
8 minute read
Euwe-Aljechin 1935
Het is deze maand 85 jaar geleden dat Max Euwe (1901-1981) de tot nu toe enige Nederlandse wereldkampioen schaken in de geschiedenis werd. In een tweekamp over maar liefst 30 partijen die begon op 3 oktober en eindigde op 13 december versloeg hij titelverdediger Alexander Aljechin (1892-1946) met 15½-14½.
Aljechin was zwaar favoriet en in het begin leek het erop dat Euwe kansloos zou worden weggespeeld. Maar Euwe hield stand, kwam steeds beter in vorm en in de tweede helft van de match was hij ten slotte duidelijk de betere speler. Vier partijen voor het eind leidde hij met 14-12 en in een zinderende finale wist hij uiteindelijk een voorsprong van één punt over de finishlijn te trekken. Precies voldoende voor de winst, want bij een gelijke stand was de titel ‘gewoon’ bij Aljechin gebleven. Dat was toen nog het privilege van de titelverdediger.
Advertisement
Dit zijn (min of meer) de kale feiten zoals ik die al vrij snel leerde toen ik met schaken begon en waarvan ik hoop dat ook ‘de jeugd van tegenwoordig’ ze vroeg of laat tegenkomt. Maar wat gaat er achter die feiten schuil? Welke drama’s hebben zich indertijd afgespeeld? Hoe waren de partijen? En vooral: wie waren die twee giganten van toen eigenlijk? Als tiener heb je aan een naam voldoende, maar als je wat ouder wordt wil je de mensen ook een beetje begrijpen.
Om een antwoord te vinden op deze vragen ging ik aan het werk met de partijen, de biografieën en de prachtige verzameling oude krantenknipsels die ik van mijn schoonvader geërfd heb. Dat heeft inmiddels geresulteerd in een serie van twaalf YouTubevideo’s op de website van het Max Euwe Centrum, waarin de match van week tot week wordt meebeleefd. Een leuk project, waaraan ik met plezier heb meegewerkt.
Maar heb ik deze twee legendarische schakers nu ook echt beter leren kennen?
Aljechin was mijn eerste idool. Of het nu kwam doordat het toevallig zijn partijenverzameling was die bij mijn opa in de kast stond, of dat ik als beginnend schaker de authentieke aantrekkingskracht voelde van zijn specifieke speelstijl, Aljechin was mijn held in die tijd. In mijn nog zo jonge ogen waren zijn tegenstanders eigenlijk niet veel meer dan aangevers. Hun rol was om aan de overkant van het bord plaats te nemen, zetten te doen en vervolgens veegde Aljechin ze er dan af, in briljante stijl. Dat laatste was iets waar Aljechin in zijn analyses zelf sterk de nadruk op legde. Het was hem niet voldoende om te winnen, hij wilde superieur zijn. Hij was niet zomaar een mens, hij was een genie.
Deze analyse maakte ik natuurlijk niet toen ik dertien was, die maak ik nu. Naarmate ik me als schaker verder ontwikkelde begon ik ook van andere grote kampioenen te zien hoe geniaal ze waren en ging ik ook andere aspecten van het spel waarderen dan die waar Aljechin in uitblonk. Daar komen dan nog je eigen, voortdurend uitdijende praktijkervaringen bij en zo wordt je kijk op de wereld steeds breder en verdwijnt de bewondering voor je eerste jeugdheld lang zaam naar de achtergrond.
Maar het kwam allemaal terug toen ik zo intensief met zijn match tegen Euwe bezig was. Natuurlijk kwamen er nu ook kritische gedachten op. Ik zag hoe Aljechin niet alleen briljant was, maar het ook heel graag wilde zijn. De offers en de combinaties die hij op het bord bracht: zeker, ze waren vaak geniaal, maar ze waren het niet altijd en naarmate de match vorderde prikte Euwe ze steeds meedogenlozer door. Toch praatte Aljechin zijn spel in zijn partijcommentaren vrijwel altijd goed. Hij maakte daarbij ten volle gebruik van hét grote voorrecht dat de kampioenen van het pre-computertijdperk genoten ten opzichte van de kampioenen van nu: ze konden beweren wat ze wilden zonder dat iedereen even aan Fritz of Stockfish kon vragen “of het wel klopt wat die grootmeester zegt”.
Dat gevoel, die zelfbedwelming zou ik bijna zeggen, dat hij boven de rest van de mens heid verheven was en aan niemand rekenschap had af te leggen, zal ontstaan of op zijn minst verergerd zijn in de jaren van zijn wereldkampioenschap, 1927 tot 1935. Met Capablanca had hij de enige man verslagen waar hij (misschien) ooit bang voor was geweest en in de jaren die volgden had hij inderdaad als een vorst geheerst over de schaakwereld. In die mindset begon hij ook de match tegen Euwe.
Maar Euwe werkte niet mee aan dit zelfbedrog. Euwe was een nuchter en onafhankelijk mens. Hij wist dat Aljechin verschrikkelijk sterk was, hij gaf zichzelf geen al te grote kans om de tweekamp te winnen, maar hij liet zich door deze gedachten niet leiden. De grote kracht van Euwe in deze match was dat hij zich volkomen concentreerde op wat er op het schaakbord gebeurde. Hij was de
Euwe - Aljechin
WK Amsterdam (20) 1935 -+-+-mk-+ zp-+-+-zpp r+-+-+-+ +-zpL+-zpl+P+-+-+ +-+-+-zP-+-+PzP-zP tR-+-+-mK-
Dit is de stelling na 29...Ta6. Materieel staat het gelijk en tweekamp ingegaan met het vaste voornemen om in iedere partij zijn uiterste best te doen, met elk resultaat tevreden te zijn en na afloop weer terug te keren naar zijn ‘gewone’ bestaan als leraar, echtgenoot en vader. Hij was niet bang
Dat was een houding die Aljechin waarschijnlijk in de acht jaren van zijn wereldkampioenschap nog nooit had meegemaakt. Het is ook wat Lasker, toen die de match een tijdje als verslaggever bijwoonde, als Euwe’s grootste kracht signaleerde: zijn “morele vasthoudendheid”. Hoe hard hij ook sommige partijen verloor, Euwe brak nooit, ook niet toen zijn achterstand (maar liefst twee keer!) tot drie punten opliep en slechts zwart is van plan om op de volgende zet met ...Lb5 uit de penning te gaan waarna zijn vrije a-pion een rol kan gaan spelen.
30.Ta2!
Een prachtige zet die voorkomt dat Aljechin zich uit de penning kan bevrijden. Op 30...Lb5 volgt nu immers 31.cxb5 en de toren op a2 staat gedekt!
30...Ke7
Iets taaier is 30...g4, maar na 31.f4 gxf3 32.exf3 staat wit duidelijk gewonnen - de zwarte toren en loper staan er wat weinigen hem nog een kans gaven. Ook in krantenverslagen wordt hier en daar benadrukt hoe geconcentreerd maar ontspannen Euwe tijdens de match overkomt. Geen gesmijt met de stukken als hij weer eens een betere stelling remise laat lopen, geen uitvluchten of excuses. Als hij een partij verliest is hij altijd vol lof over Aljechin, maar nooit kruipt er iets defaitistisch in zijn toon. Euwe’s houding in deze match was een toonbeeld van wat iedere trainer al zijn pupillen altijd zou moeten voorhouden: morgen is er weer een dag en dan ga je gewoon weer je uiterste best doen. hulpeloos bij.
Ik denk dat Euwe in feite vrij snel merkte dat hij helemaal niet voor Aljechin onder hoefde te doen. Zeker, hij maakte af en toe fouten en verloor partijen, maar Aljechin deed dat ook. Naarmate de match vordert worden de gevechten taaier en gelijkwaardiger. En dat is precies wat Aljechin niet wilde of kon accepteren. Iemand gelijkwaardig aan hem, Aljechin? Onmogelijk!
Maar in verschillende partijen met name in het tweede deel van de match (de 20e, 21e, 23e, 25e en als hoogtepunt de 26e) speelt Euwe als een bulldozer. De kracht en concentratie druipen van zijn zetten af. In deze fase overspeelt hij Aljechin. Maar de slotfase van een match om het wereldkampioenschap heeft altijd zijn eigen dynamiek en hoewel Aljechin de match uiteindelijk nét niet meer wist te redden moet hij er in deze laatste partijen wél in zijn geslaagd om zijn zelfvertrouwen te repareren. Want aan de laatste partijen zie je duidelijk dat Euwe, aangekomen op deze ijle hoogte, even bevangen moet zijn geraakt door het huiveringwekkende uitzicht dat zich plotseling voor hem opende. Twee punten vóór met nog slechts vier partijen te gaan. Het zal toch niet waar zijn? Het zal toch niet echt gebeuren?

31.f4 gxf4 32.gxf4 Kf6 Zwart kan zijn stukken ontpennen ten koste van een pion 32... Tg6+ 33.Kf2 Ld7 34.Txa7 maar ook dit eindspel is kansloos. Het witte plan is e4–e5, pion c5 is zwak en de zwarte stukken staan passiever dan de witte.
33.e4 g5 34.f5
Euwe wint met twee verbonden vrijpionnen, maar ook 34.fxg5+ Kxg5 35.e5 wint - zwart blijft in die vreselijke penning staan. Allemaal het gevolg van 30.Ta2!.
34...h5 35.h4! gxh4 36.Kh2
Kg5 37.Kh3 Ta5 38.Lb7!
Zet zwart helemaal vast. Natuurlijk niet de kwaliteitswinst 38.Lc6? Lxc6 39.Txa5 Lxe4 en zwart houdt remise.
38...Kf6 39.Ld5 Kg5 40.Lb7 Even de zetten herhalen om vervolgens op zet 41 af te kunnen geven.
40...Kf6 41.Lc8!
Aljechin gaf zonder verder te spelen op. Wit wint of pion h4 en breekt daarna door, of kanna 41...Kg5 - zijn e-pion naar voren dirigeren.
1–0
Het wordt een dubbeltje op zijn kant. Euwe wankelt. Hij verliest de 27e partij, houdt de 28e op zijn tandvlees remise en ook in de 29e komt hij maar net met de schrik vrij. Maar dan is de crisis ook doorstaan. De laatste partij wordt een anticlimax. Met zwart speelt Aljechin de opening aarzelend en als hij de stelling wil compliceren met een nogal impulsieve, slecht doordachte aanvalsmanoeuvre komt hij al snel totaal verloren te staan. Omdat hij niet opgeeft sleept de partij zich nog urenlang voort, maar van spanning is geen sprake meer, behalve bij de duizenden fans voor wie deze machtswisseling óók nauwelijks te bevatten is. Eén zet voordat de partij moet worden afgebroken biedt Aljechin remise aan en Euwe, genereus als altijd, gaat er zonder aarzelen op in, ook al weet hij dat hij aan één woord genoeg heeft (“nee”) om zijn tegenstander tot opgave te dwingen.
Euwe dus als nuchtere practicus tegenover Aljechin, de grillige en geniale? Ja, als je het in één korte zin wil samenvatten dan kan je dat zeggen. Maar wat mij vooral duidelijk is geworden bij het aandachtig naspelen van alle dertig partijen is dat het allebei echt mensen waren, geen karikaturen die je met een simpel etiketje kunt afplakken. Ja, Aljechin wás grillig, hij had (te) weinig zelfkritiek en hij was misschien te gevoelig voor zijn demonen, de negatieve gevoelens die altijd in de menselijke geest rondwaren. En ja, Euwe wás nuchter, mentaal weerbaar en – althans in deze match – meer in staat dan Aljechin om zich voor de duur van een schaakpartij van zijn demonen af te sluiten. Maar tegelijkertijd waren zowel Euwe als Aljechin zoveel méér dan die paar aspecten die ik hier nu even bedenk en opnoem. Hun tweekamp was, in de ware zin van het woord, een gevecht van man tegen man, van mens tegen mens.
Is mijn visie op de twee wereldkampioenen inderdaad veranderd, nu ik er ‘bij’ ben geweest en over hun schouders heb meegekeken? Absoluut! Beide spelers zijn veel menselijker geworden. Aljechin is van een tactisch genie geëvolueerd naar een grillig, bezeten, egoïstisch maar briljant mens die aan het schaakspel zijn houvast ontleende. En Euwe, ja voor hem heb ik nu niet alleen meer begrip maar ook bewondering gekregen. Bewondering voor zijn schaakkwaliteiten én voor zijn door Lasker zo geroemde “morele standvastigheid”. Toen ik jong was dacht ik bij de naam Euwe eigenlijk niet veel meer dan: ja, die was er natuurlijk ook. Nu heb ik als het ware zelf gevoeld hoe ontzettend zwaar deze match voor hem geweest moet zijn en wat een absolute topprestatie het was om niet alleen Aljechin te trotseren, maar ook alle druk, vermoeidheid en spanning die er op hem af kwam.
Ik kan me nu ook heel goed voorstellen dat hij dit niet nóg een keer op kon brengen. Sommige prestaties lever je maar één keer in je leven. Toen hij twee jaar later de revanchematch van Aljechin verloor zal dat misschien eerder een opluchting dan een teleurstelling voor hem zijn geweest. Denk ik nu. Maar over twee jaar ga ik dáár eens fijn op studeren.
In deze Voorloper:
Ze is nu bijna tien jaar. Vaak werd ze tweede, maar dit jaar in september won ze dan toch het Nederlands
Kampioenschap E. Het toernooi werd gewoon op borden in een zaal gespeeld! Haar jongere zusje Sarah deed het ook heel goed met 5 punten, maar de hoofdpersoon van dit schaakportret maakte liefst 8 punten uit 9 partijen in Waalwijk.
Wij presenteren…