De schrijfclub
De afgelopen maanden kwam de Generatieclub schrijfgroep zes dinsdagen bij elkaar in het kantoor van Stadstrainers. Eerst nog wat verlegen met het delen van hun verhalen, maar gaandeweg steeds vertrouwder. Verhalen over vroeger, over liefdes en kwajongensstreken, reizen en kinderen. Maar los van de geschreven verhalen werd er gesproken over de geschiedenis, opvoeding, de veranderende wereld en de mensen die we missen. De deelnemers waren een steun voor elkaar en luisterden met interesse naar elkaars werk. In dit boekje vindt u het resultaat van die bijeenkomsten. Ik wens u net zo veel plezier en ontroering bij het lezen van deze verhalen als ik heb gevoeld.
Angela Barkhuysen
Schrijven maakte mij bewust van de woorden en gesprekken die overbodig zijn.
CAREL WERVENBOS
Vroeger
1
Vroeger
In de tussenkamer van mijn ouderlijk huis zat het plafond en het behang vol met bloedspetters. Grote platte bloedvlekken, sommige met donkere stukjes erin. Het waren overblijfselen van muggen.Het was de slaapkamer van mijn ouders. De muren waren behangen met een soort ouderwets aandoend bloemetjesbehang. Het waren muggen die doodgeslagen waren door mijn vader. Het plafond was te hoog om er gewoon met de handen bij te komen dus hij nam altijd een zwabber met een doek er omheen en duwde dit dan voorzichtig langzaam naar boven zodat de mug niet weg vloog en als de zwabber met de doek dicht bij de mug was gekomen, zeg maar op ongeveer twintig centimeter afstand, dan duwde hij snel met een ferme stoot de zwabber tegen het plafond zodat de mug verpletterd werd. Vaak lukte dat niet omdat de mug door had dat er iets veranderde door de schaduw en vloog dan snel naar een andere plek op het plafond of de muur. “Kelere etter”, zei hij dan meestal en probeerde het nogmaals totdat het lukte. Op de muur had mijn vader een andere techniek om de mug te doden. Hij nam dan een opgevouwen krant en met een snelle slag lukte het meestal om de mug te verpletteren. Dat gaf een luide klap in tegenstelling van de duw met de zwabber. Direct daarna verscheen dan een dikke bloedspat op het behang terwijl mijn vader riep “Kijk dat is mijn bloed”, waar hij gelijk in had, want mijn moeder werd nooit gestoken.
Dat gebeurde natuurlijk altijd in de zomer wanneer er grote dikke muggen waren in tegenstelling tot in de winter wanneer er ook wel muggen zijn maar die verblijven in donkere hoekjes waar ze proberen te overwinteren, in de grond of in schuurtjes in de tuinen. Ook had mijn vader een flitspuit gevuld met DDT meen ik dat het was. Een vloeistof dat in een busje zat dat boven op een soort fietspomp zat. Hij ging dan alle kamers door, de gang in en de zoldertrap op steeds maar pompende zodat het sterk ruikende giftige luchtje overal verspreid werd. Dat wij dit allemaal inademde had niemand erg in. Dit allemaal omdat hij zo’n last had van de muggen die altijd hem moesten hebben. Ook de trap van de buren die op de eerste verdieping beneden ons woonde kreeg een fikse spuitbeurt.
We woonden in een arbeidersbuurt in Rotterdam waar de meeste mannen in de haven werkten of in de huizenbouw. Stoere bonkige mannen die de oorlog meegemaakt hadden, sommigen zelf twee. Zoals de buurman van twee hoog naast ons meneer van Gelder. Samen met mijn nichtje die kinderverlamming had en een beugel om haar been had zat ik op het trapje in de tuin van mijn oma die in het benedenhuis naast ons woonde. Plotseling voelde ik iets op mijn hoofd, ik keek omhoog en zag twee gele dingen aan een touwtje hangen dat de buurman liet zakken. Ik keek hem vragend aan en hij wees daarna op zijn open mond. Mijn nichtje die zoiets blijkbaar al eerder gezien had pakte het beet en trok het van het touwtje af, ze zei “Dat is een banaan, die kan je eten”. Ze gaf er één aan mij en ik begon er in te bijten. “Nee joh, sprak zij, “die moet je schillen” en opende de banaan waarna ze er een hap van nam. Ik deed hetzelfde en proefde voor het eerst een banaan, wat een lekkere smaak vond ik dat. Buurman van Gelder werkte ook in de haven en de eerste bananenboot na de oorlog was gearriveerd in de Maashaven. De bootwerkers
mochten 10 rijpe bananen meenemen. Die waren niet geschikt voor doorvoer naar Duitsland en konden schijnbaar niet verkocht worden in de winkels, ze waren gerijpt omdat ze naast de machinekamer gelegen hadden gedurende de reis van Colombia naar Rotterdam. De bananen voor de verkoop waren nog groen en keihard, ze zaten met trossen aan stammen die in wagons werden geladen en verder getransporteerd. Later, toen ik zelf de bananen loste en de jongens vanaf een vlot in de Maashaven gingen zwemmen werd er af en toe een stam overboord gegooid. Daaraan zaten de trossen die snel verdeeld werden en opgeborgen waarna ze mee naar huis genomen werden. Ze moesten nog wel rijpen wat gebeurde hangend in de kledingkast onder de kleren of bij losse bananen in een koffer tussen lagen kranten die plat in een kast werd gezet of onder het bed. Het duurde twee tot drie weken eer dat ze rijp waren en bij opening van de koffer kon je ze al ruiken.
De oorlog waarin ik geboren ben en waar ik gek genoeg nog het één en ander van herinner, terwijl ik nog geen vier jaar oud was toen de bevrijding kwam en het vrede werd. Eén van de eerste voorvallen die ik mij herinner van de oorlog in mijn leven is dat ik huilde omdat ik bang was van hard gebonk boven op de zolder. Ik wist van de bommen die vielen omdat ik wel eens in de schuilkelder was geweest met mijn moeder en de sirenes die klonken als we dekking moesten zoeken. Meestal was dat onder de trap van het huis waar wij woonden. De harde bonk bleek later de afgezaagde hanenbalk op zolder geweest te zijn omdat de inwonende dame wiens huis was gebombardeerd en daarom in onze voorkamer woonde het koud had en de balk als brandhout had gezien. Ze werd er door mijn moeder onmiddellijk uitgezet. Ook het voorval van de man die bovenkwam op een avond en door mijn moeder werd uitgescholden voor landverrader kan ik mij nog
herinneren. Hij had een geweer bij hem en kwam vertellen dat er verduisterd moest worden. Een soort donkerblauw of zwart papier dat voor de ramen moest als het licht aanging. Dat werd gedaan om de geallieerde vliegtuigen die met bommen naar Duitsland vlogen niet de weg te wijzen. Ze konden de steden van bovenaf dan niet herkennen. Ook dolle Dinsdag toen mijn oma en andere buren dansten in de straat kan ik mij zelfs nog herinneren zoals de schoenen die ik droeg waar de neuzen vanaf waren gesneden omdat ze te klein waren. Later kreeg ik klompjes. De bevrijding kwam op 5 mei, de buren dansten weer en deden aan koekhappen en zaklopen. Voor mij en de andere kinderen in de straat was er een hardloopwedstrijd. We moesten blokjes hout van de ene naar de andere kant brengen zo snel als we konden. Ik won en we kregen allemaal een bord karnemelksepap.
ERICH ISELI
In slechts zes sessies schrijven heb ik geleerd om verhalen kort en bondig op papier te zetten. Daarbij in acht nemen dat het verhaal voor de lezer boeiend blijft. De term ‘Show not tell’ is aantrekkelijk om de gevoelens van personen of omgeving waar de gebeurtenissen plaatsvinden te beschrijven. Ook kritisch voor mezelf zijn en de tekst goed door lezen en erop letten dat de zinnen goed geformuleerd zijn.
Mijn nieuwe Fongers fiets
2
Mijn nieuwe Fongers fiets.
Mijn oudere zussen en mijn oudere broer hebben al een fiets gekregen. Nu ben ik de gelukkige om ook een nieuwe fiets te krijgen. Al die tijd heb ik de fietsen van mijn oudere zussen gebruikt. Goed op het zadel zitten van de damesfietsen vond ik niet erg. Op de pedalen en staand fietsen ging aardig goed. Het voordeel van deze bouw van de damesfietsen was dat ik beter op en af kon stappen. Die vervelende horizontale buis bij de herenfiets was voor mij nog te hoog om echt veilig te fietsen.
Maar nu is de tijd aangebroken om mijn eigen herenfiets in ontvangst te nemen. Mijn mama heeft me al gelijk gezegd om zuinig te zijn op deze fiets. Deze woorden staan nog altijd goed in mijn geheugen gegrift. Bij het ontbreken van een goede schuur mag ook mijn fiets bij ons in de gang staan. Zo kan ik altijd voor het naar bed gaan even mijn fiets bewonderen. Wellicht is dit het begin geweest van mijn liefde voor het fietsen.
Mijn fiets was in het begin nog te groot voor mij, daarom werden op de pedalen houten blokken gemonteerd. Hierdoor kon ik er beter op fietsen om het zogenaamde zagen op het zadel te voorkomen. Deze blokken konden na twee jaar worden gedemonteerd. Inmiddels was ik centimeters gegroeid.
Vele tochten hebben mijn broer, vrienden en ik gemaakt richting Barendrecht, Ridderkerk en zelfs naar de Moerdijkbrug.
Soms ben ik alleen op pad gegaan en het is mooi om het gezang van de banden op het wegdek te horen. Hoe intenser het zingen van de banden te horen, hoe sneller ik moest trappen. Wassen en schoonmaken, verder onderhoud aan de fiets heb ik niet gehad.
Waar is mijn Fongers fiets nu?
GEERT DAAMS
Ik ben nu enige weken begonnen met de schrijfcursus. Nadat ik een Levenslijn op papier heb gezet ben ik bewust bezig gebeurtenissen uit mijn verleden op papier te zetten. Ik merk dat ik me nog vele dingen herinner, met name vanaf de leeftijd vanaf mijn 12 en met plezier hier mee bezig ben. Dit “proces” houdt mijn geheugen in conditie aangezien ik soms ver terug moet om het e.e.a. te reconstrueren. Deze schrijverscursus kan ik eenieder aanbevelen om zodoende ook gedachten op papier te zetten en niet alleen verbaal verhalen over te brengen. In mijn vrije tijd speel ik o.a. bridge, een kaartspel waarbij je geheugen ook aktief wordt belast en hopelijk fit blijft.
Herinneringen uit mijn jeugd
3
Herinneringen uit mijn jeugd
‘Opa ben je weleens naar een schoolfeest gegaan?’
Deze vraag stelde mijn kleinzoon me toen we onlangs in de ochtend, om circa 9 uur met de tram naar het station reden. De vorige avond was Alessandro namelijk naar een schoolfeest gegaan in de Maassilo in Rotterdam Zuid. Omdat het te ver was om naar huis te gaan sliep Alessandro bij ons.
‘Dat kan ik mij niet meer herinneren’, zei ik, ‘Wel op een eindfeest, maar aan het begin van een schooljaar zeker niet. Times are changing Nano (dit is zijn bijnaam)’.
Op station Rotterdam Centraal gaf ik hem een knuffel en zag hem richting bus 33 lopen die hem naar school bracht. Ik haastte me om de intercitytrein naar Utrecht te halen. Met mijn zoon had ik afgesproken hem te helpen met wat kluswerk. Het was donderdag, Er waren nog niet veel reizigers in de trein en voldoende plaats om rustig te kunnen zitten. De vraag van mijn kleinzoon bleef nog rondhangen in mijn hoofd. Wat deed ik zoal toen ik dertien was? Mijn oudste zussen, toen werkzaam in de verpleging, hielpen mijn moeder als ze thuis waren in de huishouding. Wij jongens (mijn 2 broers en ik) hadden altijd de zaterdag ochtend klussen. Mijn taak was om alle schoenen van het huis te poetsen, mijn broer Jo moest altijd de loper van de trap schoonmaken, dat wil zeggen; de roedes uithalen, kloppen met de mattenklopper en de loper weer terugplaatsen op de trap. Mijn jongere broer Frans, die goed kon rekenen, moest altijd boodschappen doen bij zo’n buurt kruidenier. Hiervoor kreeg hij een boodschappenlijstje mee van mijn moeder. Vaak stond er zelfrijzend bakmeel op, want op zaterdag middag werd er cake of appeltaart gebakken. Er hing dan zo’n fijne baklucht in het huis.
Ik herinner me ook dat er een mangel (wringer) zat op onze wasmachine, en dat wij jongens om beurten de kleren moesten mangelen. De gewassen dekens waren het zwaarst. Een droger bestond toen nog niet. De wasmachine was een zogenaamde bovenlader, vierkant van vorm, waarin een vleugel, gemaakt van hard kunststof was gemonteerd. Deze vleugel van de wasmachine begaf het eens. Mijn vader nam het mee naar zijn werk en er werd een aluminium versterkingsplaat op aangebracht. De vleugel heeft het vervolgens nog jaren uitgehouden.
Toen we wat ouder waren ging ik, samen met mijn broer Jo op de zaterdagen en ook wel eens zondags wat bijverdienen.
Van het plukken van alle type bonen en met paard en wagen de groenten naar de veiling brengen, tot het hooi opslaan op de hooizolder en het maaien van sloten ter verbetering van de afwatering om de akkers. Met het laatste konden we het meeste verdienen. Soms wel tot 100 gulden op een zaterdag. Was wel zwaar werk, maar we waren toen ook vrij jong 17-18 jaar. In een later stadium gingen we bijverdienen als kelner bij een lokaal Chinees-Indisch Restaurant in Schijndel. Werken tegen, ik meende 10% bedieningsgeld. Van de 1000 gulden omzet, kreeg je honderd gulden. Met een apart extra bedrag voor de fooien was dat een prima verdienste in 1970. Het verdiende geld kwam goed van pas in het weekend als we uitgingen. Ook hebben we hiermee een kleine auto gekocht, waardoor we mobieler werden en minder afhankelijk van tijd. De stad Eindhoven en omgeving was ons uitgaansgebied. Je
leerde daardoor ook steeds meer mensen kennen, waarvan er een aantal tot op heden vrienden zijn gebleven. Toen we gingen studeren, waren de zomervakanties van 7-8 weken vrij gebruikelijk. We gingen toen werken in de bouw in Duitsland, via een netwerk van zogenaamde koppelbazen. Je maakte lange dagen van 10 uur, en met een werkweek van 50 uur verdiende je circa 550 gulden. Dit zijn netto verdiensten die je nagenoeg kon sparen, aangezien je in het weekend geen behoefte meer had om uit te gaan en derhalve deze verdiensten als zakcentje kon beschouwen voor de periode daarna. Het bijzondere was dat je dit werken ook als vakantie beschouwde, wellicht door het feit dat dit in het “buitenland“ was.
Ik zie vanuit mijn ooghoek dat we Utrecht naderen en voel dat de intercitytrein gaat afremmen. Ik kijk op mijn horloge en zie dat het alweer 10.30 uur is. Wat heb ik toch een leuke jeugd gehad en ik besef dat ik me er nog veel van herinner.
Terug van weg geweest
DOOR ERICH ISELI
4
Terug van weggeweest.
Het is herfst 1967 en onaangenaam koud. Ik sta met mijn koffer langs de rijksweg. Ik heb de beslissing genomen om uit huis en uit Nederland te gaan.
Helaas, geen enkele automobilist neemt mij mee. Wat nu? Ik heb het telefoonnummer van mijn oudere zus en loop de stad in op zoek naar een telefooncel. Het is inmiddels donker geworden en laat in de avond.
Gelukkig is zij nog wakker. Natuurlijk mag ik bij haar logeren, want zij weet hoe de karakters van mijn vader en van mij zijn. Ik wil zelfstandig zijn, verlaat school en vind werk. De oproep voor de militaire dienstplicht geeft mij de mogelijkheid om Nederland te verlaten.
De opties zijn Suriname en Duitsland en voor beide schrijf ik me in. Het wordt Duitsland.
Door die dienstplicht ben ik geen echte vent geworden, wel een verliefde jonge man. In het stadje nabij de kazerne ontmoet ik mijn eerste grote liefde. Na mijn diensttijd verhuis ik naar Hannover om dicht bij haar te zijn.
Zonder een vakopleiding kan ik alleen als hulpje beginnen. Het knaagt aan mij dat ik dit werk als een soort bediende moet doen. Bovendien kunnen mijn vriendin en ik onze wensen met zulke banen nooit realiseren. Mijn vriendin zoekt daarom een opleidingstraject voor mij uit. Mijn Nederlandse vooropleiding wordt niet erkend. Dat betekent: ik moet opnieuw beginnen. De uitgezochte weg verlangt van mij extra jaren te wachten om
het einddoel te bereiken.
Ongeduld en onzekerheid hebben gedurende de opleidingsperiode hun intrede gedaan. Helaas wordt de liefde schadelijk aangetast.
De verschrikkelijke dag breekt aan dat mijn vriendin en ik besluiten om afscheid van elkaar te nemen. De opleidingen zijn voltooid, maar het belang van dit traject en de voltooiing ervan zie ik niet meer.
Eén lichtpuntje is er wel. De verstandhouding met mijn vader is na al die jaren verbeterd. Zijn voorstel om weer bij hem in huis te komen wonen grijp ik met beide handen aan.
ERICA DAAMS
Door de schrijfcursus heb ik met plezier stil gestaan bij mijn verleden. Hoe mooi was het om door de specifieke schrijfopdracht een fijne herinnering terug te halen. De woorden kwamen als vanzelf op het papier, Ik werd daar heel blij van!
5
Een kostbare herinnering aan mijn jeugd
Een kostbare herinnering aan mijn jeugd
Mijn jeugd heb ik doorgebracht in het woonoord Lunetten, het voormalige kamp Vught. Ik heb in tegenstelling tot vele Molukkers een onbezorgde jeugd gekend. Dat niet wil zeggen dat mijn ouders het makkelijk hadden zowel financieel als mentaal. Dat werd wel gevoeld. We woonden in barak 4, kamer 55, met velen op een klein oppervlakte.
Dat ik leuke herinneringen heb, zegt alles over mijn ouders en ons gezin. Mijn moeder was Nederlandssprekend. Haar vader was een zendingsdominee en ze heeft op een Nederlandse school gezeten. Ze was relatief vooruitstrevend. Aanvankelijk werd het eten voor ons gemaakt in de algemene gaarkeuken, dan ging er een sirene en dan moesten we met de rantang* het eten ophalen. Ik mocht altijd met mijn vader mee. Ik herinner me dat hij met zijn wijsvinger de deksel van de pannenset moest dichtdrukken.
Het idee was dat Molukkers in Nederland tijdelijk verbleven, dat is de reden dat ze niet deelnamen aan het arbeidsproces, Ze waren ook stateloos en hadden geen paspoort. In die tijd werd de deelname van Molukkers aan het arbeidsproces ook tegengehouden door de vakbond in het kader. Al gauw genoeg besefte mijn vader dat wij niet konden rondkomen van het geld. Hij was de eerste die een baan ging zoeken buiten het kamp. Dat bracht ook spanningen met zich mee.
Het werd hem niet in dank afgenomen door de Molukkers zelf (ze waren “not amused”). Werken was contra de politieke visie. En toch ging hij werken, bij Piet de Gruyter& Zn in den Bosch, een graan-en gruttersbedrijf. Vanaf dat moment hadden we het beter. Hij kon zijn gezin met zeven kinderen onderhouden, we hadden eten.
Mijn moeder kon vanaf dat moment ook koken wat zij vanuit hun land van herkomst aten. Mijn moeder ging elke zaterdag met de bus naar Den Bosch. Lijn 4 stopte voor het kamp. Mijn moeder ging dan met mijn zus Lenny naar de markt. Lenny was toen 14 jaar oud en moest alle kraampjes aflopen om te kijken waar de groenten het goedkoopst was.
Mijn moeder zorgde er altijd voor dat er lekker eten was. Als ik vanuit de basisschool school thuiskwam, kwam de kooklucht me al tegemoet. Achteraf vraag ik me af hoe ze dat deed met zo weinig geld. Zo veel lekkers.
Ze bakte niet met een elektrische ovens maar met een ‘wonder pan’. Een grote pan met een kijkgaatje van bovenaf. Vaak denk ik terug aan de zaterdagen dat mijn moeder naar de markt ging. Een vast ritueel was dat ze één zak patat kocht, met mayonaise. Ik geloof dat dat toen 25 cent, plus 5 cent mayonaise kostte.
We gingen dan allemaal aan tafel zitten en iedereen mocht één frietje pakken met mayonaise. Ik vond het heerlijk! Ze kwam altijd op dezelfde tijd terug uit Den Bosch. En zo klein als ik was, ging ik naar de bushalte om haar op te halen. Al huppelend rende ik haar tegemoet, omdat ik wist dat ze een zak patat in haar tas had zitten. Dat fijne moment draag ik nog steeds met mij mee.
Terugkijkend is het zorgzaam zijn iets dat in ons gezin is voorgeleefd is. En in het HIER en NU ook waarneembaar is, bij alle gezinsleden.
Naast het gewone leven, speelt het eten altijd een manifeste rol in ons leven! Je kunt bijna zeggen dat het met het gen is meegegeven.
“Eten moet je altijd geven (lees delen)”, dat zei mijn moeder altijd en dat doen wij nu ook nog.
* Een rantang is een etensdrager met een set van verschillende etensbakjes die op elkaar gestapeld worden.
Het Thuistheater
DOOR CAREL WERVENBOS
6
Het Thuistheater
Het was een drukkend hete dag ergens in de het midden van de zeventiger jaren van de vorige eeuw. Ik lag lui en naakt op het bed met een bamboestok in mijn hand die ik op de kermis gewonnen had, en soort wandelstokje, televisie te kijken. Het Tv-toestel stond binnen reikwijdte mét de stok op een kast tegen de muur. Af en toe moest ik met de stok een tik op de TV geven omdat het beeld scheeftrok. Als ik erop tikte was het weer recht.
Plots ging de bel en ik liep naar het touw om de deur mee open te trekken aangezien wij op de tweede etage woonden in een oudere arbeidswoning in een gemiddeld drukke straat, waar de benedendeur middels een touw via de eerste naar de tweede etage geleid werd.
Ik trok aan het touw en ik hoorde de deur opengeduwd worden, een stem riep “Ja, die zak buiten!” “Welke zak?” riep ik terug. “Ja, dat weet je wel, we zijn van de milieupolitie en we hebben lange gummihandschoenen, we hebben die zak opengesneden en er zat post van dit adres in met uw naam erop! “
Op dat moment dacht ik aan de volle vuilniszak die bij de trap naar beneden klaar stond om mee te nemen en morgen buiten te zetten. Hij stond er niet meer. Ik besefte dat mijn vriendin, die op visite naar mijn broer was gegaan een straat verderop, die zak alvast had meegenomen en buitengezet, niet wetende dat de vuilniszakken in deze straat eigenlijk pas in de ochtend vroeg buiten konden worden geplaatst om ter ophaling aan te bieden aan het vuilnisophalingsbedrijf. Daar het die avond in verband met het ingaan van de zomertijd langer licht bleef, was het de milieupolitie niet ontgaan dat de zak te vroeg was buiten gezet.
“Dus uh, wilt u gelijk even naar beneden komen om die zak weer binnen te zetten?”, ging de stem verder.
“Dat doe ik niet.”, riep ik terug en aanschouwde mijn naaktheid in een spiegel nabij en terwijl ik dat zei kon ik gelijk aan mijn zak krabben.
“Als u die zak niet binnenhaalt dan moet ik de politie erbij halen”, riep de stem “Je kijkt maar wat je doet joh”’ schreeuwde ik terug.
Ik hoorde de deur sluiten en 20 tot 30 minuten gingen voorbij, terwijl ik liggend op bed het televisieprogramma verder volgde. Toen ging de bel weer. Ik trok aan het touw en een andere stem riep:
”Politie, wilt u even naar beneden komen?”
“Nee joh”, riep ik terug.
“Mijnheer er staan hier twee mensen van de milieupolitie die willen vragen of u die vuilniszak weer binnen wilt zetten anders krijgt u een bekeuring van hen, dus kom nou effe naar beneden”!
“Nee joh”, zei ik weer. “Mogen we dan even boven komen,” vroeg een nieuwe stem. “Natuurlijk”, riep ik naar beneden.
Ze kwamen de trap op, zetten hun platte petten op en trokken hun stropdas recht. Pas toen ze bijna boven waren wendden zij hun gezichten naar mij op en zagen mij daar staan, in al mijn nature-zelf.
“Welke zak bedoelt u?”, vroeg ik aan de nieuwe stem. “Oh”, zei degene die vooropliep. ”Stond u net onder de douche?” “Nee”, zei ik ”Waar kan ik u mee van dienst zijn?”
“Luister mijnheer,” zei hij op zachte toon “er staan twee mensen van de milieupolitie beneden. Kleedt u zich even aan en ga mee om die mensen te woord te staan”.
“Nee joh”, zei ik. “Joh kom op nou, doe dat nou effe, het zijn gemeenteambtenaren dus die kunnen je bekeuren”.
“Nee joh”, zei ik weer.
“Mogen die twee dan ook even bovenkomen? “ vroeg hij. “Tulik, let’s have a party“.
De tweede politieman ging naar de gang en riep naar beneden: ”Heren komt u even boven!”.
Niet veel later kwamen twee personen in een groen uniform met petten op en stropdassen aan, bij mij de kamer binnen lopen.
De één had een potloodje achter zijn oor, wat hij pakte met een zwierig gebaar en de ander trok routineus een soort van notitieboekje uit zijn borstzak.
“Mag ik uw naam en uw geboortedatum”, vroeg hij op barse toon.
“Hebbie toch net gezien op de post die u uit de vuilnisbak heeft gehaald en op het naambordje?”
“Ja maar die zak buiten…”
Ik interrumpeerde hem: “Nou dan, wat wil je dan, mij een bekeuring geven of zo. Waarom?”
“Ja”, omdat u de vuilniszak te vroeg heeft buitengezet”, “Nee joh”, zei ik weer, “die heb ik niet buitengezet dus uh, daar kunt u mij geen bekeuring voor geven.“
“Oh nee, wie dan? “ vroeg hij.
“Mijn vriendin joh, en die is hier niet, dus jullie kunnen rustig weer vertrekken want je begrijpt wel dat IK daar geen weet van heb. “
Ik zag de nieuwe stem in een echt politie uniform de ander aankijken en knipogen, waarbij een glimlach op zijn gezicht kwam. Samen gingen ze kijken hoe de milieudeskundige dit ging oplossen.
“Waar mag die wel zijn dan?”
“Nou, die is net even op visite bij mijn broer ...dus uh..
“Uh ..enneeh..hoe laat komt ie thuis dan?”
“Weet ik niet…dus uh….”
“Ja maar ze komt weer terug..” “Hopelijk wel, maar je weet ‘t nooit ..”. dus uh…
Ondertussen stonden de twee politiemannen elkaar glunderend aan te kijken.
“Okay, hoe laat ongeveer, over een uur of zo?”
“Ik Denk het,..zou kunnen” dus uh… “Goed, dan komen we vanavond terug” “Bedankt Heren” zei hij tegen de twee politiemannen en ze verlieten de kamer.
Ik ging weer verder waar ik mee bezig was: uitgekleed liggen luieren met een stok in mijn hand, nee die niet, maar die stok om het tv-apparaat te corrigeren.
En…ja hoor daar kwam Joanne binnen, Ze trok haar zomerjasje uit en wilde gaan zitten toen de bel ging. Zij spoedde zich naar de trap, trok aan het touw en kwam toen weer binnen met de verbaasde uitroep: “Iets met de politie of zoiets, of milieupolitie en of tie boven mag komen?”
“Ja dat mag hoor” zei ik.
Zij weer naar het trapgat “Zo mevrouwtje, dus u bent degene die de vuilniszak buiten heeft gezet”, “Pardon?” vroeg Joanne “Ja u weet het wel”, zei hij weer met dreigende stem. Vragend keek zei mij aan en ik knipoogde. “Dat gaat u geld kosten”, zei die onbeschofte vent.
Ik legde het verder uit aan haar en vroeg aan die kerel hoeveel dat dan wel ging kosten. “Vijf gulden”, zei hij, waarna Joanne en ik in lachen uitbarstten. Zij gaf hem vijf gulden en zei “Dag meneer, goedenavond verder”
Dat was een goedkoop thuistheater voor vier man in uniform.
Onze eerste ontmoeting
DOOR ERICH ISELI
7
Onze eerste ontmoeting
Mijzelf in schrijven bij een datingsbureau heeft niet mijn voorkeur.
De aangemelde mensen gaan er al vanuit dat ze een vaste partner of relatie zoeken. Je krijgt van die vreemde vragen en lijstjes waaraan de kandidaat moet voldoen en dan mag je dat afvinken als zijnde voltooid of goedgekeurd. Alleen al de gedachte daaraan maakt mij een beetje ziek.
Snuffelend op internet zie ik ineens websites waar sportmaatjes worden gezocht. Wandelen, op het strand in de zon verbranden, op terrassen zitten zijn niet mijn specialiteiten. Uit zijn, buiten zijn op mijn racefiets dat wil ik. Om die reden heb ik mijzelf gedwongen om zoveel mogelijk buitenshuis te zijn. Nieuwe onbekende streken en fietspaden zoeken. De meeste mensen die zich op deze website hebben aangemeld rijden op een elektrische fiets. Fietsen op een elektrische fiets is toch voor oudere mensen die niet kunnen fietsen? Mannen die jonger zijn dan ik of van mijn leeftijd zijn op een racefiets, kan ik misschien niet bijhouden. Man oh man, wat wil ik toch. Toch maar dames, die op de e-bike graag onderweg zijn, een kort bericht sturen. Afwachten wat zij te schrijven hebben en hoeveel kilometers zij per toertocht willen afleggen.
Ik zal maar gelijk meerdere vrouwen aanschrijven en een afspraak maken.
Wauw. Dat is goed gegaan. Haar naam, Emma, klinkt ook goed. Leuk dat Emma zo snel op mijn bericht reageert. Ik heb wel een jongere leeftijd opgegeven, maar wat maakt dat nu uit.
De roepnaam Dolf van mijn vader heb ik even geleend. Mijn voornaam en leeftijd geef ik pas wanneer ik iemand ontmoet die ik aardig vind.
Emma heeft wel aangegeven dat zij een e-bike heeft. Door haar snelle reacties op mijn berichten ben ik nieuwsgierig geworden hoe de combinatie e-bike en racefiets verloopt. Ik merk ook in haar schrijven dat zij graag onderweg is met de fiets. Als het zonnig en droog weer is vindt zij het zelfs heerlijk om buiten te zijn.
In de paar dagen dat wij elkaar telkens schrijven begin ik je anders te benaderen.
Ik schrijf zelfs dat ik geniet om een bericht van je te ontvangen. Wel heb jij de tijd voor onze eerste ontmoeting naar een later tijdstip verschoven, later in de ochtend. Jij hebt gedacht dat het nog te fris is voor mij om zo vroeg op de fiets te stappen.
In dit jaargetijde kan het in het begin van de dag nog kil zijn. Ik vind het niet erg om vroeg op stap te zijn. Echter, jij wilt niet van mij verlangen dat ik voor onze eerste ontmoeting al zoveel kilometers op de fiets onderweg ben. Vooral ook omdat ik niet in dezelfde stad woon. Ik vind het juist goed en gezond om veel kilometers te fietsen.
Ik kan erom lachen dat jij al twee keer de locatie hebt gewijzigd zodat vooral ik niet een te lange weg moet fietsen om elkaar te kunnen zien.
Jij wilt zorgdragen dat jij en ik samen op het bankje kunnen genieten van onze eerste ontmoeting met een kopje koffie en iets lekkers erbij.
Vele berichten heb jij al geschreven, maar ook ik. Het wordt een grote verrassing. De manier waarop jij de zinnen op papier zet vind ik iets beloven en spannend. Wel heb ik vertrouwen in onze eerste date, in het bijzonder omdat de weersvoorspellingen een mooie droge warme dag voorspellen.
Hoe kan ik je herkennen?
De enige foto die ik van je heb is die jij op de website hebt geplaatst. Jij kunt mij herkennen aan de rode racefiets en mijn raceoutfit. Deze zal bestaan uit een smalle strakke racebroek en de bijpassende raceschoenen.
Het racejack is lichtgroen van kleur en strak over mijn bovenlijf. Op mijn hoofd draag ik een racehelm, rood met witte strepen. Daar kom jij aangefietst op jouw snelle e-bike. Wat een lieve en vriendelijke begroeting. En jij ziet er prachtig uit. Netjes gekleed.
In tegenstelling tot de raceoutfit die ik heb aangetrokken. Jij neemt gelijk de leiding en ik heb niets in te brengen. Jij dirigeert mij richting een park waar een bankje in de zon staat.
Uit de fietstassen verschijnen krentenbollen, thermosfles, kopjes en een kleedje. Zorgvuldig leg jij het kleedje op de bank. Jij serveert mij een kopje koffie. Daarna overhandig jij mij een krentenbol belegd met kaas. Ik kijk verbaasd.
Zoiets heb ik nog nooit gegeten. “Eet maar! Het is goed voor je!”
Wonder boven wonder het smaakt goed.
Ik voel me schuldig dat ik mijn echte naam en leeftijd niet heb vermeld.
“Oh, dat doen meerdere mannen.” Is jouw reactie. Nadat ik mijn echte naam en leeftijd heb gezegd, glimlach jij lief.
Jij bekent dat jij ook niet je echte naam op de website hebt geplaatst. Verder blijkt dat wij dezelfde leeftijd hebben. Nadat wij deze bekentenis hebben gedaan is het ijs gebroken en beloven we elkaar eerlijk te zijn.
Ons nieuwe avontuur heeft een vrolijke start met een bekentenis. Een bijzondere eerste ontmoeting.
Nu blijkt nog steeds dat wij elkaar veel te vertellen hebben.
8
Enige reisverhalen uit de Levenslijn van Geert Daams
Enige reisverhalen uit de Levenlijn van Geert Daams
Nu alweer 47 jaar geleden leerde ik mijn vrouw Erica kennen Ze woonde in Utrecht op kamers en ik studeerde in Eindhoven. Ze kende mijn jongere zusje die toen ook in Utrecht studeerde en we ontmoetten elkaar voor het eerst in 1975, op een verjaardagsfeestje van mijn zusje.
Een type dat wel bij mij paste dacht ik. Ambitieus, reislustig, sportief en family minded. Zo ben ik eigenlijk ook tòch. In het weekend kwam ik vaak naar Utrecht en we leerden elkaar goed kennen. We besloten eind 1976 te gaan samenwonen in Eindhoven, de stad waar ze ook ging werken. Ze kwam uit de medische hoek en vond vrijwel direct een baan in het Karregat, een medisch centrum. Op haar brommertje, een simpele solex reed ze elke dag naar haar werk, van oud Woensel naar het Karregat, een nieuwe wijk in Eindhoven. In juli 1977 trouwden we en Rubine, onze dochter werd geboren in december 1978. We waren erg blij met haar en genoten van haar als baby. In maart 1980 namen we een baby op als kind in ons gezin. Ik kende de vader, een student uit India, wiens vrouw bij de geboorte plotseling overleed en die verder geen familie had in Nederland. Vanuit het Sofia kinderziekenhuis in Rotterdam is Asha, toen ze 7 weken oud was bij ons gekomen. Liefdevol hebben we haar ruim anderhalf jaar kunnen opnemen in ons gezin, tot de vader haar mee nam naar India. Haar oma van moederszijde was zwaar ziek en wilde haar voor haar overlijden nog graag zien. Met veel begrip, maar het viel ons zeer zwaar, hebben we afscheid moeten nemen van Asha (dat betekent hoop). Dat heeft ongemerkt toch even geduurd tot alles weer normaal werd.
Rubine vroeg steeds waar is Asha, niet begrijpend dat ze niet meer terugkwam. Gelukkig werd onze zoon Sander geboren in januari 1982. Zo kreeg ze weer een speelmaatje.
Vanaf 1993 begon voor ons de periode dat we lange buitenlandse vakantie gingen maken. Voor deze periode bleven we in Europa en reisden we veelal met de auto. De vele vakantie brochures met schitterende foto’s hebben ons geïnspireerd naar verre oorden te gaan. We zijn ons ook gaan interesseren voor de zeven wereldwonderen en besloten deze zoveel mogelijk te gaan bekijken. Laat onverlet dat we daarnaast ook vele andere reizen hebben ondernomen. De val van de Berlijnse muur in 1989 heeft ons geïnspireerd om vele jaren daarna Berlijn te bezoeken. Ik herinner me nog goed dat in de tijd van de “koude oorlog”, JFK Berlijn bezocht en de woorden uitsprak “Ich bin ein Berliner”om de steun van de VS aan Duitsland kenbaar te maken.
In 1993 gingen we voor het eerst naar Indonesië, het land waar zowel Erica als ik zijn geboren. We wilden onze kinderen vertellen over onze roots, onze families, maar bovenal laten zien hoe mooi het land en de mensen zijn. Ook vele soorten vruchten, bloemen en diverse soorten landschap, zoals bergen en oerwoud gaan we zien, beloofden we onze kinderen. Ons tweede wereldwonder op onze reis was de Borobudur, (de eerste was het Colosseum in Rome). De grootste Hindoetempel ter wereld (zelfs buiten India!!!) hebben we op Java bezocht.
De Borobudur is gebouwd in de Sailendra- dynastie, in de periode 750-842 na Christus. Indrukwekkend, verhalend en een verbazingwekkend bouwwerk. In die tijd was het hindoeïsme kennelijk al een wereldgodsdienst.
Een aantal van onze overzeese reizen zijn overigens min of meer gekoppeld aan bijzondere gebeurtenissen die de wereld is overkomen. Allen onvoorzien, maar des al niet te min was het interessant om deze reizen te hebben gemaakt.
MELANIE PINAS
Houden van Melanie Pinas
9
Houden van – Melanie Pinas
Ik ben opgegroeid in Suriname, ik ben op mijn 23e naar Nederland gekomen.
Ik zit nu met mijn ogen vol tranen, omdat ik nooit nadenk over vroeger. Daar ben ik over gaan nadenken door een vraag die in de schrijfgroep gesteld werd. ‘Van wie heb je nu echt gehouden’. Ik zocht overal, maar ik kon het niet vinden. Teruggaan in de tijd is goed voor mij. Het was niet zoals ik dacht. Ik ben nooit stil blijven staan. Ik was altijd gewoon aan het leven. Het was niet slecht, maar het had ook anders kunnen gaan. Ik heb iets gemist toen ik jong was. Zelf doe ik het anders. Ik moet door. Ik ben met iedereen bezig. Ik ben er altijd. Ik ben er ook voor andere kinderen die niet mijn biologische kinderen zijn.
Ik hou van allemaal.