flarden (2020). Eind 2024 verschijnt van zijn hand een nieuwe dichtbundel.

Stilstaan bij wat zichtbaar is

‘Poort en bank’, 2007, op het kerkhof van Woltersum. Foto archief Omke Oudeman.

‘Zien is een hersenactiviteit die gelijkwaardig is aan denken en aan horen, ieder mens ziet wat hij wil zien en een gelijktijdige wisselwerking van aanwezige elementen is, analoog aan de muziek, in staat een bijzondere samenklank te produceren’.

Deze observatie is van JCJ Vanderheyden (1928-2012). In zijn werk speelt visuele waarneming een prominente rol.1 Op het kerkhof van Woltersum staat sinds 2006 een sculptuur van zijn hand. Het werk oogt eenvoudig en bestaat uit een hardstenen poort met een hardstenen bankje ervoor dat de bezoeker uitnodigt om daarop plaats te nemen. Wie het kerkhof betreedt, moet naar het einde van de wierde lopen om het te vinden. Daar biedt Poort en bank , zo luidt de titel van het werk, een gekaderd uitzicht op het landschap.

Frame of mind

De afmetingen doen zeker denken aan een poort en zittend op het bankje wordt je je bewust van je nietigheid in het landschap. Je kunt je verschillende vragen stellen bij dit kunstwerk: is het daadwerkelijk een poort, waardoor je een andere wereld betreedt, of biedt dit werk simpelweg een nieuw venster op de wereld? In beide gevallen wordt de kijker zich ervan bewust dat wat hij waarneemt, bepaald wordt door een eigen frame of mind Hoewel het landschap achter de poort niet anders is dan wanneer je ernaast gaat staan, zorgt dit kunstwerk ervoor dat het je een nieuw perspectief op de wereld geeft. Door op het bankje plaats te nemen, zet je de wereld even stil om te kijken wat zich achter dat venster bevindt, met de kerk in de rug. Want die kerk in de rug voel je als je er zit, als een geruststellende entiteit, als symbool van het hogere, het spirituele – al eeuwenlang. Geeft deze poort je toegang daartoe? Moeten we deze poort interpreteren als de deur in de muur van het boek The Secret Garden (1911) van Frances Hodgson Burnett waarachter zich een andere wereld bevindt en een andere tijd? Als je er lang genoeg zit, bemerk je echter dat het landschap in beweging is, ook al probeert deze omlijsting die als het ware te bevriezen. Geluiden worden onderdeel van je waarneming, er zijn vogels ‘die door het beeld vliegen’, wolkenvelden veranderen continu het uitzicht en maken dat die wereld aan de andere kant van de poort steeds weer heel even van gedaante verandert.

Betekenisvolle verbanden

JCJ Vanderheyden was een van de zeven kunstenaars die werden uitgenodigd een werk te maken voor het project ‘Op hoogte gedacht’. Dit project introduceerde in 2004 kunst op kerkhoven met als doel historische Groninger kerkhoven op een bijzondere manier onder de aandacht te brengen. Mark Kremer, destijds curator van dit project vanuit SKOR (Stichting Kunst en Openbare Ruimte), nodigde verschillende kunstenaars uit die de beleving van de plek een nieuwe dimensie geven. Alle kunstwerken staan er nog steeds: van megalomaan groot (Huang Yong Ping in Vierhuizen), tot haast immaterieel aanwezig (Stanley Brouwn in Zuurdijk) en alles daar tussenin.

Dat het object van JCJ Vanderheyden tot de verbeelding spreekt, bleek ook in 2022 toen het werk door Kunstpunt werd genomineerd voor de Kunst op Straatprijs. Het ontving een eervolle vermelding en plaatste de in 2012 overleden kunstenaar weer even op een voetstuk. Maar wie was JCJ Vanderheyden en hoe werkte hij? Zijn gevarieerde oeuvre bevindt zich in vele museale collecties. Hoewel Vanderheyden zijn carrière als kunstenaar begon als abstract schilder, experimenteerde hij vanaf de jaren zestig met film, computergraphics, elektro-akoestiek, tijdsexperimenten en ademhalingsoefeningen. Vanaf de jaren zeventig richtte hij zich op fotografie, grafische druktechnieken, video en televisie. Hij presenteerde zijn werk in installaties, waarbij hij zowel zijn eigen werk als dat van anderen reproduceerde en deze opnieuw fotografeerde of filmde. In deze manier van werken benadrukte hij het grote thema in zijn werk: de waarneming en de reflectie op die waarneming. Met het combineren van deze (gereproduceerde) afbeeldingen uit het verleden en heden zocht hij naar betekenisvolle verbanden dwars door ruimte en tijd.

‘Zonder titel’ (poort), 1991. Foto Peter Cox.
‘Simultaneity of opposites’, 2000. Foto Peter Cox.
‘Alles gaat over kijken, over het beeld dat door één of meerdere lenzen de hersenen bereikt.’

Driehoek

Een van de vele bewonderaars van zijn werk is Hans Locher, eerst hoofdconservator in toen nog het Gemeentemuseum Den Haag (1965-1969) en van 1988-2000 directeur van datzelfde museum. Hij kocht het werk van Vanderheyden aan voor de collectie en publiceerde hier regelmatig over. Misschien beïnvloed door JCJ Vanderheyden, stelt ook Hans Locher in zijn benadering van de kunstgeschiedenis de waarneming centraal. Vanuit de waarneming beschreef hij eerst het kunstwerk (beeldbeschrijving) om van daaruit vragen te kunnen stellen over het werk zelf en vervolgens uit te komen bij de motieven van de kunstenaar. De ‘driehoek van Van de Waal’ noemde hij deze methode. Toen hij als hoogleraar kunstgeschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen doceerde, was deze methode, ontwikkeld door de Leidse hoogleraar Henri van de Waal (1910-1972), onderdeel van zijn colleges om tot de kern van het werk te komen. Eerst kijken en daarna dieper op het werk ingaan, is voor mij ook nog altijd de eerste stap naar de analyse van een kunstwerk. 2

Alles gaat over kijken

Terug naar JCJ Vanderheyden en Poort en bank zou je kunnen zeggen dat het werk feitelijk bestaat uit drie eenvoudige lijnen, die de waarneming kaderen en de diepte insturen naar de ruimte erachter. Als je ander werk van hem voor ogen haalt, dan vallen de gelijkenissen op. Veel vaker komt deze ‘poort’ op het platte en driedimensionale vlak terug. Het benadrukken van perspectief, van de horizon, van de waarneming bleven een constante in het werk van Vanderheyden.

Deze horizon is ook in Poort en bank onderdeel van het werk. Dezelfde motieven keren met regelmaat terug: het raam en het oog, kaders, rasters, spiegels, de cel en de horizon, waarmee hij de aandacht vestigt op begrenzing, deling, concentratie en spreiding, leegte en reflectie. Alles gaat over kijken, over het beeld dat door één of meerdere lenzen de hersenen bereikt. De horizon bereikt ons vanuit zijn gezeefdrukte, gefotografeerde of geschilderde vliegtuigramen of door een poort waar licht, tijd en ruimte samenkomen.

Over de auteur

Patty Wageman is sinds 2020 directeur van Groninger Kerken. Zij studeerde kunstgeschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen en het Courtauld Institute of Art, Londen. Tot 2020 was zij werkzaam in de museumwereld en was achtereenvolgens directeur van Museum

De Buitenplaats, Eelde, en zakelijk leider en hoofd collectie & onderzoek van Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam. Daarvoor was zij tien jaar lang in verschillende functies werkzaam bij het Groninger Museum, waar ze verantwoordelijk was voor diverse tentoonstellingen met een focus op de negentiende en vroeg-twintigste eeuw.

Noten

1 J.C.J. van der Heyden in: L’Exposition imaginaire. De kunst van het tentoonstellen in de jaren tachtig, Rijksdienst Beeldende Kunst (’s-Gravenhage 1989) 239.

2 In het boek 'Stilstaan bij wat zichtbaar is' beschrijft Hans Lochter in vier teksten de inhoud, vorm en functie van uiteenlopende kunstwerken. Deze teksten zijn gebaseerd op colleges die hij aan de Rijkuniversiteit Groningen gaf.

Groninger Kerken

Jaargang 41, aflevering 2 – Juni 2024

Groninger Kerken is een uitgave van de Stichting Oude Groninger Kerken. Donateurs die jaarlijks minimaal € 25 betalen, ontvangen het magazine vier keer per jaar. Wilt u donateur worden? Neem dan contact met ons op of raadpleeg de website.

Kernredactie

drs. R.H. Alma

drs. I. Basteleur

dr. C.P.J. van der Ploeg

drs. P. Wageman

C. Wilts

Eindredactie

drs. M. Hillenga

Redactieraad

prof.dr. S. Corbellini

drs. A. van Deijk

prof.dr. T.M. Eliëns

dr. A.J.M. Irving

dr. A.B. Mulder-Bakker

J.F. Oldenhuis

dr. S. van der Poel

dr. M. Schepers

A.-E. de Winter

Grafisch ontwerp

Jochem.studio

Drukwerk

MarneVeenstra, Groningen

Raad van toezicht

mr. R.A.M. Zwart, voorzitter

dr. E.A.M. Bulder, vice-voorzitter

ir. P.E. Bekkering

drs. C.J. Kool

ing. R.K. Steenbergen MRE

Beschermheer van de stichting

mr. drs. F.J. Paas, Commissaris van de Koning in de provincie Groningen

Advertenties

Voor meer informatie en tarieven over adverteren in ons tijdschrift kunt u contact opnemen met het secretariaat van Groninger Kerken.

Contact- en redactieadres Groninger Kerken Coehoornsingel 14 9711 BS Groningen

050 – 312 35 69 info@groningerkerken.nl www.groningerkerken.nl

Neem contact op met het secretariaat van de Groninger Kerken via 050 312 3569 of info@groningerkerken.nl

Schoonmaakbedrijf / Gevelonderhoud

De Stelling 5

9774 RB Adorp

Tel. (050) 306 12 79

mob. 06 22 42 31 61

info@schoonmaakbedrijfzeeman.nl www.schoonmaakbedrijfzeeman.nl

Voor kompleteschoonmaakservice!

O A.:

- SCHOLEN, KANTOREN ETC

- GLAZENWASSERIJ

- TAPIJTREINIGING

- KUNSTSTOF REINIGING

- BETONREPARATIE

- GEVELREINIGING

- NEVELSTRALEN

- GRAFFITI VERWIJDEREN

- IMPREGNEREN(MUREN)

- KUNSTSTOF VLOEREN

- GIETVLOEREN

- COATINGVLOEREN

- ANDERE VLOEREN OP AANVRAAG

www.holstein-restauratie.nl

Sebastiaankerk te Bierum

0595 492242

info @ deschreef.nl

www.deschreef.nl

handmatige belettering in natuursteen

advies bij en uitvoering van eigen ontwerp en ideeën

restauratiewerk

GEDENKSTENEN | EERSTE STENEN | GEVELSTENEN | RELIËFS | GRAFMONUMENTEN | NAAMBORDEN Al jaren vertrouwd partner van de SOGK vertrouw ons ook úw bouwwerk toe! H. Pot bouwbedrijf (ver)bouwen met overleg

Schildersbedrijf W. Dijkema

Noorderstraat 5 9989 AA Warffum telefoon (0595) 42 22 67

Ook leveren wij professionele verven, dubbele beglazing, voorzetramen en alle bijkomende schildersmaterialen

Onderhoud, verbouw, renovatie, nieuwbouw en alle materialen voor de doe-het-zelver vertrouw ons ook úw bouwwerk toe!

De Schilder, de beste vriend van je huis

Adverteren in Groninger Kerken?

Neem contact op met het secretariaat van de Groninger Kerken via 050 312 3569 of info@groningerkerken.nl

Warme Groninger Kerken

Warme Groninger Kerken is een project van Groninger Kerken in samenwerking met House of Design en Groningen Fair Fashion en mede mogelijk gemaakt dankzij ondersteuning van Stichting Weteringschans en het Dinamo Fonds.

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.