5 minute read

Actualiteitencolumn

Next Article
B(i)eregezellig

B(i)eregezellig

Safe for me and safe for you

Het concept van de safe space heeft de afgelopen jaren nogal een vlucht genomen. Met name de vanuit de V.S. overwaaiende identiteitspolitiek predikt van publieke ruimtes (universiteiten, werkomgevingen) als safe space, waarmee het belang van gemarginaliseerde groepen op een veilige omgeving gewaarborgd zou worden. Desondanks klinken er ook veel kritische tegengeluiden, bijvoorbeeld van oud-president Obama, Brits cabaretier Stephen Fry, filosoof Christina Hoff Sommers, en recent, Harvard-hoogleraar Steven Pinker. Wat al deze kritieken gemeen hebben, is de opvatting dat de publieke ruimte als safe space de vrijheid van meningsuiting mogelijk in gevaar brengt, het leerproces onderdrukt en volwassen studenten infantiliseert.

Advertisement

Even terug in de tijd. Zegt de naam Noam Chomsky u wellicht nog iets? Eind jaren 60 tekende deze denker van Nieuw Links een aantal ‘elementaire commentaren’ op betreffende het belang van het vrije woord. Aanleiding was een affaire betreffende de pennenvruchten van een Fransman genaamd Robert Faurisson, fervent holocaustontkenner. Holocaustontkenning. Ik hoor u denken: die haperende hersenmassa van Faurisson is niet zuiver op de graat. En gelijk heeft u. Chomsky plaatste daar echter één van de volgende commentaren tegenover: indien wij niet vóór de vrije meningsuiting zijn voor precies die meningen die wij verachtelijk vinden, zijn wij in het geheel niet voor vrije meningsuiting. Elementair als een koe, toch? Sinds Chomsky echter lijkt liberaal links plaats te hebben gemaakt voor nieuwe autoritaire vormen, een nieuwe intolerantie die vanuit de V.S. meer en meer lijkt over te waaien naar Europa.

“Mensen bevinden zich niet in een permanente staat van kinderlijkheid”

Nog wat verder terug in de tijd schreef John Milton in zijn onsterfelijke klassieker tegen censuur Areopagitica (1644) het volgende: “For those actions which enter into a man, rather then issue out of him, and therefore defile not, God uses not to captivat under a perpetuall childhood of prescription, but trusts him with the gift of reason to be his own chooser.” Volgens Milton zijn volwassen individuen dus zelf in staat om door middel van hun rede te kiezen wat zij wel of niet acceptabel achten. Zij bevinden zich niet in een permanente staat van kinderlijkheid, één waarin vóór hen gekozen wordt wat wel of niet acceptabel is. Contrasteer hiermee de uitwassen van de safe space-cultuur: het individu als eeuwig hypersensitief kind dat bescherming en een thuis vereist tegen de gemene boze wolven uit de buitenwereld.

Even verderop schrijft Milton: “I cannot praise a fugitive and cloister’d vertue, unexercis’d & unbreath’d, that never sallies out and sees her adversary, but slinks out of the race, where that immortall garland is to be run for, not without dust and heat. Assuredly we bring not innocence into the world, we bring impurity much rather: that which purifies us is triall, and triall is by what is contrary.” Milton raakt hier aan een aantal belangrijke punten. We bevinden ons in een wereld met wezenlijke verschillen tussen mensen: verschillen van inzicht, meningen, waarden, normen en identiteit. Dergelijke verschillen leiden in de publieke ruimte nu eenmaal tot een zekere mate van geschillen. Geschillen in het publieke discours zijn op zichzelf niet onwenselijk; sterker, het is juist door onze geschillen met anderen dat wij in aanraking komen met de perspectieven en de levenservaring van een ander. Een mogelijkheid tot wat Milton in religieuze termen duidt als zuivering doet zich voor, iets dat ik liever zou kenschetsen als groei. Het is een voorwaarde voor geestelijke volwassenwording: de confrontatie met het vreemde doet ons uit onze eigen cocon treden, test de fundamenten onder onze eigen meningen, onthult onze vooroordelen, en wie weet, geeft het ons nieuwe inzichten in een transformerende heldenreis die onze wereld vergroot, niet schaadt.

Een onderdeel van volwassenheid is dat je leert moedig en evenwichtig te zijn, sterk in je schoenen te staan, in je wezen onaangeroerd te blijven door de beproevingen van het leven. Om met Gautama Boeddha te spreken: dat je voor jezelf een eiland in het leven roept dat door geen vloedgolf kan worden overstroomd. Een cultivering van een dergelijke zekerheid brengt een levenslange veiligheid voor jou als individu, één die je zelf hebt weten vorm te geven en die niemand je meer kan ontnemen. Zoals psychiater en holocaustoverlevende Viktor Frankl zelf ondervond, schept een dergelijk groeiproces behalve veiligheid ook betekenis en identiteit - het vormt jouw persoonlijk verhaal: “The way in which a man accepts his fate and all the suffering it entails, the way in which he takes up his cross, gives him ample opportunity — even under the most difficult circumstances — to add a deeper meaning to his life.” Met Milton zouden we kunnen zeggen dat een dergelijke cultivering van veiligheid en betekenis juist afhankelijk is van een zekere mate van confrontatie met het onveilige, met het vreemde.

Zoals alles in deze wereld komt met voor- en nadelen, met zowel baten als kosten, zo kan ook een safe space voordelen opleveren. De vraag is echter of deze voordelen wel opwegen tegen de mogelijke nadelen, wanneer niet een private maar de publieke ruimte tot een safe space verwordt. Een tweede vraag is voor wie de publieke ruimte (bijvoorbeeld een universiteit) eigenlijk een safe space zou moeten zijn. De safe space wordt vaak gepropageerd als een ruimte van inclusiviteit, maar een safe space voor mij is niet hetzelfde als een safe space voor jou, en omgekeerd. Zo degenereert een safe space voor eenieder onmiddellijk tot een safe space voor niemand. Daarmee is de safe space bij voorbaat al iets dat gesloten en exclusief is, een ruimte waarin het recht op vrije meningsuiting van de outsider onderdoet aan het veronderstelde recht op vrijwaring van aanstootgevendheid van de insider. “Tolerantie vormt geen onverschilligheid”

Hoe dan wel? Ik zou pleiten voor een publieke ruimte als een open en tolerante publieke sfeer, waarin alle mensen, ongeacht hun afkomst, status of identiteit, met andere perspectieven en waarden, in een redelijk discours treden, in een gezamenlijke zoektocht naar waarheid, schoonheid en goedheid, en waarin ongedwongen wederzijdse hoffelijkheid en respect de goede vorm zijn. In een dergelijke ruimte worden de grenzen van tolerantie normaliter pas bereikt bij confrontatie met het intolerante, en vormt tolerantie geen onverschilligheid, maar juist een sceptische en onderzoekende vorm van wederzijdse betrokkenheid. Juist die betrokkenheid is in dit tijdperk van verdeeldheid harder nodig dan ooit, en één waaraan zowel de samenleving als de universiteit mijns inziens goed zouden doen.

This article is from: