Herman Cohen
Portret van een vrij mens Door: Nicole Maalsté
Eind jaren zestig begaf onderzoeker Herman Cohen zich als een soort undercover in de toen sterk opkomende drugscene. Zijn onderzoek gaf een geheel nieuwe kijk op drugsgebruikers. Voor het eerst beschreef iemand van binnenuit de effecten van hasj, LSD, amfetamine en opium en hoe de gebruikers daar zelf tegenaan keken.
In een van de vorige nummers schreef ik een column over de onlangs overleden cannabisactivist Koos Zwart. Als voorbereiding had ik een doos met informatie van zolder gehaald die ik in de jaren negentig had verzameld voor het schrijven van mijn eerste boekje over cannabis: Het Kruid, de Krant en de Kroongetuigen. In diezelfde doos kwam ik ook een mapje tegen met informatie over de sociaal-psycholoog Herman Cohen. Net als Koos komt hij niet als kroongetuige in mijn boekje voor, omdat er destijds iets mis is gegaan met de opname van het interview. Maar ook hij heeft net als Koos zijn stempel gedrukt op de geschiedenis van cannabis in Nederland.
Leidsepleiners Nieuwsgierig lees ik de gekopieerde krantenknipsels en stukken uit boeken door. ‘Dr. H. Cohen promoveert op drugs. Verbod op hennep kan grote schade aanrichten’, kopt De Volkskrant op 10 oktober 1975. Het proefschrift van de op dat moment 39-jarige Cohen getiteld ‘Drugs, druggebruikers en
46
drug-scene’ verscheen dus een jaar voordat het onderscheid tussen soft- en harddrugs werd gemaakt. Het kan bijna niet anders dan dat het onderzoek van Cohen invloed heeft gehad op de loop van de geschiedenis. Ik kan me niet meer herinneren of ik hem dat heb gevraagd tijdens mijn interview met hem op 30 oktober 1991. In het vergeelde mapje zit jammer genoeg geen gespreksverslag. Ik tref slechts het begin van zijn antwoord op mijn vraag hoe hij voor het eerst in aanraking kwam met cannabis: “Dat was rond 1960. Dat ging in eerste instantie niet over cannabis maar over de perikelen met de Leidsepleiners in Amsterdam. Ik kende een aantal semi-artistieke mensen die in de cafés op het Leidseplein bij elkaar kwamen. Die mensen vonden het leuk om alles te doen wat andere mensen niet deden en dat was ook het consumeren van wiet”, vertelt Cohen.
Participerende observatie In 1969 schreven de NRC en het Parool al over het buitengewoon boeiende veldon-
derzoek van Herman Cohen, die zelf nauw bevriend was met leden uit de drugsscene. ‘Participerende observatie’ heet dat in de wetenschap. Tot die tijd was dat vooral voorbehouden aan antropologen die Indianen of andere boeiende culturele verschijnselen gingen onderzoeken. Maar Cohen zocht het dichter bij huis en bestudeerde het reilen en zeilen van zijn Hollandse vrienden en kennissen in de opkomende drugscenes. Sterker nog, het lijkt erop dat Cohen ook een rol speelde bij de verspreiding van LSD. Ene Peter ten Hoopen vertelt in een boek over de introductie van LSD dat hij met hulp van docent sociale psychologie aan de Universiteit van Amsterdam, Herman Cohen, in korte tijd een LSD-imperium wist op te bouwen in Amsterdam: “Hij (Cohen, NM) wist waar hij goede, zuivere LSD kon krijgen en hij wist hoe gemakkelijk het was in het gebruik: per suikerklontje een miniem druppeltje was al voldoende voor een onvergetelijke trip: ten kwade of ten goede.” Zou dit betekenen dat dr. Cohen zelf ook wel eens LSD gebruikte?