De Folkingestraatsynagoge: monument, museum en sjoel | Stefan van der Poel

Page 1

De Folkingestraatsynagoge: monument, museum en sjoel

Het kunstwerk ‘Thuis’, een plek voor bezinning. Van de ruim drieduizend sterren op de messing kast zijn er tweehonderd open gelaten. Zij symboliseren de Joodse stadjers die na de oorlog terugkeerden. Foto Studio 212 Fahrenheit.

15

De hoek Gedempte Zuiderdiep-Folkingestraat gefotografeerd in 1968, met op de gevel van de voormalige synagoge de belettering ‘Apostolisch Genootschap’ en 'Astra'. Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, foto A.J. van der Wal.

Sinds vorig jaar heeft Groningen een nieuw ‘museum’ waarin het Joodse leven in stad en provincie Groningen centraal staat. Het is gevestigd in de Folkingestraat-synagoge, waarmee dit gebouw is aanbeland in een nieuwe fase van zijn toch al turbulente geschiedenis.

Stammend uit 1906, kende het tal van uiteenlopende invullingen en groeide het uit tot een ware lieu de mémoire (plaats van herinnering).

De geschiedenis van deze plek biedt niet alleen inzicht in de veranderingen binnen de Joodse gemeenschap zelf, maar bovenal in de naoorlogse omgang met het Joodse verleden.

Museale inrichting

‘De museale inrichting dient aan te sluiten bij de belevingswereld van een breed publiek en is gericht op een actieve betrokkenheid van de bezoeker’, zo heet het in de doelstellingen. In het bidbook wordt deze opzet door projectmanager Willy van der Schuit verder uitgewerkt: ‘De bezoeker komt op deze plek [de sjoel] in verbinding met het verleden en wordt geraakt door het samenkomen van geschiedenis, herinnering en bewustzijn’. Aan de hand van familiegeschiedenissen, weergegeven in beeld en geluid, wordt het leven van de Groningse Joden in stad en provincie verduidelijkt. De verschillende generaties illustreren zo de ontwikkelingen binnen het Jodendom.

Op de eerste verdieping staat een messing ‘kast’ waar je als bezoeker in plaats kunt nemen. Dit object is gesitueerd tegenover de arke met de gebedsrollen beneden, die eveneens van messing is gemaakt. De kast, waarin je eigenlijk in je eentje moet plaatsnemen, is bedacht als een plek voor stilte en bezinning.

Open voor publiek

Na de oorlog kreeg de synagoge een bedrijfsmatige bestemming, waar later op de verdieping kerkelijk gebruik aan werd toegevoegd. Pas in 1981 ging de sjoel weer open voor publiek. In dat jaar werd na jaren van leegstand en strijd om het behoud van het gebouw (1973-1980) de renovatie afgerond. Er konden weer diensten plaatsvinden voor de kleine Joodse Gemeente. Het gebouw was door middel van een hek in tweeën opgedeeld: achter het hek bevond zich vanaf toen het synagogale deel en de grotere ruimte ervoor (inclusief de voormalige vrouwengalerijen boven) kreeg een culturele bestemming, daar konden exposities, concerten, lezingen en boekpresentaties plaatsvinden.

De priester-politicus Herman Verbeek (1936-2013) was als voorzitter van de Stichting Folkingestraat Synagoge de drijvende kracht achter de vele grootschalige exposities die aanvankelijk in de sjoel plaatsvonden, exposities die geregeld duizenden bezoekers trokken. Oorspronkelijk had Verbeek heel andere plannen met het gerestaureerde gebouw, zoals blijkt uit zijn ideeën die hij formuleerde in ‘ontwerp voor een bestemming’. De titel van dit ‘ontwerp’ gaf al de richting van zijn gedachtegang weer: ‘De synagoge. Centrum voor menselijke en maatschappelijke kreativiteit’. Het gebouw diende in de ogen van Verbeek omgevormd te worden tot een spiritueel, meditatief vredescentrum waarbinnen een christelijk-joodse dialoog moest worden gestimuleerd.

Het liep allemaal anders, mede door het besluit van de Joodse Gemeente toch terug te keren naar de oude hoofdsynagoge en de jeugdsjoel in de Folkingedwarsstraat te verlaten. Verbeek schikte zich in een bescheidener rol, zijn positie was, zoals uit de titel van zijn boek

In ’t sjoelportaal blijkt, niet binnen en niet buiten, maar in het portaal, een tussenruimte als het ware.

Verbeek richtte zich vanaf toen vooral op het organiseren van exposities, in totaal zo’n zestig. Exposities met veelal een Joodse thematiek: Werkmans chassidische druksels, schetsen van Marc Chagall, brieven van Etty Hillesum, foto’s van Roman Vishniac, gouaches van Charlotte Salomon, werk van Clara Asscher-Pinkhof, foto’s gewijd aan het leven van de Pools-Joodse pedagoog Janusz Korczak en vele andere. Dat juist een katholieke priester zo’n belangrijke rol speelde binnen de sjoel, is opmerkelijk te noemen.

17

Aarzeling

Vanaf de openstelling in 1981 weten steeds meer mensen het gebouw te vinden. Nog altijd treden de meesten met een lichte aarzeling binnen. Komende vanuit het smalle deel van de Folkingestraat zijn ze verrast door de omvang van de ruimte waarin ze zich opeens bevinden. Ze zijn er even stil van en vragen pas na enige ogenblikken voorzichtig vrijwel altijd hetzelfde: ‘Wordt het gebouw nog als synagoge gebruikt?’ Anderen formuleren de vraag iets directer en concreter: ‘Is er nog een Joodse gemeenschap?’ Wanneer vervolgens het gebouw uitvoeriger wordt bekeken, vallen hun ook andere zaken op: het deels oriëntaalse karakter van het gebouw, de opsplitsing van de ruimte door middel van een hekwerk, de voormalige vrouwengalerij boven en de kleurrijke tegels aan de wanden beneden. En met deze nieuwe waarnemingen ontstaan tegelijk nieuwe associaties en nieuwe vragen.

Dergelijke bezoeken illustreren in het klein de betekenis die de Folkingestraat-synagoge voor velen heeft: een plaats die inspireert tot reflectie, tot herinneren en verbeelden. Marcel Wichgers, sinds 2000 verbonden aan de sjoel, heeft al vele bezoekers zien komen en gaan. Ontelbare malen fungeerde hij als gids. Zijn enthousiasme voor het gebouw is onverminderd gebleven. ‘Kon dit gebouw maar spreken. Het zou een ware kakofonie van geluid veroorzaken. Het zou met vele monden tegelijk verhalen vertellen over wat het heeft gezien en gehoord: de bouwgeschiedenis, de feesten, de ruzies, het wel en wee in de Joodse buurt, de confiscatie door de Duitsers, de naoorlogse wasserij, de kerk die er huisde, de leegstand, de duiven die in en uit vlogen, de mensen op zoek naar kostbaarheden, de herinwijding, de concerten, de lezingen. En nu kan daar dus een nieuw verhaal aan worden toegevoegd: een museale inrichting.’ In zijn ogen dient het naast een plek van bezinning en educatie, vooral ook een plek van uitbundigheid, concerten, toneel en feesten te blijven. Ook in de toekomst moeten hier verhalen worden uitgewisseld.

De synagoge als monument

De geschiedenis van de Folkingestraat-synagoge illustreert op treffende wijze hoe verschillend in de loop van de twintigste eeuw tegen deze plaats van herinnering is aangekeken. Nadat het gebouw tussen 1906 en 1942 als sjoel had gefungeerd, werd het achtereenvolgens als opslagplaats en als combinatie van wasserij en kerk gebruikt. Vanaf 1973 stond het leeg en het dreigde zelfs gesloopt te worden. Niemand leek gedurende deze lange periode het belang, ook nationaal, van deze plaats in te zien. Tegenwoordig reageren bezoekers daarentegen vaak ontsteld wanneer de naoorlogse geschiedenis van het gebouw ter sprake komt. Het is in de loop van de jaren blijkbaar een andere plaats in ons collectieve geheugen gaan innemen. Voor de Folkingestraat-synagoge speelt de gedwongen en abrupte wijze waarop hier een geschiedenis ten einde is gebracht een doorslaggevende rol. Een gemeenschap die in enkele jaren tijd werd gedeporteerd en uitgemoord, roept gevoelens van verontwaardiging en verbijstering op. Het gebouw lijkt zo in de eerste plaats te verwijzen naar een leegte, een afwezigheid, of concreter: een moord.

18

Van links naar rechts, boven naar beneden;

De nieuwe museale inrichting op de benedenverdieping. In de vitrinewand kregen rituele voorwerpen en objecten die herinneren aan Joodse bedrijven en personen uit Groningen een plek. Foto Roelof Bos.

De synagoge in gebruik als chemische wasserij en ververij Astra, omstreeks 1970. Collectie Groninger Archieven (818-5213).

De ingang van de synagoge, begin jaren ’70. Collectie Groninger Archieven (2484-138).

Herman Verbeek (links) in 1985 tijdens een hongerstaking voor Nicaragua in de Amsterdamse Mozes- en Aäronkerk. Collectie Nationaal Archief, foto Sjakkelien Vollebregt / Anefo.

De herinwijding van de synagoge door rabbijn J.S. Jacobs op 29 november 1981. Collectie Groninger Archieven, foto Nieuwsblad van het Noorden (818-5955).

← De enige kleurenafbeelding van het interieur van de synagoge van voor de oorlog is deze krijttekening van Max van der Wissel, vermoedelijk uit de jaren ’30. Onder meer deze tekening is gebruikt bij het kleurherstel tijdens de restauratie. Collectie Stichting Folkingestraat Synagoge, foto Harm Bellinga / Arte del Norte.

↓ Een van de doe-stations op de galerij is de ‘koosjere kassa’, rondom het thema kasjroet (spijswetten). Door de producten te scannen, ontdekken bezoekers welke koosjer zijn en waarom dat zo is. Foto Marleen Annema.

Toch verwijst de Folkingestraat-synagoge ook en vooral naar de periode vóór de Sjoa. Het extraverte, oriëntaalse karakter past in een traditie van emancipatie. De synagoge staat symbool voor het Joodse leven in een tijd van toenemende emancipatie; de tijd waarin Joods Groningen als exemplarisch gold voor het vooroorlogse Joodse leven in de zogeheten ‘mediene’ (provincie). De Joodse gemeenschap van de stad Groningen, wier oorsprong teruggaat tot 1744 – toen de Joodse Gemeente hier werd opgericht –, telde aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog een kleine 2800 personen. Het hart van de voormalige Joodse buurt werd gevormd door de Folkingestraat waar de sjoel het meest opvallende gebouw was. Bijna tweehonderd jaar lang werd in deze buurt gewerkt, gefeest, geruzied, gebouwd, afgebroken, getrouwd, gestorven, kortom: geleefd. Het was een periode die niet gekenmerkt werd door grote dreigingen van buitenaf: sinds 1796 hadden Joden in Nederland gelijke rechten en deze stonden tot aan de Tweede Wereldoorlog nooit ter discussie. De emancipatie verliep daarbij voorspoedig: Joden profileerden zich binnen nieuwe beroepsgroepen, bezochten scholen, spraken Nederlands en trouwden na 1900 steeds vaker met niet-Joden.

Toch wordt deze lange periode van betrekkelijke rust geheel overschaduwd door de vijf oorlogsjaren die daarop volgden. De meeste mensen zien de sjoel dan ook niet als een gedenkplaats voor de emancipatie en integratie, maar veeleer als een monument voor de omgebrachte Joodse bevolking. Net als de rest van de straat waar de muren van de Joodse woningen en winkels nog overeind staan, herinnert de sjoel ons aan het Joodse leven dat hier ooit bestond. Het is dan ook niet vreemd dat ten tijde van de restauratie van de sjoel het idee ontstond om van het gebouw een (oorlogs)monument te maken.

Dit was ook de wens van Lenny Wolgen-Salomons (1942-2010) die het initiatief nam om voor behoud te strijden. Zij had het gebouw graag leeg gehouden en er een plek tot bezinning van gemaakt. Bezoekers zouden dan zelf zien en ervaren wat er was verdwenen. Uiteindelijk is er toch voor gekozen van de sjoel geen monument te maken, maar het een publieke functie te geven. En zo heeft het deels een culturele bestemming gekregen en is een ander deel van het gebouw in gebruik genomen door de kleine nog bestaande Joodse gemeente. Wat bij dit besluit een grote rol speelde, was dat kort tevoren het Joods monument aan de Hereweg tot stand was gekomen, ‘de handen van Edu Waskowsky’. Een tweede monument werd als overbodig beschouwd.

Van heldendom naar slachtofferschap

De restauratie van de sjoel en de totstandkoming van het Joodse monument passen binnen een bredere ontwikkeling die begin jaren zestig werd ingezet. Binnen het oorlogsverhaal ontstond vanaf die tijd een groeiende aandacht voor de Joodse tragiek. Het Joodse oorlogsleed kreeg zo een veel centralere plaats en de aandacht verschoof van heldendom naar slachtofferschap. Voorheen werd het oorlogsverhaal veelal ingepast binnen een nationaal-christelijk kader: het kleine neutrale

Nederland dat was overvallen door een agressieve grote buur uit het oosten. Strijd, onderdrukking, verzet, offer, herrijzenis: dat waren de termen waarin de oorlog werd weergegeven. De oorlog als een gebeurtenis die de Nederlanders collectief op de proef had gesteld, maar waar de bevolking gelouterd uit naar voren was getreden. Dat de slachtoffers vaak weinig van doen hadden met opoffering, heldendom of nationale bevlogenheid, maar veeleer getroffen waren door terreur, racistische vervolging en bombardementen, werd zo lange tijd terzijde geschoven.

Het is dan ook niet verwonderlijk dat tot het eind van de jaren zestig geen monumenten werden opgericht voor de omgebrachte Joodse Nederlanders: hun verhaal paste niet binnen deze collectieve oorlogsmythe, hun geschiedenis miste de heroïek en de goede afloop. Het boek van Jacques Presser met de weinig verhullende titel Ondergang. De vervolging en verdelging van het Nederlandse jodendom (1965) droeg sterk bij aan de kanteling van dit geschiedbeeld.

Dat Ondergang zo’n weerklank vond, heeft niet te maken met het feit dat voor de verschijning van Pressers werk geen boeken over de Joodse tragedie geschreven zouden zijn en mensen dus simpelweg te weinig wisten van wat er zich had afgespeeld. Integendeel, Eddy de Windt, Loden Vogel, Heinz Wielek, Anne Frank, Abel J. Herzberg, Eli Aron Cohen: zij allen hebben reeds kort na de oorlog uitvoerige getuigenissen achtergelaten. Waarom het vervolgens nog twintig jaar duurde eer de omvang van de catastrofe tot de hoofden en harten begon door te dringen, is moeilijk aan te geven. De tijd bleek er simpelweg nog niet rijp voor. De generatie die de oorlogsjaren had meegemaakt, wilde deze periode zoveel mogelijk achter zich laten en zich concentreren op de wederopbouw van het land. Pas de volgende generatie begon vragen te stellen en zaken op te rakelen. Tot die tijd werd veelal gezwegen – uit domheid of uit wijsheid, wie zal het zeggen?

Joris en de opgeheven handen

Deze kentering in het denken over de oorlog en de centrale positie die het Joodse leed daarbinnen is gaan innemen, is mooi terug te zien in de monumenten die in de stad Groningen verrezen. In de publieke ruimte is hier pas in 1976 met ‘de handen van Waskowsky’ een monument ontstaan waarmee de omgekomen Joodse Groningers (uit stad en provincie) worden herdacht. Tot die tijd was er slechts een klein monument op de Joodse begraafplaats, maar dit bevond zich buiten het publieke domein. Het monument van ‘Sint Joris en de draak’ op het Martinikerkhof is sinds 1959 de plek waar ‘alle gevallenen’ worden herdacht, Joodse en niet-Joodse slachtoffers. Bij dit beeld van Ludwig Oswald Wenckebach (1895-1962) overheerst naast het nationale element heel duidelijk de christelijke symboliek waarbij het goede uiteindelijk het kwade (de draak) overwint. Het is een vormentaal die kort na de oorlog vaker werd toegepast, ook door Wenckebach zelf. In 1948 had hij Joris met draak al eens in het oorlogsmonument van Gouda verwerkt.

21

De opgeheven handen van Edu Waskowsky (1934-1976) aan de Hereweg zijn niet alleen van later datum, zij zijn tevens van iedere heroïek gespeend. Dit onvoltooide kunstwerk (Waskowsky overleed vroegtijdig waardoor een hand ontbreekt) wijkt zowel qua vormgeving als qua symboliek sterk af van het monument van Wenckebach. Bij Waskowsky brengen de toegetakelde en wanhopige handen een gevoel van machteloosheid over en wordt veeleer het slachtofferschap weergegeven.

Opdat wij niet vergeten ‘Opdat wij niet vergeten’ is de tekst die menig naoorlogs monument siert; een tekst die in al zijn eenvoud weinig aan zeggingskracht heeft verloren. Hij roept op tot stilstaan, tot gedenken. Maar hoe dient er verder geleefd te worden met de doden? De herinnering kan immers zo alomvattend en identiteitsbepalend worden dat zij leidt tot fixatie.

Daarom dient ook hier naar een balans te worden gestreefd en dient de geschiedenis van de Joodse gemeenschap niet te worden beperkt tot de oorlogsjaren. Er zijn meer verhalen te vertellen dan die van vervolging en slachtofferschap; de geschiedenis is ouder en gevarieerder dan die van de Tweede Wereldoorlog. Daarbij is het onjuist en gevaarlijk de vooroorlogse periode slechts te zien als een opmaat tot de uiteindelijke vernietiging. Natuurlijk blijft de Sjoa een centraal element in de geschiedschrijving, al ontbreken de historicus de woorden om de ramp daadwerkelijk te representeren. Niettemin heeft hij de plicht de herinnering aan deze geschiedenis door te geven. En daar een historicus altijd ook weer nieuwe vragen opwerpt en bronnen herinterpreteert, zal ook het huidige geschiedbeeld weer kantelen. Zo wordt een actief proces van herinneren gestimuleerd. Of dit actieve herinneren zal leiden tot grotere eensgezindheid of juist tot nieuwe conflicten, is zeer de vraag. In zijn Herinnering. Een ethiek voor vandaag toont de Israëlische filosoof Avishai Margalit zich sceptisch over de helende werking van herinneringen: deze ‘brengen even vaak wraak voort als verzoening, de hoop dat er een catharsis wordt bewerkstelligd door de herinneringen vrij te laten zou wel eens een illusie kunnen blijken te zijn’.

De Folkingestraat-synagoge als plaats van herinnering roept zo tal van paradoxale vragen op: Zwijgen of spreken? Herinneren of vergeten? Reeds de aanwezigheid van het gebouw doet een voortdurend appèl op ons historisch bewustzijn. Laat we daarom hopen dat binnen de nieuwe museale inrichting ruimte mag blijven voor dergelijke overwegingen, en dat er naast beeld en geluid, feesten en rumoer, bovenal ook stilte mag zijn.

Integratie: sjoel, museum, monument

Aanvankelijk was het de bedoeling ook het naastgelegen rabbinaatshuis in de tentoonstelling op te nemen, maar dat is niet gelukt. Het bleek financieel niet haalbaar. Wel blijft de benedenverdieping van het rabbinaatshuis in gebruik als overlegruimte en is de ‘mikwe’ (het rituele badhuis) in de tentoonstelling opgenomen.

22
'En daar een historicus altijd ook weer nieuwe vragen opwerpt en bronnen herinterpreteert, zal ook het huidige geschiedbeeld weer kantelen.'

De in 2014 ontdekte en gerestaureerde rituele baden in een publiek toegankelijk deel van het rabbinaatshuis. In de naburige studentenwoning moeten er ook nog twee onder de vloer verborgen zitten. Foto Marleen Annema.

Het beeld ‘Sint-Joris en de draak’ door L.O. Wenckebach op het Martinikerkhof, gefotografeerd in 1959, kort na de eerste kranslegging bij het monument. Collectie Groninger Archieven (1785-5231).

De plaatsing van de zesde – en naar blijken zou de laatste –hand van het Joodse monument aan de Hereweg, op 10 september 1976. Geheel rechts staat de ontwerper, de Pools-Groningse kunstenaar Edu Waskowsky. Hij overleed op oudejaarsdag van dat jaar, waardoor het kunstwerk onvoltooid bleef. Collectie Groninger Archieven, foto Persfotobureau D. van der Veen (3099-5391).

23

De integratie van de verschillende functies van het gebouw – sjoel, museum, monument – blijft lastig. De ontwerpers benadrukken dat ‘het monument de hoofdrol speelt’ en dat ‘de informatie ondergeschikt is aan de atmosfeer’. Mooie woorden, maar weinig concreet. Vooral de relatie museum-sjoel blijkt een lastige. Op zaterdagen (sabbat) en Joodse feestdagen dient het gebouw beschikbaar te blijven voor de Joodse gemeenschap, met mogelijke gevolgen voor de bezoekersaantallen.

Een ander nadeel voor het gebouw als museum is dat de voormalige vrouwengalerij op de bovenverdieping zich niet optimaal leent voor bezichtiging. De ruimtes zijn er smal en lopen aan het einde dood zodat men dezelfde route terug moet om de andere arm van de galerij te bezoeken. Mindervaliden kunnen in het geheel niet naar boven (er is slechts een trap) en kunnen evenmin door de hoofdingang naar binnen, zij zullen gebruik moeten blijven maken van de zijingang in de Nieuwstad, midden in de rosse buurt.

Maar dat er nu eindelijk een nieuwe permanente tentoonstelling over Joods Groningen is, is natuurlijk goed nieuws. Al jaren bestonden er plannen en nu zijn die eindelijk gerealiseerd. Mogelijk is het, naar Amsterdams voorbeeld, het begin van een klein Joods kwartier gecentreerd rond de Folkingestraat (het rabbinaatshuis, de Folkingestraat zelf (het oude centrum van de Joodse buurt) en de jeugdsjoel in de nabijgelegen Folkingedwarsstraat). De sjoel is in handen van de Stichting Oude Groninger Kerken, die beschikt over veel expertise en veel donateurs. Daarnaast werkt de synagoge met veel vrijwilligers die hart hebben voor de zaak. In veertig jaar tijd is er veel bereikt en verbeterd.

Over de auteur Stefan van der Poel (1968) is historicus en docent aan de RuG. In 2004 promoveerde hij op Joodse stadjers De joodse gemeenschap in de stad Groningen, 1796-1945 In 2020 verscheen van zijn hand Herman Verbeek (1936-2013). Priester, politicus, publicist. Momenteel werkt hij in opdracht van de Gemeente Groningen aan een boek over de gemeentelijke omgang met de Joodse gemeenschap in en na de oorlog, in april te verschijnen als Lege plekken. Groningen en zijn Joodse stadjers in en na de oorlog.

Noten

1 Willy van der Schuit, Synagoge Folkingestraat. Waar Joodse cultuur en de Groninger geschiedenis elkaar raken (Groningen 2017)

6. De museale inrichting kwam tot stand met subsidies van het J.B Scholten-H.S. Kamminga Fonds, de Gemeente Groningen, de Provincie Groningen en het Europese INTERREG subsidieprogramma Eems Dollard Regio (EDR). De EDR-subsidie is verleend op grond van een samenwerkingsverband met de Ehemalige Jüdische Schule in Leer (Ostfriesland). Hieruit wordt ook het oral history project ‘Joods leven in het grensgebied’ gefinancierd. Aan de inhoudelijke voorbereiding van de nieuwe inrichting is door enkele studenten Geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen meegewerkt.

2 Groninger Archieven, Archief Herman Alphons Verbeek 1936-2013, toegang 2578, inv. 167 (stukken betreffende stichting, 1975-1981). Voor meer informatie over Verbeek en zijn bemoeienis met de synagoge, zie: Stefan van der Poel, Herman Verbeek (1936-2013): priester, politicus, publicist (Hilversum 2020).

3 Herman Verbeek, In ’t sjoelportaal (Aalsmeer 1988).

4 Voor meer informatie omtrent de precieze invullingen van het gebouw, zie: Stefan van der Poel, 100 jaar Folkingestraat-synagoge 1906-2006 (Groningen 2006), en id., ‘Folkingestraat-synagoge. Een rondleiding’, Groniek. Historisch Tijdschrift 179 (juli 2008) 209-219.

5 Een uitgebreide historische plaatsbepaling van het gebouw: Stefan van der Poel, ‘Groningen: de nieuwe synagoge. Het joodse leven in de mediene’, in: Jan Bank en Marita Mathijsen (red.), Plaatsen van herinnering. Nederland in de negentiende eeuw (Amsterdam 2006) 205-214.

6 Avishai Margalit, Herinnering. Een ethiek voor vandaag (Amsterdam 2006) 13.

24

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.