De Boomklever Maart 2015

Page 5

Terwijl buiten heel wat vinken en enkele geelgorzen nog hun heil zoeken op het steeds schaarser gestrooide voer beginnen de dagen te lengen en hoor ik al enkele dagen een zanglijster zijn stem verheffen. Een teken van het nakende voorjaar, net als deze maartse editie van de Boomklever. Valt u er niks op? Er beweegt namelijk heel wat in onze studiegroep. Eerst en vooral wil ik onze vorige lay-outster, Chantal Deschepper, hartelijk bedanken voor haar inzet en kostbare tijd. Zij heeft die taak nu overgedragen aan Walda Verbaenen die “fris en speels als de

lente” het nummer heeft aangepakt. En net zoals de brekende knoppen op de wilgen is ook dit nummer een teken van vernieuwing. De Boomklever is weer klaar voor de komende tien jaar. Zoals de lezer zal zien mikken we op eenvoud en gebruiksgemak, getuige de bladwijzertjes aan de zijkanten. Het blad wordt vanaf nu ook gedrukt zodat foto’s en tekst nog beter tot hun recht komen en dit een tijdschriftje blijft om mee in de zetel te ploffen voor een aangenaam half uurtje. We zijn ook een ander bestuurslid rijker, Maxime Fajgenblat, die het team van de Boomklever komt versterken. Zijn hulp wordt ten zeerste geapprecieerd. Daarnaast wil ik onze aftredende voorzitter, Kris Van Scharen, bedanken voor het in goede banen leiden van talrijke vergaderingen, met als klapstuk de rode wouw van vorig jaar, en het bemannen van ons standje op diverse evenementen zodat we

onze werking breder bekend kunnen maken. Dankzij Kris is er een nieuwe wind beginnen waaien en is het aantal leden toegenomen. Kris zet nu om persoonlijke redenen een stapje opzij als voorzitter maar blijft nog onze werking ondersteunen in zijn klassieke taak als penningmeester. Tenslotte hoefden we het niet lang vol te houden zonder voorzitter: Luc Hendrickx volgt Kris op en barst van de nieuwe ideeën en energie om deze functie kracht bij te zetten. De redactie wenst hem veel succes! Kortom, na meer dan veertig jaar blijft de Natuurstudiegroep Dijleland nog steeds niet op haar lauweren rusten. Het komende jaar zal dat zeker duidelijk worden. Maar in afwachting nodig ik de nieuwsgierig geworden lezer uit om te genieten van de inhoud van de jongste Boomklever! Gert Vanautgaerden Redacteur

Oproep hernieuwing abonnement U kan zich (opnieuw) abonneren op de Boomklever door overschrijving van 15 EUR op rekeningnummer BE8600 115521 6850 (IBAN) met BIC GEBABEBB van de Natuurstudiegroep Dijleland, met vermelding van ABO 2015 + naam en adres. Een steunabonnement kost 20 EUR of meer. Het bestuur van de Natuurstudiegroep Dijleland dankt u bij voorbaat.

4

De boomklever I maart 2015 I mededelingen

De mieren van het Dijleland Naar aanleiding van het verschijnen van een Belgische mierenatlas (Dekoninck et al., 2012) verschijnt in de Boomklever een artikelreeks over de mieren van het Dijleland. Lommelen (2014a) geeft een inleiding op de reeks met een beschrijving van de gebruikte methodiek en een bespreking van de globale resultaten voor het Dijleland, Lommelen (2014b) en Lommelen (2014c) behandelen de genera Formica en Lasius en in dit vierde artikel komt het genus Myrmica aan bod. Gegevens zijn afkomstig van Brosens et al. (2013, www. formicidae-atlas.be). HET GENUS MYRMICA Het genus Myrmica behoort tot de subfamilie Myrmicinae of knoopmieren. Deze worden gekenmerkt door twee segmenten (knopen) tussen hun borststuk en achterlijf en de aanwezigheid van een angel aan hun achterlijf. Myrmica sp. hebben 2 duidelijke doornen achteraan hun borststuk en onderscheiden zich hoofdzakelijk van andere knoopmieren door de afwezigheid van kenmerken als uitsteeksels op de knopen, een gesteelde knoop of hoekige schouders. Ze zijn 3 tot 5,5 mm groot, vaak overwegend roodachtig van kleur en ze zijn vooral gekend als ‘die rosse mieren die venijnig steken’ (Boer, 2010). Hieraan hebben ze ongetwijfeld ook hun Nederlandse naam steekmier te danken (Boer et al., 2003). De identificatie van steekmieren gebeurt voornamelijk op basis van de buiging en/of vorm van de scapus (zie woordenlijst achteraan en Fig. 1, 3 en 5), soms in combinatie met de vorm van de knopen (Boer, 2010; Wegnez et al., 2012). Voor

Deel 4: Myrmica sp.

een zekere determinatie is het vaak nodig om maten op de meten en verhoudingen te berekenen. Een goed determinatiewerk voor dit genus is Radchencko & Elmes (2010). Steekmieren voeren al dan niet opvallende zwermvluchten uit en paren daarna op de grond, een fenomeen dat in het Dijleland weleens waargenomen wordt rond een boom aan ‘de Jacht’ op de Koeheide (Bertem). Steekmieren zijn meestal polygyn. De kolonies zijn vaak volkenrijk (enkele honderden tot meer dan duizend werksters) en ze nesten meestal in de bodem: onder stenen, onder of in hout, in dichte wortelmassa’s van planten, in losse mosvegetaties, in graspollen,… Ze voeden zich voornamelijk met kleine geleedpodigen en verder met honingdauw, nectar, mierenbroodjes van zaden, sappige vruchten en aas (Boer, 2010). In het Dijleland zijn 7 soorten waargenomen, waarvan er 6 momenteel nog voorkomen.

ONGEWERVELDEN

Er beweegt heel wat in onze studiegroep

MYRMICA RUBRA (gewone steekmier) De gewone steekmier is een zeer algemene soort. Ze heeft een zeer groot aanpassingsvermogen en komt in een grote range van biotopen voor: van droog tot zeer vochtig, van open tot dicht bebost, en van natuurlijk tot stedelijk (Boer, 2010; Dekoninck et al., 2012; Wegnez et al., 2012). Enkel in uitgesproken droge of vegetatiearme habitats ontbreekt ze (Seifert, 2007), en in West-Europa wordt ze zelden waargenomen in bossen (Radchenko & Elmes, 2010). Ze heeft een voorkeur voor vochtige habitats als vochtige weiden, en komt ook vaak in tuinen en parken voor (Dekoninck et al., 2012). Ze komt overal in België voor en is in het Dijleland in elk onderzocht hok waargenomen (Fig. De boomklever I maart 2015 I Ongewervelden

5


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.