Stadmakers Den Haag #8: Sabrina Lindemann

Page 1

“Het kan er soms anders uitzien, maar we hebben hetzelfde doel” Sabrina Lindemann VAN: Hotel Transvaal*-*****, verblijf in de Tussentijd, ReSourceCity Binckhorst, mede-initiatiefnemer I’M Binck festival, Binckse Belofte

PIONIER SINDS: 1993

TUSSENSTAND: 25 juli 2013

H

oe gaan we om met leegstand in tijden van crisis? De verschillende projecten van Sabrina Lindemann, kunstenares en oprichter van Mobiel projectbureau OpTrek, zijn allemaal gericht op deze vraag. Leegstand vormt voor Sabrina al meer dan tien jaar een bron van inspiratie en verandering biedt in haar ogen met name ruimte voor kansen en nieuwe verbindingen. Ook voor de Binckhorst, een Haags bedrijventerrein. We spreken haar over tussentijd in ontwikkeling, het belang van ’social space’ en leren door te doen.

tekst: Roos Berendsen


De route van:

Sabrina Lindemann

Voor haar studie schilderen en vrije grafie aan de KABK verhuisde Sabrina in 1991 vanuit het Duitse Kiel naar Den Haag. Daar vond ze woonruimte in de Schilderswijk, midden in de periode van de Haagse stadsvernieuwing. Zo ondervond ze aan den lijve hoe het is om te wonen in een wijk die op grote schaal wordt afgebroken en weer opgebouwd. Hoe ga je met alle daaruit voortvloeiende leegstand om? Het werd een bron van inspiratie en in 2002 richtte ze Mobiel projectbureau OpTrek op, waarmee ze stadsontwikkeling en leegstand tot haar werkveld maakte. In de jaren negentig woonde je midden in de stadsvernieuwingswijken. Hoe keek jij, als kunstenaar, naar die sloop-nieuwbouwontwikkelingen? Ik wist niet wat ik zag. Alles werd dichtgetimmerd en veel Leren door kwaliteiten en potenties op sociaal en fysiek gebied van te doen de wijk werden vernietigd. Als kunstenaar ging ik er in eerste instantie vrij individueel mee om. Ik ben door die lege panden getrokken, heb met mensen gesproken en fotoboeken gevonden. Ik besefte toen dat zo’n ontwikkeling eigenlijk ook heel interessant is. Aan de ene kant is het dramatisch, want iedereen moet zijn huis uit, maar aan de andere kant ontstaan er zo ook open plekken in de stad. En die bieden weer mogelijkheden en kansen voor nieuwe ontwikkelingen. Grote vraag is dan natuurlijk wel of de eigenaar of verantwoordelijke hiervoor openstaat en hoe die ermee omgaat. Dat was de inspiratie voor mijn project ‘Tussenruimte’ (Zwischenraum) in 1993. Ik heb toen in de Schildersbuurt een woning helemaal van plafond tot in de schoorsteen wit geschilderd. De gedachte erachter was alle sporen uit te vegen, een neutrale ruimte te creëren waarin alles weer mogelijk is. De tijd even stil zetten en het moment van ‘tussen’ echt voelbaar te maken. Op een onbewaakt moment hebben kinderen uit de buurt er een fikkie gestookt en met de kolen tekeningen gemaakt op de muren. Daar gaat mijn werk! dacht ik eerst. Maar daarna drong ook het besef tot me door dat zo’n moment van ‘niks’ maar even kan bestaan, dat daarna alles weer doorgaat en dat dat ook goed is. Ik vind het heel belangrijk om af en toe momenten te creëren waarin je reflecteert, even stilstaat bij de verhalen en de geschiedenis van een bepaalde plek, voor je bedenkt waar je heen wilt of voor het een nieuwe vorm of functie krijgt. Puur een moment van stilstand. Een tussentijd. Dat is in mijn werk altijd een rode draad gebleven. Waarom besloot je Mobiel projectbureau OpTrek op te richten?


Jullie waren allen kunstenaar. Waarom voerden jullie de kunstprojecten niet zelf uit? Ik vond het juist interessant om anderen naar de veranderingen in de wijk te laten kijken, in plaats van die alleen maar zelf te aanschouwen. Op die manier krijg je heel veel facetten van het verhaal, in plaats van één visie. Wij hebben er daarom heel bewust voor gekozen om de projecten niet zelf uit te voeren, maar om hiervoor andere kunstenaars, architecten, stedenbouwkundige et cetera uit te nodigen. Zo krijg je een breed beeld op het onderwerp, iedereen benadert het weer op een andere manier en dat is interessant. Daarnaast is Mobiel projectbureau OpTrek eigenlijk ook één groot onderzoeksproject. Uit ervaring wist ik dat het te veel werk zou zijn om én de organisatie op me te nemen én zelf als kunstenaar de projecten uit te voeren. Wij hebben daarom in 2002 heel bewust voor deze aanpak gekozen. OpTrek geeft anderen de opdracht, maar wie zijn jouw opdrachtgevers? Die hebben we niet. Het begint nog steeds altijd met een eigen initiatief en dan is het zoeken naar geld en partners.

1: Annechien Meier, Marjan Schoenmakers, Leontine Lieffering

Sabrina Lindemann

De route van:

Ik zocht naar mijn rol als kunstenaar binnen dat proces van stedelijke vernieuwing. Hoe kan ik mijn expertise als kunstenaar inzetten, niet zozeer met een autonoom kunstwerk of decoratie, maar met mijn manier van kijken, mijn specifieke expertise? Hoe kan ik daarmee iets toevoegen aan de sociale, culturele en ruimtelijke veranderingsprocessen die zo’n wijk ondergaat? Vanuit die vraag heb ik met een aantal andere kunstenaars1 in 2002 Mobiel projectbureau OpTrek opgericht. Sinds 2007 ben ik de enige die van die groep is overgebleven. We organiseerden tijdelijke kunstprojecten die die vraag centraal stelden. We zijn begonnen in Transvaal met als doel de stedelijke transformatie daar te onderzoeken en zichtbaar te maken voor een breed publiek. In die wijk werden 3000 woningen afgebroken voor 1600 nieuwe woningen. Dat betekende een lange periode van o.a. leegstand, braakliggende terreinen en nieuwbouw in de steigers. We gaven andere kunstenaars, architecten en stedenbouwkundigen de opdracht om daar ter plekke een project op te zetten en uit te voeren. De doelstelling die ze meekregen was: ‘Maak met jouw werk een sociale en fysieke verandering zichtbaar voor een breed publiek. Stel het ter discussie, maar onderzoek ook hoe stadsvernieuwing in elkaar zit en wat het politieke beleid erachter is.’ Op die manier zoom je niet alleen in op de tragische momenten, maar krijg je ook het besef dat het onderdeel uitmaakt van een veel grotere ontwikkeling, bijvoorbeeld de economische. Iedereen heeft een specifieke ontwikkeling bekeken en is daar iets mee gaan doen.


De route van:

Sabrina Lindemann

Waar was jullie werkruimte? Op locatie. Met het projectbureau leidden we een nomadisch bestaan. Elke anderhalf jaar verhuisden we weer naar een andere lege woning in Transvaal. Die huurden we van Staedion, de grootste eigenaar van panden in Transvaal. De ruimte was de uitvalsbasis voor de kunstenaars en de organisatie. Om zichtbaar te zijn, vroegen we altijd aan een kunstenaar of architect het pand op een opvallende manier te markeren, zodat mensen wisten waar we zaten. Dit is voor sommigen ook de inspiratie geweest voor een langlopende werkwijze. Zo bewerkte 2012Architecten een van de panden uitsluitend met materiaal dat ze in een straal van 3 kilometer konden vinden. Met die strategie zijn ze uiteindelijk doorgegaan: nu bouwen ze hele huizen op die manier (Superuse Studios). Terugkijkend hebben we jonge kunstenaars en architecten de ruimte gegeven om te experimenteren met nieuwe methoden en die in de praktijk uit te proberen. Het experiment ‘Hotel Transvaal’ heeft jou veel bekendheid opgeleverd. Hoe is dat project destijds tot stand gekomen? In december 2003 organiseerde architectuurcentrum Stroom een excursie langs sociale knooppunten en bijzondere Haagse eetplekken. Wij stelden ons

Kantoor OpTrek in Transvaal © 2012 architecten


Wat was de volgende stap? Was het jullie ambitie om er een op zichzelf staande onderneming van te maken, los van subsidies? De eerste stap was het oprichten van Stichting Hotel Transvaal2. En ja, het moest geen tijdelijk kunstproject van een paar weken blijven, maar een ‘echt’ hotel worden dat tot het einde van de herstructureringsfase in de wijk zou blijven. Het belangrijkste was het benoemen van de hele wijk tot hotel. Met zo’n ander perspectief creëerden we letterlijk de ruimte om de wijk op een heel andere manier te leren kennen. We noemden het zelf een ‘culturele activiteit’ omdat het van begin af aan duidelijk was dat we met acht kamers geen winst zouden maken, maar vooral op sociaal-cultureel niveau waarde in de wijk konden creëren. We hadden ons voorgenomen het een jaar te doen, als try-out. Als het goed zou lopen, zouden we doorgaan. Na een half jaar wisten we al dat het een succes was. We waren helemaal gericht op doorstarten en het professionaliseren van de organisatie. Stichting Doen had ons een mooi bedrag toegekend om dat ook in de praktijk uit te kunnen uitvoeren, maar toen kwam de crisis en bleef alles in de lucht hangen. De woningcorporatie legde de bouw stil in die wijk, hun vervolggelden werden teruggetrokken. De panden die we gebruikten werden afgebroken zodat we gedwongen waren het hotel op te doeken. In ons laatste gesprek met de woningbouwcorporatie en de gemeente werd ons letterlijk gezegd: ‘We willen niet dat jullie het project voortzetten, we willen dat jullie weer korte tijdelijke projecten gaan organiseren.’ De mediaaandacht die Den Haag en Transvaal door ons project hadden gekregen was voor hen het belangrijkst geweest. Ze waren bang dat we in de toekomst geen nieuwswaarde meer zouden hebben als we door zouden gaan. Ik vond het schokkend dat de meerwaarde van het project teruggebracht werd naar puur de nieuwswaarde. 2: bestuursleden: Paul Ganzeboom, Hans Olde Monnikhof, Bart Beuving, Bram Heijkers

Sabrina Lindemann

De route van:

kantoor ter beschikking voor ‘‘Restaurant Gratis’ en gingen, in samenwerking met de Voedselbank en een chefkok uit Scheveningen, voor één dag open. als ‘gratis restaurant’. Tijdens dit project kwamen we in contact met de architecten en bedenkers van het project Jan Konings en Duzan Doepel (architectenbureau RAL2005). Zij kwamen met het idee van de wijk als hotel, met kamers verspreid over de hele wijk en met de bestaande voorzieningen uit die wijk als hotelvoorziening. Mobiel projectbureau OpTrek heeft hun toen de opdracht gegeven om dat idee verder uit te werken. Woningbouwcorporatie Staedion stelde leegstaande panden tot onze beschikking en in 2006 zijn we begonnen met een pilot. Voordat we de volgende stap zouden zetten wilden we eerst voldoende partners vinden. We hebben toen voor één weekend verschillende plekken in de wijk als hotelkamer ingericht, belangrijke personen daar laten slapen en de wethouders uitgenodigd met de vraag of ze ons wilden ondersteunen in de verdere realisatie. Dat was een succes.


De route van:

Sabrina Lindemann

Jullie waren een pion in de marketing van Den Haag geworden? Zo zou je het kunnen zeggen, en dat was natuurlijk niet het hoogste doel van het project. Wij hadden een langetermijndoel voor die wijk, dat op meerdere niveaus werkte maar kennelijk ging het bij de woningbouwcorporatie en de gemeente toch om andere dingen. Daar hebben we met elkaar te weinig over gecommuniceerd. Op een bepaald moment gaf de wethouder ook niet meer thuis.

Wij hadden een lange termijndoel voor die wijk

Konden jullie het project niet voortzetten op alleen de verhuur van de hotelkamers? Nee. Er kwam natuurlijk wel geld binnen, maar niet genoeg om alle kosten te dekken. We hadden sowieso vijf jaar nodig om het zonder subsidie rendabel te krijgen. Op het hoogtepunt hadden we acht kamers, maar voor een winstgevend model hadden we er wel twintig nodig. Daarnaast lagen alle kamers door de wijk verspreid, dat brengt een hoop extra kosten met zich mee. Daarom hebben we toen zelf besloten om op het hoogtepunt de stekker eruit te trekken. Het hotel was inmiddels een hele organisatie geworden, we hadden mensen in dienst, die gingen na de sluiting op zoek naar een andere baan. Het is dus niet iets wat je een paar maanden later weer zomaar even uit de grond stampt. Als je het goed bekijkt waren we inderdaad meer een culturele activiteit dan een echt hotel. De hotelfunctie was eigenlijk een nevenfunctie, puur een middel om verbindingen te leggen en een andere invalshoek te laten zien. De meerwaarde was het totaal, wat het deed voor die wijk. De betrokkenheid van al die bedrijfjes, het sociale netwerk dat werd opgebouwd. Zo waren er Marokkaanse en Turkse ondernemers die normaliter niet met elkaar spraken, maar via het hotel was dat helemaal geen probleem. Achteraf gezien hebben we met OpTrek vaker collectief bekende vormen gebruikt in de projecten, zoals een restaurant of een theater, maar boden we het deze telkens op een bevreemdende manier aan. Dat werkte drempelverlagend voor mensen, waardoor ze eerder geneigd waren om mee te doen. Is het project in stilte gestorven of heeft het achteraf gezien nog wat opgeleverd? Ik vond het natuurlijk vreselijk dat het dichtging, ik had er zoveel tijd en energie ingestoken. Maar het idee is overgenomen, zo heb je in Groningen Stee in Stad en in Rotterdam Kus&sloop. Daar ligt de organisatie veelal bij woningbouwcorporaties die andere klanten willen trekken of op een andere manier de aandacht op een wijk willen vestigen. Het is mooi te zien dat


Wat verstaan jullie precies onder tussentijd? Door de jaren heen is onze definitie van tussentijd wel veranderd. In de tijd van OpTrek in Transvaal (2002-2010) stond masterplanning nog op de agenda. Er werd op grote schaal gesloopt. We wilden de aandacht richten op de fase tussen afbraak en nieuwbouw die vaak jaren kon duren maar die helemaal niet op het netvlies van de ontwikkelaars stond. Een fase waarin het leven in de wijk gewoon doorgaat. Het was nog de tijd van de eindbeelden; over 15 jaar is alles klaar en dan is iedereen gelukkig. In het Laboratorium voor de Tussentijd’ lieten we de trein een keer stoppen, om stil te staan bij wat er gebeurde en om te kijken of we alternatieven voor een andere manier van stadsontwikkeling zouden kunnen bedenken . Sinds de crisis in 2008 kan grootschalige masterplanning niet meer, er is geen geld meer. Het adagium nu is werken in kleine stappen, onderweg bijstellen, ontwikkelend beheren. Je zou kunnen zeggen dat we nu te maken hebben met een heel lange tussentijd. De ruimte die hierin ontstaat kun je gebruiken voor stapsgewijze ontwikkelingen, met stapsgewijze financieringen, met trial en error. En dat gaat verder dan het tijdelijke vullen van een leeg gebouw of terrein. Daar ben ik nu mee bezig in de Binckhorst, een industrieterrein van 130 hectare groot. Ook daar lag het plan om alles op grote schaal af te breken en opnieuw te bouwen. Die plannen gaan gelukkig niet meer door en sindsdien buigen verschillende partijen zich over de ‘coöperatieve gebiedsontwikkeling’ of ‘organische gebiedsontwikkeling’ van dit binnenstedelijke industrieterrein. En ‘tussentijd’ of tijdelijk gebruik kan hier een onderdeel van zijn. Organische of coöperatieve gebiedsontwikkeling in de Binckhorst. Wat moet ik me daarbij voorstellen? Wat ik een interessante vraag vind is: Hoe ontwikkel je met de bestaande stad, met bestaande mensen en bestaande gebouwen? Je kunt het niet meer afbreken, je moet het doen met dat wat er is. Ook kun je het als grote projectontwikkelaar niet meer alleen doen, je moet nu samenwerken met heel veel verschillende partijen, Je moet in staat zijn bestaande potenties

Sabrina Lindemann

De route van:

een idee zo sterk is dat het zichzelf verspreidt. ‘Hotel Transvaal’ was een experiment om in de praktijk zaken te testen die met een andere vorm van stedenbouw te maken hebben. Daarnaast heb ik toen samen in 2007 met architect Iris Schutten het programma ‘Laboratorium voor de Tussentijd’ ontwikkeld. Dat was bedoeld om met deskundigen op een ander niveau na te denken over nieuwe manieren van stadsontwikkeling. Die twee gingen samen, de een in de praktijk, de andere in de theorie. Uit dat ‘Laboratorium van de Tussentijd’ is later in 2011 het kennisplatform ‘Tussentijd in Ontwikkeling, innovatief hergebruik van de gebouwde omgeving’ voortgekomen.


De route van:

Sabrina Lindemann

en kwaliteiten te kunnen zien en ontdekken, in mensen, netwerken, de gebouwen en het gebied . Dat vind ik een heel interessant uitgangspunt om de ontwikkeling van het gebied mee in te steken. Hoe ontdek je de bestaande potenties en kwaliteiten van een gebied? Mijn uitgangspunt is altijd om deel te worden van de plek en van de gemeenschap. Weten wat er speelt, dus ook van binnenuit. En dat kun je niet door even in- en uit te vliegen. Dat heeft heel veel tijd nodig. Eigenlijk moet je echt op de plek zelf wonen. Nu woon ik in het centrum van Den Haag, tien minuten fietsen van de Binckhorst, maar in 2011 heb ik direct een werkplek in het gebied gezocht en ben van daaruit begonnen met netwerken.

Weet wat er speelt, word deel van de plek en van de gemeenschap

Welke potenties heb je ontdekt? Ik dacht, we moeten iets met die auto’s doen. Daar zit veel ontwikkelpotentie in. Kunnen we de auto eens als thema oppakken en bestuderen? De auto? Ja, de auto zit in de poriën, het DNA van dat gebied. In de Binckhorst werden al voor 1945 carrosserieën gebouwd. Iedereen in Den Haag kent de Binckhorst vanwege al die autogarages. Hans Venhuizen heeft in het kader van het Laboratorium voor de Tussentijd in Transvaal het project Autonië bedacht. Ik heb hem in 2011 uitgenodigd om samen met mij dat project verder te ontwikkelen in de Binckhorst. We kijken vanuit de bestaande cultuur van de auto naar mogelijkheden voor nieuwe mobiliteit in de Binckhorst om te testen of de auto een aanjager voor ontwikkeling kan zijn. Denk aan nieuwe brandstoffen, transferia of ‘car sharing’. Dat kan alleen als je echt begrijpt hoe de cultuur van de auto functioneert. De meeste mensen hebben iets met een auto, dat overstijgt culturele verschillen en heeft verbindende krachten. Daarin zit veel meer potentie dan wordt benut. Maar als je niet weet waarom mensen per se een eigen auto willen, dan zul je ook nooit hun gedrag kunnen veranderen en hen zover krijgen om hun auto te delen. We organiseren in 2013-2014 een gelaagd programma met aan de ene kant ruimte voor intellectueel debat en experimenten over nieuwe mobiliteit en infrastructuur. We werken op dat gebied o.a. samen met de landelijke organisatie Urgenda. En aan de andere kant organiseren we autowedstrijden en een reuzenrad waar je met je auto in kunt, wat meer raakt aan de directe beleving met de auto. We nodigen allerlei autogebruikers uit en


Het moet nog beginnen. Kunst- en architectuurcentrum Stroom Den Haag en de afdeling Stedenbouw van de gemeente Den Haag hebben in 2011 het initiatief genomen tot Haagse Havens, een eenjarig onderzoeksprogramma naar nieuwe manieren van stedenbouw. De TU Delft was als partner betrokken voor onderwijs en onderzoek en OpTrek voor het werken op locatie. Ik heb toen de projecten Autonië en de Hybride kiosk (een mobiele unit om een netwerk van verschillende productieplekken in de Binckhorst te creëren) ingebracht. Architect Corinne Keus en Nanne Verbruggen hebben in die periode het Case study house Wild wonen ontwikkeld, een huis bestand tegen de hinder van zo’n industriegebied. Dat waren de drie case studies waar in die periode aan werd gewerkt met het doel nieuwe manieren van stedenbouw te onderzoeken.

Kofferbakmarkt Autonië © Hans Venhuizen

Sabrina Lindemann

Hoe is project Autonië van de grond gekomen?

De route van:

hopen dat die verschillende subgroepen zich zullen mengen. De kunst is om dat alles te verbinden en het tegelijkertijd ook invloed op de ontwikkeling van het gebied of de bestaande lokale autobranche te laten hebben.


De route van:

Sabrina Lindemann

Hoe is de samenwerking bij Haagse Havens je bevallen? Inhoudelijk heb ik stappen kunnen zetten met de twee projecten, die zijn in die periode verder ontwikkeld en delen zijn meer op hun plek gevallen, zoals het denken in waardeketens. Ik vond Haagse Havens op inhoudelijk gebied heel interessant en actueel maar op organisatorisch gebied een wat lastiger project omdat het door die verschillende partijen naar verschillende kanten getrokken werd. Ik miste de onderlinge verbindingen. Stroom had samen met de gemeente de projectleiding. Dat bleek in de praktijk een constructie die niet veel ruimte liet voor actie; de belangen van Stroom als kunst- en architectuurcentrum en de gemeente als politiek orgaan waren te verschillend van elkaar. Je kunt daarom wel co-opereren met de gemeente, maar je moet niet samen in een organisatie willen zitten. Dat creëert naar mijn idee afhankelijkheden die de ruimte en handelingsradius van zo’n project te veel beperken Ik miste bij Haagse Havens de verbinding tussen de theorie en de praktijk. Op theoretisch niveau heeft het een aantal zaken opgeleverd, waardoor we op een andere manier naar de ontwikkeling van het gebied konden kijken. Maar je kunt van alles bedenken, de praktijk is de toetssteen of het uiteindelijk ook daadwerkelijk gaat werken. Als je serieus in zo’n gebied iets wilt doen – dat is mijn mantra – dan moet je je daar voor lange tijd aan verbinden. In een jaar kun je weinig doen. Dan heb je ongeveer een idee van wat er gaande is. Ik benader het dus liever vanaf de andere kant. Leren door te doen. Leren door te doen. Hoe pak je dat aan in de Binckhorst? Waar ik in de Binckhorst nu vooral mee bezig ben is netwerken, netwerken, netwerken. En vertrouwen creëren. Vertrouwen is sowieso een heel belangrijk

Netwerkbijeenkomst © Bart Benschop


Uit gesprekken met ondernemers kwam de wens naar voren voor een plek waar ze na het werk samen een biertje konden drinken. Toen dacht ik: we kunnen ons bier ook zelf gaan brouwen en daarmee een gezellige plek creëren, maar tegelijkertijd ook de Binckhorst op de kaart zetten. Ik heb contact gezocht met de brouwers van het Haagse Kompaan bier, zij brouwen ook bier in opdracht. Samen met lokale ondernemers heb ik vervolgens workshops georganiseerd en gevraagd: ‘Hoe smaakt de Binckhorst? Welke kleuren, geuren en zelfs muziek zijn typisch voor de Binckhorst? ’ Dat leverde allerlei associaties op, die de brouwers vervolgens in een recept hebben verwerkt. Vervolgens heb ik drie ontwerpbureaus uit de drie bedrijfsverzamelgebouwen (de Binck 36, Caballerofabriek en De Besturing) uitgenodigd een beeldmerk te ontwerpen dat de identiteiten van het gebied verbeeldt. Tijdens een ondernemersbijeenkomst hebben we daar met z’n allen én met een jury, een winnaar uit gekozen. Het bier is een onderdeel van het langlopende project ReSourceCity Binckhorst. ReSourceCity Binckhorst? Wat is dat voor project? Er zijn in de Binckhorst naar mijn idee heel veel resources aanwezig – (rest) materialen, ruimte, mensen, vaardigheden, apparatuur en tijd – maar die zijn niet met elkaar verbonden en leveren daarom ook geen meerwaarde op. In ReSourceCity Binckhorst ben ik op zoek naar het leggen van slimme verbindingen, het creëren van nieuwe waardeketens in het gebied die kunnen leiden tot nieuwe producten en diensten. Iets maken wat je in de Binckhorst

Binckse Belofte © Tim Heijmans

Sabrina Lindemann

Een eigen bier? Vertel?

De route van:

onderwerp, net als het samen ergens naartoe werken. Dat vergt heel veel tijd en bepaalde strategieën. Op dit moment ben ik vanuit OpTrek samen met ondernemers een bier aan het ontwikkelen, de Binckse Belofte.


De route van:

Sabrina Lindemann

kunt gebruiken maar tegelijkertijd ook kunt verkopen. Over het bier Het inkomen daaruit kun je weer in een is iedereen fonds stoppen om andere projecten mee enthousiast te realiseren. Het bier is niet iets wat tot nu toe in dat gebied voorkomt, maar het verbindt wel, doordat we samen het product vormgeven en het gebied vanuit zijn eigen kracht op de kaart zetten. En die samenwerking, dat is waar het om gaat. Er is al zo lang over de Binckhorst gepraat, iedereen is het beu. Maar over het bier is iedereen enthousiast. En men is er trots op: ‘We hebben een eigen bier.’ Door de ontwikkeling van de Binckse Belofte gaan de bierbrouwers van KOMPAAN zich nu ook met hun brouwerij in de Binckhorst vestigen, dat vindt ik wel een spin-off waar ik alleen van heb kunnen dromen. Kun je nog een voorbeeld geven van verbindingen die jullie hebben gelegd? Naast het bier ben ik vanuit ReSourceCity bezig met de ontwikkeling van het pop-up Restaurant Restwaarde in de prachtige maar onbekende industriële haven bij ateliercomplex De Besturing. In oktober, tijdens het I’M BINCKfestival, gaan koks uit de Binckhorst, van de Lunchboxx en de Gastheeren catering uit de Caballerofabriek daar aan de slag om gerechten met oudbakken brood en voedseloverschotten te koken. Zij zijn in de afgelopen maanden opgeleid door Mariska Mell van het Ministerie van reVitalisering, die de recepten heeft ontwikkeld. In Restaurant Restwaarde wordt een bijzondere locatie gekoppeld aan de kennis en vaardigheden van locale horeca. Door die verbinding wordt de plek opeens publiek toegankelijk en kan het al zijn kwaliteiten tonen. Restaurant Restwaarde agendeert daarnaast ook het onderwerp van voedselverspilling. Broodoverschot is een groot probleem, in elke kantine gaan dagelijks tonnen brood weg. De projecten Autonië en ReSourceCity gaan heel erg over het leggen van verbindingen en het creëren van nieuwe ketens in het gebied waaruit tastbare producten en diensten kunnen ontstaan. Het derde project, de Investeringsmaatschappij Binck (IMBinck), is ontstaan vanuit de gedachte om een ander perspectief op investeren en waardecreatie te ontwikkelen in de gebiedsontwikkeling van de Binckhorst. Nu wordt alleen gekeken naar monetaire investeringen, maar kun je kwalitatieve waardecreatie ook mee laten tellen als investering? Wel vanuit de gedachte dat al dit soort projecten ook manieren zijn om te investeren, investeringen die in ieder geval meer mede-eigenaarschap laten ontstaan bij ondernemers en gebruikers in het gebied. Het zijn nu nog projecten naast elkaar. Is Sabrina Lindemann de paraplu? Jij creëert de ruimte om de projecten te kunnen doen.


Sabrina Lindemann

De route van:

Restaurant Restwaarde Š Maarten Fleskens


De route van:

Sabrina Lindemann

Eigenlijk creëer ik ‘social spaces’. We zijn heel veel ruimte aan het creëren met heel veel mensen, zodat er heel veel dingen mogelijk kunnen worden. Wat zijn essentiële elementen om die ‘social spaces’ te creëren?

We zijn heel veel ruimte.. aan het creeren met heel veel mensen

Medestanders. Die partner met wie je samen optrekt en goed samenwerkt. Dat is echt heel belangrijk, net als het verbinden van energieën. Tevens een portie intuïtie en de kracht om verbindingen tot stand te brengen. Ik werk nu veel samen met de eigenaaren van de Lunchboxx, Leo van Ruyven en Arlette van Dam. Alleen al door hun enthousiasme en netwerk gaat alles weer een stuk sneller. Met hen organiseer ik ook ondernemersbijeenkomsten. Hoe meer de ondernemers weten wie er in het gebied zitten, wat iedereen kan en weet hoe meer we elkaar kunnen versterken. En persoonlijk vind ik het ook belangrijk dat het mixt; eigenaren van autogarages, creatievelingen, advocaten, jong en oud. Die verschillende disciplines en generaties hebben elkaar nodig. En geld natuurlijk. Want als je me vraagt: ‘Wat heb je nodig voor een project?’ dan zijn dat vooral de allianties, de mensen en slimme verbindingen, maar ook de middelen. Sinds februari heb ik geen inkomsten meer en eet ik mijn spaargeld op. Het bier ga ik nu gewoon doen, dat moet zichzelf terugverdienen. Daarnaast ben ik ook bezig om subsidiegelden te Die partner verkrijgen, want met de verkoop van het bier kan ik de met wie je andere projecten niet financieren. Ik ben in gesprek samen optrekt met de gemeente om gebruik te kunnen maken van en goed een financiële bijdrage voor particulier initiatief in de samenwerkt is Binckhorst Maar dat schiet nog niet echt op, wat ik wijt aan spraakverwarringen. essentieel Spraakverwarring? Dat wij elkaar soms niet begrijpen. Dat vertraagt, wat voor het financiële gedeelte heel lastig is. Ook de gemeente is aan het zoeken naar een nieuwe rol. Maar nu blijkt het vaak vooral te draaien om risico mijden en afdekken. En soms gedragen zij zich bijna als een opdrachtgever, terwijl het initiatief voor de projecten ‘van onderop’ komt. Het is belangrijk dat er nu iets concreets op tafel komt, zoals het bier. Vaak kunnen zij zich geen voorstelling maken bij wat ik doe en hoe ik werk, en dan wordt het te spannend. Als kunstenaar ben ik juist heel erg gewend om stapsgewijs te werken en het eindbeeld nog niet concreet te kennen. Maar voor de gemeente moet ik uitvoeringsplannen tot in detail gaan uitschrijven. Het is wennen aan beide kanten. Mijn manier van werken kan er soms anders uitzien dan de manier die de gemeente voor ogen heeft, maar we hebben hetzelfde doel. We


Nee. Dat zou mooi zijn. Ik merk dat de gemeente het moeilijk vindt om het los te laten. Ze zijn ergens toch bang voor controleverlies en het vertrouwen lijkt te ontbreken. Het is natuurlijk ook lastig om tegen iemand anders te zeggen dat je mensen moet vertrouwen. En politiek gezien is het natuurlijk ook niet makkelijk. Iedereen kijkt mee. Maar toch, in Amsterdam gebeuren nu bijvoorbeeld heel spannende dingen. Ze zijn daar echt aan het experimenteren met het oprekken van de wetgeving en regels. Zo hebben ze voor het Noorderpark nu een gedoogbeleid ingesteld , waardoor heel veel projecten op een snellere manier gerealiseerd kunnen worden. Samen met de initiatiefnemers wordt regelmatig teruggekeken naar wat wel heeft gewerkt en wat niet. Ik kom daar een aantal gemeenteambtenaren tegen met een heel andere houding. Dat is erg interessant. Op dit moment haal ik zelf geen inkomsten uit de projecten, en als het te lang gaat duren moet ik te zijner tijd ander werk zoeken. Dat zou ik erg jammer vinden. Dan is de Binckhorst haar motor voor bottom-up ontwikkeling kwijt? Hoe kunnen we dat voorkomen? Kijk, ik steek mijn nek hiervoor uit. Ik ga hier helemaal voor, ik wil investeren. Maar als kleine ondernemer heb ik wel een heel erg groot risico. Ik moet ook mijn huur betalen. Een wijk- of gebiedsontwikkelingsfonds om opstartrisico’s af te dekken zou heel mooi zijn. De gemeente is misschien geen sleutelfiguur meer, maar kan wél de back-up zijn. In principe is dat Binckhorstpotje al een soort fonds, maar het traject van de aanvragen/afhandeling van aanvragen is tot nu toe niet efficiënt ingericht. Er gaat nu onnodig veel tijd, energie en dus geld verloren. Met het bier kan ik nu financieel risico nemen, dat moet zich terugverdienen maar met andere projecten niet. En dan stagneert het, omdat de laatste schakel ontbreekt. Bovendien vind ik de samenwerking met de overheid ook heel belangrijk. Veel mensen zeggen: ‘Trek je niets aan van die overheid en volg je eigen plan.’ Maar zo werkt het niet. De overheid heeft nog steeds te

De gemeente is misschien geen sleutelfiguur meer, maar kan wel de back-up zijn

Sabrina Lindemann

Heb je van tevoren een soort kader meegekregen? Ruimte om in vrijheid jouw projecten op te tuigen?

De route van:

willen samen de Binckhorst vanuit haar eigen kracht op een positieve manier op de kaart zetten en zijn op zoek naar nieuwe ontwikkelmethoden. De spraakverwarring wordt ook in de hand gewerkt door de gebrekkige samenwerking tussen de verschillende gemeentelijke afdelingen. Er zou eigenlijk iemand tussen moeten zitten, iemand die het beleid en de gemeentelijke organisatie goed kent.


De route van:

Sabrina Lindemann

maken met de ontwikkeling van de stad. Ik vind dat je als initiatiefnemer moet blijven zoeken naar een nieuwe manier van samenwerking, om top-down en bottom -up met elkaar te verbinden. Dat beschouw ik als een onderdeel van mijn werk, het is voor beide partijen een leerproces.

Als initiatiefnemer moet je blijven zoeken naar een nieuwe manier van samenwerking.

Jij bent pionier. Maar de bedoeling is dat de goegemeente dit gaat doen, wat vind je daarvan? Ik kan alleen maar zeggen dat een normale burger met een voltijdbaan er best een klein volkstuintje naast kan doen, maar wat ik doe is voor zo iemand onmogelijk. In principe doe je zoiets voltijd. Er zijn natuurlijk veel vrijwilligers, maar dat is echt weer een heel andere laag. Naast die mensen heb je de voltijd professionals die echt dingen uitzoeken, pionieren, experimenteren. Die heel veel investeren, omdat zij potenties zien en met de hoop dat daar op een bepaald moment wel iets uit zal komen. Vanuit jouw platform kom je in contact met allerlei initiatieven en methoden voor andere manieren van gebiedsontwikkeling. Wat kan Den Haag leren? Je kunt nooit zaken letterlijk overnemen. Je kunt wel methodes overnemen of daar zelf mee experimenteren. Voor mij is punt één: inventariseer wat er al is. Kijk goed naar wat iedereen wil en vanuit welk belang. Daarbinnen kun je zoeken naar potenties, kwaliteiten of aanwezige energieën en daarop aanhaken. Het onderwerp en de gereedschappen worden je aangereikt door de plek. Door wat er is, door mensen die er zijn, door verhalen, door geschiedenis. Zo haak je aan op iets wat al ergens leeft en willen mensen ook meedoen. Er werd me weleens gevraagd: ‘Ga je nu een hotel in de Binckhorst beginnen?’ Nee, ik moet eerst maar eens kijken wat daar is. Er zijn auto’s en arbeiders, die willen Durf dingen bier. Er zijn heel andere uitgangspunten. Dus komen er ook los te laten andere projecten uit. Dingen kunnen loslaten, dat en zaken te is ook heel belangrijk. Tijd als kwaliteit kunnen zien. volgen. Tegelijkertijd merk ik ook dat je moet kunnen volgen. Zaken ontstaan terloops onderweg. Zo is uit een gesprek met ondernemers in 2012 het I’M BINCKfestival ontstaan met de missie om de bestaande rijkdom aan ondernemerschap, ambacht, creativiteit en cultuur van het gebied zichtbaar te maken. Vanuit dat festival is een kerstborrel georganiseerd en uit die kerstborrel kwam het idee elkaar vaker en minder vrijblijvend te zien. Zo zijn toen de ondernemersbijeenkomsten ontstaan. Op die bijeenkomsten komen inmiddels zo’n vijftig ondernemers af. Allerlei soorten. En dat is veel. Mensen zijn super-enthousiast vanuit dat


Als ik het interessant vind, het gevoel heb dat ik iets toe kan voegen vanuit mijn speciďŹ eke expertise, dat ik een schakel kan zijn tussen de elementen, dan vind ik het heel boeiend om er energie in te steken. Dat gaat nooit alleen, dat doe ik altijd samen met anderen. En dan is het echt een kwestie van volgen, van laten ontstaan, soms sturen en met een open houding bekijken wat eruit kan komen en daar weer de potenties in ontdekken en tot bloei laten komen. De Binckhorst is nu jouw werkveld. Ga je daar nog even door? Ik ben nog lang niet klaar! Heel snel gaat het allemaal niet, maar ik heb een lange adem. Tussenstand 4 december 2013: De Binckse belofte is opgenomen in de collectie van het Haags Historisch Museum. Links: www.optrek.org www.bincksebelofte.nl www.imbinck.nl www.tussentijdinontwikkeling.nl

Š www.stadmakers.nl

Sabrina Lindemann

Jij bent wel vaak de motor geweest? Is dat wel de rol van de kunstenaar?

De route van:

enthousiasme ontstaan weer nieuwe dingen. Ik ben vaak aanjager van dit soort activiteiten die zonder mij als motor niet van de grond zouden komen.


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.