20141011 nrc hoe ongelijk is nederland

Page 1

SPECIAL ONGELIJKHEID IN NEDERLAND

Zaterdag 11 oktober & Zondag 12 oktober 2014

Hoe ongelijk is Nederland? Ongelijkheid is een veelbesproken thema. Maar hoe ver liggen arm en rijk in Nederland uit elkaar? Een themabijlage. Pagina E2-11

Upload je CV

Omdat je niet op zoek bent naar any baan. En je actuele vacatures kunt vinden in dit Economie-katern en online.

Ga naar nrccarriere.nl


E2 Economie Ongelijkheid in Nederland

NRCWEEKEND ZATERDAG 11 OKTOBER & ZONDAG 12 OKTOBER 2014

1,00

FOTOREPORTAGE

De armste en de rijkste In Bloemendaal is het 37.300 euro, 36 procent hoger dan gemiddeld. Hoe verschillend is het leven in het vroegere communistische bolwerk Pekela en in Bloemendaal, volgens de gemeentewebsite „een populaire badplaats met grote allure”? Dataonderzoek en infographics Erik van Gameren

INKOMENS IN GEMEENTEN Gemiddeld huishoudeninkomen per gemeente ten opzichte van het landelijke gemiddelde (2011 laatste peildatum)

Ieder zoekt zijn eigen evenwicht

0,90

Bruto voor belastingen en sociale afdrachten Netto na belastingen en sociale afdrachten Bron: Cassidy

0,80

Globalisering Ongelijkheid staat hoog op de agenda, maar is dat wel terecht? Of doen we mee aan de mode van de dag?

5. Hoogezand-Sappemeer

1. Bloemendaal 4. Blaricum 5. Laren 3. Wassenaar

2. Rozendaal

4. Kerkrade Bron: CBS-rapport ‘Welvaart in Nederland 2014’

VERMOGENS IN GEMEENTEN Percentage vermogende huishoudens* per gemeente (2012 laatste peildatum) Tot 20% 20% tot 30% 30% tot 40% 40% tot 50% 50% en meer 1 t/m 5 Vijf gemeenten met meeste en minste vermogende huishoudens 5. Lelystad 4. Bloemendaal 4. Almere 3. Laren

0,60

Polen VS

20% en meer 1 t/m 5 Vijf gemeenten met hoogste en laagste inkomen

p 5 november wordt hij ontvangen in het Nederlandse parlement, na een uitgebreide tour langs de belangrijkste machtscentra in de westerse wereld. Wie? De koning? Bono? Nee, het is Thomas Piketty, de Franse econoom en auteur van Le capital au XXIe siècle (2013). Zijn ster rees razendsnel na de vertaling van zijn boek in het Engels. Daardoor kon de Angelsaksische wereld dit jaar kennismaken met zijn belangrijkste these: als we niets doen, dan keren de vermogensverhoudingen in het Westen terug naar de extremen van de negentiende eeuw – en richt het kapitalisme zichzelf uiteindelijk te gronde. Dat is een stevige veronderstelling, die tot de verbeelding spreekt. Ook in Nederland. Eind deze maand publiceert De Bezige Bij een vertaling van Piketty’s boek in het Nederlands. Al vóór de zomer publiceerde de Wetenschappelijke Raad voor het regeringsbeleid een lijvig onderzoek naar ongelijkheid. Internationaal is er een golf van publicaties, kritieken en exegeses over dit onderwerp. Maar de discussie begon al veel eerder. Het ironische van Piketty’s boek is dat het vrijwel alle aandacht naar zich toe zuigt, zodat het nu zelf een voorbeeld is geworden van een tendens die ongelijkheid in de hand werkt: het winner take allprincipe. Dat wil zeggen dat er niet langer sprake is van een ouderwetse piramide van minder succesvolle, succesvolle en zeer succesvolle deelnemers. In plaats daarvan zijn er enkele, buitengewoon geslaagde en veel verdienende deelnemers – en een grote poel van kleine krabbelaars. Het is te zien in de popmuziek, in de sport, in de bankwereld en in het bedrijfsleven. Het verschil tussen de top en de bodem neemt toe en de middengroep vervaagt. Piketty is zelf lid geworden van de ‘1 procent’. De vraag is nu: speelt dat principe ook in Nederland? Ongelijkheid staat hoog op de agenda, maar is dat wel terecht? Om die vraag te beantwoorden kan het best worden teruggekeerd naar de wortels van de moderne ongelijkheid – of wat daar voor doorgaat. Globalisering, vooral het toetreden van nieuwe deelnemers aan de wereldeconomie, heeft de verhoudingen in 25 jaar op zijn kop gezet. Toen de Berlijnse Muur viel, was de overtuiging dat het democratisch kapitalisme gewonnen had en overbleef als enig levensvatbaar economisch en

VK

O

10% tot 20%

0,70

Duitsland

1. Pekela

0% tot 10%

maatschappelijk model. Inmiddels weten we beter. Kapitalisme brengt niet automatisch democratie en formele democratieën tenderen niet vanzelf naar onze vorm van kapitalisme. Vraag het de Chinezen, vraag het Venezolanen. Er wordt vaak gezegd dat door globalisering de ongelijkheid tussen landen afneemt, maar de ongelijkheid binnen landen toeneemt. We zien China rijker worden en veel landen in vooral Azië gingen het land al voor. Maar gemeten wordt het, voorzover bekend, niet echt. In bijgaande grafiek is een poging gedaan: van elk land in de wereldeconomie is het bruto binnenlands product per hoofd van de bevolking genomen, gecorrigeerd voor verschillen in koopkracht. Uit de verdeling van dat inkomen over de wereld is een zogenoemde Gini-index berekend. Die geeft op een schaal van 0 (totaal gelijk) tot 1 (totaal ongelijk) de inkomensverdeling weer. Ideaal is deze methode niet, aangezien elk land, hoe groot of klein ook, hetzelfde gewicht krijgt. Maar het verloop van de Gini-index geeft de tendens wel in grote lijnen weer: een toename van de ongelijkheid tussen landen tot het einde van de jaren negentig en een afname wanneer de globalisering werkelijk toeslaat. De financiële crisis in het Westen versterkt de recente tendens naar beneden. De inkomensverschillen tussen landen dalen, omdat het Westen stagneert en de nieuwe economieën bleven groeien.

Ierland

–10% tot 0%

Door onze redacteur Maarten Schinkel

0,50

Taiwan

2. Stadskanaal

Denemarken Nederland Zweden

3. Achtkarspelen

Luxemburg

Afwijking t.o.v. landelijk gemiddelde

De gini-index is een maat voor inkomensverdeling. De schaal loopt van 0 (totaal gelijk) tot 1 (totaal ongelijk) Hieronder worden de giniscores van enkele landen vergeleken.

Zwitserland

Voor deze bijlage bezocht fotograaf Kees van de Veen het Groningse Pekela, de gemeente met het laagste gemiddelde huishoudinkomen van Nederland en Bloemendaal, met het hoogste gemiddelde inkomen. In Pekela ligt het inkomen op 19.700 euro per jaar, 20 procent onder het landelijke gemiddelde van 23.400.

Tot –10%

GINI-INDEX

MACRO-ECONOMIE

0,40

Miljardairs En de ongelijkheid binnen landen? Daar is meer materiaal over. We zien in opkomende landen de ongelijkheid toenemen nu een steeds kapitaalkrachtiger klasse van ondernemers gebruikmaakt van de wilde fase van het kapitalisme. China, en in de jaren negentig Rusland: het aantal niet-westerse miljardairs in de jaarlijkse Forbes-lijst is met sprongen gestegen. Tegelijk is dat nieuwe kapitalisme zelden inclusief. Het zorgt nog niet voor zijn binnenlandse achterblijvers. Maar omdat het stijgende tij tot nu toe alle bootjes optilde, is dat zelden een maatschappelijk probleem, of in ieder geval nóg geen probleem. Binnen westerse landen is de ongelijkheid vaak eveneens toegenomen. Met name de laagopgeleiden staan onder druk van de concurrentie op de wereldmarkt. Industrieën en diensten verhuisden in hoger tempo naar goedkopere landen. Soms hield vergaande automatisering deze bedrijven weliswaar thuis, maar dan zonder de werkgelegenheid van voorheen. Arbeidsmigratie, of het nu uit Mexico is of uit Polen, hield de onderkant van de arbeidsmarkt onder

0,30

0,20

1. Rotterdam 1. Rozendaal

2. Alphen-Chaam 5. Haaren 2. Heerlen * Het gaat om de huishoudens die behoren tot de 25% meest vermogende in Nederland Bron: CBS-rapport ‘Welvaart in Nederland 2014’

GINISCORES WERELDWIJD BEKEKEN 0,7 0,6 0,5 0,4 0,3 0,2 0,1 0 1820 1850

Ongelijkheid 0,60 binnen landen

0,10 Ongelijkheid tussen landen 0,55

1900

1950

2000

0,50 1990

2000

2010

Bron: Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis, IMF

0,00

Zwitserland Luxemburg Denemarken Nederland Zweden Ierland Taiwan Duitsland Polen VK VS

3. Spijkenisse

druk. En nadat robots de blauwe boorden verzwolgen, knabbelen ze nu aan de onderkant van de witte boorden, die zich tot nu toe veilig waanden. Met name internet, met zijn ongekende vermogen bestaande bedrijfstakken op te schudden en de aandacht van het publiek te bundelen, versterkt het winner takes all-principe. Maar al te algemene conclusies over ongelijkheid binnen westerse landen mogen niet worden getrokken. Dat heeft twee redenen. Allereerst wordt het debat gedomineerd door de Verenigde Staten. Daar is de inkomensongelijkheid inderdaad fors toegenomen en de vermogensongelijkheid eveneens. In Europa is dat veel minder. Helemaal zeker is dat echter niet. Wie ongelijkheid wil meten, betreedt namelijk een methodologisch mijnenveld. Geen land is hetzelfde en definities van inkomen en vermogen verschillen fors. Kijk naar Nederland. Wat nemen we? Bruto-inkomen of netto-inkomen? Juist in het verschil tussen deze twee wordt veel van de herverdeling zichtbaar tussen groot- en kleinverdieners. Besteedbaar inkomen dan, of het gestandaardiseerde inkomen dat het Centraal Bureau voor de Statistiek hanteert? Kan ook. De bijbehorende Gini-indices voor deze vier vormen van inkomen zijn, volgens de laatste gegevens, respectievelijk zo’n 0,57, 0,33, 0,34 en 0,28. Maak daar maar eens chocola van. De Gini-coëfficiënt concentreert zich bovendien sterk op de middengroepen. Het vergelijken van de hoogste met de laagste inkomens, of vermogensklassen, geeft meer informatie over de uitersten. Wie dan ook nog wil laten zien hoe dat alles zich internationaal door de jaren heen ontwikkeld heeft, houdt een statistiek vol gaten en met voetnoten over. Zelfs de Oeso, de club van rijke industrielanden die vaak een kei is in dit soort vergelijkende statistieken de beste is, worstelt er mee. De calculaties zijn dus ingewikkeld en niet eenduidig. Ze staan zo vrijwel garant voor een onbeslist debat over wat er nu werkelijk aan de hand is. Piketty is bekend geworden door zijn these dat vermogensongelijkheid de komende decennia sterk zal toenemen. Maar als de man ergens een prijs voor zou moeten krijgen, is het het monnikenwerk waarmee hij erin is geslaagd langjarige statistieken te maken voor de belangrijkste westerse landen. Daarvoor zijn nu dus goede vergelijkende cijfers beschikbaar. Maar voor kleinere landen als Nederland is dat niet onderzocht.

PEKELA & BLOEMENDAAL In Pekela (in 1990 ontstaan uit Oude Pekela en Nieuwe Pekela) wonen 13.000 mensen. Van hen ontvangt 4 procent een bijstandsuitkering. Vrouwen krijgen er gemiddeld 1,87 kind, tegenover 1,68 landelijk. De gemeentelijke heffingen bedragen er 405 euro per inwoner.

In Bloemendaal (Bloemendaal, Overveen, Aerdenhout, Bennebroek en Vogelenzang) wonen 22.000 mensen, van wie 1 procent een bijstandsuitkering ontvangt. Vrouwen krijgen er gemiddeld 1,5 kind. De gemeentelijke heffingen zijn er 699 euro per inwoner.

Advertentie

Nu op

.nl/deltalloyd

Het gat wordt groter Waar staan wij? Al met al tekent zich een beeld af van Nederland als een ‘gelijk’ land dat ‘ongelijk’ zou kunnen worden. In 2010, stelt de WRR, was de Gini-coëfficent voor de netto-inkomensverdeling 0,29. Dat is lager dan het gemiddelde voor rijke industrielanden, dat toen 0,32 bedroeg. Maar het gat tussen de grootste verdieners en de kleinste verdieners is wel degelijk toegenomen. En de vermogensongelijkheid is hier, vergeleken met andere landen, juist groot. De rijkste 10 procent bezit hier 61 procent van al het vermogen; de armste 10 procent slechts 1 procent. Dat maakt Piketty’s komst wel degelijk symbolisch. Als, zoals hij stelt, de vermogensongelijkheid in de toekomst toeneemt, dan neemt het verschil in inkomen uit dat vermogen dus ook toe. En dus lopen de inkomensverschillen wellicht eveneens op. Is dat erg? Elke samenleving heeft zijn favoriete mix van zorg en prikkels. Elk land zoekt een eigen evenwicht tussen herverdeling van inkomen en vermogen tussen burgers, zonder dat dit hun animo aantast het beste uit zichzelf te blijven halen. Maar er zijn meer redenen om ongelijkheid te onderzoeken dan alleen sociale rechtvaardigheid met behoud van ‘animal spirits’. Zoals het WRR-rapport van dit jaar opsomt: grotere ongelijkheid verkleint de maatschappelijke betrokkenheid en het vertrouwen, niet alleen in elkaar maar ook in de politiek. En dat gebeurt niet alleen bij de lage inkomens, maar pikant genoeg nog sterker bij de hoogste. De maatschappelijke én economische stabiliteit is er bij gebaat dat de ongelijkheid niet te sterk oploopt. Is dat een typisch Nederlandse gedachte? Geenszins. Ook de Financial Times, niet direct een sociaal-democratisch bolwerk, brak vorige week een lans voor het beperken van de ongelijkheid in het Westen. Want het kapitalisme floreert kennelijk alleen als we er de scherpste kantjes er vanaf blijven vijlen.

Ken jij de risico’s van jouw vak? Ondernemers zijn optimisten. Dat is goed, want zonder optimisme geen plannen. Maar als het gaat om aansprakelijkheid zijn veel ondernemers iets té optimistisch. Lees verder op nrcq.nl/deltalloyd

Ook op

.nl/deltalloyd

De nieuwe blogpost van Luc Overtoom.

E3


E4 Economie Ongelijkheid in Nederland

PEKELA

COLUMN

132.000

724

euro is de gemiddelde woningwaarde in Pekela

miljoen euro is de totale waarde van de ruim 5.700 woningen in Pekela.

NRCWEEKEND ZATERDAG 11 OKTOBER & ZONDAG 12 OKTOBER 2014

60.000

ARM EN RIJK Inkomens en vermogens in Nederland vergeleken *Met inkomen wordt hier bedoeld het gestandaardiseerd huishoudinkomen. Dat is het besteedbaar inkomen gecorrigeerd voor verschillen in grootte en samenstelling van het huishouden.

146.00 euro in 2011 nog de gemiddelde woningwaarde.

MARIKE STELLINGA

Bron: CBS, UWV, SVB

Vier nuttige nuances over ongelijkheid

ARM EN RIJK 50.000

D

iscussiëren over ongelijkheid is een mijnenveld. Niet alleen moreel gezien (het verwijt kil te zijn is snel gemaakt). Ook cijfermatig. De cijfers klinken al snel zeer dramatisch, maar zijn ze dat ook? Neem dit cijfer: de meest vermogende 1 procent van Nederland heeft 23,5 procent van al het private vermogen in handen. Bijna een kwart! De door de Franse econoom Piketty opgelaaide discussie rond vermogensongelijkheid noopte de rekenaars van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) ertoe een lesje genuanceerd cijfers interpreteren op de website te zetten. Een paar boodschappen: het is logisch dat een klein deel van de bevolking een groot deel van het vermogen bezit, omdat veel Nederlanders überhaupt geen vermogen hebben. En: grote vermogensverschillen ontstaan al heel snel doordat de een minder consumeert en meer spaart dan de ander. Het CBS wil maar zeggen: we moeten goed kijken naar de geschiedenis achter de cijfers – hoe is dat vermogen opgebouwd? Waarom hebben veel mensen geen vermogen? – om te weten of we de verdeling erg vinden. Ik ga niet over uw gedachten over ongelijkheid (eerlijk gezegd moeten we allemaal een open geest houden, want door kabinetsbeleid en economische ontwikkelingen kan van alles veranderen), maar ik wil u vier feiten en nuances meegeven die nuttig zijn voor in het achterhoofd als het debat opnieuw oplaait.

Verdringing aan de onderkant

INKOMENSGROEPEN Gemiddeld gestandaardiseerd besteedbaar huishoudinkomen per 10-procentsgroep in euro (2012)

50.000 40.000 30.000 20.000 10.000

Laagste inkomensgroep

VERMOGENSGROEPEN Gemiddeld vermogen per huishouden per 10-procentsgroep in euro (2012)

Meest vermogende 10 procent

964.000

38.000 huishoudens zitten in de laagste inkomensgroep en de hoogste vermogensgroep

304.000 187.000 107.000

40.000

47.000 10.000 huishoudens

34.900 euro Gemiddeld inkomen* Bloemendaal, rijkste gemeente Nederland

17.000

Elke horizontale regel bevat 10 procent van alle huishoudens in één vermogensgroep, elke verticale regel bevat 10 procent van alle huishoudens in één inkomensgroep.

5.000 1.000 0 -58.000

Huishoudens met negatief vermogen

Bron: CBS

Door onze redacteur Hanneke Chin-A-Fo

VERMOGEN

N

1

Gelijker dan Nederland wordt het niet gauw. Er zijn twee soorten ongelijkheid: van inkomen en van vermogen. De inkomensongelijkheid is in Nederland laag, zowel historisch vergeleken als internationaal. De vermogensongelijkheid is wel groot. En de hoeveelheid vermogen die de meest vermogenden in handen hebben, groeit. Die ongelijkheid daalt echter als we de uitzonderlijke Nederlandse pensioenregeling meetellen: dan heeft de top 1 procent niet meer bijna 25 maar 16 procent van al het vermogen in handen.

og even en dan zijn de lindebomen kaal. Sinds een paar dagen is het bladblaasseizoen begonnen voor de medewerkers van de groenvoorziening in Geleen. Misprijzend kijkt Peter Berkers (57) van de bomen in het parkje naar de bruine, natte bladeren op de stoep. „Dit stuk had ik gisteren nog gedaan”, zegt hij. „Soms vraag je je af waar je het voor doet.” Berkers praat nog met enige verbazing over zijn nieuwe baan. Sinds mei werkt hij in ruil voor zijn bijstandsuitkering vier dagen per week in de groenvoorziening van de gemeente Sittard-Geleen. „Van deze heesters snoeien wij alleen de zijkant”, wijst hij aan. „De bovenkant wordt door een hoveniersbedrijf gedaan. Op maandag en vrijdag legen we de vuilnisbakken en de hondenpoepbak. Alles went.” Tot eind 2012 was Berkers ondernemer. Hij verkocht meubels voor de gezondheidszorg. „Denk aan de psychiatrie en de gehandicaptenzorg. Plaatsen waar niet normaal met meubels wordt omgegaan.” Het bedrijf ging onderuit toen zijn leverancier rechtstreeks zaken ging doen met zijn klanten. Daarvoor ging het door de crisis al minder goed en leefde Berkers met zijn vrouw en toen nog drie inwonende kinderen op een minimuminkomen. In 2012 waren de reserves op en kwam hij in de bijstand. Dat betekende dat hij zijn huis moest

2

Sparen hoeft een Nederlander niet. De verzorgingsstaat zorgt gek genoeg voor vermogensongelijkheid. Door het sociale vangnet hoeven Nederlanders minder vermogen op te bouwen: de kans op armoede bij pensioen of arbeidsongeschiktheid is klein. Er is in Nederland ongeveer 1.100 miljard aan privaat vermogen. En ongeveer 900 miljard bij de pensioenfondsen. Voor iedereen die denkt dat dat vangnet al decennia wordt afgebroken: hoogleraren Koen Caminada en Kees Goudswaard analyseerden in mei ongelijkheid in Nederland en concludeerden dat de verzorgingstaat in 2012 „de inkomensongelijkheid sterker reduceerde” dan in 2001 en 1990. We herverdelen niet minder maar meer.

3

Rijk staat in Nederland gelijk aan oud. De vermogensongelijkheid binnen generaties is veel kleiner dan tussen generaties, constateerde het CBS in juni. 1 op de 3 huishoudens bestaand uit personen ouder dan 60 behoort tot de 20 procent meest vermogende huishoudens. Ongeveer driekwart van al het vermogen ligt bij huishoudens van mensen van 50 jaar en ouder. Dit vermogen zit vooral in huizen. Wie zegt dat vermogens moeten worden aangepakt, zegt dus al snel dat huizen van ouderen moeten worden belast.

BLOEMENDAAL

4

Marike Stellinga is econoom en schrijft op deze plek elke zaterdag over politiek en economie

De mediaan is het middelste getal in een reeks. In dit geval de reeks van alle vermogens in Nederland naar grootte gerangschikt.

De onderste 10 procent De 10 procent laagste inkomens en de 10 procent laagste vermogens zijn twee categorieën mensen met geldzorgen, maar vaak op heel verschillende manieren.

De hoge vermogens zitten vooral in de huizen van mensen boven de 50

Arm staat niet gelijk aan zielig. Nederland kent armoede, maar de echte armen bevinden zich niet per definitie in ‘de onderste 10 procent’. Die bestaat deels uit mensen die u en ik niet arm zouden noemen. Zo bevinden zich onder de 10 procent Nederlanders met het laagste inkomen ook studenten. Zij verdienen nu niet veel, maar hebben grote kans te gaan behoren tot de hoge inkomens. In de armste 10 procent gemeten naar vermogen zitten gek genoeg veel mensen met een hoog inkomen. Dit zijn vaak tweeverdieners met een huis dat minder waard is dan de hypotheek erop. Het is kortom oppassen met een al te snelle interpretatie van de cijfers. Daar zit een wereld achter.

51.000 euro Mediaan vermogen, 2008

Bovenste 10 procent De bovenste 10 procent van de huishoudens bezit tezamen 61 procent van het nettovermogen in Nederland. De bovenste 2 procent bezit eenderde van het totaal. Zij bezitten daarmee dertig keer zoveel als de onderste 60 procent van de huishoudens. De drie rijkste Nederlanders bezitten meer dan de onderste helft. In deze cijfers zijn verborgen vermogens, die bijvoorbeeld zijn ondergebracht in belastingparadijzen, niet meegeteld.

verkopen met een restschuld, die bovenop de schulden van het bedrijf kwam. In totaal gaat het om „enkele tonnen”, waar de schuldsanering aan te pas moest komen. Berkers krijgt nu een uitkering van 500 tot 600 euro per maand, afhankelijk van het salaris van zijn vrouw Lucienne (55), die als verkoopster in een warenhuis werkt. Zij verdient 500 tot 600 euro netto per maand, met uitschieters tot 800 als ze meer uren kan maken. Hun studerende dochter van 21 woont nog thuis en heeft een bijbaantje in een supermarkt. Met hun schuld en hun minimale inkomen vallen Peter en Lucienne Berkers in de onderste 10 procent van zowel de vermogensverdeling als de inkomensverdeling in Nederland. Wie zitten er in de onderste 10 procent? Wat vermogens betreft: een bont gezelschap, dat gezamenlijk minus 4 procent van het totale vermogen van de Nederlandse huishoudens bezit. Mensen met een netto schuld dus, van samen 40 tot 50 miljard euro. Volgens het onderzoek dat de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) deze zomer publiceerde, bevat deze groep vooral mensen met een hypotheek die hoger is dan de woningwaarde, en verder ondernemers met een schuld en mensen met een consumptief krediet. Niet al deze mensen hebben een laag inkomen: ook veelverdieners met een hoge hypotheek komen er in voor. Waar het debat naar aanleiding van Thomas Piketty’s studie Le capital au XXIe siècle zich concentreert rond vermogens-

30.000

27.000 euro Mediaan vermogen, 2012

23.200 euro Gemiddeld inkomen* per huishouden in NL

20.000

14.300 euro AOW alleenstaande (bruto) 11.850 euro Lage-inkomensgrens 10.000

miljard euro is de totale waarde van de ruim 9.500 woningen in Bloemendaal.

653.000 euro bedroeg in 2011 nog de gemiddelde woningwaarde.

9.700 euro Bijstand alleenstaande

5.800 euro Minimumjeugdloon voor 15-jarige (bruto)

549.000 5,2 euro is de gemiddelde woningwaarde in Bloemendaal.

19.500 euro Gemiddeld inkomen* Pekela, armste gemeente Nederland 19.400 euro Minimumjeugdloon (bruto)

0

ongelijkheid, wijzen andere economen op de toegenomen ongelijkheid in inkomen. Daarin zijn in de afgelopen decennia veel duidelijkere verschuivingen te zien dan in de verdeling van vermogens. Het gemiddelde reële bruto inkomen van de onderste 10 procent (750.000 huishoudens) is volgens berekeningen van de WRR tussen 1977 en 2011 met 4 procent gedaald, naar 10.300 euro per jaar. Tegelijkertijd is het bruto inkomen van de bovenste 10 procent met 28 procent gegroeid naar 144.000 euro. De 10.300 euro van de onderste 10 procent is aanzienlijk lager dan het minimumloon van ongeveer 19.000 euro bruto per jaar. Dit zijn niet alleen studenten, zegt Wiemer Salverda, hoogleraar Arbeidsmarkt en Ongelijkheid aan de UvA, en een van de auteurs van het WRR-rapport. „Slechts eenderde van deze groep bestaat uit jongeren, zowel studenten als werkende jongeren, of jongeren met een uitkering. En er zitten juist ook studenten in de bovenste 10 procent: dit zijn studenten die thuis wonen bij rijke ouders.” Eenderde van de onderste 10 procent krijgt het belangrijkste deel van het huishoudinkomen uit werk. Dit zijn veelal parttimers. Samen met het aandeel zelfstandig ondernemers beslaan werknemers bijna de helft van de groep. De andere helft heeft een uitkering als belangrijkste inkomstenbron. Dit zijn vooral bijstandsuitkeringen. Verder gaat het om WW, arbeidsongeschiktheidsuitkeringen en pensioenen. Tot zover de statistiek. Sinds 1 juli zijn ge-

meentes verplicht om een tegenprestatie te vragen aan mensen in de bijstand. Daarom zijn er veel mensen die werken, maar geen loon ontvangen, zoals Peter Berkers. Volgens de FNV, die volgende week actie voert tegen deze ontwikkeling, ontbreken harde cijfers, maar is er nu sprake van verdringing aan de onderkant van de arbeidsmarkt. „Mensen in de bijstand doen nu veel werk dat normaal gesproken onder een cao valt”, zegt actieleider Ger Deleij. „De regeling om mensen met een uitkering te laten werken is bedoeld om hun perspectief op een echte baan te geven. Maar die banen verdwijnen zo juist. We zien het in de thuiszorg, in het personenvervoer, bij de post. Mensen in de bijstand worden goedkoop ingezet. Werkgevers en gemeentes misbruiken zo de regeling.” Weggestuurd Peter Berkers heeft dat van dichtbij gezien. Toen hij net in de bijstand zat, moest hij aan de slag bij een bedrijf dat stellingen voor aquaria maakt. „Een jonge knul, die goed was in zijn werk maar een tijdelijk contract had, werd weggestuurd omdat ik kwam en goedkoper was.” Daarna moest Berkers aan de lopende band pakketjes in kratten stapelen bij PostNL. Na één avond heeft hij geweigerd daar verder te werken. „Het was alsof ik een gevangenis uit een Amerikaanse film was binnengelopen”, zegt hij. „Je moest je spullen afgeven, er waren detectiepoortjes en je werd gescand om te kijken of je niets had gestolen.” Gevolg van de werk-

I N KO M E N

Bovenste 10 procent De bovenste 10 procent van de huishoudens krijgt samen ruim 30 procent van het totale inkomen in Nederland. Dat komt neer op gemiddeld 144.000 euro bruto per jaar (in 2011). In deze groep is het inkomen uit arbeid de laatste decennia steeds belangrijker geworden: de bovenste 10 procent verdient 27 procent van het totale inkomen in Nederland door te werken. In 1977 was dit nog 19 procent. De rest komt vooral uit onderneming en vermogen.

weigering: een maand geen uitkering. Bij de groenvoorziening heeft hij niets te klagen. „In het begin was het pijnlijk. Eerst zat ik met ziekenhuisdirecteuren aan tafel en nu sta ik met de onderkant van de samenleving te schoffelen. Ik heb er geen moeite mee om dit werk te doen, maar ik wil wel graag een salaris hebben, al is het maar minimumloon. Ik mankeer niets, ik doe mijn werk zoals het hoort. De gemeente weet maar al te goed dat ze aan ons een stel goedkope arbeidskrachten heeft.” Volgens hoogleraar Salverda gaat de onderste 10 procent gaandeweg meer op de rest van de bevolking lijken. Vroeger zaten er veel ouderen bij, maar omdat zij vaker een aanvullend pensioen hebben, schuiven zij door naar hogere inkomensgroepen. Ook werkt nu een groot deel, zij het vaak parttime. „Toch behandelen we deze groep steeds slechter”, zegt Salverda. Hij wijst erop dat het gebruik van publieke voorzieningen zoals onderwijs, openbaar vervoer en zorg door de onderste inkomensgroep flink is gedaald, terwijl het gebruik door de hoogste inkomensgroep juist flink is gestegen. Hogere inkomens profiteren bijvoorbeeld meer van hypotheekrenteaftrek en het hoger onderwijs. Peter Berkers is nu bezig hulp aan te vragen bij de voedselbank. De volgende stappen zijn de auto de deur uit en de trouwringen verkopen. Hij wil nog wel twintig jaar werken, zegt hij. „Ik zou de riolering nog wel schoonmaken. Als ik ervoor betaald krijg ben ik niet te beroerd om in de stront te roeren.”

E5


E6 Economie Ongelijkheid in Nederland

NRCWEEKEND ZATERDAG 11 OKTOBER & ZONDAG 12 OKTOBER 2014

100

PEKELA

LEVENSVERWACHTING

GEZONDHEID

SOCIALE MOBILITEIT

PEKELA

Naar inkomensklasse (2007-2010) Laagst Laag midden Midden

Paradox van de verzorgingsstaat Leefstijl De gezondheidsverschillen zijn niet kleiner in landen met meer sociale zekerheid.

Door onze redacteur Floor Rusman

G

2,95 euro Hamburger speciaal in cafetaria ’t Brugje

BLOEMENDAAL

9,50 euro Hamburger van Angus rund in bar Rusthoe.

LEVENSVERWACHTING DOOR DE JAREN HEEN Bbp x 1.000 euro (prijspeil 1950)

Levensverwachting in jaren Mannen Vrouwen

70

84

60

80

50

76

40

72

68

30

64

20

60

10 0 ’50

56 ’60

’70

’80

’90

Bron: CBS-rapport ‘Welvaart in Nederland 2014’

’00

elijke kansen voor iedereen! Niet afkomst maar toekomst telt! Het zijn leuzen die passen bij een egalitair land – of althans, bij een land dat zichzelf ziet als egalitair. Ondanks de nadruk op gelijkheid blijven er in Nederland en andere westerse landen ongemakkelijke feiten bestaan. Dat iemand met een laag inkomen zes jaar korter leeft dan zijn welvarende landgenoot, bijvoorbeeld. Dat overgewicht, vroeger nog een teken van welvaart, nu vooral voorkomt in lagere sociale klassen. Dat laagopgeleiden veel vaker overlijden aan longkanker dan mensen met een hbo- of universitair diploma. Naar het verband tussen sociaal-economische status en gezondheid wordt pas sinds de jaren ’80 onderzoek gedaan, maar over het bestaan van dit verband werd snel consensus bereikt: hoe lager de eerste, hoe slechter de tweede. De verklaringen die wetenschappers hiervoor tot nu toe gaven, weerspiegelen de tijdgeest, zegt Christiaan Monden, hoogleraar sociologie aan Oxford. „In de jaren ’90 lagen verschillen allemaal aan cultuur en omgevingsfactoren. Tegenwoordig wordt de oorzaak meer gezocht bij het individu zelf, zijn individuele keuzes.” Als voorbeeld van het laatste noemt hij de VS, waar men weinig oog heeft voor de sociaal-economische omstandigheden van frequente Pizza Hut-bezoekers. Maar de tegenstelling tussen omgevingsfactoren en eigen keuze is een schijntegenstelling: beiden spelen in de praktijk een rol . „Sociale en persoonlijke elementen kunnen elkaar versterken”, zegt Anton Kunst, hoogleraar sociale epidemiologie bij het AMC. „Het is bijvoorbeeld moeilijk om te kiezen voor een gezonde leefstijl als je al veel financiële zorgen hebt.” Mensen die kampen met schulden of werkloosheid, hebben daarbij een grotere kans te gaan roken of excessief te gaan drinken. Verzorgingsstaat Dát er verschillen zijn, is duidelijk. Hoe zij ontstaan, is ook te verklaren. Maar oorzaken vinden, is nog iets anders dan de verschillen verkleinen. Uit internationaal onderzoek blijkt dat sociaal-economische gezondheidsverschillen in het midden van de twintigste eeuw kleiner werden, maar sinds de jaren ’60 weer zijn gegroeid. Dat is opmerkelijk, want vanaf het einde van de jaren ’50 is nu juist de uitgebreide verzorgingsstaat opgebouwd die de verschillen had moeten verkleinen. Ook opvallend: in de landen met een uitgebreid socialezekerheidsstelsel is de gezondheidskloof niet kleiner dan in landen met een bescheidener vangnet. In Noorwegen, geroemd om de egalitaire samenleving, zijn de sociaal-economische gezondheidsverschillen bijvoorbeeld groter dan in Spanje en Italië.

Johan Mackenbach, hoogleraar maatschappelijke gezondheidszorg bij het Erasmus MC, heeft veel onderzoek gedaan naar deze paradox. De verzorgingsstaat kan juist hebben bijgedragen aan de verschillen, zegt hij. Door de toegenomen sociale mobiliteit zijn de lagere sociale klassen homogener geworden: ze bestaan nu voor een groter deel uit mensen met een ongezonde leefstijl. En er is nog een verklaring: mensen overlijden nu aan andere ziekten dan vroeger. Prominente doodsoorzaken van voor 1950 zoals infectieziekten en zuigelingensterfte zijn nu zeldzamer. Ervoor in de plaats kwamen gezondheidsproblemen die samenhangen met gedrag: roken, hart- en vaatziekten, gebrek aan lichaamsbeweging.

90

Hoogst Mannen

80

Vrouwen

Trouwen, dat doen we hier onder elkaar

70

60

50

40

30

20

Het gemeentehuis in Pekela.

Partnerkeuze Steeds meer hoog opgeleide mensen in Nederland, die zich vooral met elkaar bezighouden. Dreigt een tweedeling?

Door onze redacteur Petra de Koning

Statussymbolen In wetenschappelijke artikelen wordt voor die paradox ook als verklaring genoemd dat mensen uit hogere sociale klassen een eeuwige behoefte hebben zich te onderscheiden. Omdat statussymbolen als auto’s, vakanties en vaatwassers nu voor grote groepen toegankelijk zijn, gebruikt men een gezonde leefstijl als een manier om de sociale positie te markeren. Waren vroeger uitgebreide banketten een manier om te tonen hoe goed je ervoor stond, nu zijn die vervangen door marathons en spartaanse diëten. En vooral mensen uit de hogere klassen zijn de afgelopen decennia minder gaan roken. Valt er iets te doen aan de aanhoudend grote verschillen? Johan Mackenbach schreef met andere wetenschappers in 2001 een rapport met aanbevelingen voor de regering, maar hier is nog weinig mee gebeurd. „Het is niet echt te merken dat dit kabinet iets doet aan het verkleinen van de gezondheidsverschillen”, zegt hij. Het vinden van de juiste maatregelen is ook moeilijk, voegt hij hieraan toe. Als je de verschillen echt wilt verkleinen, moet je drastische herverdelingsmaatregelen nemen die nu politiek onhaalbaar zijn; verder zijn slechts kleine stapjes mogelijk. Zoals meer specifiek rekening houden met lagere sociaal-economische groepen, zegt Anton Kunst. „Bij voorlichtingscampagnes kun je er bijvoorbeeld op letten of die ook aansluiten bij de leefwereld van laagopgeleiden.” En ook bij hervormingen in de gezondheidszorg moet de overheid blijven letten op de zwakkeren, adviseert Kunst. „Er zijn nu veel ontwikkelingen die zorgen baren, zoals het verhoogde eigen risico bij de zorgverzekering. Die verhoogt voor mensen met weinig geld de drempel om zorg te vragen.” Misschien heeft het meer zin om te proberen de gezondheid te verbeteren van de mensen die het slechtst af zijn, zegt Christiaan Monden. Sociaal-economische gezondheidsverschillen zullen er immers altijd zijn. „Als je beleid erop gericht is die op te heffen, kun je maar twee dingen doen: alle hoogopgeleiden van boven de 75 doodschieten, of alle inwoners een universitair diploma geven.”

Hoog midden

A

ls wetenschappelijk onderzoeker in de sociologie heb je in deze tijd veel goed nieuws te vertellen. Steeds meer Nederlanders zijn hoger opgeleid en voor de kansen in je leven maakt het steeds minder uit wat je vader of je moeder doet. En op de huwelijksmarkt wordt de gelijkheid groter: bij vrouwen stijgt nu ook hun ‘waarde’ als ze kans maken op een baan met veel status en geld, het doet er minder toe of ze mooi en lief zijn en goed voor kinderen kunnen zorgen. Andersom zoeken vrouwen vaker een man die meedoet in het huishouden. De mannen die dat willen, zegt hoogleraar sociologie Matthijs Kalmijn (Universiteit van Amsterdam), zijn vaak hoger opgeleid. Net als de vrouwen met een mooi toekomstperspectief. En zij trouwen dus steeds vaker met elkaar. Wat betekent dat voor de achterblijvers? Daar begint het slechte nieuws. En daarbij: gaan al die steeds hoger opgeleiden er wel echt op vooruit in vergelijking met hun ouders? Kalmijn doet onderzoek naar trends in trouwgedrag. Wie kiest wie en waarom? Het is al langer zo dat hoogopgeleiden vaker dan laagopgeleiden trouwen met iemand uit een andere sociaal-economische of religieuze groep. Juist zij hebben op scholen en universiteiten kans om ‘kandidaten’ uit een andere groep tegen te komen. Wat wel nieuw is: de groep hoogopgeleiden groeit nu heel fors en er zitten meer vrouwen in dan twintig of dertig jaar geleden. Bij de keuze voor een partner telt afkomst steeds minder mee. „De hoogopgeleiden”, zegt Kalmijn, „vormen een steeds geslotener groep.” Wie niet kan meekomen op school, komt er nauwelijks nog tussen. „De achterblijvers worden homogener en geïsoleerder.” Als je nu nog in een lagere sociale klasse zit, heeft dat meestal niet meer te maken met

pech of weinig kansen, maar met intelligentie en doorzettingsvermogen. Kalmijn vindt niet dat het zijn taak is om politici daarover een boodschap mee te geven. Maar toch: „De klassieke links-rechts tegenstelling gaat uit van sociaal-economische klassen op basis van inkomen. De PvdA heeft het idee: met wat geld erbij gaan we de lagere klassen helpen en worden ze gelijker. Mensen als Geert Wilders zien in dat het verschil óók te maken heeft met cognitieve vermogens, met een manier van denken die je op school krijgt aangeleerd. In die groep leven opvattingen die wij met onze ideeën over tolerantie en waarden niet prettig vinden.” Dat Nederlanders gemiddeld genomen hoger opgeleid zijn, betekent nog niet dat we met zijn allen sociaal stijgen. Want dat heeft ook te maken met de beroepen waarin mensen te-

‘De groep achterblijvers wordt homogener en raakt geïsoleerder’ rechtkomen. En als er méér gediplomeerden zijn, zijn er niet vanzelf ook meer hogere functies. Volgens sommige onderzoekers betekent dit juist dat we erop achteruitgaan: met hoge diploma’s komen mensen ook terecht in banen die niet passen bij hun opleiding. En sociaal dalen is voor veel mensen een schrikbeeld. Dan is de tijd voorbij waaraan we sinds de jaren ’60 zo gewend zijn geraakt: dat kinderen het beter krijgen dan hun ouders. Harry Ganzeboom, hoogleraar sociologie (Vrije Universiteit), vergelijkt de discussie onder wetenschappers – een stijging of daling? – met die over klimaatverandering. De een ziet het wel, de ander niet, afhankelijk van het soort onderzoek dat je gebruikt. Ganzeboom doet zelf onderzoek naar langetermijnontwikkelingen in sociale mobiliteit: stijgen of dalen ten

opzichte van je ouders. Daaruit blijkt dat het steeds meer ‘open’ ligt. „Mensen kunnen ongeacht hun herkomst ver komen in wat ze maatschappelijk gezien bereiken, maar ze kunnen ook dalen.” Die trend is er vanaf de jaren ’60. In de jaren ’50 was Nederland nog een extreem zo-vader-zo-zoonland, ook internationaal. „Daarna kwam de massale toestroom naar het middelbaar onderwijs. Dat had in Nederland een heel sterk effect.” Bij kinderen van de eerste en tweede generatie Turken en Marokkanen in Nederland was de kans op stijgen en dalen nóg groter. Het kwam op henzelf aan. Ganzeboom: „Ze hadden weinig last van hun ouders, maar ook geen gemak. Migrantenouders weten vaak niet hoe ze hun kinderen moeten helpen. Of ze zijn er niet.” Bij de derde generatie was het stijgen en dalen alweer vergelijkbaar met autochtone Nederlanders. Het is niet zo dat Nederlanders van Turkse of Marokkaanse afkomst nu vaker trouwen met autochtone Nederlanders. Frank van Tubergen, hoogleraar sociologie (Universiteit Utrecht), doet langlopend onderzoek naar endogamie, trouwen binnen de eigen bevolkingsgroep, en exogamie, buiten de eigen groep. Van de Surinamers trouwt bijna de helft met nietSurinamers, van de Antillianen 60 procent. Bij Turken en Marokkanen is dat anders. Van hen trouwt 80 procent met iemand uit de eigen groep. Vooral vrouwen kiezen daarvoor. Hoger opgeleide Turken of Marokkanen trouwen vaker met een nietTurk of niet-Marokkaan. Dat komt doordat zij vaker in contact komen met autochtone Nederlanders. En óók, want dat hangt met elkaar samen, in de manier waarop zij de islam beleven. „Er is een verschuiving naar minder sterk praktiseren van het geloof.” Maar draai het eens om, zegt Van Tubergen: met wie trouwen autochtone Nederlanders? Met andere autochtone Nederlanders. „Dat geldt voor 90 procent. Nederlanders zijn de meest gesloten groep.”

45 euro: goedkoopste ring van edelstaal, bij juwelier Berwin Bijholt.

8.900 euro: duurste ring (18 karaat witgoud).

BLOEMENDAAL

Het gemeentehuis in Bloemendaal.

393 euro: goedkoopste ring van 14 karaat roodgoud, bij juwelier Arnold van Dodewaard.

Advertentie

Zondag 12 oktober

1.875 euro: duurste ring van 14 karaat witgoud met 16 diamanten.

NRC KLASSIEK Op informele wijze presenteren jonge talentvolle musici zich aan het publiek in NRC Café. Deze week: Samuel Shepherd (cello) en Mengjie Han (piano)

10

Rokin 65 Amsterdam (vlakbij de Dam) T 020 755 35 53

’10

0

Aanvang 12.00 uur | Gratis entree Meer informatie op nrcrestaurantcafe.nl

In de winkelstraat in Bloemendaal is er een Charlize Lingerie Badmode, een Albert Heijn en een ‘exclusieve’ patisserie (De Bloemendaalse Verleiding). Boodschap-

pen in Pekela worden gedaan bij de Jumbo of de Aldi. Voor verzorgingsproducten is er Kruidvat. Pekelaars winkelen ook bij de Scapino en de Action.

E7


E8 Economie Ongelijkheid in Nederland

NRCWEEKEND ZATERDAG 11 OKTOBER & ZONDAG 12 OKTOBER 2014

1,00

BOVENSTE 1 PROCENT EN 5 PROCENT VERMOGENDEN

BLOEMENDAAL Als een Porsche voorbij raast, kijk ik daar niet van op Bela Teiwes

Ja, de slager is hier duurder, maar de kwaliteit is wel écht goed Edwin van de Ven

Er zijn hier geen ordinaire types met tatoeages of leggings Mieke Schuit

Er staan wel enorm veel kasten van huizen hier

0,90

HISTORIE

Aandeel van de rijkste 1 procent en 5 procent van de bevolking in het totale privé-vermogen over de periode 1894-1990 Bovenste 5 procent

Tom Duinker

1930 1940 1960

A 1990

1970

1950

0,60

0,50

Ik merk wel dat mensen het hier minder breed hebben

Gewone huizen, gewone straten, waar gewone mensen wonen

Ik woon hier heerlijk, ik merk niet dat het armoedig is

Er wonen hier wel veel mensen met een uitkering

Elise Heidekamp

Bert Lutjeboer

Dina Hoving

Geert Kuper

1980

Jachtmonument op landgoed Elswout in Bloemendaal.

PEKELA

0,40

0,30

ls de overgrootvader van historicus Kees Zandvliet de ratelende wielen van een koets hoorde, nam hij voor de zekerheid alvast zijn pet af. „Je kon nooit weten of het niet de graaf van Zuylen van Nijevelt was”, vertelt Zandvliet. „Het was beter om eer te betonen, al was het aan een lege koets.” Ongelijkheid stond vroeger niet ter discussie. Het was het fundament van de standenmaatschappij. In steden leefden arm en rijk dicht op elkaar. „Wie geld had, liet dat zien en kocht een huis aan de Herengracht – liever dan aan de Prinsengracht”, vertelt Zandvliet, hoogleraar geschiedenis van Amsterdam en auteur van De 250 rijksten van de Gouden Eeuw. Een paar grachten verderop leefden mensen in krotten. Ooit is dat natuurlijk veranderd. De top van de Quote 500 trekt zich nu terug in omheinde villa’s en uit het publieke leven. Hoeveel geld je hebt, is tegenwoordig een taboe. En de achterstandswijken in de Randstad zijn niet meer te vergelijken met de pesthaarden van vroeger. De ongelijkheid in Nederland is door de tijd veel kleiner geworden – Piketty of geen Piketty. Waneer is dat gebeurd? Je zou kunnen zeggen: tussen 28 juli 1914 en 24 november 1982, tussen het begin van de Eerste Wereldoorlog en het Akkoord van Wassenaar van werkgevers en werknemers over loonmatiging. Nederland was weliswaar neutraal in WOI, maar de oorlog veranderde alles. De feodale verhoudingen maakten plaats voor een moderne massacultuur. Veel mannen waren gemobiliseerd en de arbeidsmarkt was krap: arbeiders kregen een stem. Het is de periode die hoogleraar economische en sociale geschiedenis Jan Luiten van Zanden heeft omschreven als de „egalitaire revolutie van de twintigste eeuw”. „Je ziet in die zeventig jaar een grote machtsverschuiving van kapitaal naar arbeid”, zegt Van Zanden. „Piketty verklaart het voor een deel met grote, externe schokken, zoals de Wereldoorlogen en de Grote Depressie. Maar wat hij onderschat zijn de institutionele veranderingen in de economie.” Revolutie Het woord ‘revolutie’ is niet overdreven. De beroemde economen Jan Pen en Jan Tinbergen maakten ooit al eens een berekening voor het vakblad Economisch Statistische Berichten. Tussen 1938 en 1976 is de inkomensongelijkheid ten minste gehalveerd. Het vermogen is in Nederland weliswaar scheef verdeeld, maar de inkomensongelijkheid is internationaal gezien nog altijd „laag en stabiel”, volgens de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). „Het was opleiding”, zegt Joop Hartog, hoogleraar micro-economie. „Het heeft alles te maken met grote groepen mensen die in de twintigste eeuw toegang kregen tot het voortgezet onderwijs en betere banen.” Rond 1820 was minder dan 20 procent van de wereldbevolking geletterd, in 2000 was het 80 procent, concludeerden Van Zanden en co-onderzoekers deze week in het OESO-onderzoek How was Life?. De toestroom van geschoolde werknemers had een drukkend effect op de hoogste lonen in de private sector. Opvallend genoeg werden de

0,20

0,10

1894 1900 1910 1920 1930 1940 1950 1960 1970 1980 1990

Standbeeld Man met Hondenkar van Hans Mes in Oude Pekela.

0,00

Bela Teiwes (17) Scholier, 5 VWO

Elise Heidekamp (19) Student

Edwin van de Ven (50) Zelfstandig ondernemer

Bert Lutjeboer (47) Beveiliger

Mieke Schuit (69) Vrijwilliger

Dina Hoving (57) Huisvrouw

Tom Duinker (62) Gepensioneerd

Geert Kuper (72) Gepensioneerd

37.300 euro is het gemiddelde inkomen in de gemeente Bloemendaal

19.700 euro is het gemiddelde inkomen in de gemeente Pekela

De Nederlandse salarisrevolutie Door onze redacteur Eppo König

0,70

PEKELA

Ongelijkheid Volgens de Franse econoom Piketty beweegt de ongelijkheid zich weer naar het niveau van 100 jaar geleden. Maar vroeger was Nederland veel ongelijker dan nu.

1920

0,80

1894 1900 1910

Bovenste 1 procent

BLOEMENDAAL

salarissen van rijksambtenaren gekenmerkt door een „adembenemende stabiliteit”, schrijft Hartog in het artikel Honderd jaar ongelijkheid (1999) : „In 1925 verdiende de secretaris negen keer zoveel als de typiste en in 1970 was dat nog zo. De minister verdiende toen negenhalf keer zoveel als de schrijver [een ambtenaar, red.], en in 1970 was dat bijna elf keer zoveel.” De groei van de gediplomeerde middenklasse zorgde verder voor een verschuiving in economische productiviteit. In 1910 was een kwart van het nationaal inkomen nog afkomstig uit rente, dividenden, huren en pachten, in 1948 was dat gezakt tot 5 procent. Hartog: „De rentenier verdween uit het Nederlandse landschap.” Vrouwenkiesrecht „Doordat arbeiders zich gingen organiseren konden zij hogere lonen afdwingen, later vastgelegd in cao’s”, vertelt Leo Lucassen, hoofd onderzoek bij het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis. „Ook de invoering van het algemeen kiesrecht zette de politieke elite onder druk om meer voor de arbeiders te doen. De sociaal-democratie heeft, samen met christelijke vakbonden, een belangrijke rol gespeeld in een gelijkere spreiding van de welvaart.” Geleidelijk, heel geleidelijk, nam de overheid de armenzorg over van de kerk en andere charitatieve instellingen. De opkomst van de verzorgingsstaat is door socioloog Abram de Swaan wel omschreven als „een lange sisser en een late knal.” Vanaf de eeuwwisseling waren er al wat sociale wetten ingevoerd, zoals de Armenwet (1912), de Ziektewet (1913) en de Invaliditeits- en Ouderdomswet (1913). Maar er was een mondiale beurskrach in 1929 voor nodig, om de sociale politiek echt op gang te brengen. Tijdens de crisis in de jaren dertig was bijna 18 procent van de Nederlandse beroepsbevolking werkloos. Lucassen: „Ironisch genoeg was het de Duitse bezetter die de moderne verzorgingsstaat naar Nederland bracht. Denk aan de Kinderbijslagwet en het Ziekenfondsbesluit uit 1941.” De communistenangst na WOII stimuleerde een politiek van loongelijkheid om sociale onrust te voorkomen. „Ondernemers en vakbonden waren het roerend eens dat de minimale beloning op de arbeidsmarkt voldoende moest zijn om een heel gezin van te onderhouden – kom daar nu nog eens om”, zegt hoogleraar arbeidsmarkt en ongelijkheid Wiemer Salverda. De crisis in de jaren tachtig leidde tot massale werkloosheid. Bij het akkoord van Wassenaar in 1982 stemden vakcentrales FNV en CNV in met lagere lonen om banen te creëren. Sindsdien houden de cao-lonen gelijke tred met de prijsstijgingen en stijgt de koopkracht niet. Salverda: „Het voordeel van de stijgende productiviteit gaat daardoor meer naar ondernemers.” Werklozen moesten sneller aan de slag, uitkeringen werden minder vanzelfsprekend. De sociale uitgaven daalden onder de kabinetten Lubbers tussen 1980 en 1990 van 30 naar 20 procent van het bruto nationaal product. Volgens Hartog is de ongelijkheid weer gaan stijgen vanaf 1983, het jaar van de grote ambtenarenstaking. Uit protest tegen een salarisverlaging van 3,5 procent werd er wekenlang geen post bezorgd, geen huisvuil opgehaald en treinen en trams stonden stil. Nederland lag plat: het was het einde van de egalitaire revolutie.

E9


samen ambities waarmaken

nrccarriere.nl

Economie Ongelijkheid in Nederland

1

100

Stichting Trivium Meulenbelt Groep biedt met ruim 2.100 medewerkers

TOPTARIEF

en 1.100 vrijwilligers goede en persoonlijke zorg aan ouderen en chronisch

Het toptarief van de Nederlandse inkomstenbelasting over de periode 1960-2010, als percentage van het brutoinkomen

zieken in de gemeenten Almelo, Borne, Enschede, Hengelo, Tubbergen en Twenterand.

ZOEKT

Wij zoeken 2

GEMEENTESECRETARIS/ ALGEMEEN DIRECTEUR

Leden Raad van Toezicht (m/v) voor diverse aandachtsgebieden waaronder financiën, zorg, omgevings- en

Verschillen zijn al lang niet meer verdacht

90

samenwerkingsrelaties en ICT, alsmede een beoogd Voorzitter. 3 Informatie via www.terragroep.nl of bel 035 - 625 00 50. Een informatienotitie sturen wij u graag toe. Sollicitatie uiterlijk 26 oktober a.s. Trivium Meulenbelt Groep hanteert de Zorgbrede Governancecode.

aangesloten bij

kijk op www.leeuwendaal.nl

80

Nivelleren Eigenlijk zijn er nauwelijks nog politieke partijen voor nivellering. Rechtse partijen zijn tegelijkertijd beducht voor al te agressieve denivellering.

1980

Strategisch inzicht, achtergrond in complexe operationele omgevingen (SDX141).

‘B

1990

Operations Director

Johan Stellingwerf Senior VP Facility Services

60

Wellantcollege zoekt een lid raad van toezicht

Accounts Director Solide commerciële directie-ervaring, bij voorkeur in hospitality/facility (SDX142).

Zie voor meer informatie www.wellant.nl/rvt

2010

2000

voor de aandachtsgebieden voortgezet onderwijs, jeugd en randstedelijke problematiek

Eindverantwoordelijk voor de Operations Organisatie (600 fte). Focust op optimale levering van hospitality en servicelevel van gecontracteerde diensten. Borgt deze door verdere standaardisatie. Hanteert als kompas de gebudgetteerde omzet- en dekkingsbijdrage van de geleverde diensten. Initieert en begeleidt de vereiste verandertrajecten. Creëert vanuit leiderschap en door teamontwikkeling op natuurlijke wijze draagvlak. Zorgt voor synergie en optimalisatie. Rapporteert aan Senior VP Facility Services.

50

Word HR business partner via de CPM-Academy

40

EEN UNIEKE LEERGANG VOOR HR-PROFESSIONALS

Die nivellering zette dan ook niet door. In 1975 was het maximale tarief voor de inkomstenbelasting nog 71 procent, voor inkomens vanaf 149.000 gulden. Nu is het maximumtarief 52 procent. En hoewel Nederland in naam een progressief belastingstelsel kent, zijn de feiten anders: wie alle inkomens in tien groepen opdeelt, ziet dat de gemiddelde belastingdruk op het bruto-inkomen voor elk van die ‘10-procentsgroepen’ ongeveer gelijk is: iets boven de 40 procent. Inkomstenbelasting raakt rijkeren harder. Maar indirecte belastingen – btw, accijns en milieubelasting – drukken het zwaarst op lagere inkomens. Sinds het begin van deze eeuw zijn de belastingen op arbeid toegenomen, terwijl die op kapitaal sterk zijn afgenomen. Ook dat werkt denivellerend, omdat vooral hogere inkomens profiteren van lagere vermogensbelastingen, terwijl lagere inkomens relatief meer lijden bij verhogingen van de inkomstenbelasting. Je zou dus zeggen dat het doel van het

Hoe? De CPM-Academy speelt in op deze vraag. Toonaangevende docenten verzorgen een inspirerend, actief programma van 9 dagen.

20

Locatie en data De locatie is de trainingsruimte van CPM, Stationsweg 35, 4205 AA Gorinchem. De Academy-dagen starten steeds om 9.00 uur en eindigen rond 17.00 uur.

ij velen bestaat een gevoel van onvrede met hun relatieve inkomenspositie, omdat zij daarin een weerspiegeling zien van een maatschappelijke ongelijkwaardigheid. Daarom streeft deze regering naar het opheffen van ongelijkheden die geen maatschappelijke functie vervullen en daarmede naar het terugdringen van de bestaande verschillen in inkomen en vermogen.” Het was 1975 en met deze daadkrachtige woorden probeerde het kabinet onder leiding van Joop den Uyl de – naar later bleek unieke – kans te grijpen om een oude PvdA-wens te vervullen: kleinere inkomensverschillen. Overigens daalde op dat moment de inkomensongelijkheid al dertig jaar, bijvoorbeeld door de invoering van het wettelijk minimumloon en de AOW – beide de facto ondersteuning voor lage inkomens. In de ‘Interimnota Inkomensbeleid’ schetste de meest linkse regering die Nederland ooit had de inkomensongelijkheid vooral in morele termen. Alleen als je veel uren maakte, vies werk deed, je extra inspande of bovengemiddelde risico’s of verantwoordelijkheden nam, mocht je meer verdienen dan je buurman die dat niet deed. Alle andere verschillen moesten met grote argwaan worden bekeken. „Ten principale onaanvaardbaar”, vond het kabinet inkomensverschillen door traditie, je afkomst of de kwaliteit van je netwerk. In de jaren Den Uyl nam de koopkracht van minimumloners toe met 20 procent. Wie vier keer modaal verdiende, ging er 2 procent op achteruit. Het was de laatste keer dat een kabinet zich zo inzette voor nivellerende inkomenspolitiek. Denivellering

10

www.cpm-nederland.nl/academy

0

2010

Powered by: 2000

Interesse? Solliciteer met motivatie via www.velde.nl. Of neem contact op met William Antonis of Reinout Janssens, 088 607 01 00. Kijk ook op www.sodexo.nl

30

1990

Welkom bij Sodexo: • Werken bij de wereldwijde marktleider • Uitdagende, verantwoordelijke functie • Ruimte voor persoonlijke groei, internationale context

Organisaties zijn in beweging. Nieuwe structuren of processen zijn snel bedacht, maar het zijn de ménsen die ontwikkelingen waar moeten maken. Het succesvol ontwikkelen van organisaties kan dan ook niet zonder de HR-professional. Maar dan wel in een andere rol. De HR-adviseur moet (strategisch) business partner worden, sparringpartner van het management.

1980

Voor beide profielen geldt: • Inspirerend leiderschap, teambuilder • Verbinder, assertief én empatisch • Verandermanager, KPI gedreven, krachtige communicator • Sterk gevoel voor service- en klantgerichtheid • Wo werk- en denkniveau, cijfermatig sterk, helicopterview

Er onstaat een nieuwe rol voor de HR-professional

1970

Eindverantwoordelijk (P&L) voor de Accountmanagement organisatie. Vertaalt strategische visie naar commercieel plan en initieert resultaatgerichte acties. Focust op doorlopende professionalisering van de organisatie. Benut innovatieve en creatieve commerciële mogelijkheden. Stimuleert maximale klanttevredenheid en optimale klantretentie. Activeert cross selling en initieert nieuwe diensten en verbetervoorstellen. Voert contractonderhandelingen en sluit mantelovereenkomsten af. Gesprekspartner op directieniveau. Rapporteert aan Senior VP Facility Services.

1960

Sodexo (opgericht in 1966) is met meer dan 420.000 medewerkers wereldwijd marktleider op gebied van Quality of Life Services. In Nederland (ca. 5.600 medewerkers) verzorgt Sodexo zowel het management als de uitvoering van een breed pakket aan facilitaire diensten voor haar cliënten in het bedrijfsleven, bij overheidsdiensten, ziekenhuizen, zorg- en onderwijsinstellingen. Catering, schoonmaak, repro, receptie, groenvoorziening, onderhoud en techniek zijn daar voorbeelden van. Om de groeiambities te realiseren, zoeken wij voor Sodexo Facility Services:

1970

70

1960

Door onze redacteur Derk Stokmans

“Quality of Life door nauwe aansluiting op klantverwachtingen.”

NRCWEEKEND ZATERDAG 11 OKTOBER & ZONDAG 12 OKTOBER 2014

kabinet Den Uyl hopeloos uit beeld is geraakt. Toch is dat ook niet waar. Ten eerste zegt de belastingdruk niet alles over politieke nivelleringspogingen. Een groot deel van de herverdeling van inkomsten verloopt via de sociale zekerheid: uitkeringen gaan vooral naar lagere inkomens, net als toeslagen. Beide werken dus nivellerend. Daarnaast geeft de overheid allerlei kortingen aan lagere inkomens, waardoor ze per euro meer koopkracht overhouden. Voorzieningen Een nog indirectere vorm van inkomensondersteuning vindt plaats als burgers diensten afnemen die de overheid subsidieert. Denk aan cultuur, onderwijs en sport. Wie daar veel gebruik van maakt, krijgt een onzichtbare maar behoorlijke inkomensondersteuning. Hier vloeit vooral geld van armeren naar rijkeren, die zulke voorzieningen meer gebruiken. Kortom: het antwoord op de vraag hoeveel er in Nederland was en wordt genivelleerd, is afhankelijk van de vraag waar je naar kijkt: verschillen in bruto-inkomens, in koopkracht, in belastingdruk? Moet je rekening houden met (indirecte) subsidies? En moet je (inkomens uit) vermogens ook meetellen? Al deze keuzemogelijkheden maken het debat al snel onoverzichtelijk – zeker omdat het altijd over koopkrachtplaatjes gaat, terwijl inkomensongelijkheid door veel meer factoren wordt bepaald dan alleen sociale en fiscale maatregelen. Elke politieke stroming kan wel een paar feiten uit de werkelijkheid tillen om de noodzaak van haar eigen wensen te onderstrepen.

KABINET-RUTTE II

Nivellerende maatregelen Het meest nivellerende besluit van het kabinet-Rutte II kwam er nooit. De aanvankelijk in het regeerakkoord afgesproken inkomensafhankelijke zorgpremie leidde begin november 2012 tot zoveel ophef dat de regeringspartijen PvdA en VVD haar schrapten. Nivelleringsmaatregelen die het kabinet-Rutte II wel doorvoerde zijn: ■ algemene heffingskorting is inkomensafhankelijk gemaakt. Voor inkomens tot 20.000 euro bedraagt die ruim 2.100 euro. Hoe hoger het salaris is, hoe sterker de korting daalt. ■ arbeidskorting wordt voor lagere inkomens verhoogd en voor inkomens vanaf 40.000 euro juist versneld afgebouwd. ■ hypotheekrenteaftrek wordt verlaagd. Stapsgewijs wordt de maximale aftrek van 52 procent verlaagd tot 38 procent. ■ inkomstenbelasting in de laagste schijf wordt per saldo verlaagd van 37 naar 36,5 procent.

Hoe je ook kijkt, duidelijk is wel dat de politieke interesse voor moreel gedreven inkomensnivellering drastisch is afgenomen. Als er al gedacht wordt aan nivelleren, verdedigen ook linkse partijen nauwelijks meer (openlijk) de gedachte dat inkomensverschillen per definitie suspect zijn – bankiersbeloningen zijn de uitzondering. Er worden economische argumenten gebruikt: lagere inkomens geven meer van hun loon uit, wat de groei aanjaagt. Of maatschappelijke: in een samenleving moet iedereen elkaar helpen en te grote verschillen leiden tot onrust. De PvdA blijft de meest invloedrijke uitdrager van het nivelleringsideaal. Hoewel toenmalig PvdA-leider Wouter Bos, na het afschudden van de ideologische veren door voorganger Wim Kok, in 2005 afstapte van het gelijkheidsideaal, is de PvdA volgens haar beginselmanifest uit datzelfde jaar voor het bestrijden van „excessieve inkomensverschillen”. In het laatste verkiezingsprogramma (uit 2012) werd dat onder meer vertaald in de wens een tarief van 60 procent in te voeren voor inkomens boven de 150.000 euro. De SP, concurrent op links, overtrof dat met een tarief van 65 procent. De sterkste schouders Verder is de steun voor dat soort maatregelen bij partijen met potentiële regeringsof gedoogmacht minimaal. Bij de oprichting was D66 voor een hogere belasting voor de hoogste inkomens, maar zo’n gedachte kwam bij de partij de afgelopen jaren in het geheel niet voor. Het CDA was in 1980 voor een overheidsrol in „rechtvaardige loonontwikkeling”. In 1982 gebruikte die partij teksten die zo in een PvdA-brochure zouden passen: „De hoge inkomensgroepen zullen, omdat zij de sterkste schouders hebben, de grootste bijdrage moeten leveren. Voor hen met name geldt de ‘economie van het genoeg’.” Nu pleit de partij voor een vlaktaks van 36,5 procent, met dan wel weer een ‘solidariteitsheffing’ van 46,5 procent voor inkomens boven de 80.000 euro. Gezien deze politieke verhoudingen is het een nog hele prestatie van de PvdA dat zij in het kabinet-Rutte II coalitiepartner VVD, dé antinivelleringspartij, tot enkele nivellerende maatregelen dwong – hoewel de balans van dit kabinet nog niet valt op te maken. Tegelijkertijd zijn sommige vormen van nivelleren zo vanzelfsprekend, dat zelfs de VVD niet voor afschaffing zal pleiten: de AOW, het minimumloon en de progressieve inkomstenbelasting bijvoorbeeld. In die zin zijn ook rechtse partijen in Nederland stilzwijgend voor substantiële vormen van herverdeling. Beter gezegd: rechts schrikt terug voor agressieve vormen van denivellering. Het gevolg is dat het meest waarschijnlijke toekomstbeeld voor inkomenspolitiek in Nederland bestaat uit niet al te grote schommelingen rond de status quo.

E11


Advertentie

Geldig op 11 en 12 oktober 2014

mijncarrière12Economie

Ongelijkheid in Nederland

Tot

80%

NRCWEEKEND ZATERDAG 11 OKTOBER & ZONDAG 12 OKTOBER 2014

E13

3.250

880

Bijna 6.000

925

euro per maand Koos Bakker, directeur Estafette

euro per maand (20 uur) Sanne Theben Terville, winkelmedewerkster Estafette

euro per maand Melle Daamen, directeur Stadsschouwburg Amsterdam

euro per maand (3 dagen) Mark Fischer, junior assistent programmering

korting op heel veel artikelen!

OP=OP

A

an de manier waarop Koos Bakker (64) door het Amsterdamse filiaal van biologische supermarkt Estafette loopt, valt te zien dat hij de directeur is. Hij groet iedereen, vraagt aan de teamleider of de winkelschappen recent zijn omgebouwd en of het kantoor boven vrij is om te gaan zitten. Ook Melle Daamen (55), directeur van de Amsterdamse Stadsschouwburg, beweegt zich op zijn witte sneakers vertrouwd langs ‘zijn’ zalen. De twee directeuren ontmoeten één van hun laagstbetaalde medewerkers. Deze komen er iets later bijzitten, een beetje ongemakkelijk op een stoel naast hun baas. Melle Daamen, baas van zo’n zeventig werknemers, ontmoet Mark Fischer (24), junior assistent programmering. Koos Bakker van Estafette Odin spreekt met winkelmedewerkster Sanne Theben Terville (27). Het bedrijf Estafette Odin heeft 350 medewerkers en achttien winkelfilialen. Salarisverschillen tussen medewerkers en directeuren kunnen groot zijn. In april publiceerde de koepel van Amerikaanse vakbonden (AFL-CIO) de resultaten van eigen onderzoek naar de salarisverhoudingen. Een Amerikaanse directeur verdient gemiddeld 774 keer zo veel als zijn laagstbetaalde werknemer. Een groot verschil met Nederland waar, zo onderzocht de Volkskrant recentelijk, topbestuurders van AEX-bedrijven gemiddeld 51 keer zoveel verdienen als hun gemiddelde medewerker. Behalve de financiële verschillen, hoe wordt ongelijkheid in twee Nederlandse middelgrote bedrijven ervaren?

‘Ik snap wel dat jij veel meer verdient’ Hiërarchie Twee directeuren, Melle Daamen van de Stadsschouwburg Amsterdam en Koos Bakker van supermarktketen Estafette, ontmoeten hun laagstbetaalde werknemer.

Vooral in de culturele branche grote verschillen Inkomensverdeling binnen bedrijven

FOTO’S ROGER CREMERS

HERFST OUTLET

Door Tim Wagemakers

Sanne Theben Terville noemt haar werk bij Estafette een „fysiek pittige baan”. Directeur Koos Bakker zegt dat hij dat soms weleens uit het oog verliest.

Mark Fischer moet even nadenken over gekke eisen van zijn directeur Melle Daamen, die wel gewoon moeten gebeuren. „Nou ja, Melle wil geen dubbelzijdig gedrukte pagina’s.”

Verhouding 10 procent hoogste en 10 procent laagste uurlonen

Bestel deze en andere aanbiedingen nu op: www.onedayonly.nl

Koos Bakker laat zich door Sanne Theben Terville met ‘u’ aanspreken. Hij kent haar een beetje en zij ziet hem wel eens de winkel binnenlopen. Bakker en Theben Terville delen dezelfde idealen. Een passie voor goed eten, duurzame landbouw, anders ondernemen. Theben Terville, naast haar baan bij Estafette ook yoga-meditatiedocent, voelt zich gewaardeerd in het bedrijf. Als er al sprake is van hiërarchie, meent zij, is dat vooral om alles efficiënt te laten lopen. Theben Terville vindt het lastig om iets kritisch aan haar baas te noemen. Bakker moedigt haar aan: „Het kan ook iets vanuit idealen zijn.” Ze blijft even stil. Als de baas naast je zit, is er toch een drempel om vrijuit te praten. „Nou ja”, begint ze voorzichtig, „een paar weken geleden was ik jarig. Een kaartje van het bedrijf was leuk geweest.” Tegen Melle Daamen moet je ‘je’ zeggen. Dat is één van de regels die hij meteen bij zijn aanstelling in 2001 invoerde. Mark Fischer noemt Daamen bij zijn voornaam. Ze komen elkaar volgens Fischer niet heel vaak tegen. „Ik heb juist het gevoel dat ik je vaak zie”, zegt Daamen. Na een voorstelling bijvoorbeeld. Of aan de bar na een dag werk. „Het is alleen niet dat we dan een heel gesprek voeren. Ik weet niet of jij 4 of 5 kinderen hebt.” Daamen controleert het even: „Je hebt geen kinderen toch?” De ongelijkheid in beide bedrijven is vooral zichtbaar in de salarissen. Theben

Alle bedrijven 7,9* Cultuur, sport, recreatie

10,3

Horeca 7,2 Overheid

4,5

Onderwijs 4,0 NRC Media 3,2 *De hoogste groep verdient 7,9 keer zo veel als de laagste Bron: CBS, NRC Media

Kloof tussen directeur en werknemer neemt toe De salarisverhouding tussen de directeur en de gemiddelde werknemer in de VS, hoeveel keer verdient de baas het salaris van de gemiddelde werknemer? 350 300 250 200 150 100 50 0 1983

1993

2003

2013

NRC 101014 / Bron: Amerikaanse vakbonden (AFL-CIO)

Kritisch over de baas

Terville verdient 10,89 euro netto per uur. Ze heeft een contract voor maximaal 20 uur per week en kan daarmee uitkomen op 880 euro per maand. Bakker verdient netto 3.250 euro per maand en werkt fulltime. Een flink verschil, maar ver verwijderd van Amerikaanse toestanden. Bakker: „Wij hebben vastgelegd dat de directeur maximaal zes keer zoveel mag verdienen als onze laagstbetaalde medewerker.” In de Stadsschouwburg zijn geen afspraken over de salarisverhouding tussen werknemers en directieleden. „Maar”, zegt Daamen, „de theater-CAO waar we ons aan houden objectiveert alles een beetje.” De directie maakt gebruik van de directieclausule. Daarin staat dat een directeur meer mag verdienen dan de CAO voorschrijft. Meer dan een halve ton Daamens salaris ligt rond de 70.000 euro netto per jaar, bijna 6.000 euro per maand. Hij werkt fulltime. Een stuk hoger dan het salaris van junior assistent programmering Fischer. Hij verdient 925 euro netto per maand voor drie dagen. „Maar je bent er veel vaker hè?”, voegt Daamen toe. „Niet zo vaak als jij”, antwoordt Fischer. „Dus ik snap wel dat je veel meer verdient.”

Zowel Fischer als Theben Terville voelt zich gewaardeerd in het bedrijf. Beiden hebben wel eens baantjes gehad waar dat anders was. Theben Terville vertelt over de supermarkt waar ze op haar zestiende werkte en als laagstbetaalde weinig vertrouwen voelde van haar baas. Of in de evenementensector waarbij ze „haantjesgedrag” merkte in de organisatie. Fischer denkt aan de bioscoop waar hij de toiletten moest schrobben en nauwelijks in contact met de rest van het bedrijf kwam. „Want boven mijn manager stond dan weer een andere manager en daarboven weer een andere.” Bij de supermarktketen Estafette is er – omdat er meerdere filialen zijn – meer afstand tussen de laagstbetaalde medewerker en de directeur dan bij de schouwburg. Bakker schat dat hij het filiaal in Zeeburg ongeveer één keer per maand bezoekt. Veel andere filialen nog minder. Om tóch contact te maken met zijn medewerkers geeft hij les op de Estafette-academie. Daar kunnen werknemers gratis cursussen en lezingen volgen. De lezingen gaan over de filosofie van het bedrijf en de voedselketen in Nederland. Theben Terville weet nog niet of ze wil doorgroeien in het bedrijf. Ze verdient nu al bij als yoga-meditatiedocent en wil daar

SA L A R I SV E R S C H I L

Hoeveel meer krijgt de baas? De Dodd-Frankwet, die volgend jaar in Amerika ingaat, houdt in dat beursgenoteerde bedrijven de salarisverhouding tussen de directeur en het gemiddelde salaris van alle werknemers openbaar moeten maken. Doel van de maatregel is bedrijven bewust te maken van het soms zeer grote salarisverschil. Volgens de Amerikaanse koepel van vakbonden AFL-CIO verdient de gemiddelde direc-

teur zo’n 11,7 miljoen dollar – 331 keer zoveel als de gemiddelde werknemer met 35.293 dollar. Afgezet tegen de laagst betaalde medewerker verdient de directeur 774 keer zoveel. Topbestuurders van de AEX-bedrijven verdienden vorig jaar gemiddeld 51 keer zoveel als hun gemiddelde medewerker. FNV hanteert al jaren als eis voor de CAO-onderhandelingen factor 20.

eigenlijk haar werk van maken. Haar werk bij Estafette noemt ze een „fysiek pittige baan”. Bakker weet dat. Hij erkent dat hij dat soms ook wel eens uit het oog verliest. „Soms besef ik me ineens op een zaterdagochtend, als ik rustig een krantje aan het lezen ben, dat mijn chauffeurs er al een halve dag werk op hebben zitten.” Toch, Daamen wil niet dramatisch klinken, maar volgens hem is er altijd een vorm van „eenzaamheid” als leider. Een natuurlijke afstand. Hij zal niet snel over zijn persoonlijk leven beginnen tegen medewerkers, ook al ziet hij ze misschien vaker dan zijn vrienden. En, erkent hij, Daamen kan onbenaderbaar lijken waardoor mensen hun kritiek voor zich houden. Fischer herkent dat wel, maar „ik durf heus wel bij een biertje te zeggen als ik het ergens niet mee eens ben”. Dat betekent niet dat Daamen dan ook meteen dingen verandert. „Soms moeten dingen die ik wil ook gewoon gebeuren.” Fischer moet even nadenken over gekke eisen van Daamen, die wel gewoon moeten gebeuren. „Nou ja, Melle wil geen dubbelzijdig gedrukte pagina’s. En je moet hem niet mailen met je documenten, maar ze altijd even brengen.” Meer kan hij zo snel niet bedenken. „Een beetje teleurstellend is dit wel hoor”, lacht Daamen.


Ongelijkheid in Nederland mijncarrière16Economie

NRCWEEKEND ZATERDAG 11 OKTOBER & ZONDAG 12 OKTOBER 2014

7.45 uur

9.00 uur

9.15 uur

12.30 uur

13-17 uur

19-19.30 uur

20.00 uur

0.00 uur

Beiden staan op. „Heel luxe, want toen Daan nog werkte, ging de wekker elke dag om 5.30 uur.”

Jacqueline gaat op de fiets naar haar werk. Daan leest zijn mail, gaat naar de scheepswerf om te klussen.

Jacqueline doet individuele aanvragen en projecten, zoals een inzameling voor de lokale voedselbank.

Lunch.

Daan is ook ’s middags bezig op de werf. „Ik zie wel wanneer ik stop.”

Wie zin heeft, kookt. Als Jacqueline ’s avonds een vergadering heeft, zorgt Daan dat het eten op tafel staat.

Twee avonden per week heeft Jacqueline een vergadering. Daan kijkt tv, leest de krant, maakt een sudoku.

Tijd om naar bed te gaan.

Door Friederike de Raat

men. Ik zal nooit zeggen ‘eigen schuld, dikke bult.’ Hetzelfde geldt voor vluchtelingen en dak- en thuislozen. Mensen kunnen ontzettend veel pech hebben in hun leven. Ik heb wel geleerd afstand te nemen, maar ik kan me bepaalde situaties toch erg aantrekken. De armoede in Roemenië bijvoorbeeld. Ik besef heel goed dat ik het getroffen heb in mijn jeugd: mijn vader had werk, we woonden in een huis met een tuin. Dingen als incest en mishandeling? In mijn jeugd wist ik niet dat het bestond.”

SPITSUUR

‘Anderen denken wel eens dat we het niet leuk hebben’

‘We hebben ieder ons eigen leven’ Jacqueline: „Mijn werk is mijn lust en mijn leven. Maar ook daarbuiten heb ik het altijd druk. Dat doe ik mezelf aan, ik kan niet stilzitten. Als ik niks te doen heb, ga ik een kast schoonmaken.” Daan: „Wij doen niet veel samen.” Jacqueline: „We hebben erg ons eigen leven. Anderen denken wel eens dat we het niet leuk hebben omdat we weinig samen doen, maar we hebben het echt heel goed zo.” Daan: „Ik ben veel bezig met de restauratie van een oude sleepboot. Ik vind het leuk om die boot draaiende te houden, dat is mijn ontspanning. Net als knutselen aan een oude Harley. Wandelen op zondag hoeft van mij niet.” Jacqueline: „Nee. We gaan weleens fietsen.” Daan: „Ik heb er geen moeite mee dat Jacqueline nog werkt en ik al thuis ben. Ik vermaak me wel.” Jacqueline: „Daan doet dingen graag alleen. Toen we verkering hadden, lag hij al altijd onder auto’s te sleutelen. Dan zag ik alleen zijn benen uitsteken. Dan praatte ik wat tegen hem en ging ik weer. Toch zijn we al 41 jaar gelukkig getrouwd.” Daan: „Vakanties interesseren me niet. Ralley’s rijden met onze oldtimer Peugeot vind ik wel leuk. ” Jacqueline: „Ik ging jarenlang een paar keer per jaar voor een project naar Roemenië. De mensen daar zijn mijn familie geworden. En ik ga regelmatig met mijn zus op vakantie. Daan wil echt niet mee naar Zuid-Spanje.” Daan: „Nee, ik moet er niet aan denken!”

FOTO DAVID GALJAARD

Daan (64) en Jacqueline (62) Schoonwater zijn 41 jaar getrouwd. Hij is met pre-vut, zij is maatschappelijk werkster bij de kerk. „We zijn tegenpolen. Hij denkt vaak heel anders over mijn werk.”

‘Ik zeg nooit: eigen schuld’ Jacqueline: „Ik kom in mijn werk veel ongelijkheid tegen. Door alle verhalen heb ik begrip gekregen voor ar-

Daan: „Ik zeg altijd: van een nieuwe keuken ga je toch niet beter koken.”

‘Uit eten om zijn ontslag te vieren’ Daan: „We praten thuis wel over Jacquelines werk, maar ik denk vaak anders over de aanpak van de problemen die ze tegenkomt. Ik heb altijd in de techniek gewerkt en daar kom je dat soort verhalen niet tegen. Ik ben meer van de getallen en de onderdelen.” Jacqueline: „Daan en ik zijn echt tegenpolen. En toch gaat het goed. Omdat we elkaar vrijlaten.” Daan: „Dat is altijd zo geweest.” Jacqueline: „Vroeger vertelde ik Daan veel meer over mijn werk. Tegenwoordig minder. Omdat ik weet dat hij er vaak anders over denkt.” Daan: „Ik kan er bijvoorbeeld slecht tegen dat hulpbehoevenden allerlei rechten menen te hebben. Op een auto bijvoorbeeld. Wij hebben ook jaren geen auto gehad. Als je daarvoor geen geld hebt, moet je niet zeuren.” Jacqueline: „ Ik vind dat we mensen wel moeten geven waar ze recht op hebben. Dat geeft hier thuis wel eens gesteggel.” Daan: „Ik ben door Jacquelines werk wel meer nuances gaan zien. Een thuisloze wil ik ook best helpen als het niet anders kan.” Jacqueline: „We hebben hier thuis ook logés van het diaconale project in Roemenië gehad. Dan kookte Daan voor hen. Dat vonden ze heel vreemd, maar wel leuk.”

HOE DOEN ZIJ HET?

Jacqueline Schoonwater (62) werkt 28 uur per week als diaconaal werker bij De Bakkerij, een kerkelijk centrum in Leiden voor dienstverlening aan hulpbehoevenden.

Daan Schoonwater (64) was elektromonteur bij een openbaarvervoerbedrijf en is met pre-vut. Daan en Jacqueline zijn 41 jaar getrouwd. Ze hebben twee zoons en drie kleindochters. Ze wonen in een rijtjeshuis in Leiden. Inkomen: ruim modaal.

E17

BEN TIGGELAAR

Jacqueline: „Zolang er honger is in de wereld zijn we nog niet klaar. En honger staat dan symbool voor armoede, geweld, eenzaamheid, ongelijkheid. ” Daan: „Ik ben drie jaar geleden na een reorganisatie ook ontslagen, maar ik vond het best. Ik was het heel erg zat op mijn werk.” Jacqueline: „’s Avonds zijn we uit eten geweest om het te vieren. Hij kreeg wel een vertrekregeling mee, dat scheelt.” Daan: „Ik was een blije werkloze.” Jacqueline: „Ik vond het wel jammer dat je de laatste jaren niet meer met plezier werkte.”

Egalité is iets anders dan gelijkheid

D

e wet van Jante. Ik had er al wel eens van gehoord, maar ik zag hem voor het eerst ‘live’ in actie op de luchthaven van Stockholm. Braaf deelde de stewardess mee dat eerst de businessclass-passagiers mochten boarden via het linkerpoortje en daarna de economy-passagiers via de rechteringang. Maar nog voor ze was uitgesproken begonnen de Zweden te lopen. Iedereen tegelijk en niemand trok zich iets van de poortjes aan. De stewardess keek of het de gewoonste zaak van de wereld was. De wet van Jante – Jantelagen in het Zweeds – komt er op neer dat je nooit, maar dan ook nooit, moet denken dat je meer bent dan een ander. In Denemarken, Zweden en Noorwegen zien ze het als typerend voor hun cultuur. Als een Scandinaviër een teveel aan ongelijkheid vermoedt, en dat is al vrij snel, dan gaat hij rebelleren.

‘Keuken van veertig jaar oud’ Jacqueline: „Wij zijn geen types van veel nieuwe spullen. Onze keuken is veertig jaar oud en we zitten aan een tafel van de kringloop.” Daan: „Ik zeg altijd: van een nieuwe keuken ga je toch niet beter koken.” Jacqueline: „Soms valt er bijna een deurtje uit en denk ik: nou komt die nieuwe keuken, maar dan repareert Daan het weer.” Daan: „Ik hou ervan om oude dingen aan de praat te houden. Het paradoxale is natuurlijk wel dat het in stand houden van bijvoorbeeld een oude auto of koelkast niet per se duurzaam is. Nieuwe koelkasten en auto’s zijn veel schoner.” Jacqueline: „Je bent gewoon erg zuinig, lieverd. Dat heb je van je vader. Die had dat ook, nog uit de oorlog.” Daan: „Ja, bij ons thuis ging niks weg. Ik geef ook geen geld uit aan kleding, ik loop meestal in een overall. Ik geef alleen geld uit aan onderdelen.” Jacqueline: „En ik ga wel eens naar de sauna. Maar ons meeste geld gaat naar de spaarrekening, want we moeten toch afwachten hoeveel pensioen we straks krijgen.” In Spitsuur vertellen stellen en singles hoe zij werk en privé combineren. Meedoen? Mail naar werk@nrc.nl

Een Fransman kan een stuk beter leven met ongelijkheid dan een Nederlander

S

candinaviërs scoren bijzonder laag op ‘machtsafstand’, zoals het heet in het cultuuronderzoek van sociaal psycholoog Geert Hofstede. Het gaat daarbij om de mate waarin mensen die lager in de hiërarchie staan, verwachten en accepteren dat er sprake is van machtsongelijkheid. Om dit te meten ontwikkelde Hofstede de Power Distance Index (PDI): een schaal die loopt van 1 tot 120 waarbij een lage waarde een lage acceptatie van ongelijkheid weergeeft. Oostenrijk scoort met 11 punten het laagst en Maleisië met 104 het hoogst. Denemarken noteert 18, Zweden en Noorwegen doen beide 31. Nederland scoort 38, vlak onder de VS met 40 en vlak boven Groot-Brittannië met 35. Nu we toch met cijfers en ongelijkheid bezig zijn: ook interessant is de zogenoemde Gini-coëfficiënt. Een maat voor inkomensongelijkheid die kan variëren van 0 tot 1. Bij 0 heeft iedereen hetzelfde inkomen en bij 1 heeft één persoon alles en de rest niets. Op de Gini-index, na belastingen, scoren Denemarken, Zweden en Noorwegen rond 0,25. Nederland zit op 0,29, Groot-Brittannië doet 0,34 en de VS noteren 0,38. Ik las dat het boek Le capital au XXIe siècle van de Franse econoom Thomas Piketty op dit moment meer aandacht trekt en verkocht wordt in de VS, het Verenigd Koninkrijk en bij ons dan in zijn eigen land. En ik vroeg mij af of dit iets te maken heeft met deze twee cijfers: de Power Distance Index en het Gini-cijfer.

D

LEVENSLESSEN

‘Je kunt je als vrouw niet blijven verschuilen’ Jannet Vaessen (44), is directeur van Women Inc. en zet zich in voor gelijkheid tussen vrouwen en mannen.

FOTO MAURICE BOYER

Door Charlotte van ’t Wout

Geboren 18 oktober 1969, Kampala, Oeganda Opleidingen doctoraal geschiedenis, Universiteit van Amsterdam (1994) en VIDECOM, regie-opleiding Hilversum (1995) Loopbaan van 1997 tot 2004 programmamaker, regisseur en producent voor film en televisie, o.a. voor IDTV (1994-1996), Humanistische Omroep (1996), VPRO/Villa Achterwerk (2000), TELEAC NOT (2000) en Cultuurfabriek (2000-2004). Daarna: Algemeen directeur onafhankelijk platform WOMEN Inc. (sinds 2004) Bijzonderheden veel nevenfuncties, o.a. Lid Worldconnectors Privé getrouwd, woont met dochter Julia (13), zoon Mats (11) en man Jan-Maarten in Amsterdam

COLUMN

Ongeloof

Doorbraak

Lef

Optimisme

Analyse

Confrontatie

Volharding

„Ik had het soort allergie dat veel mensen voelen tegenover dit onderwerp. Cisca Dresselhuys had een vlag in feminisme geplant, nogal normatief, anti-man. Die boosheid van sommige feministen werkte op mij averechts. Tot ik de cijfers zag. Ik dacht: ongelofelijk, die ongelijkheid tussen mannen en vrouwen. Hoe kán het nou dat ik me hier niet voor inzet. Dat was het begin van stichting Women Inc. Ik werkte toen bij de Cultuurfabriek en we begonnen met het organiseren van evenementen, gewoon door mensen ons netwerk uit te nodigen. Ik weet nog dat ik bij mijn eerste event hoopte dat er mensen zouden komen.”

„Veel van onze onderwerpen hangen in de taboesfeer. Zodra je nieuwe ideeën aandraagt, wordt er altijd op dezelfde manier gereageerd: eerst negeren ze je. Daarna krijg je weerstand, dan beschimping, en daarna pas acceptatie. Ik loop nu al bijna tien jaar mee, ben dat gewend. Ik los het op door zelf het voortouw te nemen. Dan zeg ik: ‘Aha, jij denkt zeker dat het gezeur is.’ Ik weet ook hoe ik die dingen het beste op kan lossen. Negeren ze me, dan moet ik harder roepen. Weerstand overwin je door met feiten te komen. En als ik niet serieus genomen word, haal ik er partijen bij die wel serieus worden genomen.”

„Ik weet niet meer wie het me heeft geleerd, maar ik heb het altijd onthouden: als je aan het onderhandelen bent, durf stiltes te laten vallen. Dus als je een bod op tafel legt, wees vervolgens stil. Degene die een stilte verbreekt, geeft toe. Dit geldt niet alleen voor salarisonderhandelingen, maar ook voor andere dingen. Ik vertel waar ik in geloof, en zwijg vervolgens. Punt. Ik denk dat veel vrouwen stiltes laten vallen moeilijk vinden en toch beginnen te praten, maar daarmee verzwak je wat je wilde zeggen.”

„Mijn vrienden noemen me Jannetwerk. Altijd als ik met mensen praat, leg ik in mijn hoofd al connecties, bedenk ik met wie ze ook goed zouden kunnen praten. Ik begin altijd met heel veel geven. En als ik dan zelf iets nodig heb, heb ik op veel plekken krediet. Ik heb een gevoeligheid voor mijn omgeving, denk vaak te weten wat een ander nodig heeft. Ik ben ook heel optimistisch: ik zie niet snel waarom iets niet zou lukken. Ik heb daarom soms moeite met realistische doelen stellen. Dan denk ik te makkelijk: ‘dat doen we toch even’. In het verleden werd ik vaak naïef genoemd, maar ik kom er wel een heel eind mee ondertussen.”

„Het gemiddelde loonverschil tussen mannen en vrouwen is 17,6 procent. Dat zou niet moeten kunnen, daar is iedereen het over eens, maar het gebeurt wel. Wij zorgen dat er een maatschappelijke druk ontstaat. Ik vind het heel interessant om te ontrafelen waarom dit verschil in stand blijft. Wat let mensen om werkelijk voor gelijkheid te staan? Het is niet eens zozeer een persoonlijke drive, ik hou van de onderzoekende rol die ik speel. Zo’n probleem op een effectieve manier aanpakken vind ik even interessant als het onderwerp zelf. Misschien dat ik me voor iets anders ook hard zou kunnen maken.”

„Tijdens mijn studententijd zag ik de documentaire Blue Eyed, een sociaal experiment waarbij mensen met blauwe ogen in een positie werden geplaatst waardoor ze meemaakten wat racisme is. Een mooi, jong blond meisje zag het probleem niet zo. Stop being cute, werd toen tegen haar gezegd. Ooit ben je niet meer het mooiste meisje van de zaal. Ooit zul je voor jezelf moeten zorgen, verlaat je man je en moet je vechten voor je baan. Dat vond ik toen zo’n heftige confrontatie. Je kunt je als vrouw niet blijven verschuilen achter lief en zorgzaam. Het is belangrijk om op eigen poten te staan.”

„Ik zie er ook onschuldig uit, maar ben niet bang om uit dat plaatje te stappen. Ik heb ook werk om me heen gecreëerd waarbij dat van me wordt verwacht. Ik kan echt een pitbull zijn, heel vasthoudend. Ik vraag in een vergadering rustig een paar keer: dus jij zorgt dat dit nu geregeld is? Net zolang totdat ik het gevoel heb dat het goed komt. Waar ik me aan heb moeten ontworstelen is bescheidenheid, dat is iets wat ik vanuit mijn opvoeding heb meegekregen. Het helpt dat ik voor een groter doel vecht, ik ben gedreven. Ik spreek echt namens anderen.”

e Gini-coëfficiënt ligt in Piketty’s thuisland Frankrijk op 0,29. Even hoog als bij ons dus. Maar de PDI van Frankrijk ligt op 68. Oftewel: de gemiddelde Fransman kan een stuk beter leven met ongelijkheid dan de gemiddelde Hollander. In de VS ligt dat anders. Daar heeft men cultureel gezien net zoveel moeite met ongelijkheid als Nederland, terwijl de inkomensongelijkheid ver boven die van ons en die van de Fransen ligt. Des te lager de PDI en des te hoger het Ginicijfer binnen een land, des te meer waardeert men Piketty? Iets anders. Moet de NRC-lezer – volgens de advertentieafdeling van de krant behoort hij of zij tot de ‘hoogste welstandsklasse’ – bang zijn voor Piketty? Tja. In Frankrijk betekent égalité iets heel anders dan gelijkheid in Nederland. Piketty bepleit het ‘utopische’ idee van een wereldwijde belasting op vermogen die oploopt van 0,1 tot 10 procent. Voor een Fransman is dat misschien heel wat. Maar een beetje noorderling die gewend is aan progressieve belastingen, het maaiveld en de wet van Jante ligt daar niet wakker van.

Ben Tiggelaar is gedragsonderzoeker, trainer en publicist en schrijft elke week over management en leiderschap.


Ongelijkheid in Nederland mijngeld18Economie 4 tips om slim te beleggen

1. Trap niet in trucs Banken en andere fondsaanbieders voorzien beleggingsfondsen vaak van eigen namen en etiketten. Maar in hun wens beleggers over de streep te trekken, is zo’n label regelmatig misleidend, blijkt uit onderzoek van AFM. Een fonds dat voor 100 procent in Europese aandelen belegt (riskant!), heet dan bijvoorbeeld ‘behoedzaam’ of ‘neutraal’. Trap er niet in: download de financiële bijsluiter van een product en vraag het prospectus aan. Daarin staat uitgebreide informatie, zoals over de verdeelsleutel.

Het kan: veel geld maken van weinig Sparen & beleggen

Door Rentsje de Gruyter

V

Vermogen opbouwen is lastig met een modaal inkomen. Maar het kán wel. Volg het vijfstappenplan en sprokkel zo een klein kapitaal bij elkaar.

an alle kanten krijgen we het te horen: we moeten sparen! Want straks wacht een schamel pensioen en hoge ziektekosten, die we deels zelf moeten ophoesten. Dat is een behapbare taak als je een ton op de bank hebt of jaarlijks dat bedrag bij elkaar verdient. Dan bel je een vermogensbeheerder en laat je die een beleggingsplan uitdenken. Voor Jan Modaal is vermogen opbouwen lastiger, maar het kán. Cruciaal is eerst te bepalen hoeveel geld je maandelijks opzij gaat leggen. Gouden regel is dat iedereen eentiende van zijn salaris kan missen zonder er echt last van te hebben – tenzij je een minimuminkomen hebt. Neem Jan Modaal: die verdient 33.500 euro per jaar, ruim 2.000 euro netto per maand. Makkelijk is sparen dan niet, zegt het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting. Maar in de voorbeeldbegroting van een modaal inkomen reserveert Nibud al ruim 600 euro per maand voor mogelijke uitgaven, zoals vakanties, kleding en ziektekosten. Ook gaat het uit van 350 euro autokosten per maand. In die begroting zit, kortom, nog best lucht. Als 200 euro per maand sparen niet lukt, dan toch wel 100 euro – toch 1.200 à 2.400 euro per jaar. Veel mensen met een modaal inkomen wonen samen en hebben anderhalf inkomen (ruim 3.600 euro per maand) of zelfs twee (ruim 4.000 euro per maand). Dan is sparen natuurlijk makkelijker. Als je de bezuinigingsbegroting van Nibud volgt, kun je in principe elke maand 250 à 500 euro overhouden. Het precieze bedrag is uiteraard mede afhankelijk van iemands persoonlijke omstandigheden. Zo moet in jouw woonplaats wel de goedkope woonruimte voorhanden zijn waar Nibud van uitgaat.

2 Ken de kosten De kosten van een beleggingsfonds verschillen sterk. Veel aanbieders noemen niet de totale kosten, maar slechts de kosten die zij in rekening brengen. De zogeheten indirecte kosten, die ze aftrekken van je koerswinst, blijven zo onzichtbaar, maar halen je netto rendement omlaag. Breng daarom zelf de totale kosten in kaart en zoek naar indirecte kosten in financiële bijsluiter en prospectus. Of kijk op vergelijkingssite beleggingsmatch.nl: die meldt wel consequent de totale kosten.

3 Kies ouder fonds Veel beleggingsfondsen verdwijnen geruisloos als ze slecht lopen of maken een doorstart onder een nieuwe naam. Op dat moment verdwijnen de data over hun resultaten van gratis sites als morningstar.nl en krijg je geen goed beeld van het werkelijke rendement op lange termijn. Tip: beleg niet in fondsen jonger dan zes à acht jaar.

1

4

Maak automatisch geld over naar je spaarrekening

Aanrader volgens financieel planner Andrea Middel van Lyncs Strategie & Finance is om een automatische maandelijkse overschrijving te regelen van betaalrekening naar spaarpot. Zo hoef je niet elke maand de discipline op te brengen om geld over te maken. Bovendien geef je geld dat op je betaalrekening staat sneller uit. ILLUSTRATIE XF&M

Zoek kritisch hulp Zoek je hulp voor de opzet van een solide beleggingsplan, dan kun je een financieel adviseur inhuren, die je per uur betaalt. Bedenk wel dat de kwaliteit van het advies sterk varieert en sommige adviseurs vooral de eigen producten promoten. Wees dus kritisch. Let op dat een adviseur beschikt over een AFM-vergunning en een zogeheten DSIregistratie van het Dutch Securities Institute. Deze instelling stelt opleidings- en bijscholingseisen aan leden en onderwerpt hen zonodig aan tuchtrecht. Zoek in het register op hun site of een adviseur geregistreerd is.

NRCWEEKEND ZATERDAG 11 OKTOBER & ZONDAG 12 OKTOBER 2014

2

Zoek de voordeligste spaarrekening(en)

De volgende stap is het zoeken van de meest geschikte spaarrekening. Steeds meer banken hebben een gelaagd rentetarief: een basisrente, plus een bonuspercentage als een bedrag een kwartaal of een jaar lang onaangeroerd op je rekening

E19

ERICA ANTWOORDT

ERICA VERDEGAAL

Fiscale slimmeriken trekken studiekosten af staat. Vergelijk de tarieven op spaarinformatie.nl en open twee spaarrekeningen – dat is bijna altijd gratis. Op de een parkeer je geld waar je in nood bij kunt zonder dat de vergoede rente omlaag kukelt; op de andere zet je geld dat je voorlopig niet nodig hebt, voor een hogere rente. Check eens per jaar de spaartarieven en switch als het loont. Dat lijkt gedoe voor een procentpunt rente meer of minder, maar het kost weinig tijd en levert toch geld op. En dat heb je nodig: jaarlijks moet je minstens 1,5 procent aan je spaarpot toevoegen om je geld niet minder waard te laten worden. Dit vanwege de inflatie (gemiddeld zo’n 1,5 procent). Heb je meer dan 20.661 euro spaargeld, dan komt er nog 1,2 procent vermogensrendementsheffing bovenop, die de fiscus oplegt. Maar 2,7 procent sprokkel je nu zeker niet met sparen bij elkaar: dit jaar is de hoogste rente 1,6 procent (bij MoneYou, eigendom van ABN Amro), en ook op de lange termijn ligt hij gemiddeld niet hoger dan 3,5 procent. Wie vermogen wil opbouwen, moet dus ten minste een deel van zijn geld beleggen.

3

Bouw een buffer op van twee keer je maandsalaris

Maar eerst heb je een buffer nodig: geld waar je in geval van nood gelijk bij kunt. Heb je zo’n reserve niet, dan kun je beter eerst een paar jaar alleen sparen en pas daarna gaan beleggen. Dat is de derde stap. Volgens Nibud moet je buffer minimaal 3.500 euro bedragen (alleenwoners) à 5.000 euro (stellen). Je kunt ook uitgaan van twee à drie maandsalarissen, zoals financieel planner Robert van Beek van About Life & Finance doet.

4

Bepaal hoeveel risico je wilt lopen met beleggen

Buffer opgebouwd en geld over om te beleggen? Dan kun je gaan bepalen hoeveel risico je wilt en kunt lopen met beleggen. Van toezichthouder Autoriteit Financiële Markten (AFM) moeten alle partijen via wie je kunt beleggen, zoals banken en financieel adviseurs, eerst je ‘risicoprofiel’ vaststellen. Maar ze hebben allemaal hun eigen vragenlijst en de kwaliteit ervan is soms ondermaats, waarschuwt Van Beek. Vul daarom ook altijd een onafhankelijke vragenlijst in, zoals op klantprofiel.nl. In principe onderscheidt AFM vijf risicoprofielen, variërend van zeer defensief (amper risico) tot zeer offensief (zeer risicovol). Is je inleg beperkt tot 1.000 à 5.000 euro per jaar en wil je een zekere en substantiële toename van je kapitaal, kies dan een beleggingstermijn van minstens tien, en liever twintig jaar. „Met een horizon van vijf jaar krijg je al snel een defensief risicoprofiel”, zegt Frank den Blijker van vermogensbeheerder iBeleggen. „Dan kom je

Onze dochter doet een bachelorstudie aan een private universiteit in de VS. Ze krijgt een beurs, maar wij moeten jaarlijks nog 28.000 euro betalen. Bestaat hiervoor een fiscale aftrekpost?

vooral uit op beleggingen in obligaties. Dat levert weinig rendement op.”

5

T

Kies het beleggings- of indexfonds dat bij je past

De verstandigste keus voor iemand met een modaal inkomen is een beleggingsfonds of een zogeheten indexfonds. Welke te kiezen? Dian van Kattendijke van Sequoia Vermogensbeheer raadt beleggen in een indexfonds aan, gezien de lage kosten. „Bij een beleggingsfonds is altijd sprake van actief beheer, door een fondsmanager en zijn team – en dat kost geld.” Deze zogeheten indirecte kosten gaan van je koerswinst af en daardoor houd je minder rendement over. Om een particulier evenveel aan zijn inleg te laten verdienen als in een indexfonds, moet een beleggingsfonds daarom een hoger rendement halen. Maar dat lukt de meeste fondsen niet, althans niet jaar in jaar uit, zo wijst menig onderzoek uit. Bij een indexfonds, dat gewoon de koers volgt van de gekozen beursgenoteerde aandelen of obligaties en niet actief ingrijpt, betaal je maar 0,5 à 1 procent aan totale kosten. Bij een beleggingsfonds minimaal 2 procent, en meestal meer. Toch kiezen de meeste particulieren in Nederland voor een beleggingsfonds. Dat is makkelijker en veiliger: je hoeft dan niet zelf een selectie te maken van verschillende soorten aandelen en obligaties, die aansluiten bij je risicoprofiel. Er zijn veel fondsen die een mix aanbieden van beleggingen in aandelen, obligaties, vastgoed en spaargeld – vaak ‘profielfonds’ of ‘mixfonds’ genoemd. Die vind je op de sites van banken als ABN Amro, Robeco en Rabobank, en op sites als morningstar.nl. Als je wilt indexbeleggen, moet je zelf een mix maken van aandelen en obligaties. Dat is veel uitzoekwerk en ingewikkeld voor niet-ingewijden: hoe kom je tot een goede risicospreiding? Ook is vaak een hoge eerste inleg vereist. Frank den Blijker van iBeleggen wijst er echter op dat enkele partijen sinds kort een nieuw soort prefab-indexbelegging aanbieden, waarbij al een mandje van aandelen en obligaties gekozen is en je 100 euro per maand kunt inleggen. Net als bij traditionele mixfondsen hoef je alleen nog het type te kiezen dat het beste aansluit bij je risicoprofiel. Meesman.nl, een degelijke vermogensbeheerder, biedt bijvoorbeeld onder het kopje ‘voorbeeldportefeuilles’ vijf huisfondsen aan, die passief de index volgen. Dit nieuwe type fonds combineert de voordelen van index- en beleggingsfonds: het gemak van de tweede, de lage kosten van de eerste (bij Meesman 0,3 à 0,6 procent). En het rendement? Portefeuille C van Meesman, geschikt voor beleggers met een neutraal risicoprofiel, meldt een rendement van ruim 6 procent. Directeur Hendrik Meesman rekent voor dat je bij een inleg van 100 euro per maand na tien jaar 16.000 euro hebt opgebouwd (groei kapitaal: 4.000 euro). Na twintig jaar is dat 44.000 euro. Dat voldoet prima voor de opbouw van een bescheiden kapitaaltje.

VERMOGENSBEHEER

Nu ook voor mensen met minder geld Niet op eigen houtje beleggen, maar je geld laten beheren en ook advies kunnen inwinnen: veel beleggers vinden het een aangenaam idee. De meeste vermogensbeheerders zijn traditioneel niet toegankelijk voor Jan Modaal: velen eisen dat klanten minimaal tussen de 50.000 à 100.000 euro inleggen. Maar steeds meer partijen beginnen een apart loket voor een soort vermogensadvies- en beheer light,voor minder vermogenden. Zo vraagt iBeleggen van Top Capital een inleg van 15.000 euro en Evi (initiatief van bankiershuis Van Lanschot) 10.000 euro.

ussen fiscale nitwits en allesweters kan grote ongelijkheid ontstaan. Want belastingaftrek bemachtigen, is net schaken: wie vooruit kijkt, en de juiste zetten doet, wint. Neem de aftrek van studiekosten van een kind. Dat lukt slechts als je aan een woud van regels voldoet. Zo moet je kind, om haar studiekosten af te mogen trekken als ‘kosten van levensonderhoud’, minimaal 18 en hooguit 20 jaar zijn, geen recht hebben op studiefinanciering of een vergelijkbare buitenlandse regeling en niet kunnen voorzien in eigen levensonderhoud. Bovendien mag je als ouder(s) geen kinderbijslag voor het kind ontvangen. Soms voldoet een gescheiden ouder aan deze eisen. Of ouders wiens kind een studie doet, waarvoor geen recht op studiefinanciering bestaat. Maar deze ouders hoeven niet op een fiscaal aspirientje te rekenen. Hun dure dochter krijgt een beurs. Dat maakt aftrek van kosten van levensonderhoud onhaalbaar. Als deze ouders slim zijn, kiezen ze een gunstiger alternatief: ze lenen het studiegeld aan hun kind. Als de dochter dan haar studiekosten zelf betaalt, kan ze bepaalde uitgaven fiscaal aftrekken als scholingskosten. Wat precies fiscaal aftrekbaar is, is door de fiscus nauw omschreven. Een leidraad met alle voorwaarden, drempels en maxima vind je op de website van de Belastingdienst. Scholingkosten aftrekken, is zelfs nuttig als het kind nog geen inkomen heeft. Scholingskosten zijn namelijk eerst aftrekbaar in box 1 (voor zover ze het inkomen niet negatief maken). De rest schuift door naar box 3. Is ook daar geen aftrekruimte, dan schuift de post door naar box 2. Valt ook daar niets af te trekken, dan schuift de aftrekpost door naar een volgend jaar. Dat doorschuiven kan totdat de dochter inkomen heeft. Mogelijk betaalt ze daardoor over haar eerste inkomensjaren geen belasting. Het is wel belangrijk dat het kind elk jaar belastingaangifte doet van de scholingsuitgaven. Voor de studiekosten van kinderen bestaat ook een speciale fiscale schenkingsvrijstelling: ouders mogen hun kind van 18 tot 40 jaar eenmalig, belastingvrij 52.281 euro geven, mits het geld wordt gebruikt voor een studie die jaarlijks meer dan 20.000 euro kost. Maar studiegeld uitlenen is beter. Want na een belastingvrije schenking kan het kind niet meer met aftrekbare scholingskosten bij de fiscus terecht. In samenwerking met mr. Marjan Langbroek.

TIPS

1

2

Kwijtschelden

Vooruitbetalen

Als een kind geld voor de studie leent van de ouders, dan kan deze schuld blijven staan, afgelost worden of in porties van jaarlijks vrijgestelde bedragen geschonken (kwijtgescholden) worden.

In verband met de niet-aftrekbare drempel van scholingskosten kan het voordelig zijn om studiekosten vooruit te betalen, bijvoorbeeld door bij een meerjarige cursus het collegegeld ineens te betalen.

VRAAG VOOR VOLGENDE WEEK

Ik wil via vergelijkingssites zoeken naar voordeliger alternatieven voor al onze verzekeringen. Hoe zie ik of een vergelijkingssite echt betrouwbare informatie geeft? Mail uw reactie of nieuwe vraag voor dinsdag aanstaande naar e.verdegaal@nrc.nl


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.