7 minute read

Gelijkwaardig, maar niet gelijk

Toen Aliënde van Goor eind jaren negentig in Londen als verpleegkundige aan de slag ging en daar de opleiding tot verpleegkundig specialist volgde, was de inspirerende omgeving van interprofessioneel samenwerken een gegeven.

Na haar terugkeer naar Nederland ontstond het besef van de bijzonder stimulerende omgeving en het sterk verpleegkundig leiderschap dat ze daar had ervaren. Als jurist gezondheidsrecht bij de NZa, blikt ze terug met veel inzicht en trots op deze leerschool.

Advertisement

‘Ik ben als verpleegkundige begonnen in het OLVG’, vertelt Aliënde. ‘In 1998 vertrok ik naar Londen, waar ik op een plek kwam met veel energie. Die energie zat ‘m in de collega’s waar ik mee werkte en de veelheid aan disciplines die we daar hadden. Ik werkte daar samen met fysiotherapeuten, verpleegkundigen, diëtisten, specialisten, cardiologen, noem maar op. En iedereen werkte bij elkaar in de buurt op dezelfde afdeling. We waren dus letterlijk dicht bij elkaar en dat zorgde ervoor dat we veel kennis met elkaar deelden. De fysio hielp de diëtist, de diëtist hielp de verpleegkundig specialist en vice versa.’

Aandacht voor de sociale context

‘Samen bouwden we een multidisciplinair programma rondom de patiënt. Daar werd ook de sociale context in meegenomen. Zodoende kwam er altijd een partner of familielid mee. Het idee daarachter was dat je bewegen, veranderen en aanpassen nooit alleen doet. Zelfs met het hele revalidatieprogramma sportte de partner mee. Daardoor kon de partner zelf zien wat de patiënt allemaal kon, wat weer gunstig was voor het zelfvertrouwen. Uiteindelijk werd dit programma model voor een Europees onderzoek dat nog steeds loopt.’

Van Goor: ‘In een multidisciplinair programma zie je verschillende disciplines die weliswaar met elkaar werken, maar ook heel vaak naast elkaar. Elke discipline heeft zijn eigen doelstellingen, ideeën en belangen. Ga je van multidisciplinaire samenwerking naar interdisciplinaire samenwerking, dan wordt het gezamenlijke doel al veel duidelijker. Er is meer waardering voor elkaars expertise en vaker collegiaal overleg. Toch opereren de disciplines ook dan nog los van elkaar. Maak je daarna de stap naar interprofessionele samenwerking, dan is er veel meer één perspectief. Zoals in waardegedreven zorg: de patiënt staat centraal en samen verbeteren we de zorg.’

‘Stap eens in de keuken van een ander’

‘Als ik nu terugkijk naar wat ik toen heb ervaren in Londen, zie ik dat er echt sprake was van interprofessionele samenwerking. We motiveerden elkaar waar er een kennistekort was of gebrek aan zelfvertrouwen, maar we deden ook elkaars werk: als de fysio nog even druk was, dan deden wij die looptest wel. En als de diëtiste nog even bezig was met iemand anders, namen wij de voedingsintake even over. Wat ik daarvan heb meegenomen is dat we zoveel van elkaar kunnen leren! Stap daarom af en toe ook eens in de keuken van de ander. Zo leer je elkaars structuren kennen. Er zijn zoveel mooie modellen voorhanden, soms is het helemaal niet nodig het wiel opnieuw uit te vinden. We hebben dan alleen elkaar nodig om tot oplossingen te komen.’

Plenaire Sessie

Hein van Hout over Beter Oud in Amsterdam

Er was ook sprake van gedeeld leiderschap, realiseert Van Goor zich nu: ‘Onlangs bezocht ik de oratie van Wilma van der Scheer van het Erasmus Centrum Verzorgd Bestuur. Zij stelde dat goede zorg om gedeeld leiderschap vraagt. Dat samen kijken wat je wilt aanpakken en verbeteren, was er in Londen ook al. Soms nam de een het voortouw, soms de ander. Kennis en vaardigheden werden gedeeld en er was respect en vertrouwen in de competenties en intenties van de ander. We gingen met elkaar in gesprek op basis van gelijkwaardigheid, want je bent gelijkwaardig als mens, ook al ben je niet gelijk qua expertise. En juist daarin leerden we van elkaar. Kunnen omgaan met imperfecties en het investeren in competenties van betrokkenen, dat was toen al aanwezig in dat team. Het voldeed volledig aan alle aspecten van interdisciplinaire samenwerking.’

Denktank voor betere zorg

Van Goor werkt tegenwoordig bij de NZa ook interdisciplinair ‘Soms zelfs interprofessioneel’, zegt ze. ‘Met economen, met mensen met een bedrijfskundeachtergrond, met mensen uit de gezondheidszorg. Met elkaar vormen we met regelmaat een denktank om de zorg beter in te richten. Heel vaak haken daarbij zorgverleners aan om met elkaar te kijken naar mooie modellen. Het is ontzettend fijn om ook in deze functie weer op deze manier te werken.’

Klik hier voor de Powerpoint-presentatie

Hein van Hout is hoogleraar Zorg voor kwetsbare ouderen aan het

Amsterdam UMC. Zijn missie is de gezondheid en kwaliteit van leven van ouderen met een kwetsbare gezondheid en hun naasten te verbeteren. Dat doet hij onder meer door te onderzoeken hoe zorgverleners deze groep beter kunnen ondersteunen en hoe de zorg voor hen beter georganiseerd kan worden.

Het organiseren van zorg voor ouderen in de eerste lijn is niet eenvoudig. Ons zorglandschap is behoorlijk complex. Zorgvragers hebben te maken met veel loketten en vaak is er geen regievoerder of iemand die ze daarbij bijstaat. In Amsterdam hebben ze dat geprobeerd te verbeteren met het project BOA: Beter Oud in Amsterdam.

Vertrouwensband

Van Hout: ‘De praktijkondersteuner (POH) is een toegevoegde professional geworden. Vaak een oud-wijkverpleegkundige die het leuk vindt laagdrempelig op huisbezoek te gaan en die zich een breed beeld kan vormen over wat er speelt. De huisarts neemt kwetsbare veranderingen waar en schakelt dan de POH in, die een vertrouwensband kan opbouwen. Zo werken ze als een soort kernduo. Maar ze kunnen dat niet alleen; er zijn meer krachten nodig en die moeten worden samengebracht.’

‘Dat kan in een multidisciplinair overleg’, vertelt Van Hout. ‘Daar komt de casuïstiek voorbij van mensen die met allerlei professionals te maken hebben. Steeds vaker schuift daar ook een specialist ouderengeneeskunde bij aan. En als er wijkverpleging bij betrokken is, schuift ook de wijkverpleegkundige aan. Met name dat laatste is ontzettend lastig, want er zijn ongelooflijk veel organisaties. In de omtrek van één huisartspraktijk kunnen wel twintig verschillende thuiszorgorganisaties actief zijn. Ook de apotheker kan aansluiten, of de fysiotherapeut. Tot slot is er dan nog het welzijnsdeel, waar wonen en welzijnsvoorzieningen deel van uitmaken. Dat is een vaak een lastigere verbinding.’

Ouderen betrokken bij project

Voor het project BOA is een handreiking gemaakt die online te vinden is op de site van Elaa, Eerste Lijn Amsterdam en Almere. ‘We zijn vrij summier begonnen, maar inmiddels zijn er allemaal hoofdstukjes aan toegevoegd’, vertelt Van Hout. ‘Ook ouderen zijn bij het project betrokken. Zij maakten bijvoorbeeld een poster waarmee ze aan de huisarts wilden duidelijk maken dat ze geen kwetsbare digibeten zijn, maar gewoon mensen met een eigen mening en voorkeuren. De huisartsen reageerden daar weer op met hun eigen poster: 10 tips van de huisarts voor ouderen. Het is heel grappig om te zien hoe zo’n dynamiek ontstaat.’

‘Het is niet iets wat je even in een jaar opzet. Dit is echt een proces van jaren. Alle betrokkenen moeten dezelfde stip aan de horizon zien en daarnaartoe willen werken. En samenwerken kan alleen als je elkaar leert kennen. In de eerste lijn is dat niet vanzelfsprekend, want je moet elkaar echt actief opzoeken. Maar als dat lukt, is er ontzettend veel winst te behalen.’

Plenaire Sessie

Het begon in 2008 met een melanoom op haar voet. Tweeëneenhalf jaar later werden er bij Claudia van Deudekom uitzaaiingen ontdekt in al haar organen. Ze had waarschijnlijk niet lang meer te leven. Mede dankzij immuuntherapie is ze nu tumorvrij, maar het afgelopen decennium ging ze door diepe dalen. Ze had het gevoel alleen te staan en dat lag vooral aan de communicatie met haar zorgverleners. ‘Het lijkt wel alsof je als zorgverlener heel eerlijk moet zijn en daardoor meteen ook heel zakelijk.’

Claudia van Deudekom is moeder van een tweeling van 1,5 jaar als ze een hersenoperatie moet ondergaan om een tumor te verwijderen. In haar manuscript Mijn kanker is een krokodil. Hap, slik, weg schrijft ze wat de neurochirurg haar dan vertelt: ‘De operatie is te simpel voor mij. Eén van mijn collega’s zal het doen. Het is erg druk, dus ik kan je niet vertellen wanneer je wordt geopereerd. Tussen nu en twee weken wordt dat wel duidelijk. Ik hoop voor je dat dokter Madretsma je opereert. Dokter de Jong scheert.’ Van Deudekom begrijpt op dat moment niet waar hij het over heeft (later ontdekt ze dat het gaat over hoofdharen afscheren voor de operatie) en gaat in zijn kamer naarstig op zoek naar en vleugje menselijkheid: koffievlekken op zijn overhemd, een kindertekening aan de muur. Niets van dat alles. Vlak voor haar operatie schrijft ze daarom een indringende brief aan de onbekende neurochirurg die een gaatje in haar hoofd gaat boren tijdens de operatie met het verzoek: “Zou u alstublieft niet willen vergeten dat ik een mens ben? En wilt u tijdens en na de operatie misschien extra op me letten?”

Witte jas aan, menselijkheid opzij

‘De afstand tussen zorgverlener en patiënt is soms zo groot, vertelt ze nu. ‘Het lijkt wel alsof je als zorgverlener heel eerlijk moet zijn en daardoor meteen ook heel zakelijk. Alsof je je menselijkheid opzij zet, zodra je die witte jas aandoet met voor de arts de welbekende hakjes en voor de verpleegkundige de hippe gympen. Als patiënt heb je die menselijkheid juist zo hard nodig! Het was voor mij bijvoorbeeld heel fijn om te weten dat mijn oncoloog van mountainbiken hield en dat mijn nurse practitioner problemen had met het vinden van woonruimte voor de kinderen. Dat we konden keuvelen over hoe druk Amsterdam was geworden. Zo voelde ik me weer mens.’

‘Het was vaak zo kil en zakelijk dat ik zelfs mijn verdriet niet durfde te voelen. En ik denk dat dat elke rang of stand te boven gaat. Als jonge mensen opgeleid worden, moeten opleiders dat ook meegeven: kijk naar de mens. Kijk goed naar wat er gebeurt. Ik ging als moeder het ziekenhuis in en ik was echt niet bang voor de dood, maar ik had een tweeling van 1,5 jaar. Ik kón dus gewoon nog niet sterven. Dat bepaalde alle beslissingen die ik nam en niemand wist dat. Ik nam de kinderen wel eens bewust mee, om mijn zorgprofessionals duidelijk te maken wie ik was als mens. Zorgverleners moeten zich durven openstellen. Het gaat om liefde, wederzijdse vriendschap en toewijding.’

This article is from: