Bladrammenas ploegen in bevroren grond
“Waarom we op dit moment aan het ploegen zijn? Nou, omdat het we het gister niet afkregen”, vertelt Spelde lachend, “Nee we heb het zo laat mogelijk gedaan, maar veel langer moet het niet duren, want dan is de grond weer te hard. De grond is niet te nat, dus dat is ook prettig.”
De bladrammenas wordt met zevenschaars wentelploeg omgeploegd. Een voorbewerking,
door middel van het maaien van het gewas, bleek niet nodig.
“Het ging nog steeds hartstikke mooi.” Volgens Spelde is een diepte van 22 tot 25 centimeter voldoende om het optimale resultaat te halen. “We werken de groenbemester onder om het humusgehalte te verhogen en de beworteling te verbeteren.” Op het perceel worden aankomend seizoen aardappelen geteeld. Van Liere Landbouw beteelt ongeveer
vijfhonderd hectare, waarbij aardappelen het belangrijkste gewas zijn.

De John Deere 8335 RT, die altijd voor deze ploeg staat, komt hier goed van pas. De rupsbanden onder de 335 pk trekker in combinatie met het werken met gps zorgt ervoor dat deze in een rechte lijn rijdt. Het keren met de John Deere gaat heel eenvoudig vanwege
de rupsbanden, waardoor je niet hoeft te steken op de kopakker. Albert Spelde geeft aan tevreden te zijn over de combinatie van de John Deere 8385 RT met de wentelploeg van Kverneland.


•
Bekijk het filmpje van de ploegwerkzaamheden op Akkerbouwbedrijf.nl
AAN TAFEL BIJ...
Aan tafel bij Klaas Schenk P.2
STRATEGIE EN ONTWIKKELING
De Databoerin P.4 Gevolgen van Brexit en EU-regels P.6
Rassenshows aardappelhandelshuizen P.8 Strategie van Agrico P.12 Schijnwerpers van HZPC P.13 Rassenkeuze suikerbieten KWS P.14
PLANTGEZONDHEID
Yara-meststoffen P.16 Fertipaq voor zwavelbehoefte P.18 BASF Revytrex P.20
VEREDELING
Vlaamse start-up richt zich op soja P.22
BEWAREN EN VERWERKEN
Quality Grader bij Scholtens Luttelgeest P.24

MECHANISATIE
Het succes van SU-Tech uienladers P.26 Havelaar: Schoffelen en robotiseren P.28
ERMO: Opkomst van diepploegen P.30 Nieuwste Grimme kooloogster in Noord-Holland P.32 Nostalgische rooier van Kleine P.34
BODEM
Prosu Podcast P.36
BEURS

Beursverslag van Interpom 2022 P.37
Sluipschutters op gebreken
met boerengenen
“ Niet meer meedoen aan huidige rat race”
Akkerbouwer Klaas Schenk uit Anna Paulowna wilde enige jaren geleden naar minder financiële risico’s en minder teeltrisico. Uit een eigen analyse kwamen een twintigtal opties naar voren. Door dertig hectare grond te verkopen was hij én van zijn hypotheek af én kon hij investeren in veel zaken die het teeltrisico verkleinen. Schenk: “Dat ik het roer omgegooid heb is ook omdat ik gewoon niet meer mee wilde doen aan de huidige rat race waar de akkerbouw momenteel in zit.” Tekst en beeld: Dick van Doorn
"Mijn opa is hier in 1935 begonnen”, vertelt Klaas Schenk, akkerbouwer en bestuurder van de vakgroep Akkerbouw & Vollegrondsgroente van LTO Nederland, aan de woonkamertafel in zijn boerderij in het Noord-Hollandse Anna Paulowna. “En mijn vrouw Valéry en ik namen het in 2004 over van mijn ouders.” Het bedrijf was op dat moment 57 hectare groot, waarvan 42 hectare eigendom en vijftien hectare ruilland. Hier werd 29 hectare pootgoed, achttien hectare graan, vijf hectare suikerbieten en vijf hectare zaaiuien op geteeld.
Bij de overname van de ouders van Schenk besloten hij en zijn vrouw om te groeien met het akkerbouwbedrijf. Zodoende zat het bedrijf in 2008 al op zo'n 85 hectare, waarvan 55 hectare eigen land en dertig hectare huur- c.q. ruilland. Hij huurde vooral grond van veehouders. Hij teelde in die tijd 45 hectare pootgoed.
Naast het fors verruimen van het aantal hectares besloot familie Schenk in 2004 om ook de bewaring te vernieuwen en fors uit te breiden. De oude bewaarschuur van vierhonderd vierkante meter werd gesloopt en er kwam een loods van
vijftienhonderd vierkante meter voor terug. Verder hield de familie het tractor- en machinepark up-to-date. Schenk: “We hebben in die jaren tonnen in onze mechanisatie gestoken en ook grote aardappelsorteermachines van Schouten Sorting Equipment en DT Dijkstra gekocht. Die kochten wij gezamenlijk met maatschap Wilms uit Anna Paulowna, een akkerbouwbedrijf waar wij sinds 2008 nauw mee samenwerken.”
RISICO-INVENTARISATIE

De familie Schenk besloot in 2016 om een risico-inventarisatie te maken. Ze besloten bewust om eerst zelf een risico-inventarisatie te maken en pas daarna een bedrijfsadviseur er naar te laten kijken. “Vooral om niet vooraf beïnvloed te worden,” aldus Schenk. “We hebben deze risicoinventarisatie tevens bewust laten checken door mensen van buiten de landbouw, omdat die er weer heel anders tegenaan kijken.” Belangrijkste redenen om een inventarisatie te maken was omdat de kwaliteit van het huur, soms minder was. Dit zorgt dus voor een teelt- en oogstrisico. Bovendien liggen die gronden vaak op zo’n vijftien kilometer van de thuislocatie af. Verder komt
er ook op de akkerbouwsector natuurlijk veel nieuwe wetgeving af en welke gevolgen heeft dit dan voor je bedrijf.
Uit de risico-inventarisatie kwam een twintigtal bedrijfsontwikkelingsmogelijkheden. In hoofdlijnen kwam dit op drie mogelijke ontwikkelingen uit. Ten eerste, doorgaan in de huidige rat race in de akkerbouwsector en dus verder groeien met het bedrijf, maar daar zaten een hoop haken en ogen aan. “En deze optie zou ook ten koste gaan van ons gezinsleven en dat wilden wij niet”, aldus Schenk. Tweede optie was volledig stoppen met het akkerbouwbedrijf, maar dat was te rigoureus vonden Schenk en zijn vrouw. Ook omdat ze dan als gezin weg van de boerderij hadden gemoeten en dat wilden ze niet. “En boer zijn is natuurlijk ook het mooiste beroep dat er is”, glimlacht de akkerbouwer. De derde optie was met minder risico het akkerbouwbedrijf voortzetten, maar dat zou wel betekenen dat ze het bedrijf zouden moeten verkleinen. Familie Schenk heeft ook een samenwerkingsverband met andere akkerbouwbedrijven onderzocht, maar daar was op dat moment geen interesse in.
Uit de risico-inventarisatie kwam ook naar voren dat twee risico’s binnen het akkerbouwbedrijf het belangrijkste waren, namelijk het financiële risico en het teeltrisico. Het financiële risico zo klein mogelijk maken was op zich makkelijk te realiseren voor de familie, aangezien ze dan gewoon ‘van de bank af’ moeten. Oftewel hun hypotheek moeten aflossen. Schenk: “Dat hebben wij gedaan door dertig hectare goede akkerbouwgrond te verkopen. Naast dat de hypotheek afgelost was, hielden wij ook nog een bedrag over dat
wij in zaken konden investeren om het teeltrisico, het tweede belangrijkste risico, te verkleinen.”
Momenteel boert de familie op 28 hectare grond en huurt niets meer bij.
Door verandering van het weer (klimaatverandering aarde) zijn verzilting en verdroging het grootste risico voor de akkerbouwgronden, die op slechts enkele kilometers van de Waddenzee liggen.
Vandaar dat er geïnvesteerd is in de aanleg van een bovengrondse zoetwateropslag en in een watersysteem om met druppelslang te irrigeren.

Verder is er vanuit het project Zoetwaterboeren gestuurde drainage aangelegd, dus het grondwaterniveau kan 365 dagen per jaar tot op de centimeter nauwkeurig geregeld worden. “Wat wij dus doen is in de winter water ‘oogsten’ en in de zomer brengen wij dit water in via het peilgestuurde drainagesysteem in. Omdat zoet water op zout water drijft, houden wij zodoende de zoute kwel vanuit de Waddenzee in de hand.”
Er is nu al de kans dat steeds meer verzilting optreedt de komende jaren, maar dat zal volgens Schenk alleen maar toenemen doordat de poldergronden alleen maar zullen inklinken en de zeespiegel daarentegen juist zal stijgen. “Wij krijgen nu al ons water vanuit het IJsselmeer, maar gaan zelf steeds meer zoet water bufferen. Naast de bovengrondse opslag van duizend kuub gaan wij eind 2023 ook een ondergrondse waterbuffer aanleggen van minimaal twintigduizend kuub. Daarbij wordt een infiltratiebuis van dertig meter in de grond geslagen en daardoor kunnen wij zoet water opslaan in een zandlaag onder onze kleigronden. Daarbij werken wij samen met Wageningen UR, BO akkerbouw, Vertify, Pipelife en Deltares.” In het kader van het watermanagement doet familie Schenk ook mee aan het project Zoetwaterboeren, een project dat inzet op de ontwikkeling van een duurzaam watersysteem.
VASTE RIJPADENSYSTEEM De 28 hectare waarop geteeld wordt ligt rondom de thuislocatie en bestaat uit zeeklei die zo'n twintig procent afslibbaar is. Ook zit er vrij veel zavel in deze zeeklei. In totaal teelt familie Schenk op acht hectare pootgoed. De rassen zijn de tafelaardappel Abelia en Michelle en het chipsras Brooke. Schenk werkt met rotatie van een 1-op-3. Om het teeltrisico te verminderen
schakelde hij in 2020 over naar een vaste rijpadensysteem. Belangrijkste redenen daarvoor zijn: minder middelengebruik én efficiënter gebruik van de grond. Met de aardappelteelt is hij daarbij tevens overgestapt van aardappelruggen naar aardappelbedden. Die zijn 183 centimeter breed over de volle lengte van het veld. “Wij zijn dus eigenlijk een soort tuinder geworden,” aldus de akkerbouwer. “Wij werken nu twee seizoenen met aardappelbedden en het is pionieren, maar bevalt tot nog toe goed.”
De belangrijkste reden om met aardappelbedden te beginnen is de betere benutting van zijn grond. Bijkomend voordeel is dat de maatverhouding van het nest knollen dicht bij elkaar ligt. Dat geeft meer verkoopbare aardappels. “Gemiddeld komen wij twintig procent hoger uit in kilo’s afleverbaar”, aldus de Noord-Hollandse akkerbouwer. “De kosten van het teeltsysteem, samen met druppelirrigatie hebben deze opbrengstverhoging ook wel nodig. Maar als wij het systeem nog beter in de vingers krijgen, zit er zeker voordeel in.”
AANKOOP WERKTUIGEN VOOR VASTE RIJPADEN
Wat de tractoren betreft is familie Schenk niet per se van het kopen. Regelmatig huurde de akkerbouwer een tractor.
“Voor die paar uur per jaar in het voorjaar en de herfst dat je sommige tractoren gebruikt, is het kopen ervan geen goede investering.” Er wordt nu wel geïnvesteerd in de transitie van het machinepark. Door de overstap naar een vast rijpadensysteem heeft de familie een aantal andere werktuigen aangekocht. Zo schaften zij, speciaal voor de bedden in 2021 een Tormac/Scotts Microlift RS6 aan, afkomstig uit Engeland. Een vrij bijzondere en unieke voorraadrooier voor aardappels en uien die je niet
vaak tegenkomt. Verder schafte de familie een AVR bunkerrooier aan, een éénrijer, waar ze ook de aardappelen en uien mee laden. Schenk: “Hiervoor reden wij met een tweerijige Dewulf. Bij de keuze voor nieuwe werktuigen en machines hebben wij ook bewust voor lichtere modellen gekozen, vanwege behoud van de bodemstructuur. Of het resultaat zal hebben, zal de toekomst uitwijzen. Meestal duurt het zo’n vijf jaar, over het algemeen, voor je opbrengstverbeteringen ziet na gedane aanpassingen.”


Maar dat zijn niet de enige bedrijfsontwikkelingen die familie Schenk wil doorvoeren. De grote aardappelsorteermachines die ze samen met maatschap Wilms gekocht hebben, gaan verhuizen naar maatschap Wilms. De vrijgekomen ruimte in de grote loods gaat de familie ombouwen naar een ontvangstcentrum en praktijkleslocatie. Schenk: “Wij zijn daarvoor inmiddels in gesprek met de agrarische scholen Aeres en Vonk.” Zowel het ontvangstcentrum als de praktijkleslocatie moeten volgend jaar klaar zijn. Reden om hiermee

te beginnen is kennisdeling vanuit het project Zoetwaterboeren en inspiratie opdoen voor de bezoekers vanuit het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer (DAW). fsontwikkelingsmogelijkheden. In hoofdlijnen kwam dit op drie mogelijke ontwikkelingen uit. Ten eerste, doorgaan in de huidige rat race in de akkerbouwsector en dus verder groeien met het bedrijf, maar daar zaten een hoop haken en ogen aan. “En deze optie zou ook ten koste gaan van ons gezinsleven en dat wilden wij niet”, aldus Schenk. Tweede optie was volledig stoppen met het akkerbouwbedrijf, maar dat was te rigoureus vonden Schenk en zijn vrouw. Ook omdat ze dan als gezin weg van de boerderij hadden gemoeten en dat wilden ze niet. “En boer zijn is natuurlijk ook het mooiste beroep dat er is”, glimlacht de akkerbouwer. De derde optie was met minder risico het akkerbouwbedrijf voortzetten, maar dat zou wel betekenen dat ze het bedrijf zouden moeten verkleinen. Familie Schenk heeft ook een samenwerkingsverband met andere akkerbouwbedrijven onderzocht,
ook ruimte om te reflecteren. Ruimte in ons hoofd en in onze agenda’s om naar volgend jaar te kijken. Ruimte om de strategie te bepalen zodat het bedrijf zich kan ontwikkelen. Welke rassen kies ik, met het oog op de ervaringen van het afgelopen jaar en de uitdagingen in de toekomst. Strategie en ontwikkeling zijn ook de woorden die wij als redactie in deze tijd gebruiken. Alhoewel het alsnog enorm pezen is om de teksten op tijd klaar te krijgen en deze zesde editie nog voor de jaarwisseling op de mat te laten vallen. Tussen de bedrijven door kijken we naar hoe we de redactionele lijn in het aankomende jaar verder doortrekken. Daarbij gaan we het nodige aanscherpen om onze doelstelling te halen. Uiteindelijk willen we met de Akkerbouwkrant de akkerbouwer vooruit te helpen in zijn bedrijfsvoering. Wat heeft die daarbij nodig. De aanscherpingen zullen wat ons betreft voornamelijk op het teelttechnische aspect liggen. In de eerste editie in 2023 hopen we dat u als lezer die lichte koerswijziging merkt en kunt waarderen. En daar kunnen we uiteraard ook uw hulp bij gebruiken, dus mail mij persoonlijk als u specifieke wensen of goede ideeën hebt. Uiteindelijk doen we het allemaal voor u als teler en hopen we een steentje bij te dragen om de resultaten te verbeteren. Dus gebruik deze tijd om de krant rustig door te lezen en wellicht op papier te zetten wat u in de toekomst van ons als redactie verwacht. Mijn mailadres is martin. de.vries@prosu.nl. We spreken elkaar in het succesvolle jaar 2023 weer!
De


Aanpassen aan de nieuwe omstandigheden en door ….
Hoewel er veel te zeggen valt over de relevantie en redelijkheid van maatregelen en hoe ik me daar over kan opwinden, wil ik daar nu niet het accent op leggen. Het is wel duidelijk geworden, dat de landbouw moet veranderen; niet mee bewegen is geen optie. Bij veel boeren zien je dan ook de flexibiliteit en ondernemersgeest die we van ze kennen: Aanpassen aan de nieuwe omstandigheden en door ….

Bij het maken van keuzes, zeker wanneer ze toekomstige ontwikkelingen van je bedrijf beïnvloeden, is het belangrijk om niet alleen op gevoel te beslissen, maar juist om zo goed mogelijk je bedrijfsdata te benutten. Zowel op het agronomische vlak, zoals een gezonde bodem en een gezond gewas, als ook op het financiële vlak, zodat je weet wat je er uiteindelijk aan over houdt.
Data zijn van cruciaal belang voor elk bedrijf en in de landbouw is dat niet anders. Je moet wel eenvoudig aan de juiste data kunnen komen en ook de data kunnen combineren
om er echt op te sturen. Niet voor elke toepassing een aparte app, maar een geïntegreerde informatievoorziening. Hoe vaak zijn bijvoorbeeld de opbrengstgegevens van de gewassen op perceelniveau gewoonweg niet te koppelen aan de inputs op perceelniveau? De versnippering van de data en toepassingen is echt een probleem in de landbouw. Zolang dat niet aangepakt wordt, blijft het als individuele boer lastig om keuzes voor de korte of langere termijn echt op data gebaseerd te maken. Gelukkig zijn er ook initiatieven, die daar wel aan werken.

NIEUWE GLB EN ECOREGELING

Je kunt er niet omheen, de keuzes voor je bouwplan, nu en in de toekomst worden sterk beïnvloed door de al of niet verplichte maatregelen. De keuze voor een ruimere vruchtwisseling met rustgewassen, bufferstroken en dergelijke zijn goed voor de bodem, maar dit heeft wel impact
op je bedrijfsresultaat. Hoe hou je alle factoren, die een rol spelen op een goede manier in balans? Daar heb je hulpmiddelen voor nodig. Uiteraard werkt het sigarendoosje, als je die nog hebt, altijd nog, maar een systeem, dat de impact van je mogelijke keuzes direct doorrekent, maakt het proces wel veel gemakkelijker. Bij De Databoerin werken we met intoagri BV aan een initiatief om je bouwplan flexibel te kunnen in te tekenen en op basis daarvan de uitbetaling van het glb (Europees gemeenschappelijk landbouw beleid) en ecoregeling direct door te laten rekenen. Geen losse Excel, maar een tool om direct op perceelniveau keuzes te maken en verschillende varianten van een mogelijk bouwplan door te rekenen.
KRITISCHE PRESTATIE INDICATOREN






Naast eisen, die er worden gesteld aan landbouwpraktijken vanuit regelgeving, zijn er ook steeds meer initiatieven om goede praktijken of specifieke








maatregelen voor bodem, natuur of klimaat, apart te gaan belonen. De provincie Drenthe heeft dit met Duurzaam Drenthe opgepakt, gewoon door te beginnen. Dat spreekt mij aan.





Om aan te tonen dat je een duurzame bedrijfsvoering hebt en bijvoorbeeld een positieve koolstofbalans hebt, heb je wel data nodig. Data die je eigenlijk toch al verzamelt met bijvoorbeeld grondmonsters. Geen extra werk dus, maar wel meer inzicht. Met dit soort dashboardinformatie wordt het eenvoudiger om bij de keuzes in je bedrijfsvoering ook duurzaamheid aspecten mee te nemen in je overweging.

Nu ben ik er geen voorstander van dat alle boerendata aan allerlei instanties moet worden gestuurd, dus is het fijn om te zien dat er rekenregels worden opgezet, die uiteraard worden gevalideerd door een erkende instantie, zoals de WUR, maar dat alleen het resultaat wordt gedeeld. De data is van de boer en blijft op de boerderij en



het bewijs wordt gedeeld. En zo hoort het ook.

Deze voorbeelden tonen dat de eerste stappen worden gezet om door het bundelen van data inzicht te creëren in verschillende aspecten van je bedrijfsvoering.
En dan zie ik de toekomstige mogelijkheden ook al voor me.

Want, wat als je de data op je bedrijf en van de omgeving (bodem, zon, temperatuur, neerslag) kunt combineren op perceelniveau en laten analyseren door AI (Artificial Intelligence) algoritmen. Komen er dan suggesties of adviezen naar voren, om nog beter de bemesting of gewasbescherming af te stemmen op de omstandigheden en de behoeften van het gewas? Ik ben hierover positief gestemd.

Fijne feestdagen en een goed 2023!
Voor meer informatie over de genoemden voorbeelden, neem contact op met Nicole Bartelds, De Databoerin

Akkerbouwer is gebaat bij handelsprogramma
“Vooral voor de handel in pootaardappelen heeft Brexit een groot effect”, begint Jan Gottschall, secretaris pootaardappelen en beleidsspecialist bij NAO. “Vanaf het begin is dit een lastig punt.
Export uit en import naar het VK zijn niet meer mogelijk. Dat heeft te maken met de eis van de Europese Commissie dat het VK zich moet houden aan de fytosanitaire wetgeving van de EU als zij willen exporteren naar de EU. Omdat het VK daartoe niet bereid is, blijft de buitengrens van de EU gesloten.”
Als reactie op de eis van de Europese Commissie sloot het VK met ingang van 1 juli 2021 ook haar grenzen voor import
van pootgoed afkomstig uit de EU. Volgens Gottschall wordt er hierdoor vijftienduizend ton minder pootaardappelen geëxporteerd naar het VK vanuit Nederland. “De export van pootaardappelen was altijd rond de vijftien- en twintigduizend ton, daar is nu vierduizend ton van over.”
Dankzij een lobby van de NAO is er namelijk een uitzonderingsregel ingesteld.
De organisatie vroeg de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) om de mogelijkheden voor export van Nederlands pootgoed naar het VK te onderzoeken. Rechtstreekse export naar consumptietelers in Engeland en Wales, zonder dat zij
pootaardappelen lokaal in het verkeer brengen, is nu weer mogelijk. De houding van de Europese Commissie blijft echter strak. “De EC wil geen import uit het VK, tenzij de Britten de fytosanitaire regelgeving van de EU volgen. En dat willen de Britten niet en daarom houden zij op hun beurt de grens verder dicht.” De NAO werkt desondanks aan reguliere markttoegang voor pootgoed tot het VK.
NIEUWE AFZETMARKTEN Marijn Leijten, programmamanager van het EU-Handelsprogramma, gaat dieper in op wat het EU-Handelsprogramma inhoudt: “Waar de BAR
Bedrijfslevenregeling (zie kader) door compensatie van aanpassingskosten bedoeld is om succesvol zaken te blijven doen in het Verenigd Koninkrijk, biedt het EU-Handelsprogramma de aardappelhandel de mogelijkheid om andere afzetmarkten te ontwikkelen. Het programma geeft een impuls aan de internationale ambities van Nederlandse ondernemers die geraakt zijn door Brexit. Door actief te zijn op andere exportmarkten worden ondernemers minder afhankelijk van hun omzet in het VK.”
Volgens Gottschall is de aardappelhandel (en daarmee de akkerbouwer) gebaat bij
beide regelingen. “Via het EU-handelsprogramma kan de aardappelsector ondersteuning krijgen bij het vinden van nieuwe exportmarkten, naast het VK. En ook de tegemoetkoming in kosten is welkom. Ik merk echter dat de handel tegen de administratieve lasten van zulke regelingen opzien, ondanks dat RVO heeft gekozen voor een laagdrempelige instap. ”
ADMINISTRATIEVE LASTEN BEPERKT
Leijten van RVO beaamt dat: “We willen de drempel om mee te doen aan het EUHandelsprogramma zo laag mogelijk houden. Daarom vragen we aan de voorkant van het programma een aantal gegevens op. Op die manier
zijn de administratieve lasten op het eind niet meer nodig. De gegevens die we opvragen gaan bijvoorbeeld over de handel die er in 2019 en 2020 was met het VK. Er moet namelijk aangetoond worden dat er tussen de ondernemer en het VK een directe handelsrelatie was. Dit gaat om bestaande administratie rond omzetbelasting die de ondernemer vaak al in zijn administratie beschikbaar heeft. Daarbij vragen we ook aan te tonen dat ondernemers last hebben gehad van handelsbelemmeringen.
Dat kan bijvoorbeeld met een kopie van een uitvoerdocument of met een certificaat dat eerder niet nodig was. Een andere mogelijkheid is het aantonen van omzetverlies door Brexit.”
Dat betekent dat akkerbouwers die hun administratie op orde hebben, zich eenvoudig kunnen aanmelden voor het EU-Handelsprogramma. nstap. ”
KRAAMKAMER BEPERKT
Het EU-Handelsprogramma biedt ondernemers de kans om nieuwe afzetmarkten te ontdekken. Leijten: “Misschien hebben ondernemers nog wel
meer aan dit programma, dan aan de eenmalige financiële compensatie. Het EU-Handelsprogramma geeft ondernemers de mogelijkheid om op kosten van het programma aan internationale beurzen en missies deel te nemen om zo nieuwe afzetmarkten te verkennen en nieuwe netwerken te bouwen.”
Op die beurzen komen veel landen op af. Gottschall: “Op Potato Europe, de laatste editie was in Duitsland, zien we ook veel landen van buiten de EU. Bijvoorbeeld uit Noord Afrika of het Midden Oosten. Voor ondernemers kan het interessant zijn om die contacten aan te halen. Bijkomstig voordeel is van het EU-handelsprogramma is dat je ook echt door RVO begeleid wordt in dit proces en samen op zoek gaat naar nieuwe marktkansen.”

Het is de steun die de aardappelsector goed kan gebruiken, want de sector heeft het zwaar. De aanvullende maatregelen op het Zevende Actieprogramma Nitraat, met de druk op de

gewasbeschermingsmiddelen in combinatie met het stikstofdossier, zorgen voor druk de aardappelteelt. Gottschall ziet dat ook. “De druk op de ruimte
is momenteel groot in Nederland. We zeggen ook weleens dat we voor de pootaardappelsector de kraamkamer zijn voor de rest van de wereld. Wij telen voor
EU-handelsprogramma
Het handelsprogramma van de Europese Unie maakt deel uit van de Brexit Adjustment Reserve (BAR) en wordt gefinancierd door de Europese Unie. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland voert het programma uit in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken.
Deelnemers aan het EU-Handelsprogramma ontmoeten elkaar via een exclusieve online community. Het unieke programma biedt deze ondernemers toegang tot een breed aanbod
de wereldvoedselvoorziening. Zestig procent van de gecertificeerde pootgoedhandel is afkomstig uit Nederland. Dat willen we ook graag zo houden.” •
van trainingen om kennis en vaardigheden te vergroten, deelname aan bijeenkomsten, beurzen en handelsmissies om netwerken uit te breiden en diverse maatwerk activiteiten om exportkansen te realiseren. Op kosten van het EU-Handelsprogramma kunnen zij tot eind 2023 nieuwe en bestaande afzetmarkten ontwikkelen en hun grenzen verleggen, zonder verdere verplichtingen. Voor meer info: wwww.rvo.nl/EUHandelsprogramma.
BAR Bedrijfslevenregeling
Diezelfde Europese Unie biedt ondernemers aan om geld terug te vragen voor de gemaakte kosten of nog te maken kosten ten gevolge van de Brexit. Dit kan via de Brexit Adjustment Reserve (BAR). De BAR kent verschillende regelingen. Voor de aardappelhandel zijn de BAR Bedrijfslevenregeling en het EU-Handelsprogramma interessant. De Bedrijfslevenregeling kent twee delen: de BAR Tegemoetkoming van gemaakte kosten door
Brexit en de BAR Tegemoetkoming van nog te maken kosten door Brexit
De BAR Bedrijfslevenregeling is per 1 november geopend, het EUHandelsprogramma al vanaf deze zomer. Beide programma’s worden uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), in opdracht van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK).
ADVERTENTIES
Gezocht: Alle oplossingen in één aardappel
Een internationaal publiek trekt begin november traditioneel naar Nederland om de verschillende rassen- en zaailingenshows van de aardappelhandelshuizen te bezoeken. Akkerbouwkrant maakte een ronde langs verschillende
MEIJER
De zoektocht naar robuuste aardappelen is de koers waar Meijer Potato op vaart. Met Sound heeft het handelshuis uit Rilland een tafelaardappelras dat onder andere phytophthora-resistent en stressbestendig is. Volgens Meijer Potato wordt de ‘klank’ van Sound bepaald door de lange ovale knollen en de fijne lichtgele schil. “Sound is een relatief klein ras, dat nog in de beginfase zit als het gaat om afzet of teelt. Het ras heeft veel potentie en is ook zeker voor Nederlandse telers interessant. Sound is klimaatadaptief, goed wasbaar, heeft goede opbrengsten en is dus ook phytophthora-resistent. We hebben het over een goed bewaarbaar ras”, somt commercieel directeur Johan van der Stee van Meijer Potato op.
Sound wordt betiteld als robuust ras, maar wat is voor Meijer Potato daarvoor de maat? Het handelshuis heeft hiervoor een digitale index ontwikkeld waarbij de robuustheid


aan de hand van zeven soorten datagegevens wordt getoetst. “We zoeken met z’n allen naar stabiele rassen, die het in de hele keten goed doen. Daar passen we onze veredeling op aan. Naast klimaat, grondsoort en netto-opbrengst komen er steeds meer eigenschappen bij. Het duurt echter jaren om jonge nieuwe rassen te vinden.
Eigenschappen verschillen natuurlijk ook per afzetgebied. Met onze index kunnen we samen met klanten en afnemers bepalen welk ras het beste past.”
Klimaatadaptatie is de tweede, hoe stabieler de scores onder verschillende klimatologische omstandigheden zijn, hoe hoger de score op de index. Het derde aspect is bodemadaptatie: Hoe goed scoort een ras in verschillende grondsoorten? Ook wordt een ras langs de maatlat van efficiënte
omgang met gewasbescherming, meststoffen en water gelegd. De laatste indicator is bewaarbaarheid. “Met deze zeven onderdelen kunnen we de rassenkeuze per klant op een scherm finetunen. Het geeft ons goede handvatten voor dat gesprek.”
AGROPLANT

De vraag naar sterke, robuuste rassen is ook voor Agroplant uit Medemblik een prioriteit. Productmanager Gerard Schenk stelt dat het klimaat steeds meer begint op te spelen.
Voor het aankomende jaar wordt de roodschillige Kyra voor de Rassenlijst aangemeld, maar Schenk wil de aandacht vooral vestigen op een bakje met zaailingen. Eén daarvan schuift hij naar voren als ‘ras van de toekomst’.
Zaailing met meerdere functies
De GAR-13-166 is een ras dat in het zuidwesten van Nederland zonder beregening en weinig stikstoftoediening tot één van de positieve uitschieters kan worden gerekend. “Water wordt het grootste probleem in de toekomst, is mijn voorspelling. Als zo’n zaailing tijdens de beoordelingen als één van de besten uit de bus komt, dan zet ik mijn geld hier op in.”
De GAR-13-166 is een kruising van Aromata en Bafa en is dus een laat ras voor de friet. Het produceert grote langovale knollen. De vleeskleur is wit en de bakkwaliteit is uitstekend.
De mooie huid valt ook op, waardoor de aardappel ook interessant is voor traditionele markten. Verschillende resisitenties wordt het nummer toebedeeld, maar die worden momenteel nog onderzocht. De droogtetolerantie is volgens Schenk dus niet de enige troef van de GAR-13166. “Een multifunctionele aardappel.”
Decibel is een robuust tafelras van Germicopa.
droge omstandigheden en kent behoorlijk wat resistenties (tegen wratziekte, virus en phytophthora). “Alleen pallida hebben we gemist en dat kan misschien een dingetje worden. Desalniettemin heeft Luneba zich uitstekend staande gehouden in een toch wel lastig jaar.” Het ras ligt in Frankrijk, Duitsland en Denemarken met veelbelovende resultaten. Met Decibel heeft Germicopa een robuust tafelras in het pakket, die al aardig voet
Franse slag om Nederlandse hectares






aan de wal krijgt in Europa. “Ook in Nederland zijn we bezig om er hectares onder te krijgen.” Decibel is een ovale aardappel voor de versmarkt met hoge opbrengsten, waarbij met name de juiste resistenties het ras interessant maken. “Voor lokale afzet, maar ook voor de export. Robuust betekent voor Decibel ook dat die onder stressvolle omstandigheden nog altijd excellent reageert. Het ras groeit makkelijk en is goed op te slaan.”
Punchy is een vroeg tot middenvroeg chipsras van Germicopa, die eigenlijk ook onder de noemer ‘robuust’ kan worden geschaard. Met name de constante hoge opbrengsten en de ronde uniforme knollen geven de teler de zekerheid van afzet. Vianney Gerigeon: “De resultaten zijn hoopgevend. Dit lijkt een zeer interessant ras voor eigenlijk heel Europa.”
TPC
getoond. Zowel gangbare als biologische telers zien de potentien.
Dit jaar hebben we Monza getest op een biologisch veld. Met de korte hevige dreiging van phytophthora en de droge nachten hadden we toch mooie resultaten. Monza is echt overeind gebleven.”
Hetzelfde geldt eigenlijk voor twee andere rassen, met kleine knollen. “We zien de markt voor gemaksaardappelen toenemen. Ook in Nederland kopen steeds meer consumenten een klein zakje aardappelen als groente. Paris is een fijnvallende ras voor de ‘babymarkt’.

De aardappel is veertig millimeter en bijna rond. Siena is wat ovaler, maar heeft een dubbeldoel: zowel export als tafel. In Frankrijk krijgen we met Siena behoorlijk voet aan de grond. De aardappel heeft een mooie gecontroleerde teelt.”
DEN HARTIGH
Den Hartigh uit Emmeloord heeft het frietras Edison, en de tafel/exportrassen Dior en Octa in de schijnwerpers gezet. “Edison heeft goede opbrengsten, toont weinig interne gebreken en vormt ook bij droogte en hitte regelmatige, langovale knollen. Beregening heeft Edison niet nodig en door de lage stikstofbehoefte mag je spreken over low input.
Vroege rassen hebben streepje voor
Het is een middenvroeg ras en dat is ook interessant. Met de vroege rijping heeft zo’n ras toch een streepje voor. Met alle regels moet je je nog afvragen of late rassen nog toekomst hebben. Dan is dit een goed alternatief. Edison kan, door de goede lengte en het witte vlees, ook goed in het tafelsegment uit de voeten. Wij zijn er heel blij mee”, schetst directeur Bernard Krijger van Den Hartigh.
De index bestaat uit zeven indicatoren. De eerste is vermarktbare opbrengst, dan gaat het over eigenschappen als de wasbaarheid en schurfttolerantie.
GERMICOPA
Germicopa is bezig om het areaal in Nederland te vergroten. In Lemmer werd het rassenaanbod samen met het Deense Danespo uitgestald. Volgens productmanager Vianney Gerigeon is Luneba één van de nieuwe rassen waarvan veel wordt verwacht. “Een aardappel voor de vlokken.” Luneba doet het goed onder
The Potato Company (TPC) uit Emmeloord heeft spreekwoordelijk drie nieuwe loten aan de stam. En ook hier telt vooral de mate van robuustheid van de rassen. De phytophthoraresistentie van Monza is een interessante eigenschap van dit ras, stipt agronomist Jos Bus van TPC aan.

Drie nieuwe robuuste ‘steden’
“Dit is een grofgroeiend ras waar twee frietfabrieken al interesse voor hebben
Dioris het afgelopen jaar op de Rassenlijst gekomen. Het middenvroege lichtgeelvlezige en -schillige consumptieras toont hoge opbrengsten en heeft bovendien goede resistenties. “Nu kunnen we de markt op”, verklaart Krijger de plek van Dior in de spotlights. Octa is al wat langer toegelaten, maar vanwege corona kreeg het ras tot dusver niet de aandacht die het verdiend. “Het is een vroeg langovaal consumptieras met een gladde schil. Omdat die zo vroeg is, kun je stellen dat de input sowieso low is. Daar bespaar je op.”
Matthijs Kloek, Hoofd Productie en Logistiek bij Den Hartigh, is tevreden over de prestaties van de rassen het afgelopen seizoen. “De knolzetting begon precies op het juiste moment. Wel was er over het algemeen wat meer schurft. Onze rassen sloegen zich er overigens goed doorheen.
Met de lage kiemrust en de hoge prijzen voor bewaring zaten sommige telers misschien wel in een spagaat. Over het algemeen kozen ze ervoor om, met het oog op de kwaliteit, de producten toch in de koeling te doen en de hogere rekening te accepteren.”
STET HOLLAND
Stet Holland kiest ieder jaar tijdens de rassenshows voor een thema. Nu is het
handelshuis uit Emmeloord volledig voor Brianna gegaan. Een gloednieuw consumptieras, dat vorig jaar commercieel is geïntroduceerd. “Nu zitten we vol in de pootgoedopbouw. De twintig hectare die nu al wordt geteeld, is een bevestiging uit de markt dat we op het goede spoor zitten”, vertelt managing director Peter Ton van Stet Holland.

Ook El Mundo is een ras dat vergelijkbare eigenschappen heeft. “De genetica van onze rassen is gericht op afzet voor de versmarkt in het Middellandse Zeegebied. Daardoor zijn ze ongevoelig voor hitte- en droogtestress. Door de klimaatverandering kruipt het mediterrane klimaat steeds meer richting het noorden. Met onze rassen heb je met het oog op hitte en droogte in Nederland en België veel minder risico. Ons areaal groeit en dat is voor ons echt een bevestiging dat we een interessant rassenpakket hebben voor de uitdagingen van nu en in de toekomst.”

ROYAL ZAP/SEMAGRI
De zoektocht naar robuuste rassen lijkt ook bij Royal ZAP/Semagri succes te hebben. Op hun rassenshow werden drie nieuwe zaailingen getoond, die uit de nieuwe kweekprogramma komen. “Misschien zijn we er iets te laat mee begonnen, maar we hopen nu wel een slag te slaan”, vertelt Dirk van Dijken van Royal Zap. “Het klimaat verandert overal. Wij zoeken rassen die overal uit de voeten kunnen en ook onder hete en droge omstandigheden redelijke opbrengsten houden. Daarnaast dwingt wet- en regelgeving ons naar vroege rassen. De focus is op consumptierassen voor de export, maar als we toevallig een fritesras tegen komen, dan laten we die niet liggen.”
WW17-193 is een vroeg exportras met phytophthoraresistentie. “Daarnaast is de stikstofbehoefte laag, maar is het onderwatergewicht hoog. In Libië worden er ook frietjes mee gemaakt. Dus dit ras heeft alles mee.” WW16-194 is een chipsras met phytophtophthoraresistenties op twee genen. De WW17-112 heeft ook goede resistenties en zal volgens Van Dijken zijn weg moeten vinden in de ‘booming’ fritesmarkt.
Kweekprogramma raakt op stoom
Een ras dat al wel een naam heeft is Nikkalyn. De registratie daarvoor is bijna afgerond. “Een middenvroeg grofgroeiend aardappelras voor de Spunta-markt. We hebben er hoge verwachtingen van omdat Nikkalyn uitermate geschikt is voor de teelt in warme landen. Met een drogestofgehalte van ongeveer twintig procent is de aardappel ook nog geschikt voor thuisfrites en de knollen hebben een regelmatige vorm- en maatsortering. Daarnaast blijkt uit de miniknollenproductie dat Nikkalyn sterk is op schurft en redelijk sterk is tegen virus en phytophthora.” •



Kwaliteit in élke korrel
“Als we kijken naar de Green Deal dan past Brianna daar naadloos in. Het ras heeft een lage stikstofen waterbehoefte waardoor de teeltkosten behoorlijk ‘duurzaam’ zijn. Brianna is sterk tegen phytophthora, heeft goede resistenties tegen schurft en poederschurft en hoge resistentie tegen Yn-virus. Daardoor bespaar je in bespuitingen en dus gewasbeschermingsmiddelen. De aardappel doet het op verschillende grondsoorten enorm goed.”
Brianna heeft het Stet-dna.
YaraBela® SULFAN®
Door de uniforme samenstelling van élke korrel YaraBela Sulfan, beschikt het gewas over snel én duurzaam beschikbare stikstof. De opname is bovendien efficiënt door de toevoeging van zwavel. YaraBela Sulfan wordt rechtstreeks uit de fabriek in big bags geleverd. De harde uniforme korrels garanderen daardoor een uitstekende verstrooibaarheid

Hitte- en droogtestress niet aan de ordeSiena en Paris zijn samen met Monza de nieuwe rassen van TPC.
“Wie zich het beste kan aanpassen, heeft de toekomst.” Het is de strategie achter de veredelingsdoelen van Agrico. Algemeen directeur Jan van Hoogen kon begin november tijdens de rassen- en zaailingenshow van het handelshuis negen nieuwe rassen aan het grote publiek tonen. Nieuwe sterren aan ‘aardappelfirmament’, die eigenschappen hebben die passen bij de landbouwkundige en maatschappelijke ontwikkelingen. “We hebben inmiddels voor ieder marktsegment een ‘Next Generation’-ras.”
Groeibriljanten in veranderende wereld Schijnwerper op drie letters en zes cijfers

Jan van Hoogen ziet vooral dat telers steeds meer zoeken naar de multifunctionaliteit van de aardappelrassen. Uiteindelijk is de kern in alle gevallen ‘weinig input, veel output’. De groei zit in zijn ogen daarom ook vooral in de conventionele markt, waarbij gezocht wordt naar wenselijke eigenschappen, die voor biologische rassen een vereiste zijn. “Het biosegment staat echter wel onder druk”, constateert Van Hoogen. “In Frankrijk is de sector flink aan het inkrimpen. Bovendien is de biologische teelt kwetsbaar, omdat er geen gewasbescherming beschikbaar is voor noodsituaties. Dat zagen we vorig jaar toen phytophthora een flink gat sloeg in de opbrengsten, die dus ook matig
waren. Het afgelopen seizoen kunnen we constateren dat de New Generation-rassen een topopbrengst hadden.”
Volgens Van Hoogen wil de politiek naar een verdubbeling van het biologische areaal toe. “Maar wat als de markt er gewoon niet is? Het prijsverschil in de supermarkt is gewoon te groot. De retail zal ook het verschil tussen bio en conventioneel groot moeten houden, voor de risico’s die in de teelt genomen worden. De oplossing ligt in mijn ogen niet bij de politiek, subsidiëren is absoluut fout.” Van Hoogen pleit in ieder geval voor goed lobbywerk. De Branche Organisatie Akkerbouw moet in zijn ogen in Nederland daarin een grotere rol krijgen, zodat er
een collectieve akkerbouw staat. “André Hoogendijk, de huidige directeur van de BO Akkerbouw, doet dat op dit moment al goed.”
Toch richt de Agrico-directeur zijn pijlen ook zelf op de politiek. “Het bouwplan extensiever, een kwart van het areaal biologisch, de invoering van desastreuze kalenderlandbouw en als klap op de vuurpijl een dreigend totaalverbod op het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen vanaf 2030 in Nederland. Ik doe een dringend beroep op zowel de Europese als de Nederlandse overheid: Wij als agrarische sector willen echt wel bewegen en zijn daar ook volop mee
bezig. Maar breng gewoon wat tijd, realisme en vooral gezond boerenverstand in al die doelen en de daarmee gepaard gaande beperkingen, die zich maar op blijven stapelen.”
De politieke onzekerheden komen bovenop de andere uitdagingen. “Covid-19 veranderde de wereld ingrijpend. Toen de rust een beetje leek wedergekeerd, was daar ineens de oorlog van agressor Rusland tegen Oekraïne. Deze oorlog heeft grote invloed op vrijwel alles: op de energieprijzen, op de voedselmarkten, op de samenwerking wereldwijd, op de beschikbaarheid van containers, op het transport. Niets is hetzelfde meer, alles is anders. De nasleep van de pandemie, de oorlog, de energiecrisis en inflatie. Het zorgt voor onzekere tijden. En ‘last but not least’ een sterk oplopende kostprijs van de aardappelteelt en de supply chain. Oftewel het vervoer van goederen van leverancier naar afnemer. Gemiddeld genomen geldt, wie het beste kan aanpassen, heeft de toekomst.”
“De aardappel is één van de meest duurzame gewassen ter wereld: laag watergebruik, weinig oppervlakte en maximale opbrengsten per hectare. Met harde cijfers kunnen we onderbouwen dat de aardappel in belangrijke mate bijdraagt aan voedselzekerheid én een beter klimaat. Agrico kan inmiddels voor vrijwel iedere plek op aarde rassen leveren die presteren.”
Het kweekprogramma van het
handelshuis uit de polder heeft er voor gezorgd dat er inmiddels dertien Next Generation-rassen op de markt zijn gekomen.
Agrico ziet dit als de rassen van de toekomst. “Wij presenteren straks aardappelrassen met bijna niet te doorbreken natuurlijke resistentie tegen phytophthora.

De ontwikkeling duurt nog jaren, maar sinds dit jaar hebben we wel voor ieder marktsegment een Next Generation-ras.
Agrico kon dit jaar negen rassen aan de Nederlandse rassenlijst toevoegen. Het gaat om Armedi, Agostino, Aztec Gold, Fyone, Napoleon, Nirvana, Salvera, Stacey en SW 10-8218 (waar de naam Estelle nog op goedkeuring wacht). Van Hoogen ziet voor ieder ras grote mogelijkheden, maar hij belicht Napoleon en Nirvana nog even extra. “Napoleon is geschikt voor de verwerking tot chips.
Het is een vrij laat ras met een hoge netto-opbrengst en een uitstekende bewaarbaarheid.
Het lijkt er op dat we hiermee eindelijk een alternatief hebben voor Hermes. Nirvana is een fritesras en behoort met zijn resistentie tegen phytophthora tot de Next Generation-rassen.
Het ras is geschikt voor zowel de biologische als de gangbare teelt. Het is een diploïd, die over het algemeen moeilijk te telen is, maar Nirvana heeft wel iets speciaal. Overigens heb ik nog niet het idee dat de noodzaak voor duurzame rassen als Nirvana voldoende vertegenwoordigd is bij fabrieken. Maar dit heeft wel toekomst.” •
Op de eerste verdieping van het hoofdkantoor van HZPC is één kistje waarover een glazen plaat ligt. De enige, zo blijkt. In het verleden wilden internationale bezoekers stiekem nog weleens wat uitgangsmateriaal meenemen. Met de HOM 13-8236 wil het aardappelhandelshuis uit Joure dat kosten wat het kost voorkomen. “We hebben hier een rijtje staan met rassen waar we letterlijk de schijnwerpers op hebben gezet. Dit zijn de spotlight-aardappelen, die een grote kans hebben om het goed te doen.” Het zegt volgens Peter Kreijger veel dat hoewel de HOM 12-8236 nog maar een nummer is, en dus nog niet toegelaten is op de rassenlijst, dit ras wordt uitgelicht.
Op het kweekbedrijf in Metselawier, ruim driekwartier rijden van het hoofdkantoor in
Joure, wordt dagelijks gezocht naar de rassen van de toekomst. Van zevenhonderdduizend kloontjes worden merkers genomen om te zien welke resistenties er zijn ingekruist.
Dit proces is op tetraploïdniveau en behoorlijk complex. Zeventig onderzoekers zijn daarom ook bezig met hybride rassen, waarvan de marktintroductie in 2025 wordt verwacht. Zaad van hybride rassen kan potentieel veel betekenen voor de aardappeldistributie en -teelt naar plekken waar voedselzekerheid onder druk staat. Het zijn locaties die vaak lastig bereikbaar zijn vanwege beperkte infrastructuur of om fytosanitaire redenen.
Deze regio’s krijgen door levering van aardappelzaad de beschikking over hoogwaardig uitgangsmateriaal. Het spoor met hybride rassen


loopt separaat aan het traject dat HZPC inzet met Even Greener. Dit is een selectie van duurzame rassen. “En dan is duurzaam op wereldschaal. Het idee is dat wij rassen aanbieden met eigenschappen die voor ieder land anders zijn. Zo is de schuif van waterbehoefte in Egypte een stuk belangrijker dan de schuif voor stikstofinput in bijvoorbeeld Nederland. Dus is een duurzaam ras voor de Nederlandse markt anders dan een duurzaam ras in Egypte.”
De eigenschappen van de HOM 13-8236 zijn in de ogen van Kreijger exceptioneel. Hij heeft het over een ware gamechanger, doordat die eigenschappen heeft die de marktleider Innovator overtreffen. “Door de dubbele resistentie tegen phytophthora en virus en een opbrengst die op 115 procent ligt van


de gemiddelde late rassen. Bovendien is de stikstofbehoefte enorm laag.” Met interesse wordt er gekeken naar hoe het nummer zich ontwikkeld als fritesras, maar ook klein verpakkers hebben de oren gespitst. “In België groeit bijvoorbeeld de populariteit van homefries. Voor consumenten hadden we daar eigenlijk geen goed ras voor.”
Kreijger houdt in het achterhoofd de mogelijkheid open dat de HOM 13-8236 toch nog door de mand valt. Maar daar heeft het vooralsnog niet de schijn van. “Niet voor niets tonen we dit ras nu al aan het internationale publiek.” Volgens hem is het nu zaak om de HOM 13-8236 op hectares te zetten en commercieel aan de man te krijgen. “Als handelshuis is de spreiding natuurlijk belangrijk,
maar ook de fabrieken willen niet afhankelijk zijn van één ras. Alles met elkaar opgeteld is de potentie enorm groot.” De verwachtingen liggen ook hoog omdat de HOM 13-8236 in de ogen van Kreijger een echt ‘boerenras’ is. “Het nadeel van Innovator is dat die grof groeit en het knoltal laag is. Met de trend dalende opbrengsten is het zaak om een hoger tal per hectare te krijgen. Dit nummer geeft in vergelijking tot Innovator een paar knollen meer per plant. De interne kwaliteit is uitstekend.” Door de lagere stikstofbehoefte en meervoudige resistenties is de belasting voor de planeet ook nog eens lager. “En dat wordt steeds belangrijker in rassenkeuze. Daarom zijn de verwachtingen zo hoog gespannen.” •
Kweekwerk
“Teelt moet een bietje eenvoudiger”
Het klassieke segment met de hoogste financiële opbrengst blijft nog altijd het grootst in 2023. Toch is rassenkeuze steeds meer maatwerk geworden. “Per gebied kijken we welke biet er het beste past bij de problemen in die specifieke regio. Daardoor zie je een versnippering van rassen”, schetst Marcel Arts.
In de 27 jaar dat hij bij KWS werkt, heeft hij een verandering in het kweekwerk gezien.
“Financiële opbrengst en suikergehalte zijn als parameter nog altijd belangrijk, maar voor de veredeling is dat passé. Het kweekwerk richt zich nu vooral op het inkruisen van resistenties. De suikerbiet is een hybride waardoor die veredelingsslag relatief eenvoudig en snel te maken valt. Via moderne technieken zoals moleculaire merkers zijn we in staat sneller resultaat te boeken bij inkruisingen vanuit de wilde biet. Hier gaat veel minder tijd overheen als de veredeling van bijvoorbeeld een tetraploïd aardappelgewas.
Gelukkig hebben we bij KWS veel genetische achtergrond, die nog harder nodig zullen
zijn nu er steeds minder fungiciden, insecticiden en herbiciden gebruikt mogen worden.”
Volgens Arts is een resistentie een soort verzekering. “Onderverzekeren is niet goed, dus wil je zoveel mogelijk vinkjes bij de resistenties hebben. Aan de andere kant is oververzekeren ook niet goed, want het gaat altijd ergens ten koste van. De sprongen die we in het verleden maakten met suikergehalten is gestabiliseerd. Een opbrengst van 102, 103 of 104 blijft constant en dat is ook prima.”
Voor 2023 heeft KWS een totaalpakket aan rassen samengesteld. Met Smart Latoria KWS en Reforma KWS zijn er weer twee rassen bij gekomen met bijzondere eigenschappen. Smart Latoria is het derde KWS-ras met een herbicidetolerantie tegen Conviso One, waardoor onkruidbestrijding een stuk eenvoudiger wordt. Reforma biedt een uitzonderlijk hoge bescherming tegen cercospora en wordt als CR+-ras in de markt gezet.
KLASSIEKE RASSENHet klassieke segment met de hoogste financiële opbrengst blijft het grootst in 2023. “Tessilia is het meest gezaaide ras en wordt in 2023 ook niet meer verslagen. Dat komt omdat we als kweekbedrijven maar een beperkt aantal rassen mogen inbrengen voor het rassenonderzoek. Als vijf kweekbedrijven gaat het om in totaal zestig rassen. Het speelveld is daarbij in beginsel gelijk. Konden we als KWS voorheen tien ballen inzetten om Tessilia op financiële opbrengst en suikergehalte te verslaan, zijn dat er nu maar twee omdat we nu ook rassen willen laten onderzoeken op bladgezondheid bijvoorbeeld.”
Volgens Arts geldt voor het klassieke segment dat er blijvend wordt geïnvesteerd en gehandhaafd. “Maar we hebben niet ‘one size fits all’.”
CONVISO SMART
De tweede pijler voor de rassenkeuze is Conviso Smart, waarbij wordt gekeken naar rassen die een resistentie hebben tegen de Conviso One-herbicide. “Dit is een
samenwerking tussen Bayer en KWS waarbij we als kweekbedrijf hybriden hebben ontwikkeld met een specifieke tolerantie voor het op ALSremmer gebaseerde herbicide Conviso One. Een ras uit het Conviso Smart-systeem wordt ook altijd geleverd met de breedwerkende herbicide, ontwikkeld door Bayer.”




Inmiddels wordt er in 2023
5.500 hectare met Conviso
Smart-rassen geteeld. “Dit wordt via Cosun Beet Company aangeboden en is een succes in gebieden met moeilijk te bestrijden onkruiden. Ten opzichte van de klassieke rassen zie je wel dat er tien procent opbrengstverlies tegenover staat, dus moet de introductie wel voorzichtig verlopen. Op de lichtere gronden zie je echter wel een flinke besparing omdat er in plaats van vijf
keer bespuiten nu twee keer voldoende is. De telers moeten dus ook die paar procent verlies aan tonnen voor lief moeten nemen om op een ander vlak te kunnen besparen.”
KWS heeft dankzij de introductie van Smart Latoria nu drie rassen beschikbaar voor Conviso Smart. “Ook hebben we nog één in onderzoek.” Vijf tot zes procent van het totale bieten areaal in Nederland is inmiddels Conviso Smart. In andere landen gaat dat al snel naar veertig procent.
“Enerzijds komt dit omdat de suikerbietentelers in Nederland echt professionals zijn en maar een klein percentage deze rassen echt nodig heeft.
Aan de andere kant hanteert Consun ook een streng ‘Nee, tenzij’-beleid. Naar onze mening kan de eindgebruiker prima zelf bepalen welke rassen die gebruikt en waar die zelf het beste mee uit de voeten kan.”
CR+-RASSEN De derde pijler voor rassenkeuze is een nieuw wapen in de strijd tegen cercospora. Dit zijn de zogenoemde CR+-rassen. “Door onderzoek van Delphy zijn wij wakker geschud”, vertelt Arts.
“Delphy deed in Drenthe een onbehandeld rassenvergelijk.
Daar kwamen, zoals verwacht, redelijk grote verschillen tussen de diverse rassen naar voren.
Op eigen initiatief nodigden
ze kwekers en chemie uit. Dat is eigenlijk best wel uniek, omdat we eigenlijk nooit zo met elkaar op het veld staan. De middelenfabrikanten hebben daar de noodklok geluid en ons als kweekbedrijven aangesproken. Uit de veredeling zouden meer wapens moeten komen voor het verduurzamen en vereenvoudigen van de bietenteelt.” KWS is vervolgens aan de slag gegaan met het CR+-programma.
“Cercospora is gewoon de schadelijkste bladschimmel, die veertig tot vijftig procent opbrengstderving kan veroorzaken. Eigenschappen uit de wilde biet zijn ingekruist zonder dat dit ten koste gaat
Voederbieten in opmars
Het segment voederbieten wordt bij kweekbedrijf KWS steeds belangrijker. In korte tijd is het aantal hectares van vierhonderd naar drieduizend gegroeid. “De voederbiet is eigenlijk vrij ouderwets. Na de oorlog werd er veel van geteeld. Met nieuwe technieken hebben we het nieuw leven ingeblazen”, vertelt salesmanager Marcel Arts van KWS. De opmars van voederbieten komt omdat veehouders steeds meer ruwvoer van eigenboden moeten halen. Met voederbieten hebben ze een gewas in handen waarmee ze een vrij goedkoop alternatief hebben voor de inkoop van krachtvoer. “De koeien geven er niet meer liters melk door, maar dit gezonde voer bevordert wel het vet- en eiwitgehalte.” Arts verwacht een nog verdere groei in de toekomst. “Nu de derogatie er af gaat, komt er wellicht meer ruimte om voederbieten te telen.”
van de gemiddelde opbrengst.” Reforma scoort qua bladgezondheid een negen op de schaal van negen en behoud een stabiele opbrengst. “Dit is echt significant. Ondanks de regen en de warmte, of te wel ideale omstandigheden voor de bladschimmel, hield het ras groen loof tot de oogst. In sommige gevallen is daardoor een fungicidenbesparing mogelijk. Waar sprake is van zware druk valt er de meeste winst te halen: Meer dan duizend euro per hectare. Daar staat wel tegenover dat het zaad duurder is. Dus is het zaak om het ras op een plek te positioneren waar het ook echt nodig is.” Marcel Arts denkt dat met name op de zand- en dalgronden in oostelijk Nederland de CR+-rassen een uitkomst zijn. Op andere plekken, zoals bijvoorbeeld België, is de bescherming tegen cercospora minder aan de orde.
ANDERE VEREDELINGSDOELEN
De zoektocht naar nieuwe rassen richt zich verder op chitwoodi-resistentie. Waar
SesvanderHave inmiddels zo’n commercieel ras op de lijst heeft, heeft KWS dat nog in onderzoek. “Sterk tegen aaltjes en rhizomanie en ook een hoge bladgezondheid. Overigens geen CR+.” Een andere pijler is het veredelingswerk is een ras dat resistentie heeft tegen vergelingsziekte. “Mochten we afscheid moeten nemen van Sombrero, dan moeten we er voor zorgen dat de suikerbieten op een andere manier worden beschermd tegen de insecten, die het virus overdragen. Die rassen hebben we, maar zijn nog niet succesvol tegen alle drie type virussen. Bovendien is de terugval nog te hoog. We hebben een richting, mochten de insecticiden aan banden worden gelegd, maar nog niet de oplossing.”
Arts vat de nieuwe richtingen in de veredeling en de rassenkeuze samen.
“Uiteindelijk zoeken we voor de teler het beste ras voor zijn omstandigheden. De teelt moet gewoon een bietje eenvoudiger.” •
“CR+-ras laat duidelijk een gezonder blad zien, tot aan de oogst.”
“ Optimaal strooiresultaat met meststof van topkwaliteit”

Voor
16+0+30. Een hoogwaardige meststof die wat minder hoog in stikstof zit, maar voornamelijk kalium biedt voor de plant. 16+0+30 is volgens Pieter de Prycker bijna een garantie op efficiënt strooien, belangrijk met het oog op de geldende wet- en regelgeving. De samengestelde meststof bevat acht procent nitraatstikstof en hetzelfde percentage ammoniumstikstof.
“Bij die samenstelling zie je dat ook het onderwatergewicht positief beïnvloed wordt, blauwstootgevoeligheid wordt tegengegaan en een aardappel die minder hoog in de stikstof zit, gaat ook minder gevoelig zijn voor phytophthora”, stelt De Prycker.
Dankzij de homogene samenstelling en de optimale korrelgrootte verdeling heeft het product uitstekende strooieigenschappen. Als er binnen het bemestingsplan geen extra fosfaat nodig is, is dit een samenstelling waarmee het gewas, in één werkgang, toch van stikstof en kali kan worden voorzien. “De 16+0+30 is harde, stevige korrel die geschikt is voor brede strooibreedtes. Je kan makkelijk tot 47, 48 meter gaan strooien vanuit het spuitspoor. Het is een complexe meststof en dat is handig want alle elementen zitten in één korreltje waardoor je een optimaal strooibeeld hebt.”
YaraMila NK 16+0+30 kan zowel voor de basis- als voor de bijbemesting gebruikt worden.
“Met de huidige mestprijzen is het belangrijk om efficiënt te werken. Dat geldt ook voor de richtlijnen uit wet- en regelgeving. Het is duidelijk dat efficiëntie voorop moet staan. We moeten het even goed of beter doen met minder meststoffen, dus kijk naar kwalitatieve producten.”
De rol van fosfaat is later in het seizoen belangrijk voor de plant. YaraVita SOLATREL kan als bladbemesting toegepast worden. Dit is een oplossing van PK-meststoffen met magnesium (Mg), mangaan (Mn) en zink (Zn) die je in de tankmix mee kunt mengen.


Bij aardappelen kan de bladmeststof zowel de aanleg als ontwikkeling van de knol beïnvloeden. Een behandeling met YaraVita SOLATREL

verhoogt het aantal knollen, terwijl een bespuiting tijdens de knolaanleg de opbrengst aanzienlijk verhoogt. “Fosfaat en aardappelen is een belangrijk huwelijk, maar is moeilijk in de plant te krijgen via de wortel, dus is bladbemesting een goede oplossing”, legt De Prycker uit. “Dit heeft verschillende oorzaken. De aardappelplant heeft een beperkt wortelgestel. Ook de pH en de temperatuur van de bodem spelen een rol. Als je het via het blad toepast, werkt dat twintig keer efficiënter.”

Met YaraVita SOLATREL is al veel ervaring opgedaan. “Als je deze bladmeststof gaat toedienen op het moment dat de knolaanleg begint, kun je de knolzetting stimuleren om
net wat meer knollen onder de plant te krijgen.” In sommige gevallen is het juist niet wenselijk dat er meer knollen onder het aardappelgewas komen. “Dat is wel een belangrijke nuance. Je moet de bladmeststof op het juiste moment toedienen. Als het gewas van nature al voldoende knolzetting heeft en je bemest voor grotere knollen voor meer tonnage, dan is het belangrijk om te wachten met de eerste SOLATREL-toepassing totdat alle knollen gezet zijn.” •
Meer weten over de mogelijkheden van de producten van Yara? Beluister voor regelmatig bemestingsadvies de Yara Podcast, te abonneren op Spotify. Of kijk op Yara.nl of Yara.be.
De dunne stand van een perceel tarwe baarde akkerbouwers afgelopen voorjaar zorgen. Samen met het later beschikbaar komen van stikstof en het natte voorjaar waren er drie redenen om in gesprek met adviseur Jan Derks Kloosterboer van Agrifirm te gaan over een plan van aanpak. Uitkomst: Brinkman reed de biologische zwavelmeststof van Fertipaq uit over zijn percelen. “Zwavel is één van de elementen die essentieel is voor plantengroei. Bovendien is zwavel sterk gekoppeld aan de stikstofbehoefte”, verklaart Kloosterboer.
De wintertarwe trok bij en het resultaat was naar tevredenheid, blikt Erwin Brinkman terug. “De plant stond er echt niet florissant bij, toen wij begin april, het zal de tweede knoop zijn geweest, drie liter per hectare hebben gespoten”, legt hij uit. “Gleam is voor ons een nieuw tarweras, die bij ons in het begin moeilijk aan de groei kwam, maar wel sterk kan uitstoelen. We kijken over het algemeen kritisch naar de kunstmestgiften en willen die drukken. De gehaltes van de rundveemest vielen tegen. Dus moesten we kijken naar een alternatief om de stikstof beschikbaar te krijgen. Helemaal in combinatie met de natte en koude omstandigheden bij de uitstoeling. Dan weet je dat zwavel helpt.”
Kloosterboer beaamt de beredenering van Brinkman. “Fertipaq adviseren wij bij
akkerbouwers die weinig stikstof spuiten of weinig zwavelhoudende meststoffen strooien of spuiten zoals KAS (Kalkammonsalpeter, red.). Het product kan bij die telers ook vast in het bemestingsschema zitten. Als je al KAS Zwavel strooit, dan hoeft het eigenlijk niet. We zoeken dus naar maatwerk, in het geval van Brinkman naar een curatieve oplossing.”
BIOLOGISCH RESTPRODUCT
Fertipaq is een vloeibare biologische zwavelsuspensie afkomstig uit de waterzuivering van Paques. Dit is een internationaal opererende onderneming uit Balk, die gespecialiseerd is in waterzuiveringstechnieken voor verschillende industrieën. “Het afvalwater wordt hergebruikt of veilig afgevoerd”, vertelt manager Elise van der Linde van Fertipaq. “Het afvalwater wordt met bacteriën behandeld. Bij dit proces komt ook biogas vrij, dat kan worden hergebruikt. Het betreft een restproduct dat rijk is aan waterstofsulfide, oftewel zwavelwaterstof. Het zwavelzuur werd in het verleden verbrand, wat leidde tot zure regen. Vanuit landbouwkundig oogpunt had dat wellicht voordelen, maar de verbranding werd verboden omdat mensen longklachten kregen en in bosrijke gebieden was er sprake van een overdosis. Dus werden wereldwijd ontzwavelaars gebouwd die het zwavelzuur

in de biogas omzetten naar elementaire zwavel.”

Een wedstrijd, waarbij werknemers van Paques een startbedrag kunnen winnen om goede ideeën uit werken, is het begin van Fertipaq geworden. Het elementaire zwavel is namelijk een zuivere meststof voor land- en tuinbouw. De opstart ging met vallen en opstaan. Het product heeft namelijk de neiging om te gaan klonteren, waardoor ook batches teruggehaald moesten worden.
“Hoe krijgen we een stabiel vloeibaar product?”, blikt Van der Linde terug. Het kantelpunt was in 2017. “We hebben aan de suspensie gesleuteld en vonden de stabiliteit, die we zochten. Nu is de tijd rijp om aan de naamsbekendheid te werken.
Ons biologische product kent namelijk voordelen ten opzichte van chemische varianten.
Door de micro-afmeting van de zwaveldeeltjes wordt er een groter contactoppervlak omvat, dit betekent een snellere oppervlakte reactie dan met chemische poeder zwavel.”
Met alleen al 155 zogenoemde Thiopaq-installaties in Europa, is er in ieder geval voldoende meststof beschikbaar. Per installatie wordt het restproduct tot een drogestofgehalte van gemiddeld vijf tot twintig procent omgezet. Dat betekent een terugwinning van honderd tot zeshonderd kilogram zwavel per installatie per dag. “Voordeel is dat telers ook
op lange termijn beschikking hebben over een biologisch afvalproduct. Een goed alternatief voor fossiele zwavel.” De biologische zwavelsuspensie is bovendien beter bestand tegen wegspoelen dan chemische alternatieven. Daarnaast is het natuurlijk van aard en vloeibaar waardoor er geen sprake is van zelfontbranding of stofontwikkeling.
AANVULLENDE BEMESTING
Erwin Brinkman had in het verleden al vaker Fertipaq uitgereden. “We proberen zo weinig mogelijk fungiciden te spuiten. We kiezen daarom bewust voor rassen die sterk zijn tegen gele roest, of roestvorming in het algemeen. Als je dan een nat en koud voorjaar hebt, zoals het afgelopen seizoen, word je wel wat zenuwachtig. Je kunt dan preventief fungiciden spuiten tegen gele roest of je gaat dit proberen.” Fertipaq heeft geen certificering als fungicide, maar een meststof, of een aanpassing in het bemestingsplan, zorgt voor een vitale plant. Het bevorderen van de stikstofopname is daarmee de voornaamste reden om Fertipaq in te zetten. “Het is een aanvulling op KAS, dat wij keer strooien.” Het akkerbouwbedrijf, dat deels op zand- en deels op veengrond ligt, heeft een areaal van 88 hectare waarvan 16,5 hectare met Gleam afgelopen jaar. “We hebben ook de andere tarwepercelen met Fertipaq behandeld. De plant is wel echt bijgetrokken.”
Volgens de verpakking kan Fertipaq in een verhouding van één op honderd liter met water verspoten worden, maar in een hogere dosering zelfs tot één op vijftig blijkt in voorkomende gevallen goed te werken.
Brinkman heeft de Fertipaq met een 27 meter brede CHDveldspuit uitgereden. “Het vloeibare product is goed te gebruiken. Afhankelijk van het weer en de hoeveelheid water is de gemiddelde snelheid zeven kilometer per uur. Met een lagere druk is 7,6 kilometer per uur misschien ook wel mogelijk.” Brinkman stelt dat de toepassing van Fertipaq geen bijzonderheden oplevert. “Het inmengen is gemakkelijk en omdat het een vloeibaar product is, spuit het eenvoudig uit.” De akkerbouwer zorgt er voor dat hij de tank en de spuitdoppen goed naspoelt. Van eventuele aanslag is bij hem geen sprake.

Het akkerbouwbedrijf hanteert doorgaans een spuitregime van één keer in het najaar, één keer in het voorjaar, twee keer groeiregulatie en eventueel nog een keer een vlaggenbladbespuiting.
KAS Zwavel zet het akkerbouwbedrijf in voor koolzaad dat doorgaans een vijfde deel van het areaal beslaat. “Koolzaad heeft ook gewoon veel zwavel nodig.
Per kilogram stikstof is KAS Zwavel echter wel duurder dan KAS, 24 tot 27 procent normaal. Maar het is wel een soort verzekering”, legt adviseur Jan Derks Kloosterboer uit. De inzet van Fertipaq was in de huidige situatie voor het akkerbouwbedrijf in Noordbroek een ‘noodoplossing’, maar voor sommige klanten is het al standaard opgenomen in het bemestingsplan. “Denk bijvoorbeeld aan akkerbouwers die de stikstofmeststof NTS in tarwe gebruiken, dan is Fertipaq een prachtige aanvulling.” •
Kijk voor meer informatie over Fertipaq op www.fertipaq.com.
niet florissant, maar trok helemaal bij”
maakt het verschil tegen cercospora
Het nieuwe fungicide Belanty bevat de werkzame stof Revysol. Belanty is effectief tegen cercospora, ramularia, meeldauw en roest in suikerbieten. Het resultaat? Gezonde bieten en een hoger teeltrendement.


“

Samen een mooi nieuw fungicide naar de markt gebracht”
Het nieuwe fungicide Belanty is een welkome aanvulling op het middelenpakket voor veel akkerbouwers. Alle belangrijke bladschimmels in suikerbieten en alternaria in aardappelen worden effectief bestreden. “We kunnen weer mooie schema’s maken.”
Na de succesvolle introductie van fungiciden op basis van de nieuwe stof Revysol in granen (onder andere Balaya, Revytrex en Priaxor Duo) maakt de nieuwe actieve stof in 2023 z’n opwachting in de teelt van suikerbieten en aardappelen.
Cropmanagers akkerbouw Henco Bouma en Michiel Bosdijk van BASF hebben de ontwikkeling en beproeving van het nieuwe middel Belanty van nabij gevolgd. Zij verwachten dat de akkerbouwpraktijk snel overtuigd zal zijn van
de prestaties van het nieuwe middel. “Revysol is een molecuul van de nieuwste generatie, het is een echte innovatie”, vertelt Bouma. “De stof is sterk op heel veel schimmels en is zacht voor het gewas.”
EXTRA GEREEDSCHAP IN SUIKERBIETEN
Volgens Bosdijk zal Belanty in de suikerbietenteelt met open armen worden ontvangen. “Er zijn in die teelt de afgelopen jaren veel middelen verdwenen. En de middelen die nu nog
zijn toegelaten zijn allemaal gebaseerd op dezelfde actieve stof. Met Belanty hebben suikerbietentelers straks weer een sterke afwisselpartner op basis van een nieuwe actieve stof.” Uitgebreide meerjarige proeven hebben laten zien dat Belanty effectief is op alle belangrijke bladschimmels in de bieten. Niet alleen cercospora maar ook ramularia, roest en meeldauw worden effectief bestreden. Bosdijk: “Tegen cercospora moet je alles uit de kast halen om het onder controle
te houden. Met Belanty krijgt de gereedschapskist voor de suikerbieten een hele mooie aanvulling.” Uit oogpunt van resistentiemanagement zal Belanty in suikerbieten altijd worden geadviseerd in combinatie met een partnerfungicide.
MEEROPBRENGST IN AARDAPPELEN
Cropmanager Bouma verwacht dat Belanty ook in de aardappelteelt snel een mooie positie zal verwerven. “We

hebben Belanty al sinds 2016 in proeven liggen tegen alternaria en we halen daar hele mooie resultaten. Keer op keer blijkt dat het net zo sterk of sterker is dan een huidig referentiemiddel.
Daarom denken wij dat Belanty een interessante afwisselpartner wordt in de schema’s tegen alternaria.”
Dat bestrijding van alternaria ook werkelijk nut heeft, bleek afgelopen zomer in een proef in Zuid-Holland. Bouma: “De praktijkteler waar de proef lag, vroeg zich af of bespuitingen op zijn praktijkperceel wel nut hadden. Dat was eind augustus.
Nog geen twee weken later zaten de onbehandelde objecten er onder en bij de oogst brachten ze twee ton minder op.
Bij een vroege aantasting kan de schade nog veel groter zijn.”
De ervaringen met Belanty lieten zien dat het fungicide ook effectief is op sclerotinia.
BASF
“Daar gaan we de komende jaren specifieke proeven voor aanleggen”, vertelt de cropmanager. Voor de Nederlandse introductie van het nieuwe fungicide zijn Bouma en Bosdijk optimistisch gestemd: “Belanty was in België al in 2022 toegelaten. We hebben daar meteen een mooie start gemaakt. En vanaf seizoen 2023 kunnen we ook in Nederland weer mooie schema’s gaan maken.” •
Veredelingsproces van soja met drie jaar ingekort
Recent stelde het bedrijf specifieke, high-techinfrastructuur voor speedbreeding voor. In een dergelijke setting heersen de ideale omstandigheden wat betreft onder meer licht, temperatuur, vochtigheid en dag- en nachtritme, om de planten in een recordtempo te laten groeien en van zaad naar zaad te brengen. Dat zorgt ervoor dat het proces om betere rassen te ontwikkelen deels wordt losgekoppeld van de seizoenen en een gans jaar door versneld kan verder gaan. Het veredelingsproces van soja en gele erwt wordt op deze manier dus met maar liefst drie jaar ingekort.

95 PROCENT ZUIDAMERIKAANS
Benjamin Laga, ceo van Protealis: “Nieuwe rassen veredelen is traditioneel een traag proces, want je bent afhankelijk van de seizoenen en de generatietijd van het gewas. Maar als je kijkt naar de noden van de landbouw, de consument en de planeet, dan is tijd een luxe die we niet meer hebben. Dankzij speedbreeding valt de afhankelijkheid van de seizoenen in de eerste stappen van veredeling weg, en korten we de generatietijd significant in. Waar andere veredelaars hun middelen en technologie inzetten op de grootste markten zoals tarwe en
maïs, hun cash-crops, investeren wij resoluut in de gewassen van de toekomst. Voordeel is dat wij geen marktaandeel hebben in andere gewassen dat we moeten verdedigen.”




Laga legt uit dat zeventig procent van de eiwitten in Europa geïmporteerd wordt. “De belangrijkste bron van eiwitten is soja en daarvan komt zelfs 95 procent uit Zuid-Amerika.
Dit is uiteraard niet goed voor ons ecosysteem. Bovendien is proteïne is in essentie stikstof en dus importeren we buitenlandse stikstof die hier accumuleert.
Daarenboven gebruiken we die eiwitten dan nog eens op de minst efficiënte manier, namelijk als veevoer. Slechts zeven procent is bestemd voor humane voeding.”
RENDABELE ALTERNATIEVEN
“Voor mij is dit niet de schuld van de landbouwer maar van de consument: het zit in onze levensstijl. Wij vinden daarom dat we op zoek moeten gaan naar een situatie die zowel goed is voor de omgeving als voor de landbouwers. Daarom moeten we hen alternatieven aanreiken die rendabel zijn. We moeten lokale recyclage van stikstof stimuleren en de best mogelijke manier gebruiken om eiwitten te gebruiken voor de productie van vlees- en melkvervangers.
Daar is veel vraag naar maar het grote probleem voor de industrie is om op de wereldmarkt soja te vinden zonder ggo’s ( genetisch gemodificeerde organismen, red. ). Want dit mag in Europa niet gebruikt worden in producten voor menselijke consumptie. Protealis investeert daarom in (peul)gewassen voor de toekomst om de teelt ervan zo snel mogelijk rendabel te maken.”
TECHNOLOGIEPLATFORM



In eerste instantie werd een technologieplatform opgezet. Protealis hergebruikt de historische data die het heeft met behulp van artificiële intelligentie. “We passen genetische diagnostiek toe op alle planten die we gaan produceren. We testen ze dus niet alleen op het veld maar op basis van hun genetische vingerafdruk voorspellen we welke planten het best aangepast zijn voor teelt in onze streken. We combineren dus voorspellingen en werkelijke observaties. Daarnaast zetten we drone imaging in voor het inschatten van grootte, afrijping of bodembedekking.”
Om de optimale gewassen te selecteren, is het nodig om binnen de variëteiten die ze hebben, de selectie te verbeteren. “Daarvoor is het nodig om instabiliteit te creëren.
Zo bekom je diversiteit. Na vier generaties inteelt van deze planten, krijg je dan stabiele nakomelingen. En die gaan dan naar het veld voor de veldtesten.
Vier generaties betekent vier jaar. Door het opzetten van de groeikamer wordt dat proces verkort tot één jaar want men kan vier generaties per jaar telen in zo’n groeikamer. Het hele proces duurt daarom vijf à zes jaar in plaats van acht à tien. Dat betekent een enorme tijdswinst.”
STIKSTOFFIXATIE
Een tweede belangrijk aspect waar Protealis vol op inzet, is het microbiële. Soja kan zelf
stikstof uit de lucht fixeren door symbiose met bepaalde bacteriën. “Op die manier heb je geen extra stikstof nodig voor het gewas. Bovendien is een deel van de stikstof ook beschikbaar voor het vervolggewas en dus moet je ook dan minder bemesten (ongeveer zestig procent van de normale bemesting, red.).” Maar deze bacteriën zijn net als de plant van oorsprong tropisch en kunnen dus moeilijk overleven in koude voorjaarsbodems. Daarom zocht Protealis naar bacteriën die kunnen worden toegevoegd bij het zaaien. Die heeft het bedrijf gevonden en
geoptimaliseerd. De volgende stap is om deze bacteriën aan te brengen in een coating rond het zaad. Hier bestaat reeds commerciële infrastructuur voor en Protealis zal een protocol opstellen zodat ieder zaad correct bedekt is en de bacteriën lang genoeg in leven blijven.
Het bedrijf maakt tienduizenden kruisingen en uiteindelijk gaan er per jaar maar twee of drie naar de markt. Protealis heeft ondertussen al twee goedgekeurde rassen in portefeuille en elf in aanmelding. De eerste test in het veld zijn veelbelovend maar je hebt meerdere testjaren op meerdere locaties nodig. Daarom gebeuren er testen in zeven landen, waaronder België en Nederland. Om goedgekeurd te worden, moet een nieuw ras een meerwaarde hebben ten opzichte van rassen die reeds op de markt zijn. Protealis staat al vrij ver omdat het bedrijf het veredelingsprogramma van onderzoeksinstelling ILVO heeft overgenomen en ook gebruik kan maken van het reeds uitgevoerde onderzoek door het Vlaams Instituut voor Biotechnologie voor wat betreft de bacteriën. Beide projecten zijn ingekanteld in Protealis.
“Sojateelt zou rendabel moeten zijn bij een opbrengst van 3,5 à 4 ton per hectare als het meegenomen wordt in de volledige teeltberekening. De teelt is vooral geschikt voor minder goede bodems. Ook naar bestrijding is er weinig nodig: één behandeling vooropkomst en één keer in het seizoen een fungicidenbehandeling. De ziektedruk is vrij laag, mede omdat er nog niet zoveel soja geteeld wordt. Het grootste probleem is duivenschade. Het oogsten kan met het bestaande materieel.” Voor de akkerbouwer is het in deze fase vooral belangrijk om de agronomische kennis op te bouwen via pilootprojecten.
“We willen met ons zaad en goed begeleide boeren kennis verspreiden en dan snel opschalen naar grotere volumes. De Europese sojateelt is gestart in Italië en Oostenrijk en dat breidt zich uit naar Frankrijk, Polen en Duitsland. Wij willen ook een kern opzetten in België. Partners zijn geïdentificeerd. Landbouwers zoeken we nog. Het belangrijkste is daarom dat we moeten zorgen dat de boer verdient aan de teelt. Niet alleen aan zijn kilo’s maar we moeten ook een incentive geven bij een hoger eiwitgehalte. Op die manier geeft Protealis perspectief aan de landbouwers.” •


Jonas Apers leidt het veredelingsprogramma al sinds de start in 2013 bij het Vlaamse Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO). Hij leidt ons rond in de groeikamers voor gele erwten en soja. “Beide hebben dezelfde veredelingsmethode. Het zijn zelfbestuivers, er komt geen kruisbestuiving aan te pas. Dus als we variatie willen, moeten we handkruising toepassen. Bij erwten is dat met een pincet maar bij soja zijn de bloemen zodanig klein dat ook een vergrotingsbril nodig is. Na deze kruisbestuiving hebben we een vier generaties zelfbestuiving nodig om dan te kunnen selecteren. Deze groeikamer zorgt ervoor dat we die eerste generaties zelfbestuiving
versneld kunnen doen om zo sneller in het veld te kunnen gaan selecteren met de stabiele planten. Het is simpelweg zaadje planten, zaadje oogsten, zaadje planten, enzovoort. Je doet aan inteelt om een genetisch zuivere plant te krijgen. Als je dat niet doet, ga je bijvoorbeeld verschillende groottes en groeiwijzen zien. Hier doorlopen de planten een verkorte cyclus in ideale omstandigheden. Een bijkomend voordeel van een groeikamer is dat je ook sneller kan reageren op nieuwe ziektes die ontstaan door nieuwe rassen te maken. Of wanneer bepaalde kenmerken belangrijker worden voor verwerking”, aldus Apers.
Scherpschutters op poters met gebreken
“Met mooie partijen gaat het zo hard, dat we het met een heftruck bijna niet bij te houden is”, wijst Daniël Scholtens naar de kisten Fontane-pootaardappelen, die voor export naar Frankrijk worden weggezet. Aan de andere kant van de DT Dijkstra aardappelverwerkingslijn worden zakken gevuld voor de export naar Algerije. Ondertussen rollen de pootaardappelen onder de camera’s van de twee optische sorteerders van Flikweert Vision Technologies, die in september zijn geïnstalleerd. “De foto’s van de aardappelen worden gemaakt in een overdrukcabine, zodat er nooit stof op de camera komt. We hebben de lenzen nog niet hoeven schoon te maken.”
De partijen die nu worden gesorteerd zijn redelijk schoon. Eerst worden het loof en veel grond op de rollenband gescheiden van de aardappelen.
Belangrijk, omdat de camera’s met veel grond niet altijd het verschil zien tussen een aardappel met bijvoorbeeld rhizoctonia of een aardappel met veel grond.
“Zo’n machine kijkt beter dan het menselijk oog, maar ziet niet altijd het verschil”, verklaart Scholtens.

Arbeid is duur en wordt steeds lastiger te vinden. Automatiseren is daarom een uitkomst voor akkerbouwbedrijven met het formaat zoals Scholtens Luttelgeest. “Het menselijk oog
wordt na een werkdag moe, waardoor de nauwkeurigheid in de leeskramer terugloopt. De nauwkeurigheid van een camera is 24 uren per dag exact gelijkt.
Bovendien wordt een optische sorteerder nooit ziek en vraagt geen verlof aan.”
Het akkerbouwbedrijf ging voor de ervaringen van optisch sorteren, kijken bij collega’s die ook met de Quality Grader werken. “Daar ging het echter om sorteerders voor consumptieaardappelen, dus bovenmaats”, legt Daniël Scholtens uit. Op zijn akkerbouwbedrijf zaten er met slechte partijen voorheen soms wel tot wel acht mensen
in de leeskamer om poters met gebreken er uit te sorteren. Scholtens heeft een goedwerkende 23 jaar oude Dijkstra-schudzeefsorteerder met bunkers. Vijf bunkers voor verschillende maten en twee bufferlijnen. “Een echte industriemachine. Met mooie partijen gaat er twintig ton per uur over de lijn. Dan wil je machines die het kunnen lezen”, verklaart Scholtens de keuze voor twee optische sorteerders van Flikweert Vision Technologies.
Het akkerbouwbedrijf heeft een behoorlijk areaal. Op honderdzeventig hectare worden pootaardappelen geteeld. Daarnaast bestaat het bouwplan uit 30 hectare consumptieaardappelen, 45 suikerbieten, 45 uien, 55 granen, 25 witlof, 15 peen en nog wat percelen voor de verhuur waar lelies en tulpen op worden verbouwd. De optische sorteerder is puur voor de pootaardappelen. “Met het oog op bedrijfshygiëne is deze locatie in Luttelgeest volledig voor de pootaardappelen ingericht.”
De poters worden voor handelshuizen Agrico, Stet Holland en Den Hartigh geteeld. “De verwerkingslijnen zijn volledig op de maatsortering ingericht. Wij sorteren in de maten 28 tot 35 millimeter, 35 tot 55 millimeter en boven 55 millimeter.” De Quality Grader was volgens Daniël Scholtens makkelijk in de verwerkingslijn tussen te bouwen. “De optische sorteerder moest na de maatsortering komen en voor de leeskamer.” DT Dijkstra heeft dit project gecoördineerd
De gewenste arbeidsbesparing is er wel degelijk. Er zijn nog steeds twee werknemers die de nasortering doen, maar er worden ook twee bespaard. In de maatsortering 35 tot 55 centimeter gaat er 6 tot 7,5 ton per uur door één sorteerder. De dikkere maten, voor de verre bestemmingen, zit gemakkelijk op de tien ton per uur per machine. “Hoe groter de aardappel, hoe makkelijker de sortering. Als er meer aardappelen per kilo onder de camera’s door gaan, hoe lastiger het is.”
De partijen worden op verschillende kwaliteitskenmerken gesorteerd. Na de maatsortering moet het camerasysteem de aardappelen met beschadigingen, groeischeuren, groen, rhizoctonia, ritnaalden, schurft of een afwijkende vorm er tussenuit halen. Camera’s maken vier tot vijf foto’s per aardappel. De poters met gebreken worden met een pneumatische lepel uit de partij gehaald. “Een kleinere scheider haalt vervolgens de kluiten tussen de aardappelen die nog doorkunnen als voer.”

“De aardappelen moeten zo
schoon mogelijk zijn. Daarom gaan ze voor het optisch sorteren eerst naar de bunker om ze te verwijderen van de kleikappen en stof. Dit is belangrijk omdat de camera anders moeite heeft om schurft of rhizoctonia te herkennen. Eigenlijk heeft de techniek dezelfde eigenschappen als de mens. Groeischuren zijn makkelijk te zien. Die aardappelen haal je er zo uit. Schurft en rhizoctonia zijn lastiger. Vaak stellen we de sorteerder aan de veilige kant af, zodat je niet nog veel hoeft na te lezen.”
Volgens Daniël Scholtens scheidt de Quality Grader 99 procent met kluiten. In 99 procent van de gevallen worden ook groeischeuren herkend. “Met halve aardappelen wordt het lastig als ze precies met de ‘goede kant’ over de lijn gaan. Toch haalt de optische sorteerder nog wel meer dan tachtig procent er uit.” De identificatie van schurft en rhizoctonia hangt volgens Scholtens af van hoe scherp er aan de knoppen wordt gedraaid. “Met schuifjes kun je punten toekennen aan de kwaliteitssortering. Hoe lager de waarde, hoe strenger de sorteerder. Ik bepaal uiteindelijk wat ik acceptabel vindt. Dat heeft ook vaak te maken met de bestemming van mijn pootaardappelen.” In enkele milliseconden wordt op basis van algoritme, een enorme database met afbeeldingen van gebreken, gesorteerd. “Door stof of grond wil de camera er nog wel eens twintig tot dertig procent uitgooien, als het om slechte partijen gaat. Het nalezen is voor sommige partijen niet nodig, maar op andere moment is een laatste controle nog wel van belang.”

Dit seizoen worden de twee optische sorteerders bij Scholtens al flink worden getest. In totaal ging 2500 tot 3000 ton pootaardappelen onder de camera’s door. Daar zaten goede partijen tussen van de zandgrond tot aardappelen uit de klei met schurft en groeischeuren. “Graslandschurft is grijs en moeilijker te herkennen als bijvoorbeeld kraterschurft van de lichtere gronden.”


Scholtens benadrukt dat ze ook bij Flikweert Vision Technologies niet honderd procent garanderen. Met updates of eventueel nieuwe camera’s kan de nauwkeurigheid in de toekomst nog verder toenemen. Doordat de machine is aangesloten op het internet, kan vanaf de fabriek meegekeken worden als er een defect is, maar kunnen er ook updates worden uitgevoerd om de techniek nog meer te verbeteren. “Kun je nagaan dat we nu al erg tevreden zijn. Aardappelen gaan niet over vijf jaar veranderen, waardoor we ook niet vijf jaar hoeven te wachten op een uitontwikkelde techniek.”
•
Unieke uienladers met boerengenen
Daar ligt uiteindelijk de oorsprong en ieder jaar wordt er doorontwikkeld.
SU-Tech bouwt diverse speciaalbouwmachines voor veredelaars en pootgoedtelers, maar de hardlopers binnen het bedrijf zijn de uienladers.

Enkelzwad, dubbelzwad en met of zonder doorvalmat. In het hart van iedere machine staat in ieder geval de praktijk centraal. En daarmee groeit ook de naamsbekendheid van SU-Tech.
Wouter Schoot Uiterkamp stelt dat SU-Tech eigenlijk het resultaat is van een ‘uit de hand gelopen hobby’. “Ik kom zelf van een akkerbouwbedrijf. Mijn ouders schakelden om naar een biologische bedrijfsvoering. De wens ontstond om een aanpassing te doen aan de uienlader. De egelband moest er op. Als we toch al bezig waren dan konden we ook de afvoer en de opname aanpassen.
Dit werd al met al zo’n grote ingreep, dat we besloten om een nieuwe te bouwen. Toen ik het er over had met een teler uit de buurt zei hij ‘als jij ‘m bouwt, koop ik ‘m’. Dat bleek het startsein van SU-Tech. Eigenlijk bouwden we een compleet nieuwe uienlader.”
Het eerste prototype uienlader kwam in 2017. “We wilden echt een mooie machine bouwen. Het lassen en poedercoaten hebben we uitbesteed. Met de uienlader zijn we veel gaan demorijden en hebben we loonwerk uitgevoerd. Om naamsbekendheid te creëren, maar ook vooral om de machine heel veel te testen. Zo’n eerste ritje is superspannend. Bij het laatste perceel vraag je jezelf af, waar liggen er nog meer verbeterpunten?” Na het eerste jaar is de verkoop opgestart en vanaf dat moment ging het snel.
“Voordeel is ook dat ik uit de praktijk kom. Ik heb ervaring met het werken met zo’n machine.”
Het laden van uien begint met een smalle vlaklopende spijlenband, die door een kleine keerrol zeer scherp oplaadt. “Met onze machines kunnen we alle spoorbreedtes opladen.” De tweede mat is breder en zorgt voor een optimaal zeefoppervlak. De speciale spijlen zorgen ervoor dat het terugrollen van de uien wordt voorkomen.
De intensiteit van de schudder, de hellingshoek en de snelheid
van de egelband zijn vanuit de trekkercabine in te stellen. De afvoerband is 1,15 meter breed en de afvoer heeft een groot bereik voor het laden in kisten, kantelwagens, grote kiepers of zelfs vrachtwagens.
Capaciteit zit wat Schoot Uiterkamp betreft niet in rijsnelheid, maar vooral in tonnen per uur. Uien worden geteeld op spoorbreedtes van anderhalf tot drie meter. “Hoe breder het spoor, hoe meer uien er onder de trekker groeien”, stelt hij. “Bij iedere teler is de situatie anders. Bij de één is sprake van korte percelen en smalle spoorbreedtes. Bij de andere heb je brede zwaden en voldoende transportmiddelen beschikbaar, waardoor je niet hoeft te wachten op kiepers.”
Het gewicht van de uienlader ligt onder de 3,5 ton, waardoor er geen reminstallatie geplaatst hoeft te worden. “Daardoor kunnen we onze eigen assen maken en er voor zorgen dat de machine scherp stuurt. Met het snel kunnen keren op het perceel bepaal je
ook capaciteit. Dus kijken wij naar de scherpe stuurhoek, met een gestuurde dissel en wielas en de lengte van de machine.”
Jaarlijks worden updates aan de machine uitgevoerd. Vooral op basis van ervaringen uit de praktijk. “Het eerste jaar leverden we vooral machines uit in Oostelijk Flevoland. Het tweede jaar komen de machines op andere plekken, met andere gebruikers die weer een andere blik hebben. Daar komen weer verbeterpunten uit.” In 2019 ontwikkelde SU-Tech op klantvraag een machine om twee uienzwaden van een anderhalve meter bed op te laden. Ook ontwikkelde de onderneming een uienlader met doorvalmat. “Omdat er steeds minder middelen beschikbaar zijn, zien we voornamelijk in zandgebieden steeds meer onkruid in de uien. Met een uienlader met alleen een egelband is het lastig om bepaalde soorten er uit te krijgen. Door de combinatie met een doorvalmat kan grof en fijn onkruid goed gescheiden worden uit de uienstroom.”
De varianten voor enkele en dubbele zwaden en de machines met een doorvalmat worden bij SU-Tech nu standaard en in seriebouw gemaakt. Inmiddels zijn er rond de zestig machines uitgeleverd. Om de pieken in het las- en assemblagewerk af te zwakken, wordt werk uitbesteed. SU-Tech leunt bovendien op de diensten van diverse professionele bedrijven voor het lassen, elektrakasten en hydrauliek blokken. “Alles wordt speciaal voor ons gemaakt.”
De verkoop verloopt in Nederland via dealers. “Gebieden waar nog geen dekking is, doen we rechtstreeks. Dat geldt ook voor België, Duitsland, Frankrijk en andere landen.”
En de nieuwste ontwikkeling? “We zijn druk bezig met een nieuw type uienlader.” •
Meer weten over SU-Tech? Kijk op www.su-tech.nl of stuur een mail naar info@su-tech.nl
ERVARINGEN
dat zo’n kleine machine zo’n capaciteit heeft”
“Bij ons draaien er twee enkelzwad uienladers van SU-Tech. Daarmee rapen we bedden van 2,25 meter op. Met de eerste uienlader draaien we inmiddels drie seizoenen, de tweede kwam een seizoen later. Eigenlijk zou ik me weinig negatieve punten kunnen bedenken. We waren naar een dergelijke uienlader opzoek. Op internet zag ik een paar filmpjes en heb Wouter gebeld. Eigenlijk hebben we machine spontaan gekocht en zonder ‘m ooit echt te hebben gezien, zijn we er mee begonnen. Het is niet te geloven dat zo’n kleine machine zo’n capaciteit heeft. Natuurlijk waren er in het begin links en recht wat bijstellingen, maar die werden vlot op orde gemaakt. We hebben één keer stilstand gehad. Dat was een hydraulisch probleem, desondanks sprong Wouter meteen in de auto om twee uren naar ons te rijden en het probleem op te lossen. Niet alleen werkt de uienlader snel en goed, ook de kwaliteit van de uien is optimaal. Ze leggen geen lange weg af en gaan niet recht omhoog vanaf de opraapmat. Bovendien is het een zachte elevator, waarmee we desalniettemin ook in hoge kiepers kunnen lossen. Nee, dit werkt fantastisch.”
“Een goed doordachte machine, tot in de details”
“We hebben het standaard model voor één zwad. Wij laden op 2,25 meter. De uienlader bevalt heel erg goed. De machine is licht, compact, wendbaar en veel capaciteit. Wij hadden hiervoor een omgebouwde aardappelrooier als uienlader. Met mooie droge omstandigheden gaat dat prima, maar later in het seizoen als de omstandigheden minder worden dan gaat de opname niet zo goed. Uien gaan slecht naar binnen of je gaat te diep de grond in.


Met de uienlader van SU-Tech gaat goed. De machine heeft een smalle opneemband en een dunne keerrol, waardoor je scherp kunt laden. Eigenlijk presteert die onder alle omstandigheden erg goed. We verbouwen zelf vijftig hectare uien in de Noordoostpolder. We hadden ons verdiept in de verschillende uienladers die er te koop zijn. Eigenlijk zijn daar maar een paar specifieke fabrikanten voor. Via via hadden we al gehoord dat SU-Tech goede uierladers produceert. Naaktgeboren bv uit Tollebeek is onze dealer. We zijn in gesprek geraakt en bij SU-Tech wezen kijken. Dat leek goed en dat blijkt ook in de praktijk. Het is een goed doordachte machine, tot in de details. We werken er inmiddels drie seizoenen mee, maar we waren vanaf het begin direct enthousiast.”
“Enorm wendbaar en weinig tot geen onderhoud”
“Onze enkelzwad uienlader hebben we net na twee-en-een-half jaar draaien ingeruild. Ik had nog een aantal verbeterpuntjes, die allemaal zijn doorgevoerd. Zo zat er een plaatje bij de egelband en afvoerband waar lichte grond nog wel wat wilde aankoeken. Ook is de machine kettingloos, maar zat er nog wel een hele korte ketting voor de haakse overbrenging bovenaan. Dat levert toch weer wat onderhoud op. Daarnaast had ik nog graag gezien dat de snelheid van de invoermat proportioneel bediend kon worden voor de sjalotten. Nu die aanpassingen zijn doorgevoerd wilde ik die machine hebben. Ik ben zeer tevreden over de uienlader. Via Jasper van den Berg van Van der Maar Landbouwmechanisatie in Hornhuizen kwam ik in aanraking met SU-Tech. Elke mat is hydraulisch aangedreven. Er zit geen ketting op. Bovendien is de lader enorm wendbaar. Voor de verbeterpuntjes zijn de lijntjes enorm kort en daar houd ik van. We verbouwen zelf ongeveer dertig hectare sjalotten. Daarnaast halen we twaalf hectare lange uien bezig. Daarnaast hebben we met een collega gewone uien en doen we nog wat loonwerk. In totaal halen we per seizoen zo’n tachtig hectare met uien binnen.”
en wendbare machine is ideaal voor de korte kopakkers hier”
“Deze
een
Juli
uienlader, een oude
eenvoudige
Licht, wendbaar
dit jaar zijn we tot aanschaf
kuren en storingen. We zijn ons af gaan vragen wat we gaan doen: Gaan we weer een aardappelrooier ombouwen of kiezen we nu voor een echte uienlader. Zo zijn we hier gaan kijken bij SU-Tech en dat beviel ons wel. Misschien is zo’n specialistische machine wel wat duurder dan een ombouw rooier. Desalniettemin heb je alles wel meteen nieuw én het is specifiek voor uien geschikt. Ander voordeel ten opzichte van een aardappelrooier is, dat deze uienlader vrij korte machine is. In tegenstelling tot de lange rooier waar ook meer banden onder liggen. De keuze is juist geweest. We doen er loonwerk mee. Het laden van uien deden we voorheen met een collega-akkerbouwer. Nu hebben we de uienlader voor onszelf gekocht en doen we er loonwerk mee hier in de buurt. Het eerste seizoen ging voortreffelijk. We hebben ruim vijftig hectare kunnen laden en daarbij gaf de machine ons de nodige capaciteit. De werkbreedte is doorgaans 1,50 of 2,25 meter en dan kun je met deze uienlader flink doorrijden. De machine is compact, licht en wendbaar. Ideaal voor de korte kopakkers hier. We kunnen de uienlader eenvoudig voor de rijen zetten. Dit is een goede investering geweest.”
Aan de hand van schuifjes op het scherm kunnen punten aan de kwaliteitssortering worden toegekend.
“Compacteenkelzwad lader bevalt ons uitstekend. We zijn er zeer tevreden over. Het is eigenlijk heel lader. en toch behoorlijk capaciteit. van over gegaan. We hadden een omgebouwde aardappelrooier. Deze machine vertoonde Peter Van Hauwaert van Loonwerken Van Hauwaert (Meulebeke, Be.)
“OngelooflijkAkkerbouwer en loonwerker Jan-Willem Tilma (Rottum, Groningen)
wat het niet doet, is het vierkantje wat heel dicht bij het gewas ligt, schoffelen. Middels spotspraying kun je met heel weinig middel dat laatste vierkantje, waar toch ook onkruid heel dicht bij het plantje groeit elimineren. Dat is toch iets waar ze het afgelopen jaar tegenaan zijn gelopen. Momenteel zijn we dan ook bezig met een doorwikkeling om heel gericht te kunnen spotsprayen op het plantje alleen. Dit wordt wel al gebruikt in Duitsland en dat gaan we nu naar Nederland brengen.” Maar ook in België is er steeds meer interesse voor de FarmDroid. “Recent was er een evenement voor cichoreitelers waar zowat de helft van de aanwezigen uit België kwam. Daar kregen we ook heel wat vragen. Ik verwacht dus in 2023 zeker een eerste FarmDroid op de Belgische velden.”
ZEVEN DAGEN OP ZEVEN INZETBAAR DANKZIJ BATTERIJ
Een andere doorontwikkeling waar men mee bezig is, is volgens van der Zee het voorzien van een extra batterij voor de FarmDroid. “Door deze battery pack kan de machine zeven dagen op zeven nonstop werken. Zonnepanelen kunnen een hoop maar mocht dit ontoereikend zijn dan kan de batterij ook extern opgeladen worden. Je kan ze bijvoorbeeld thuis via de zonnepanelen op de boerderij opladen.” Daarnaast vertelt

“Oude en nieuwe wereld bij elkaar brengen”
De FarmDroid wordt geproduceerd in Denemarken. Het is een autonoom werktuig dat werkt op zonne-energie. De lichtgewicht robot wordt ingezet voor het zaaien en onkruidvrij houden van onder andere cichorei en bieten.
Volgens Sebastiaan van der Zee lopen er nu meerdere machines in Nederland. “Bovendien is het aantal aanvragen het afgelopen jaar enorm toegenomen. Meer en meer mensen zijn geïnteresseerd in automatisering, ook in de landbouw. Dat is goed om te zien en we werken daar ook graag aan mee. Het gaat vooral
om telers van uien, bieten of cichorei. We hebben ook een mooie samenwerking met Sensus, dochteronderneming van Royal Cosun. Zij zijn volop aan het inzetten op duurzame landbouw. Sensus gelooft echt dat de FarmDroid daarbij gaat helpen.”
SPOTSPRAYING TOEVOEGEN
In 2022 liep er dan ook een mooi en innovatief project.
“Sensus heeft veel onderzoek gedaan over hoe er het best kan worden gewerkt met de FarmDroid. Hun onderzoeksafdeling IRS doet onder meer onderzoek naar
ziektes bij cichorei. Zij zijn dit jaar de FarmDroid gaan gebruiken en dat is dermate goed bevallen dat ze ook de landbouwers die ermee willen starten financieel gaan ondersteunen.” Uiteraard komen er uit zo’n project ook verbeterpunten naar boven. Van der Zee vertelt dat in de eerste plaats spotspraying een toevoeging is waar Sensus veel in ziet. “De FarmDroid kan niet alleen tussen de rijen schoffelen, we noemen dat interrow-schoffelen. Maar de robot kan ook inrow-schoffelen. Dat is dus schoffelen tussen de plantjes in een rij. Maar
de verkoper ook dat ze loofbeschermingsschijfjes gaan voorzien voor de FarmDroid.
“Dat is natuurlijk iets wat we al vele jaren maken bij HAK”, aldus van der Zee. K.A. Havelaar & Zn bv is de fabrikant van de HAK-schoffelmachines.
“FarmDroid ziet dit als een belangrijke toevoeging aan het assortiment. Zo beschermen we de plantjes zodat er geen aarde op valt tijdens het schoffelen.”
INROW-SCHOFFELEN BIJ HAK Sebastiaan van der Zee is ervan overtuigd dat er bij het door ontwikkelen van de schoffeltechniek twee werelden samenkomen. “We zijn als HAK al meer dan honderd jaar bezig met de ontwikkeling van de schoffeltechniek. We zijn daarin vanzelfsprekend verder dan dat de robotisering zelf is op gebied van schoffelen. Je brengt als het ware een oude en een nieuwe wereld bij elkaar. Jonge, innovatieve ICT’ers breng je samen met doorgewinterde leveranciers van schoffelmachines. En we staan hier natuurlijk ook niet stil. Dus ook op het gebied van robotisering en beeldherkenning zijn we op dit moment flink aan het ontwikkelen, bijvoorbeeld met inrow-schoffeltechnieken. Het voorkomen van handwerk is ons doel en dat willen we zo perfect mogelijk doen. We hebben natuurlijk al cameragestuurd schoffelen. Dat corrigeert alle afwijkingen
wanneer je met gps rijdt. Met het inrow-schoffelsysteem kunnen we naast het volgen van de gewasrijen, ook nog een keer tussen de plantjes in schoffelen. Daarom zijn we zelf ook bezig met het uitrollen van een HAKmachine die dit kan. De techniek is er klaar voor en we zijn dit aan het integreren op onze machines. We willen het vanaf 2023



leveren. De hardware is er klaar voor, het is dus een kwestie van assembleren, testen en dan kan het geproduceerd worden.” Het bedrijf test dit eerst met hun testband. Dat is een soort lopende band met plantjes. De camera wordt hiermee gevoed en dat wordt dan uiteindelijk omgezet naar een schoffeltje dat tussen de planten door
beweegt en dat in het veld kan worden ingezet. “We zijn er vrij ver in, we zoeken nog een launching customer, iemand waarbij we dit kunnen gaan uitrollen.”
MINIMAAL ÉÉN GROTE
INNOVATIE PER JAAR
Iedere fabrikant zoekt naar manieren om het schoffelen te optimaliseren. Camera’s zijn daarbij niet meer weg te denken. “Wat je ziet, is dat er een aantal leveranciers zijn van beeldherkenningssoftware en -hardware en daar leunen fabrikanten vaak toch weer op. Maar het is wel goed dat meerdere partijen ontwikkelingen doen. Daardoor komt er innovatie. Met meerdere partijen knokken voor een onkruidvrij land is de beste manier. In concurrentie ontwikkelen met een gezamenlijk doel, zorgt er volgens mij voor dat we het verst komen.”
“Wij proberen minimaal één innovatie per jaar te brengen. Maar de andere producten proberen we samen met klanten continu te verbeteren. Denk maar aan het individueel optillen van elementen of slimme aansturingen die nodig zijn om te voorkomen dat de landbouwer uit de trekker moet om iets aan te passen. Wat we recent ook nog introduceerden, is een extra schijfje bij rugschoffelmachines zodat we ook op de rug het laatste beetje onkruid weg kunnen halen. Of neem onze nieuwe korstenbreker die middels een uniek veersysteem een regelbare druk kan uitoefenen. Dat zijn toch vrij unieke ontwikkelingen.” •
Weten





























AKKERBOUWERS ZETTEN ERMO IN VOOR BODEMVERBETERING
“Betere structuur en hogere opbrengsten dankzij diepploegen”
Akkerbouwer Nico Dieleman uit het

Zeeuwse Kortgene kocht twee jaar geleden via landbouwmechanisatiebedrijf Zeelandtrac uit s-Gravenpolder een ERMO FS1 98. Inmiddels heeft de teler de diepploeg al weer doorverkocht. “Ik ben er namelijk klaar mee. Het werk is verzet”, verklaart Dieleman.




De reden om te investeren in een diepploeg zat voor hem in het verbeteren van de grond. Het akkerbouwbedrijf verbouwt tarwe, bieten, aardappelen en zaaiuien. “We wilden de Zeeuwse klei iets mengen met de zanderige grond. Als het nat wordt door de regen, dan begint de grond te plakken. Door het mengen moet de slipbaarheid verminderen. De menging door het diepploegen heeft goed uitgepakt. Zo zagen we dat de grond boven het zaaigoed voor de bieten beter afsloot.”
Dieleman ploegde in de zomer van 2021 ongeveer zeven hectare. “Deze zomer hebben we nog een stuk van vijftien hectare geploegd.” Het werken met de ERMO is de Zeeuwse teler enorm goed bevallen. “Er is echt sprake van bodemverbetering.” Toch is het diepploegen inmiddels geschiedenis. De ERMO is doorverkocht en is inmiddels eigendom van een akkerbouwbedrijf in Dinteloord. “Het werken met de diepploeg is mij goed bevallen, maar voor mij is het nu geschiedenis. Ik heb inmiddels mijn ding gedaan. Waarom zou je ‘m dan in de schuur laten staan.”



Dirk Roodzant is akkerbouwer in het Brabantse Hank. Hij verbouwt aardappelen, suikerbieten, tarwe en uien in een rotatie van één-op-vier. De teler heeft daar te maken met plaatgronden op 30, 35 centimeter in zijn percelen. “Ik had al eens een rapport van DLV laten
maken. Ik ben vervolgens ook zelf gaan nadenken en zo vond ik de weg. In de hoge stukken ploeg ik het zand boven. Dat schuif ik en diepspit ik vervolgens weer totdat er een homogene laag ontstaat.”

De ERMO-diepploeg kocht Roodzant een jaar of vier geleden via landbouwmechanisatiebedrijf Den Otter uit Bruchem. “Het diepploegen, afschuiven en diepspitten doen we ieder jaar. De klei leg ik beneden en meng ik op met het zand. Ongeveer 35 procent van de percelen pakken we zo aan.” Roodzant heeft goed resultaat met het aanpakken van de plaatgronden. “Als ik dat niet doe, verschraalt de grond op de plekken die ik afschuif.”


Roodzant merkt dat de aanpak van de plaatgronden resulteert in hogere
opbrengst van de gewassen. “Groot voordeel is dat de bewortelbare diepte veel groter wordt. Ook kom je dichterbij het grondwater, wat met het oog op verdroging zeer positief werkt. Het positieve effect komt natuurlijk niet alleen door het diepploegen op tachtig centimeter, maar vooral door het egaliseren van de hoge plekken die ik afschuif en het diepspit op zeventig tot tachtig centimeter.”








Het afgelopen seizoen heeft Roodzant 37 hectare geëgaliseerd. Voor Roodzant is één ding zeker: “Deze diepploeg gaat nooit meer weg.” •

Meer weten over de mogelijkheden van ERMO-diepploegen? Kijk op wnkramer.nl, bel met +31 0226 381481 of mail naar info@wnkramer.nl


Maak kennis met Crkls.

Machinaal maar toch met fluwelen handschoentjes
De zeer dicht bij de grond geplaatste opname-unit en de productvriendelijke transportband van het nieuwste model kooloogstmachine zorgt er voor dat de geoogste kool met een zeer kleine valhoogte de kist bereikt.
Door de zeer geringe mechanische belastingen kunnen bewaarperiodes tot zes maanden gerealiseerd worden. En dat is ook een nadrukkelijke wens vanuit de Nederlandse markt. “We merken bovendien dat er groei zit in vollegrondsgroenten.



Kool is een gezond product en de prijzen zijn bovendien goed”, vertelt Jan Bouma, vertegenwoordiger van GRIMME.
De oorsprong van oogstmachines specifiek voor de bewaarkool ligt in Noord-Holland. Loonbedrijf Hopmans uit Wieringerwerf gaf R. Hoekenga Mechanisatie uit Slootdorp twintig jaar geleden de opdracht om een kolenoogster te ontwikkelen.



Een vrij specifiek opdracht, waarbij met name de wijze van snijden voor de bewaring een cruciaal onderdeel is. “We hebben daarvoor als basis een Oost-Duitse machine genomen en uiteindelijk hier in de omgeving ook drie verkocht”, weet eigenaar René Hoekenga van Hoekenga nog te vertellen.
ASA-LIFT, inmiddels overgenomen door GRIMME, nam vervolgens de patenten over en daarmee werd een smidse machine een hoogwaardige oogstmachine. “Omdat we hier in het grootste koolgebied van Nederland zitten, is dit nog wel een belangrijk afzetgebied. Dus leveren we ook kooloogsters af.”
Aan de cruciale mechanische snijtechniek is nog weinig veranderd. “Belangrijk is dat als je kool snijdt, je de waslaag intact houdt. Met de duim kun je die laag er al afhalen.” Na de snij-unit gaat de kool langs de reinigingsrollen. Op de sorteertafel worden losse
bladeren weggehaald. De kool wordt vanaf de band in de kist gelegd. “Overpakken van de gesneden kool en voorzichtig in een kist leggen. Met een snelheid van 2 tot 2,3 kilometer per uur gaat dit eigenlijk megahard.”
Volgens Jan Bouma is de logistieke weg na de snijunit door ASA-LIFT gestandaardiseerd. “Er zijn als het ware vier modellen kolenoogsters: gedragen en getrokken en voor industrie en bewaring. We zijn overigens nog niet uitontwikkeld. Eigenlijk geldt: zoveel kooltelers zoveel wensen en ideeën. De één werkt met sluitkool, de andere spitskool. De fabriek van ASA-LIFT in Denemarken is groot geworden door een stuk maatwerk te leveren. Sinds begin dit jaar zijn er, door de overname van GRIMME, Duitse mensen bij ASA-LIFT in de directie gekomen. Daarmee is het proces om voor een standaardproductrange in werking getreden. De
wortelrooiers van ASA-LIFT zijn nu redelijk gestandaardiseerd. De kooloogster en preirooier zijn voor de Nederlandse markt interessant. Die technieken gaan wat verder vernauwen.”
Loonbedrijf Gebr. Nannes uit Warmenhuizen heeft één van de eerste MC-1010XL-kooloogster in Nederland draaien. Wens was om minimaal zestig centimeter op rij te kunnen. Toch hebben ze ook klanten die kool op rijen van 75 centimeter en zelfs tuinders die op 50 centimeter telen.
“Een tweerijige machine gaat niet, een éénrijige variant is een middenweg. Nu kan Nannes op gps planten, op gps oogsten en een behoorlijke capaciteit halen.” Met een groot mes wordt de kool machinaal afgesneden. Met als resultaat een glad snijvlak. “Alsof het met de hand gesneden is”, vertelt René Hoekenga.

Jan Bouma kondigt aan dat er verder gekeken wordt naar standaardisering achter de snijunit. “Denk bijvoorbeeld aan de
reiniging van de kool op de band. Ik ken voorbeelden waar de kool tegen een soort gummyrol aanrolt en dat blijkt best goed te werken. Misschien is dat wel de volgende stap.” Volgens Hoekenga wordt mechanisch oogsten de standaard. “Er is best wat scepsis, omdat bewaarkool zo’n gevoelig product is. De oude generatie denkt dat het niet kan. Nou, het tegenovergestelde wordt hier in de praktijk bewezen.” •
Handig manoeuvreren op kleine percelen
We treffen Jordy Van De Vliet terwijl hij bieten aan het rooien is in Zemst. Al van ver zien we de gele zelfrijder. Jordy vertelt met blinkende ogen het verhaal achter de aankoop. “Onze loonwerker stopte met zijn activiteiten en we zochten naar iets om onze eigen voederbieten uit te rijden. De grote machines zijn niet altijd even handig op de kleine percelen hier in de buurt. Toen zagen we deze SF 10-2 online staan. We beslisten al snel om er een daguitstap van te maken.”
Van De Vliet had meerdere interessante machines op het oog en ze maakten dus een rondje langs de verschillende locaties. “Deze machine had nog niet zoveel uren op de teller, dus we wisten wel dat ze waarschijnlijk nog in redelijk goede staat zou zijn ondanks de leeftijd. De andere machines
die we zagen waren een pak jonger maar hadden allemaal veel meer uren gedaan.” Het bleek effectief dat de rooier mechanisch nog redelijk goed was. De machine zag er langs buiten wel slecht uit want ze stond al enkele jaren buiten onder een boom. “Daarom hebben we ook beslist om er het eerste jaar zo mee te rijden om ze dan in de winter grondig onder handen te nemen”, aldus de jonge loonwerker.
Het Duitse familiebedrijf Kleine werd al in 1874 opgericht.
Doorheen de jaren werden er heel wat verschillende landbouwmachines geproduceerd, maar vooral zaaimachines. In de jaren vijftig en zestig werden de eerste bietenrooiers ontwikkeld met in 1960 de eerste bunkerrooier. In de jaren zeventig en tachtig


werden modellen als de K6 en R6 voornamelijk naar de Benelux geëxporteerd. De jaren erna werden de eerste zelfrijdende rooiers op de markt gebracht.
In 1994 resulteerde dit in de SF 10 die zich kenmerkte door zijn

Alvorens over te gaan tot aankoop van de Kleinebietenrooier informeerde Jordy bij Grimme of er nog wisselstukken te verkrijgen zijn. “Dat was gelukkig zo want Grimme heeft de volledige voorraad van Kleine overgenomen. Bij levering zijn er mensen van Grimme langs gekomen voor het instellen van de dieptecontrole en automatische piloot. Er was een oudere mechanieker van Grimme bij die nog bij Kleine meegelopen had. Hij kende de machine dus nog heel goed en heeft ons alles uitgelegd. We hebben dan in de winter de machine helemaal opengedaan en bijvoorbeeld alle lagers vernieuwd. Ik ken de machine nu dus ook van binnen en van buiten. Toen alles gereviseerd was, hebben we de rooier herspoten in de originele kleuren. De RAL-kleuren van Kleine waren beschikbaar via Kramp. Toen we klaar waren, waren de techniekers van Grimme danig onder de indruk van het resultaat.”
Het resultaat is dat Van De Vliet nu ook zonder reclame erg herkenbaar is. “Het is zowat de kleinste bunkerrooier van België denk ik en er rijden er bij mijn weten maar twee van rond in België. Het zou zelfs kunnen dat het Waalse exemplaar te koop staat.” De tendens de laatste jaren was dat machines steeds groter werden, ook de bietenrooiers. “Maar de meeste boeren waar wij loonwerk voor doen, hebben percelen van één tot twee hectare voor hun voederbieten. Aanvankelijk was de machine voor onze eigen bieten bedoeld, maar ondertussen doen we jaarlijks toch zo’n zestig à zeventig hectare bij klanten.”
Jordy Van De Vliet zit altijd zelf aan het stuur. De machine heeft dezelfde breedte als een grote machine maar is veel handiger op de kleine percelen. “Ze draait erg kort en het manoeuvreren is veel eenvoudiger. De machine is vooraan zelfs bijna langer dan achteraan. Er kan zo’n acht ton in de bunker van vijftien kuub. Als ik goede chauffeurs heb en rijdend kan lossen, werken we bijna even snel als met een grotere machine. In totaal heeft de machine nu ongeveer vierduizend uren op de teller. Ze kan dus nog wel even mee.” •


is kinderspel.



aan de


reinigingsmachines ontwikkeld. In 2012 werd Franz Kleine overgenomen door Grimme maar de naam Kleine wordt nog wel gebruikt voor bepaalde producten. Grimme vulde zijn aanbod De kipper is niet toevallig in dezelfde kleur gespoten: “We hadden nog vier potten over en hebben er nog twee bijbesteld voor een unieke combinatie.” Manoeuvreren met de SF 10-2






“Tempo verlagen om bodem weerbaar te maken”
Moeten we vol inzetten op groene middelen, kringlopen en mechanische onkruidbestrijding? Of is het ook belangrijk dat we onze gewasbescherming en kunstmest in de benen houden? In de Prosu Podcast ging hoofdredacteur Martin de Vries van de Akkerbouwkrant in gesprek met Marco van Gurp van HealtySoil, Daan Bressers van Kiemkracht en Crétiënne Oomen van Alliance over vitale bodem en vitaal gewas. “Er is een omslag in denken nodig.”
“We kunnen vandaag de dag nog zeker niet zonder kunstmest en gewasbescherming. Dit heeft de doodeenvoudige reden dat we in de laatste decennia een dusdanige druk hebben gecreëerd dat we onmogelijk naar honderd procent biologisch kunnen”, steekt Marco van Gurp van Healthy Soil van wal. “Bodem en systemen op een bedrijf hebben de tijd nodig om zich weerbaar te maken. Om een goed rendement te houden, moeten we kunnen ingrijpen.”
Toch is de stap naar kringlooplandbouw wel nodig, is zijn opvatting. “Het ontbreekt de teler echter aan kennis om goede keuzes te maken op zijn bedrijf.” Van
Gurp stelt dat je met de bodem moet beginnen “Daar ligt letterlijk de weerbaarheid van het bedrijf. Wij werken sterk met een methodiek die leunt op de data van een bedrijf. Wat is de status nu, waar willen we naar toe werken en welke stappen hebben we daarvoor nodig? Dat doen we nu op basis van verhoudingen in de grond en niet zo zeer naar hoeveelheden wat we in traditionele landbouw gewend zijn. Wat kan mijn gewas opnemen? Kijk je echt naar de verhoudingen dan kijk je echt naar naar de structuur en basis van de grond. Het zijn de omstandigheden die we moeten aanpassen om de bodem en de efficiëntie van de bodem te veranderen. De juiste verhoudingen zorgen
voor structuur en structuur is de basis voor biologie. We moeten veel meer kijken naar natuurlijke processen.”
Daan Bressers van Kiemkracht ziet ook een belangrijke rol voor de adviseur weggelegd. “Het
is de kunst om te kijken wat eigenlijk de reden is waarom er gewasbeschermingsmiddelen en kunstmest worden ingezet.
De bodem staat uiteindelijk centraal. Als die goed in elkaar zit, dan zijn we ons bewust dat de bodem een bedrijf kan maken of kraken. Hoe lang zijn we er mee bezig en hoelang gaan we er mee door?”
Hij stelt dat je moet beginnen met een ijkpunt. “In mijn ogen is het altijd goed om bijvoorbeeld een scan te maken om een vertrekpunt te hebben. Wat ik belangrijk vind, is om het veld in te gaan. Ik heb standaard een schep in de auto omdat iedere situatie anders is.”
Crétiënne Oomen van Alliance ziet een tweestrijd tussen biologie en economie, maar denkt wel dat bodemgezondheid uiteindelijk het uitgangspunt moet zijn. “Je moet produceren wat de markt vraagt en die vraagt allerlei dingen. De consument die van alles vindt, koopt in de
winkel met zijn portemonnee. De doelstelling biologisch en kringloop valt en staat met wat de consument koopt. Als je niet produceert wat de markt vraagt, dan verdien je niet. We hebben doelen nodig, anders gaan we een doodlopende weg in.”
“De bodem is een soort spinnenweb. Je trekt aan een knoopje, vandaag is het fosfaat of stikstof, waardoor het hele web gaat bewegen. Je kunt niet één ding pakken en zeggen dat het probleem is opgelost. Wil je de stap naar weerbaar telen maken, dan moet je het tempo gaan verlagen. Als dat lukt, zul je zien dat de processen beter gaan verlopen. Dan komen er minder stressmomenten, minder problemen dan in een situatie waarin je bezig bent te intensiveren met kortere schema’s en korte vruchtwisselingen.” •
De hele aflevering beluisteren? Check de Prosu Podcast op Spotify.
ORGANISATOREN INTERPOM KIJKEN TEVREDEN TERUG
“Recordeditie met ruim twintigduizend bezoekers”
Volgens de organisatie heerste er een positieve sfeer en dat ondanks de vele uitdagingen waar de sector mee te maken krijgt. Het mestbeleid, de gewasbescherming, natuurherstel, stikstof… onderwerpen genoeg in de wandelgangen van de beurs. De bezorgdheden over de toekomst werden wat getemperd door de verbeterde contractuele relaties tussen verwerkers en telers. Het toont hoe de sector er in moeilijke tijden in slaagt om samen de rug te rechten en een sterk signaal te geven dat de aardappelsector, als kroonjuweel van de Vlaamse agrovoedingsnijverheid, niet van plan is haar unieke plaats af te geven.
SEMINARS IN FUNCTIE VAN INNOVATIE EN KENNISDELING


Het innovatieve karakter van de beurs blijkt ook elke editie aan belang te winnen. De landbouwsector in het algemeen en de aardappelteelt in het bijzonder staan voor een grote transitie richting duurzaamheid.

Via de innovation tour maar ook via seminars zette de organisatie sterk in op innovatie en kennisdeling. Tijdens de drie beursdagen vonden doorlopend korte informatiesessies plaats die op veel belangstelling konden rekenen. Zo kwamen diverse thema’s aan bod die zowel innovaties als de uitdagingen uit de aardappelsector aankaartten.
Na uitzonderlijk twee edities kort op elkaar blijft Interpom nu opnieuw op haar vertrouwde periodiciteit: tweejaarlijks eind november van de even jaren. De volgende editie is gepland op 24, 25 en 26 november 2024.
OmniCuro: Bestuur bewaring op energieverbruik
OmniCuro V5 is een besturingssysteem van Omnivent waarmee je op basis van het prijsniveau in de energiemarkt het klimaat in de bewaring kunt sturen. Om optimaal te kunnen bewaren is het namelijk niet nodig dat een ventilator of koeling continu aanstaat. Met de huidige prijsvorming en flexibele energiecontracten kan het zelfs lucratief zijn om pas te conditioneren als de prijzen gunstig zijn. “Met OmniCuro stel je het gewenste prijsniveau in. Het systeem leest stroomprijs in en adviseert bijvoorbeeld om morgen vijf uren te skippen. Het is dan aan de teler of die dat accepteert of negeert.”
Omnivent is specialist op het gebied van bewaar- en koeloplossingen voor aardappelen, uien, peen, knolselderij en kool. Cor van Maanen legt het principe uit. “We conditioneren het product om het vervolgens te bewaren. Wil je optimaal bewaren, dan zul je het product eerst moeten drogen en daarna nog wat nadrogen. Afhankelijk van de kwaliteit na oogst bepaal je de strategie. Heb je een mooie aardappel? Dan volstaat kort drogen en amper nadrogen. Is het een slechte partij, dan moet je langer drogen en goed nadrogen. Conditioneren doe je dus eigenlijk in drie fases. Drogen, nadrogen en bewaren. Hoe beter je de één doet, hoe langer je het product kunt opslaan.”

Met OmniCuro V5 wordt er een nieuwe dimensie aan toegevoegd. “Dit is een laagdrempelige en makkelijke manier die jou als teler meer informatie geeft, waarmee je de bewaarstrategie kunt bijstellen. Het adviseert de klant op basis van de sensoren voor bijvoorbeeld luchtvochtigheid om het klimaat in de cel optimaal in beeld te krijgen. Het is het enige besturingssysteem beschikbaar voor iPhone en Android waarbij ook naar energie wordt gekeken, als onderdeel van de optimale bewaring. De stroomprijzen zijn momenteel grillig, de opbrengst van zonnepanelen en windmolens is ongelijk en veel telers hebben flexibele contracten. Wat wij doen is in de goedkope uren extra conditioneren, zodat je de installatie tijdens de dure uren plat kunt leggen. Of wil je bijvoorbeeld
een sorteermachine aanzetten, maar loop je tegen je maximale stroomcapaciteit aan? Dan kun je het verbruik van je bewaring tijdelijk beperken.” Volgens Van Maanen is het voor aardappelen bijvoorbeeld helemaal niet nodig om strak op zes graden te koelen. “De temperatuur mag best twee of drie tiende oplopen of zelfs wat onderkoelen. Dat gaat niet ten koste van de partij.” De informatie over het prijsniveau van energie voor morgen staat nu al vast. De energietarieven worden op de energiebeurs (EPEX voorheen APX, red.) bepaald. Dus kun je nu al bepalen wanneer je de installatie uit en aan zet. OmniCuro is per cel in te stellen. “Je kunt zelf op de telefoon bepalen waar jouw prioriteiten liggen.” Bovendien wordt In OmniCuro V5 kun je daarvoor gebruik maken van twee modules. EMS (Energie Management System) geeft inzicht en is voor het beperken van energieverbruik. De gloednieuwe EPEX module stuurt aan actuele dagtarieven van de energiebeurs. “Je stelt prioriteiten in per cel, zodat je aardappelen goed geconditioneerd blijven terwijl je het energieverbruik beperkt. Het rekenwerk en aansturen van de bewaring doet de OmniCuro voor je.” Van Maanen reflecteert: “25 jaar geleden zette ieder huishouden zijn wasmachine aan in de avond als de energieprijzen lager waren. In de huidige situatie is het lucratief om de pieken in prijs er uit te halen. De bewustwording groeit en daarom wordt energiemanagement erg interessant. Niet zo gek dat hier op de Interpom veel interesse is voor deze noviteit.”
Deroo voorziet kipper van hydraulische bumper

Tijdens deze editie van Interpom zagen we heel wat standhouders terug op exact dezelfde plaats als vorig jaar.
Zo ook het Deroo Constructie uit Poperinge. Naast de Cap-terre, de reinigingsunit die op een hooglosser kan worden aangebouwd, bracht de firma een drieassige kipper mee.
Zaakvoerder Brecht Deroo legde uit dat de kipper enkele centimeters breder geworden is. “Hij is nu 2,35 meter breed. Dit lijkt niet veel maar het resulteert er wel in dat er tien centimeter in hoogte wordt gewonnen. Dit biedt dan weer voordelen bij het lossen van bijvoorbeeld aardappelen. Een tweede verbetering is de ontwikkeling van een bumper die hydraulisch weg kan klappen bij het achteruit rijden. Wanneer je terug vooruit rijdt en een bepaalde snelheid bereikt, klapt hij terug naar de wegstand.”
Tolsma Grisnich stuurt
innovatie aan op laag energieverbruik
De stand van Tolsma Grisnich toonde verschillende innovaties.

Zo werden de schijnwerpers gezet op de Dry50, groenwitte ledverlichting en slimme modules van Vision Control.

De Dry50 (op de foto) is een klimaatunit die kan ventileren, koelen, opwarmen en condensdrogen.
De techniek is geschikt voor aardappelen, uien en wortelen. Tolsma Grisnich claimt het laagste energieverbruik. Er wordt gebruikgemaakt van een natuurlijk koudemiddel. Voordeel is dat de unit weersonafhankelijk kan drogen. De energiezuinge green-white LED lighting is een bijzondere innovatie. Onder invloed van wit licht wordt een aardappel groen door opbouw van onder andere solanine en chlorofyl. Tijdens
het in- en uitschuren in de bewaring en in sorteer- en verpakkingsruimtes wordt de aardappel hieraan blootgesteld. De nieuwe groen-witte, energiezuinige ledverlichting kan groenverkleuring van voorkomen. Door tijdens de bewaarperiode het led-armatuur schakelen naar groen licht, wordt groenverkleuring van het product voorkomen. Een ander groot voordeel is de zeer grote stralingshoek. Hierdoor is er maar een beperkt aantal lampen nodig om de gehele ruimte van licht te voorzien. Bovendien is deze led-technologie energiezuinig. De derde innovatie zit in de nieuwe slimme modules van de Vision Control. Dit is de bewaarcomputer die de temperatuur, relatieve luchtvochtigheid en het CO2-gehalte regelt. De computer stuurt de ventilatoren, luiken, kachels en koelunits aan. Met de module ‘energiemanagement’ moeten pieken in het stroomverbruik worden beperkt. Ook wordt op basis van een tiendaagse weerspelling een optimalisatie voorgesteld om slimme beslissingen te nemen in de ventilatieen koelstrategie.
Gruva Techniek uit Cadzand toonde op Interpom met haar Vari-Quick verstelbare wielsysteem voor dubbellucht een uniek concept. VariQuick is inmiddels een beproefd systeem waarmee vaste wielen snel en eenvoudig gewisseld kunnen worden voor een andere spoorbreedte. Met het dubbellucht kunnen ook de binnenste en de buitenste wielen op verschillende sporen rijden. Zuid West Banden uit Klaaswaal monteerde een maatwerk luchtdrukwisselsysteem waardoor alle vier voor en achterbanden op lage druk kunnen rijden.
“Een compleet nieuw systeem dat is ontstaan na een vraag uit de markt”, legt Toni Dierings van Gruva uit. Normaal gesproken zitten de wielen met een (afstandbus)aan elkaar vast. Hierdoor zie je dat sturen, vooral met lage druk en zware werktuigen, lastig is. Het binnenste wiel gaat wringen, wat ten koste gaat van de vooras en slijtage van de banden kan opleveren. “Bij dit prototype worden de binnenste wielen normaal aangedreven en de buitenste wielen draaien los op zichzelf en heb je dat niet. En, bijkomend voordeel, alles is open zodat je ook de wielmoeren op de naaf kan controleren op eventueel loskomen.”
De speciaal ontworpen wielschijf van de Vari-Quick blijft op de as gemonteerd en doet ook dienst als asverbreder of asversmaller, afhangend welke sporen benodigd zijn. De centreerbouten garanderen een perfecte centrering van het wiel. Met het wielsysteem kunnen de banden op een rijafstand van 75 centimeter worden gezet, maar kun je ook snel wisselen naar vijftig centimeter.
“Het gaat nu om een prototype, die aankomend seizoen in de praktijk gaat rijden. Wij verwachten dat dit voor grote akkerbouwbedrijf of loonwerkers een prachtige oplossing is. Ook vanuit het buitenland is er veel interesse.”
Beregenen van aardappelen met alternatieve waterbronnen
In één van de seminars stond Tim De Cuypere van onderzoekscentrum Inagro stil bij de mogelijkheid om gewassen te beregenen met gezuiverd afvalwater. Er zijn echter nog veel vragen rond de kwaliteit van dergelijke alternatieve waterbronnen. In een onderzoek werden er beregeningsproeven gedaan met gezuiverd afvalwater afkomstig van de diepvriesgroente- en aardappelverwerkende sector en met gezuiverd huishoudelijk afvalwater van Aquafin.

In België is er heel wat verwerkende voedingsindustrie met veel afvalwater.
Dit is altijd beschikbaar maar is de kwaliteit ervan voldoende om te gebruiken? Wat is de invloed op gewasopbrengsten en -kwaliteit op korte en langere termijn. En wat weten we over bodemparameters?
“De EC-waarde (geleidbaarheid) is een indicatie voor de aanwezigheid
van zout. Bij water dat afkomstig is van de groente- en aardappelsector zien we te hoge zoutgehaltes. De reden hiervoor is de toevoeging van reagentia, in casu ijzerchoride, tijdens het waterzuiveringsproces om de lozingsnorm voor fosfaat te halen. Bovendien worden in aardappelindustrie zoutbaden gebruikt om glazige aardappelen te verwijderen. Tegenwoordig wordt dit zoutbad meer en meer vervangen door een kleibad. Logischerwijs is ook het ijzergehalte hoog. Opvallend is dat ook het kaliumgehalte redelijk hoog is. Dit is niet noodzakelijk een probleem. Sterker nog, bij het gebruik van dergelijk water kan zelfs de standaard kaliumbemesting achterwege blijven.” De SAR-waarde geeft aan wat de verhouding is tussen natrium, calcium en magnesium. “Hoe hoger deze waarde, hoe slechter de waterkwaliteit want dan is het aandeel natrium te hoog ten opzichten van magnesium en calcium. Bij water uit de aardappelsector, is deze SAR-waarde verhoogd.”
Verder zagen de onderzoekers een verhoogd risico op bladverbranding bij hoge EC-waardes. “De invloed op de productkwaliteit is beperkt bij aardappelen en bloemkool,
uiteraard is die wel groter bij spinazie omdat daar het blad geoogst wordt. Naar opbrengsten zagen we het eerste jaar weinig effect van het type water, het tweede jaar was er een duidelijk hogere opbrengst bij gewassen die met regenwater beregend werden. Het derde, natte jaar deed beregening met water uit de aardappelsector het merkelijk minder goed.”
De Cuypere besluit dan ook dat er na meerdere jaren beregenen met afvalwater een effect is op de bodem. “Met name de hoge natriumconcentraties in de bodem hebben als gevolg dat de bodemstructuur verstoord wordt. De bodem zakt in elkaar of slempt dicht bij regen en is daarna moeilijk te bewerken. Ook het kaliumgehalte is hoog. Als je al gestart bent met een startbemesting, kan dit leiden tot te hoge kaliumgehaltes waardoor er magnesiumgebrek ontstaat. Sporadisch gebruik van dit soort water biedt kansen maar wees voorzichtig met EC en SAR, laat irrigatiewater analyseren en hou rekening met de gewasrotatie. Wissel gewassen die beregend moeten worden af met gewassen die niet beregend moeten worden zodat de bodem kan recupereren.”
Packo Agri bracht Nucrop mee. Dit is een hybride elektrische oplossing van Nufarm voor loofdoding in aardappelen. Hierbij worden een geleidende vloeistof (Volt.fuel) en elektrische stroom (Volt.apply) gebruikt om het loof te doden.
Nucrop is ontwikkeld door Nufarm in samenwerking met het Duitse start-up CROP.ZONE. Packo Agri zal deze machines aanbieden en onderhouden in België.

De technologie is een alternatieve of aanvullende oplossing voor de chemische aardappelloofdoding.
De toepassing maakt een geoptimaliseerd en veiliger elektrisch energiegebruik mogelijk omdat het veel minder stroom verbruikt dan andere elektrische technieken en de agronomische efficiëntie verhoogt.
Volgens Joris Van Bouwel, vertegenwoordiger bij Packo, is de machine uitermate geschikt voor de telers van pootgoed. “Door het onmiddellijke effect gaat de groei efficiënt stopgezet worden.
Het vraagt wel een stevige investering en daarom zien wij vooral kansen voor deze machine als het toepassingsgebied ook wordt uitgebreid naar onkruidbestrijding.” De machine werd opgenomen in de Innovation Tour omwille van haar bijdrage in het verminderen van het gebruik van chemische middelen in de landbouw.


