
2 minute read
De voor- en nadelen van een vegetarisch of veganistisch voedingspatroon
De mens wordt over het algemeen gezien als een omnivoor, een alleseter die zowel plantaardig als dierlijk voedsel kan eten. De laatste jaren kiezen echter steeds meer mensen ervoor om de consumptie van vlees en/of vis te verminderen (flexitariërs) of geheel te vermijden (vegetariërs), of zelfs alle dierlijke producten af te zweren (veganisten). Dierlijke producten leveren nuttige micro- en macronutriënten, dus de vraag is of een voedingspatroon met weinig of geen dierlijk voedsel gevolgen voor de gezondheid zou kunnen hebben.
KUNNEN, NIET MOETEN
Advertisement
Onze vroegste voorouders voedden zich uitsluitend met fruit, zaden en peulen, maar de Homo erectus, die tot zo’n 140.000 jaar geleden leefde, at ook al vis en vlees naast plantaardig voedsel. Anatomisch gezien zit het spijsverteringskanaal van de mens tussen herbivoren en carnivoren in. Daardoor is de mens in staat zowel plantaardig als dierlijk voedsel te verteren. Het feit dat we alle soorten voedsel kúnnen eten, betekent niet dat we ze ook móeten eten om in leven te blijven. Naar schatting 31% van de Indiërs eet geen vlees, terwijl Eskimo’s bijna uitsluitend vlees en vis eten en nauwelijks plantaardig voedsel. Uit een onderzoek van het Voedingscentrum uit 2015 blijkt dat 55% van de Nederlanders flexitariër is en drie dagen per week of vaker geen vlees bij de warme maaltijd of tussendoor eet. In 2017 waren ongeveer 850.000 Nederlanders vegetariër en volgens de Nederlandse Vereniging voor Veganisten telde Nederland in 2018 meer dan 100.000 veganisten.
MOTIEVEN
Anders dan in grote delen van de wereld, waar de voedselkeuze veelal door geografische en/of economische factoren wordt beperkt, zijn in onze welvarende samenleving alle voedingsmiddelen in overvloed beschikbaar. Het bewust matigen of vermijden van de consumptie van dierlijke producten wordt dan vooral ingegeven door afkeer van het dierenleed dat onlosmakelijk verbonden lijkt met de ‘productie’ van deze voedingsmiddelen, of door zorgen over milieu en duurzaamheid. Een derde belangrijk motief is gezondheid. Zo wordt consumptie van met name rood en bewerkt vlees in verband gebracht met een verhoogd risico op type II-diabetes, beroerte en bepaalde soorten kanker (o.a. darmkanker). Dierlijke producten zijn echter ook een voedingsbron van belangrijke nutrienten die moeilijk of helemaal niet uit plantaardige voeding zijn te halen. Dus hoe gevarieerd veganisten ook eten, zonder gebruik van verrijkte voedingsmiddelen en/of voedingssupplementen is het praktisch onmogelijk om een volwaardige voeding te realiseren. Dit geldt eveneens, zij het in mindere mate, voor vegetariërs.
GEZONDHEID
Vegetariërs en veganisten eten relatief veel groente, fruit, peulen, noten en granen. Deze voedingen leveren veel koolhydraten, vezels, omega 6-vetzuren, vitamine C en E, carotenoïden, foliumzuur, kalium, magnesium en plantenstoffen, maar weinig eiwitten, verzadigd vet, omega 3-vetzuren, vitamine A en B12, zink en jodium. Veganisten hebben bovendien een geringe inname van calcium, vitamine D en een te verwaarlozen inname van vitamine B12. Er zijn meerdere literatuurstudies gedaan naar de gezondheidseffecten van vegetarische en veganistische voedingspatronen. Daaruit komen de volgende kenmerken naar voren:
VOORDELEN
• lagere BMI en minder vaak overgewicht • lagere plasmawaarden totaalcholesterol en LDL-cholesterol • minder risico op (overlijden aan) ischemische hartziekte • minder kans op diabetes • iets lagere bloeddruk en iets minder kans op hypertensie • minder kans op diverticulitis • minder kans op cataract • iets kleinere kans op kanker (niet-specifiek): - 8% voor vegetariërs, - 15% voor veganisten.
NADELEN
• (zeer) grote kans op vitamine
B12-deficiëntie • hogere bloedwaarden van homocysteïne • grote kans op tekorten aan omega 3-vetzuren EPA en DHA • meer kans op ijzerdeficiëntie en/of ijzergebreksanemie • kans op calcium- en/of jodiumdeficiëntie • meer kans op lage botmineraaldichtheid (BMD) en botbreuken.