De Boomklever Maart 2013

Page 1

Jaargang

Tijdschrift van de Natuurstudiegroep Dijleland •

4I

-

Maart

20 I 3


rS5

N

�°'!UUR STUD 1 EG ROEP

Regionale werkgroep van Natuurpunt Studie vzw

n atu u rpu nt

Snid1t

Bestuur

Kris Van Scharen (voorzitter/penningmeester), Korbeekstraat 27,

3061 Leefdaal, 02-7672638 •

Bruno Bergmans, Klaverstraat 44, 8000 Brugge, 0498-760722

Bart Creemers, Aarschotsesteenweg 420, 3012 Wilsele,

Kelle Moreau, Korenbloemlaan 5, 3052 Blanden, 0486-125877

Pieter Moysons, Engerstraat 144, 3071 Erps-Kwerps,

0496-893106

0499/28.82.89 •

Hans Roosen, Abstraat 101, 3090 Overijse, 02-6879518

Roel Uyttenbroeck, Langeveld 76, 3220 Holsbeek, 0495-628863

Gert Vanautgaerden, Tulpenlaan 7, 3052 Blanden, 0477426868

Koen Vandenberghe, Blijde Inkomststraat 85/5, 3000 Leuven, 0485162619 Thomas Vandenberghe, Heilige-Geeststraat 6 bus 2, 3000 Leuven,

0474/40.96.09 André Verboven, Groeneweg 60, 3001 Heverlee, 016-238184

Werkgroep vogels •

Algemeen coördinator: Kelle Moreau (kelle.moreau@gmail.com)

Watervogeltellingen, Luc Hendrickx( luchendrickx2003@yahoo. com)

Trektellingen: Frederik Fluyt (frederik.fluyt@gmail.com)

Bijzondere Broedvogels: Pieter Moysons (pieter_moysons@ hotmail.com)

Werkgroep zoogdieren •

Archivering waarnemingen: Kelle Moreau (kelle.moreau@gmail.com)

V leermuizen: Hans Roosen (roosenhans@yahoo.com) Hamster: Kris Van Scharen (kris.van.scharen@telenet.be)

Werkgroep bijen •

Archivering en rapportering waarnemingen: Koen Vandenberghe (koen.vandenberghe@gmail.com)

Werkgroep planten en webmaster •

Themaverantwoordelijke: Thomas Vandenberghe (thomas.vdberghe@gmail.com)

Website: www.natuurstudiegroepdijleland.be

Regiopagina: dij !eland.waarnemingen.be Rondzendlijst Dijleland: Stuur een blanco e-mail naar:

dijlevallei-subscribe@yahoogroups.com


Editoriaal Op het moment dat deze Boomklever bij u in de bus valt zullen de eerste Oranjetipjes met hun frêle schoonheid weer de weiden sieren, zullen de amfibieën al hun massale migraties beleefd hebben, zullen de eerste bijen op verkenning gaan en laat ons ook niet vergeten dat bos en veld in onze Dijlevallei weer zullen vergeven zijn van talrijke, -meestaJ- melodieuze vogelkoren. Zij luiden het nieuwe groeiseizoen in en roepen om een partner, of ze laten even weten dat ze er zijn en vliegen weer naar verdere oorden in het noorden.

Ik stel mezelf ieder jaar als plezierige oefening steeds de vragen: "Welke soorten zouden er dit jaar onze vaJJei met een bezoek vereren en wat zouden de gebieden weer herbergen op deze voorjaarstrek ?" De lente is, zoals iedere seizoensverandering, altijd weer een spannende aangelegenheid voor natuurlief­ hebbers. Daarnaast stel ik me dan ook de vraag: "Zou het diertje het hier zo leuk vinden dat het eens wat langer zou blijven ... een gezinnetje stichten?"

Wie weet ...

Het laatste jaar werd er door de Natuurstudiegroep Dijleland nagedacht hoe we tot schattingen van aantallen broedterritoria van bijzondere broedvogels voor de streek kunnen komen. Bij gebrek aan daad­ werkelijke veldgegevens probeert Kelle Moreau in dit nummer een aanzet te geven tot een schatting van onze broedvogelrijkdom op basis van de gegevens uit waarnemingen.be. Er kwamen vele interessante gegevens uit zijn schattingen zoals het stabiele aantal territoria voor Patrijs, de behoorlijk hoge aantallen Havik en helaas ook het ontbreken van betrouwbare gegevens voor die soort die onze boscomplexen zo typeert: de elusieve Middelste bonte specht. Het moet gezegd, toen ik het artikel nalas begon het bij mij direct te kriebelen om het veld in te gaan en goed op te letten en te noteren. De bijzondere broed vogels zijn de aandacht meer dan waard want zij zijn goed zichtbare soorten die bekender zijn bij het grote publiek en zo als weergave kunnen dienen van de toestand van onze mooie regio. Zij behoren ook tot de soortengroep die onze natuurstudiegroep al het langste opvolgt. Daarnaast verlangt het van natuurlief­ hebbers eigenlijk slechts een kort engagement en het kan ons toch veel leren. Dus rest mij niet anders dan te besluiten: lees en geniet van dit artikel, neem dan die verrekijker en trek erop uit! Verder bekijken we in deze editie van De Boomklever hoe het staat met onze Bevers, welke waterkevers gevonden werden in het Wijgmaalbroek en krijgen we een vervolg op de dag- en nachtvlinders van het Dijleland en een overzicht van de bijzondere vogelwaarnemingen. We wensen je veel leesplezier!

Gert Vanautgaerden Redacteur

De Boomklever

-

maart

2013


.

Insecten �

-

-

- . --

.

-

--��:-�_-:r: -J.:....,;:,-

____

_

..":_

_

De dag- en nachtvlinders Dijleland. het van -� �" �" � �'\.f (

rl

Deel VII: Noctuidae (Uilen)

Paul N11yts en Krista De Greef

Lic/1tg rij:e 11 il ( Li tlioplim1e om itop11s)

Het i opvallend dat er in onze regio een bijzonder groot aantaJ zeldzame tot zeer zeldzame soorten uilen voorkomen. Voor verschillende van deze soorten werden méér dan 20 verschillende waarnemingen verricht sinds 2009. Dat heeft uiteraard te maken met het feit dat een aantal mensen zoaJs K. Hansen, B. en A. Misonne, P. & K. Nuyts en R. Uyttenbroeck vanaf die tijd systematisch nachtvlinders zijn beginnen inventariseren. In onderstaande lijst heb ik aJle soorten waarvan méér dan 20 verschillende waarnemingen zijn gedaan niet verder in detail besproken.

ZoaJs in de vorige delen wordt de zeldzaamheid aangeduid al volgt: *

Algemeen

**

Vrij algemeen

***

Zeldzaam

****

Zeer zeldzaam

Acronicta megacephala ([Denis & Schiffermüller], 1775) - Schilddrager - ** Acronicta psi (Linnaeus, 1758) - P si-uil - * Acronicta tridens ([Denis & Schiffermüller], 1775) - Drietand - ** De adulten van Acronicta psi en A. tridens zijn niet

Abrostola tripartita (Hufnagel, 1766)

van elkaar te onderscheiden zonder onderzoek van de genitaliën. De rupsen zijn echter wel dui­

Brandnetelkapje - **

delijk verschillend en op basis daarvan kon de

Abrostola triplasia (Linnaeus, 1758) - Donker brandnetelkapje - **

aanwezigheid van beide soorten in het Dijleland

-

aangetoond worden.

Acronicta aceris (Linnaeus, 1758) - Bont chaapje - ** Aronicta alni (Linnaeu , 1767) - Elzenuil - ***

Acronicta rumicis (Linnaeus, 1758) Zuringuil - ** Actinotia polyodon (Clerck, 1759) -

- Gevlamde uil - *** Op 8 mei 2011 vingen D. & W. Hennebel 1 exem­

plaar Aronicta alni op licht J n Holsbeek nabij de

grens van on werkgebied. Eén dag eerder vingen R. Uyttenbroeck en). Vandenplas eveneens twee exemplaren in het Kloosterbroek in Holsbeek, net buiten on werkgebied. De rups leeft polyfaag op meerdere oorten bomen, vooral Els (Alnus glutinosa) en Berk (Betula). Acronicta leporina (Linnaeu , 1758) - Schaapje - ** Acronicta megacephala ([Denis & Schiffermüller], 1775) - Schilddrager - ** 2

De Boomklever -

maart

2013--

Ga111ma-11il (A11togmpha gamma)

Erik Toonnan


Van de prachtige Actinotia polyodon zijn er twee waarnemingen bekend, beide uit 2011. Op 7 mei één exemplaar op de Ke

elberg (K. Han en)

en op 29 mei een exemplaar in Erps-Kwerps (P.

Agrochola lota (Clerck, 1759) - Zwartstipvlinder -

**

Agrochola macilenta (Hübner, 1809) - Geelbruine herfstuil -

**

Agrotis clavis (Hufnagel, 1766)

Moysons). De rups leeft op Sint-Janskruid (Hyperirnm pe1foratum) en Hokjespeul (Astragalus glycyphyllos).

- Geoogde worteluil -

**

Agrotis exclamationis (Linnaeus, 1758) - Gewone wortel uil -

*

Agrotis ipsilon (Hufnagel, 1766) - Grote worteluil

-

**

Agrotis puta (Hübner, 1803) - P uta-uil -

*

Agrotis segetum ([Denis & Schiffermüller], 1775) - Gewone velduil -

**

Allophyes oxyacanthae (Linnaeu , 1758) - Meidoornuil -

**

Amphipoea oculea (Linnaeu , 1761) - Roodbruine vlekuil -

***

De Kesselberg is duidelijk dé hotspot in onze streek voor Amphipoea oculae. K. Hansen rappor­ rnps Kmnillevli11der (C11wllin c/1n1110111illne) Krie11 Hm1se11

teerde in totaal 14 exemplaren op 8 verschillende data in 2010, 2011 en 2012. Ook de waarnemingen van R. Uyttenbroeck van 6 augustus 2008 en van D. & W. Hennebel op 19 juli 2010, beide in Hol -

Agrochola circellaris (Linnaeus, 1758) - Bruine herfstuil

-

beek, pas en in dat kader.

Op 23 juli 2008 ving

R. Meeuwis een exemplaar in Neerijse, Langero­

**

Agrochola helvola (Linnaeus, 1758) - Roodachtige herfstuil -

***

debos. De rups leeft op grassen en kruidachtige planten.

Agrochola lychnidis ([Denis & Schiffermüller], 1775) - Variabele herfstuil -

***

Amphipyra pyramidea (Linnne11s, 1758) - Piramidevlinder -

In de verzameling van Prof. A. Soenens bevinden zich 10 exemplaren van Agrochola helvola verza­ meld in 1935 en 1936 te Hoeilaart. Recente waar­ nemingen zijn niet bekend. De rups leeft polyfaag

**

Anaplectoides prasina ([Denis & Schiffermüller], 1775) - Bruine groenuil -

***

Amphipyra tragopoginis (Clerck, 1759) - Boksbaard vlinder -

****

op een aantal bomen en struiken. In dezelfde ver­ zameling bevindt zich eveneens één exemplaar Agrochola lychnidis

verzameld op 26 september

Van Amphipyra tragopoginis is uit ons werkgebied slechts één oude waarneming bekend: een exem­ plaar verzameld op 14 augustus 1935 in Hoeilaart

1935 in Hoeilaart.

(Collectie Prof. A. Soenens).

Koperuil (Dinchrysin chrysitis)

Pnul Nuyts en Kristn De Greef

Gevlekte groe1111il (Mo111n nlpi11111)

Roel Uytte11broeck

De Boomklever

-

maart

2013

3


-

Insecten

'

_

,

-

'

���.

___

��

_"

Dwergl111ismoeder (Pn11e111erin te11ebrntn) A11dré Verbove11

Apn111en cre11ntn (Hufnagel, 1766)

Variabele grasuil - * Apn111en /itl10xylnen ([D ni & Schiffennüller], 1775) -

- Bleke gra worteluil - * Apn111en mo11oglyphn (Hufnagel, 1766) - Gra wortelvlinder -

Apamen scolopacinn (E per, 1788) - Bosgrasuil

** Apnmen sorde11s (Hufnagel, 1766)- Kweekgrasuil - ** Apamen 11nnnimis (Hübner, 1813)- Rietgrasuil - * -

Archn11ara disso/11ta (Treit chke, 1825) - Geelbruine rietboorder -

***

Archnnara neurica (Hübner, 1808)

- ***

Archanara dissoluta kon vastgesteld worden op drie ver chillende plaat en: het Torfbroek te Kam­

penhout (4 ex. op 23 juli 2009, W.Veraghtert), 1 ex. te Hol beek op 1 augu tus 2010 (R. Uyttenbroeck) en tenslotte in Erps-Kwerps 1 ex. door P. Moysons

op 12 juli 2011. Archanara neurica werd slechts één

maal waargenomen: 2 ex. in de Molenbeekvallei te Veltem-Beisem op 14 juli 2010 (W.Veraghtert

en G.

oorten leven als rups op Riet

ij ). Beide

- Jota-u1·1 - *** Autographa pulchrina (Haworth, 1809)

- Donkere jota-uil -

-*

- Wikraagrietboorder

Autographa jota (Linnaeu , 1758)

**

Apamen re111issa (Hübner, 1809) - Gram,,.1e gra uil

Autographa gamma (Linnaeu , 1758) - Gamma-uil - *

(Phragmites a ustralis).

***

Van Autographa jota i slecht één oude waarneming bekend: een exemplaar verzameld in het Zoniën­ woud te Watermaal-Bosvoorde op 28 juni 1935 (collecbe P rof. Albert Soenens). Op 14 juli 2010 kregen J. Vandeplas en R. Uyttenbroeck ook een exemplaar op licht in het Dunbergbroek te Hol beek, net buiten on werkgebied. Axylia putris (Linnaeus, 1761) - Houtspaander - * Brachylomia viminalis (Fabricius, 1776) 1 gu1·1tj e - **** - Katw·1 Brachylomia viminalis zijn 1 1 waarnemingen bekend uit Heverlee (K. Han en), Holsbeek (R. Uyttenbroeck), Erps-Kwerps (W. Veraghtert, G. Nijs), Herent (G. Nijs) en Meerbeek (P. Moysons). In totaal werden 60 ex. waargenomen, met een grootste aantal van 12 ex. op één nacht. Van

Arenostola phragmitidis (Hübner, 1803) - EgaJe rietboorder - ** Asteroscopus sphinx (Hufnagel, 1766) - Kromzitter **

Go11dve11stertje

-

(P/11sin Jest11cne)

Atethmia centrago (Haworth, 1809) -

E

engouduil -

Pn11/ N11yts

***

Atethmia centrago werd de laat te jaren verscheidene malen waargenomen:

12september1999: 1 ex. Heverlee, Ter Elst (A. Yerboven) 11 oktober 2010: 1 ex. Overij e (P. & K. Nuyts) 3 eptember 2011: 2 ex. Ke selberg (K. Hansen) B. & A. Mi onne rapporteerden in totaal 15 exemplaren in de Doode Bemde op 7 verschillende dagen in eptember 2012. Zoal

de naam doet vermoeden leeft de rups vooraJ op E (Fraxinus) maar ook op Iep (Ulmus).

e11 Kristn De Greef

Callistege mi (Clerck, 1759) - Mi-vlinder ** Calophasia l11n11la (Hufnagel, 1766) - Y lasbekuiltje - *** -

Op 1 september 2012 fotografeerden 0. & W. Hennebel een rups van Calophasia lunu/a in Kessel-Lo. Imagos kwamen naar mijn lamp in de tuin op 10 juli 1999 en 13 augustus 2006 (Heverlee). De rups leeft op verschillende soorten Leeuwenbek (Linaria). Caradrina morpheus (Hufnagel, 1766) - Morpheusstofuil - ** Catoca/a nupta (Linnaeus, 1767) - Rood weeskind * -

Catocala promissa ([Denis & Schiffermüller], 1775) - Eikenweeskind - **** Catoca/a sponsa (Linnaeus, 1767) - Karmozijnrood weeskind - *** Cerastis leucographa ([Denis & Schiffermüller], 1775) - Wi tringuil ****

Eike11wee ki11d (Cntocnln promissn) Pn11/ N11yt

-

4

De Boomklever

-

maart 2013


Slechts twee waarnemingen van Catocala promissa: 30

Cucul/ia absinthii (Linnaeus,

-Absintmonnik -***

juni 2011 in Tervuren (B. & A. Misonne) en 3 juli 2011 in Overijse (P. & K. Nuyt ). Catocala sponsa werd va­ ker aangetroffen. Op één uitzondering na, een waar­

1761)

Cucullia chamomillae ([Denis & Schiffermüller],

1775)

- Kamillevlinder-***

neming op de Kesselberg op 12 juli 2011 door K. Han­ Cucul/ia absinthii werd slechts één maal gevangen:

sen, werden alle waarnemingen verricht aan de rand van het Zoniënwoud in Overijse en Tervuren. Tien

in de tuin van de auteur te Heverlee op

waarnemingen door B. &A. Misonneen P. & K. Nuyts

2000.

leverden daar evenveel vlinders op in 2010 en 2011. De rups van beide soorten leeft op Eik (Quercus sp.).

maal gemeld: in mijn tuin op 2 mei 2006 en twee rupsen op Duizendblad (Achil/ea millefolium) door K. Han en op de Kesselberg op 10 juni 2012.

Cucullia

werd

chamomillae

24

slechts

juli

twee

Cerastis /eucographa werd waargenomen in Heverlee

op 15 & 16 april 2006 (A. Yerboven) en drie maal in Hol beek: 4 april 2009 (R. Uyttenbroeck) en op 7 en 11 april 2011 (D. & W. Hennebel). De soort leeft polyfaag op kruidachtige planten. Charanyca trigrammica (Hufnagel,

1766)

1789)

1809)

-Russenujl - ** Conistra en;throcephala ([Denis & Scruffermüller],

1775)

Roodkopwinteruil-***

Conistrn rubiginea ([Denis & Schiffermüller],

-Gevlekte winteruil-*** Conistra rubiginosa (Scopoli, 1763) - Zwartvlekwinteruil-** Conistra vaccinii (Linnaeus, 1761) -Bosbesuil-** Cosmia affinis (Linnaeus, 1761) -Donkere iepenuil - *** Cosmia pyralina ([Derus & Schiffermüller], -Maanuiltje -** Cosmia trapezina (Linnaeus,

1775)

-Zilver treep -** Diachrysia chrysitis (Linnaeus,

Diarsia rubi (Vieweg,

-Turkse uil - *

-

-Grauwe monnik-* Deltote bankiana (Fabricius,

1758) 1775)

-

-Zeggeboorder-**

Coenobia rufa (Haworth,

1758)

-Koperuil-** Diarsia brunnea ([Denis & Schiffermüller], Bruine breedvleugeluil -** Diarsia mendica (Fabricius, 1775) -Variabele breedvleugeluil -**

-Drielijnujl-** Chi/odes maritima (Tauscher, 1806) -Smalvleugelrietboorder-** Chortodes fluxa (Hübner, 1809) - Gele duinrietboorder -** Chortodes pygmina Haworth, 1809 Chrysodeixis chalcites (Esper,

Cucullia umbratica (Linnaeus,

1775)

1775)

1758)

-Hyena-* Craniophora ligustri ([Denis & Schiffermüller],

1775)

1790)

-Gewone breedvleugeluil-** Dypterygia scabriuscula (Linnaeus, 1758) - Vogelwiekje - ** Elaphria venustula (Hübner, 1790) -Gemarmerd heideuiltje-** Enargia paleacea(Esper, 1788) -Gele uil-*** In de verzameling van Prof. A. Soenens bevinden zich 2 ex. van Enargia paleacea verzameld in Hoeilaart op 9 augustus 1934 en 14 augustus 1935. Meer recent werd de soort gevangen in Tervuren (B. & A. Misonne, 6 juli 2010), in de Molenbeekvallei te Erps-Kwerps (W. Veragthert, 14 juli 2010 en G. Nijs, 15 juli 2010) en in Overijse (P. & K. uyts, 2 augustus 2011 en 23 juli 2012). In totaal werden 18 exemplaren geteld. De rups leeft op allerhande bomen, met een voorkeur voor Berk (Bet11/a sp.). Euplexia lucipara (Linnaeus,

1758)

-Levervlek-**

-Schedeldrager -** Cryphia algae (Fabricius, 1775) -Donkergroene korstmosuil-** Cryphia domestica (Hufnagel, 1766) - Lichte korstmoswl-** Cryphia muralis (Forster, 1771) -Groene korstmosuil-***

Globia sparganii werd in slechts

Één waarneming slechts van Cryphia muralis: een exemplaar op licht op 4 augustus 2011 op de Kes­ selberg (K. Hansen). De rups leeft op korstmos­ sen (vooral Diploica canescens).

in de Doode Bemde en in Tervuren-Arboretum. B. En A. Misonne vingen daar 11 exemplaren in evenveel dagen in 2010, 2011 en 2012. De rups boort in de stengel van Gele Lis (Iris pse11dacor11s) en andere planten die in het water groeien.

Eupsilia transversa (Hufnagel,

1766)

- Wachtervlinder -** Globia sparganii (Esper,

1790)

- Egelskopboorder-***

2 lokaties gevangen:

De Boomklever

-

maart

201 3

S


.

' '

. t

:::'!!'

Insecten _._�.

..... ·

••

". l__

Gorty11n Jlavago ([Deni & Schiffermüller], 1775) -

Goudgele boorder - *

Hnrla plebeja (Linnaeu , 1761) - Schaaruil -

- Gewone ilene-uil Hade11n compta ([Deni

**

& Schiffermüller], 1775)

- Witband ilene-uil -

Hadena compta: Heverlee, Ter El t: 2 juli 2001, 20 juni 2003 en 30 juni 2006 ( A. Verboven); Heverlee West: 13 juni 2009 (K. Han en); Ke

elberg: 22 mei 2011

enhoek: 25 mei 2011 (R.

(T. Caer ); Haacht - Su

Beullen ); Erp -Kwerp : 29 mei 2011 (P. Moysons) en Hol beek: 31 mei 2011 (R. Uyttenbroeck). leeft van de zaden van Duizendschoon

(Dianthus barbatus), maar ook van Blaassilene (Silene v11lgaris). Hadula trifolii (Hufnagel, 1766) Spurrie uil -**

Hecatera bicolorata (Hufnagel, 1766) -

Hoplodrina octogenarian ( Goeze, 1781) - Gewone tofuil - ** Hydraecia mycacea (Esper, 1789) -Aardappelstengelboorder - ** Hypena crassalis (Fabriciu , 1787) - Bosbessnuituil - ** Hypena proboscidalis (Linnaeu , 1758) Bruine nuituil - * Hypenn rostra/is (Linnaeus, 1758) - Hopsnuituil - ** lpimorpha retusa (Linnaeus, 1761) - Heremietuil - *** lpimorpha subtusa ([Denis & Schiffermüller], 1775) - Tweekleurige heremietuil - * Lacanobia oleracea (Linnaeus, 1758) - Groente-uil * Lacanobia suasa ([Denis & Schiffermüller], 1775) - Variabele w-uil ** Lacanobia thalassina (Hufnagel, 1766) - W-uil - ** Lacanobia W-latinum (Hufnagel, 1766) - Brede w-uil - *** Laspeyria flexula ([Denis & Schiffermüller], 1775) -

-

Tweekleurige uil - **

Hecatera dysodea ([Deni & Schiffermüller], 1775) - Kompas 1a-u1·1 - *** Helicoverpa armigera (Hübner, 1808) - Katoendaguil -

Herminia tarsicrinalis (Knoch, 1782) -Schaduwsnuituil - ** Hoplodrina nmbigua ([Denis & Schiffermüller], 1775) - Zuidelijke stofuil - ** Hoplodrina blanda ([Denis & Schiffermüller], 1775) - Egale stofuil - **

***

Een overzichtje van de acht waarnemingen van

-

- Gelelisboorder - ** Herminia grisealis ([Deni & Schiffermüller], 1775) Boogsnuituil - ** -

***

Hndena bicruris (Hufnagel, 1766)

De rup

Helotropha leucostigma (Hübner, 1808)

***

Heliothis peltigera ([Denis & Schiffermüller], 1775) - V lekdaguil -***

-

- Bruine sikkeluil

De auteur ontdekte een ex. Hecatera dysodea op een muur aan de terraslamp in zijn tuin (Heverlee) op 16 juli 2000. P. & K. Nuyts namen 1 ex. waar in

Overij e op 16 juli 2010 en ook T. Deroover had

-

***

Buiten een oud collectie-exemplaar van Prof. A. Soenens (28 juni 1 9 36, Watermaal-Bosvoorde) zijn er slechts 5 exemplaren van Laspeyria flexula waar­ genomen in Tervuren ( 1 juni 2011, B. & A. Mison­

het geluk een ex. waar te nemen in de Voervallei te

ne), Overijse (4 juli 2010, P. & K. Nuyts), de Kessel­

Leefdaal op 3 juli 2011. Bovendien bevindt er zich

berg (21 september 2011, K. Hansen) en Holsbeek

in de verzameling van Prof. A. Soenen

(20 juni en 21 oktober 2012,

een ex.

verzameld in het Zoniënwoud te Watermaal-Bos­ voorde. De rup leeft op verschillende soorten Sla (Lactuca p.), cultivars inbegrepen. Van Helicoverpa armigern zijn slechts 4 waarnemingen bekend: telkens 1 ex. op 1 3 en 14 september 2006 in mijn tuin te Heverlee en telkens 1 ex. te Tervu­ ren-Arboretum op 11 eptember 2009 en 10 mei 2011 (B. & A. Mi onne). De soort kan bij ons de winter niet overleven in de vrije natuur en overwintert in (tomaten)kas en. Hetzelfde geldt voor Heliothis peltigera waarvan 3 waarnemingen bekend zijn: 1 ex. in mijn tuin te Heverlee op 7 augustus 2003, 1 ex. op 10 mei 2011 te Tervuren (B. & A. Mi onne) en 1 ex. op de

Ke selberg op 30 juni 2011.

6

De Boomklever

-

maart 2013

R. Uyttenbroeck). De

rups leeft van korstmossen op bomen. Lateroligia ophiogramma (Esper, 1794) - Moerasgrasuil - ** Lenisa geminipuncta( H aworth, 1809) - Gestippelde rietboorder - ** Leucania comma (Linnaeus, 1761) - Komma-uil

-

**

Lithacodia uncula Clerck, 1759 - Zilverhaak - *** Lithacodia uncula werd 2 maal waargenomen op licht in de Doode Bemde: op 21 juni en 14 augustus 2012, telkens door B. & A. Misonne.

De rupsen leven van Zeggesoorten (Carex sp.).


."::� ·-insecten

•*''°!::.:-

't'.

Lithophane /eautieri (Boisduval, 1829) - ** Lithophane ornitopus (Hufnagel, 1766) -Lichtgrijze uil - *** Lithophane socia (Hufnagel, 1766) -Geelbruine houtuil-*** Van Lithophane ornitopus zijn waarnemingen bekend uit Hoeilaart (collectie Prof. A. Soenens), Tervuren-Arboretum, Overijse en de Kesselberg: 11 exemplaren op evenveel waarnemingsdata. De rup heeft een voorkeur voor Eik (Quercus sp.). De enige waarneming van Lithophane socia werd op 26 maart 2010 gedaan door P. & K. Nuyts in Overijse. De rup leeft polyfaag op loofbomen en later ook op kruidachtige planten. Luperina testacea ([Deni & Schiffermüller], 1775) -Gewone grasuil-* Lycophotia porphyria ([Denis & Schiffermüller], 1775) -Granietuil-** Macdunnoughia confuse (Stepens, 1850) -Getekende gamma-uil - ** Macrochilo cribrumalis (Hübner, 1793) -Stippelsnuituil - ** Mamestra brassicae (Linnaeus, 1758) -Kooluil-* Me/anchra persicariae (Linnaeus, 1761) -Perzikkruiduil-* Mesapamea didyma (Esper, 1788) -Weidehalmuiltje-* Mesapamea seca/is (Linnaeus, 1758) - Halmrupsvlinder -* Mesoligia furuncula ([Denis & Scruffermüller], 1775) -Zandhalmuiltje-** Mama alpium(Osbeck, 1778) -Gevlekte groenuil-** Mormo mauro (Linnaeus, 1758) -Zwart weeskind-*** Mormo mauro is één van de soorten die duidelijk aan een areaaluibreiding begonnen is. Vroeger was de soort in V laanderen extreem zeldzaam, maar sinds 2009 zijn er in ons werkgebied al 8 waarnemingen uit Tervuren-Arboretum, de Zoete Waters (tijdens een NSGD activiteit), Egenhoven, Leuven-Centrum en Pécrot. De rupsen leven op allerlei kruidachtige planten. Mythinma albipuncta ([Denis & Schiffermüller], 1775) Witstipgrasuil-** Mythimna ferrago (Fabricius, 1787) - Gekraagde grasuil-* Mythimna impura (Hübner, 1808) -Stompvleugelgrasuil-* Mythimna !-album (Linnaeus, 1767) -Witte 1-uil - *** -

·-

-

-

Mythimna pallens (Linnaeu , 1758) -Bleke grasuil-** Mythimna straminea (Treitschke, 1825) -Spitsvleugelgrasuil-** Naenia typica (Linnaeus, 1758) -Splinterstreep-*** R. Uyttenbroeck zag het enige ex. Naenia typica tijdens een nachtvang t op 22 juli 2009 in Holsbeek. De rups is polyfaag.

Noctua comes Hübner, 1813 -Volgeling-* Noctua fimbriata(Schreber, 1759) -Breedbandhuismoeder - * Noct11a interjecta Hübner, 1813 - Kleine huismoeder-**

Noctua janthe (Borkhausen, 1792) - Open-breedbandhuismoeder - * Noctua janthina ([Denis & Scruffermüller], 1775) - Kleine breedbandhuismoeder - * Noctua pronuba (Linnaeus, 1758) -Huismoeder-* Tonagria typ/me (Thynberg, 1784) - Lisdoddeboorder-** Ochropleura plecta (Linnaeus, 1761) -Haarbos-* Oligia Jasciuncula (Haworth, 1809) -Oranjegeel halmuiltje- * Oligia latruncula ([Denis & Schiffermüller], 1775) -Donker halmuiltje - ** Oligia strigilis (Linnaeus, 1758) -Gelobd halmuiltje - * Omplialoscelis lunosa (Haworth, 1809) - Maansikkeluil-** Orthosia cerasi (Fabricius, 1775) -Tweestreepvoorjaarsuil-* Orthosia cruda ([Denis & Schiffermüller], 1775) -Kleine voorjaarsuil - ** Orthosia gothica (Linnaeus, 1758) -Nunvlinder-** Orthosia gracilis ([Denis & Schiffermüller], 1775) -Sierlijke voorjaarsuil-*** Orthosia gracilis is een soort die moeilijk te onder­ scheiden is van Orthosia cerasi. Op basis van een foto werd slechts één waarneming op waarnemingen.be gevalideerd: J. Souffreau fotografeerde op 28 april 2010 een ex. op de Kesselberg. Op 22 a-pril 2011 fotografeerde ruj op dezelfde plaats ook één van de drie Orthosia min.iosa voor onze regio. De ande­ re waarnemingen werden gedaan door K. Hansen op 29 april 2010, eveneens op de Kesselberg en op 22 april 2011 door P. En K. Nuyts in Overijse. De rups heeft een voorkeur voor Eik (Quercus sp.).

De Boomklever

-

maart

2013

7


- .. ---"".·-� Insecten < . . - ' � ... .... - "·· -

Ortliosin i11certn (Hufnagel, 1766) - Variabele voorjaar uil -** Ort/10sia miniosn ([Deni & Schiffermüller], 1775) - Eikenvootjaar uil -*** Ortlwsia populeti (Fabriciu , 1775) . -Populierenvoorjaar uil - **

Paclietra sngittigera (Hufnagel, 1766) - Gevlekte pijluil - *** Van Pachetra sagittigera zijn enkel oude collectiege­ geven gekend. In de collectie van Prof. A. Soenens bevinden zich 10 ex. verzameld in de jaren 30 en 40 van de vorige eeuw in Hoeilaart, Watermaal-Bos­ voorde en Haa rode. De rup leeft op grassen.

Panemeria tenebrata (Scopoli, 1763) - Dwerghui moeder -*

Panolis flammea ([Denis & Schiffermüller], 1775) -Dennenuil - *

Paradrina clavipalpis (Scopoli, 1763) - Hui uil -** Parascotia fuliginaria (Linnaeus, 1761) - Paddenstoeluil - *** Parascotia fuliginaria verschijnt op alle plaatsen waar regelmatig met licht gevangen wordt. In totaal werden 21 ex. gevangen tijdens 17 lichtvangsten. De rups leeft op chimmel , dood hout en korstmossen die op dode bomen (vooral Berk) groeien.

Parastichtis suspecta (Hübner, 1807)

Erik Toon11m1

Plusia festucae (Linnaeu , 1758)- Goudven tertje -* Photedes minima werd slechts drie maal aangetroffen: op 27 juli 2008 in Sint-Jori -Weert (W. Veraghtert), op 14 juli 2010 in de Molenbeekvallei te Erps-Kwerp (W. Veraghtert en G. Nijs) en ten lotte op 27 juli 2012 in Overijse (P. & K Nuyts). De rupsen leven in de stengel van Smele (Deschampsia cespitosa) en Bochtige smele (Deschampsia flexuosa ). Platyperigea kadenii werd voor het eerst gemeld in België in 2006 maar wordt sindsdien steeds vaker gemeld. In onze regio werd de soort opgemerkt te Tervuren (28 september 2009 en 7 oktober 2010, B. & A. Misonne), in Kessel-Lo (F Van de Meuter, 19 okto­ ber 2010) en in Overijse (13 en 20 oktober 2012, P. & K Nuyts). De soort leeft polyfaag op lagere planten.

Polia nebulosa (Hufnagel, 1766) - Marmeruil -*** Polypogon plumigeralis (Hübner, 1825) -Gepluimde snuituil - ***

-Populierenuil -**

Pnmstichtis ypsi/1011 ([Denis & Schiffermüller], 1775) -

Gewo11e go11d11il (Xa11t/1ia icteritia)

Wilgenschorsvlinder -**

Perigrapha munda ([Denis & Schiffermüller], 1775) - Dubbelstipvootjaarsuil -**

T. Caers fotografeerde het enige ex. Polypogon plumigeralis tijdens een nachtvangst op 26 juni 2011 op de Kesselberg.

Protodeltote pygarge (Hufnagel, 1766) - Donkere marmeruil - ** Pyrrhia 111nbra (Hufnagel, 1766)

Phlogophora meticulosa (Linnaeu , 1758) -Agaatvlinder -*

Photedes minima Haworth, 1809

-Oranje o-vlinder -***

-Bochtige mele-uil -*** Platyperigea kadenii (Freyer, 1836) - Kadeni tofuil -****

Slechts 2 waarnemingen van Pyrrhia umbra, beide in de tuin van de auteur: 1 ex. op 29 juni 2006 en 1 ex. op 11 september van hetzelfde jaar. Polyfage soort.

Rhizedra lutosa (Hübner, 1803) -

Herfstrietboorder

-

**

Rivula sericealis (Scopoli, 1763) Stro-uiltje -* Rusina ferruginea (Esper, 1785) Randvlekuil -** Schrankia costaestrigalis (Stephens, 1834) - Gepijlde micro-uil - ** Scoliopterix libatrix (Linnaeus, 1758) -Roesje-* Sedina buettneri (E. Hering, 1858) - Moeraszeggeboorder -**** -

-

mps He/111kruidvli11der (5/inrgawcullia scrop/111/ariae) Eric Ma/fait 8

De Boomklever

-

maart 2013


-

-

"��-� _/nseaen .

Op 3 oktober 2010 ving W. Veraghtert 7 exemplaren van Sedina buettneri in de Molenbeekvallei op de gren van Herent en Kortenberg. Net één week later, op 10 oktober 2010 vingen R. Uyttenbroeck en J. Vandenplas eveneens 8 exemplaren in het Dunbergbroek in Holsbeek, net buiten ons werkgebied. De waardplant van deze soort is Moera zegge (en mogelijk Liesgras). Later dezelfde maand volgden nog 4 afzonderlijke waarnemingen in de Doode Bemde (B. & A. Mi onne) én een onverwachte waarneming door dezelfde waarnemer in Tervuren. Door zijn late vliegtijd in de tweede helft van september en de eer te van oktober wordt de oort ver­ moedelijk vaak over het hoofd gezien en ver­ moedelijk i ze dan ook iets minder zeldzaam dan oorspronkelijk gedacht. De rup leeft op Liesgra (Glyceria maxima) en Moeraszegge (Carex acutiformis). Slinrgnrnrnllin scrop/111/nrine ([Deni & Schiffermüller], 1775) - Helmkruidvlinder- * Shnrgnrnc111/in verbnsci (Linnaeu , 1758) - Kuifvlinder - ** Sideridis rivularis (Fabriciu , 1775) - Gevorkte silene-uil - * Simyra albovenosa (Goeze, 1781) - Kleine rietvink - *** Het enige ex. Simyra albovenosa werd door de auteur gevangen in de Doode Bemde op 14 juli 1994. De rup leeft vooral van Riet (Phragmites australis) maar wordt ook gevonden op andere planten die in natte milieu groeien. Talphophila matura (Hufnagel, 1766) - Geelvleugeluil - ** Tholera decimalis (Poda, 1761) - Gelijnde grasuil - ** Tiliacea aurago ([Denis & Scruffermüller], 1775) - Saffraangouduil - ** Tiliacea citrago (Linnaeus, 1758) - Lindegouduil - *** Met 13 waarnemingen op 5 verschillende plaatsen (Heverlee bos, Egenhover Ter Bank, Overijse, Tervuren en de Kesselberg) scoort Tiliacea citrago behoorlijk in onze regio. Zoals de Nederlandse naam doet vermoe­ den leeft de rups op Linde (Tilia). Trachea atriplicis (Linnaeus, 1758) - Meldevlinder - ** Trisateles emortualis ([Denis & Schiffermilller], 1775) - Geellijnsnuituil - * Xanthia gilvago ([Denis & Schiffermüller], 1775) - Iepengouduil - *** Ook voor Xanthia gilvago slechts één waarneming: Overijse, 14 oktober 2012 (P. & K. Nuyts). De rup leeft op Iep (Ulmus sp.).

.

Xanthia icteritia (Hufnagel, 1766) - Gewone gouduil - ** Xanthia ocellaris (Borkhau en, 1792) - Populierengouduil - *** Alle waarnemingen van Xanthia ocellaris op een rijtje: 29 eptember 2009: 1 ex. op licht in Hol beek (R. Uyttenbroeck)

3 oktober 2010: 1 ex op smeer in de Molenbeekvallei te Erp -Kwerps (W. Veraghtert) 19 eptember 2011: 1 ex op meer in de Voervallei te Leefdaal (T. Deroover)

25 eptember 2011: 1 ex. op licht op de Kes eberg (T. Caer ) 30 eptember en 1 oktober 2011 : telken 1 ex. op licht in Tervuren-Moor el (B. & A. Mi onne)

2 oktober 2012: 1 ex. in het centrum van Leuven (P. Collaerts) De rup leeft op de katje van Populier (Pop11lus p.) Xanthia togata (Esper, 1788) - Wilgengouduil - * Xestia baja ([Deni & Schiffermüller], J 775) - Bruine zwartstipuil - ** Xestia c-nigrum (Linnaeus, 1758) - Zwarte-c uil - * Xestia sexstrigata (Haworth, 1809) - Ze streepuil - *** Xestia sexstrigata werd waargenomen op de Kessel­ berg (24 augu tus 2011, K. Han en), te Overij e (18 augustu 2012, T. Deroover) en op 6 ver chillende dagen in augustus 2012 in de Doode Bemde (B. & A. Mi onne). In totaal werden 21 ex. geteld. De rups leeft op ver chillende kruidachtige planten. Xestia triangulum (Hufnagel, 1766) - Driehoekuil - * Xestia xanthographa ([Denis & Schiffermüller], 1775) - Vierkantvlekuil - * Xylocn111pn nreoln (Esper, 1789) - Kamperfoelie-uil - ** Zanclognatha tarsipennalis T reit chke, 1835 - Lijnsnuituil - ** Enkele soorten werden niet opgenomen omdat er bijvoorbeeld géén overtuigende foto van de soorten be chikbaar waren of omdat op basis van de foto onderscheid met een andere oort niet uit te sluiten was. Dat is onder andere het geval voor Amphipyra berbera, Noctun orbnnn en Oligin versicolor.

André Verboven, andre.knrine.verbove11@tele11et.be De Boomklever

- maart

2013

9


.

. . - . :� �"

Biodiversiteit, .

·

.

·{:.i ·,"'"...

"

Watergebonden ongewervelden in Wijgmaal In Wijgmaal werden tussen 14/04/2012 en 28/08/2012 9 locaties in het Wijgmaal­ broek en 3 locaties in het gebied 'Dijlemeander' (waarbij de meander zelf en de greppels errond als 1 locatie ingegeven werden) onderzocht met behulp van een waternet en een appelmoeszeef. De grote vijver in het Wijgmaalbroek werd ook met een waterkeverfuik bemonsterd met ongezouten spek als lokaas. Dit leverde een extra waarneming op namelijk van de Gewone geelgerande waterroofkever

(Dytiscus marginalis). Dryops auriculatus (Ruighaarkevers, Dryopidae) i 4,3 tot 5,1 mm groot en wordt in Nederland vrij

zeldzaam in het rivierengebied genoemd en komt daarbuiten verspreid voor op minerale gronden. Hij prefereert emipermanente en temporale kwelmilieu's , zoal zeggenmoerassen, en ontbreekt meestal in In zijn optimaal leefgebied echte veenmoerassen. (rivierengebied) komt de soort ook buiten kwelgebieden voor. Leeft tu en detrit11s. (Drost e.a., 1992) Het i een Noord- en Centraal-Europese soort, die in Engeland 'bijna in gevaar' is en leeft in ondiepe over tromende vegetatie in laaggelegen laagveenlandschap, inclusief drainagesloten in veengrasland en pingo-poelen alsook heideplassen. (Fo ter, 2010) In V laanderen gekend van 1 vegetatierijke poel in de Wingevallei te Hol beek (eigen waarneming, Kloo terbroek, 2011) en oevers van grote vijvers in de Doode Bemde te Neerijse (eigen waarneming, Kliniekvijver , 2011).

Limnebius crinifer (Waterkruipers, Hydraenidae) i een 1, tot 2,3 mm grote oort die algemeen in geheel Nederland. Modderminnend, in i ver chillende leefgebieden. Bewoner van oevers van voed elrijkere, til taande en langzaam stromende wateren. (Drost e.a., 1992) Het i een Noord- en Centraal-Europese soort , die in Engeland 'in gevaar' is en maar in 3 hok.ken voorkomt: enerzijds in een relict bosgebied met ondiepe poelen en anderzijds in een niet door bomen omsloten poel met veel vegetatie. Holmen (1987) zegt dat de soort in Fennoscandinavië vooral in stromend water leeft en Fo ter merkt hierbij op dat dit vooral in een gebied i waar de zustersoort L. nitidus zeldzaam is. L. crinifer i mogelijk een pioniersoort die recente poelen met mo bewoont. Landin (1980) geeft aan dat het onbekend i of deze oort kan vliegen (Foster, 2010). De volledige omschrijving in Holmen (1987) luidt: vooral in tromend water, waar de soort leeft in ondiep water tu en vegetatie of in natte modder aan de randen. Vooral gevonden in open, eerder zachtbodemige tromen en in drainagekanalen. 10

De Boomklever

-

maart 2013

Ook, maar minder frequent in stil taand water. Vooral in lente en herfst. In V laanderen zijn geen andere meldingen gekend, mogelijk omdat de soort zo klein is.

Hydrochus elongatus (Oeverkruipers, Hydrochidae) is 3,2 tot 4,0 mm lang en is zeldzaam in heel Nederland en leeft daar in schone, voed elrijkere, vegetatierijke, ondiepe stilstaande wateren, zoals poelen, moerassen en half verlandende sloten. Ook in brak water. Wordt wel samen met H. ignicollis gevonden (Drost e.a., 1992). Dit is een Centraal-Europese soort die in Engeland 'bijna in gevaar' is en voorkomt in ondiepe, vegetatierijke stilstaande wateren, dikwijls in rietvelden en andere terreinen met een rijke opgaande vegetatie op kleibodems, in laaggelegen gebieden. De adulten voeden zich met algen (Foster, 2010). In Denemarken is de soort wijdverspreid, in Zweden enkel sporadisch in de zuiderse provincies en ontbrekend in Noorwegen en Finland. In stagnerend 'vers' water, vooral voedselrijke, ondiepe poelen op kleibodem met een rijke vegetatie, waartussen de soort te vinden is. Een typische soort voor poelen in het open landschap, maar kan ook gevonden worden in gemengd loofbos hoewel de soort beschaduwde sites mijdt. Meestal gevonden in lente en herfst. Eileg in de lente. Zelden ook in aanspoelsel aan de kust. (Holmen, 1987) In V laanderen enkel nog gekend van Landschap de Liereman (Oud-Turnhout, 2010, Loos G., waarnemingen.be)

Bespreking locaties De grote vijver in het Wijgmaalbroek is een toplocatie, vooral voor zuurminnende waterroof­ kevers (Acilius canaliculatus,Agabus chalconatus, Hydroporus erythrocephalus, Hydroporus tristis) en voor oorten die gebonden zijn aan goed (Oeverkruipers, oeverzones ontwikkelde Snuitkevers, Ruighaarkevers, Waterkruipers, Veenmoslopertje Hebrus ruficeps).


-Biodiversiteit �-.:�-.."tr·

.

Dryops n11riwlnt11s, Wijg111nnlbroek, 2012 Hydroc/111s elo11gnt11s,

Nobby T/1ys

Wijg111nnlbroek, 2012 Nobby Thys

Voor deze laatste is het erg interessant dat de vijver in feite geleidelijk overgaat in het natte grasland. Dankzij het feit dat er aan één zijde bo

Ee11 beln11grijk detenni11ntieke11111erk vn11 Dryops n11riwlnt11s:

is, komen zeldzamere bladvalrninnende soorten

de pe11is met tn11djes.

als Suphrodytes dorsalis en Helophorus strig ifrons

Nex 5 door ee11 stereo111icroscoop.

Deze foto werd ge111nnkt 111et ee11 So11y Nobby Thys

voor. Het

moeras nabij de grote VIJVer

leefgebied

voor

de

vormt het

waterroofkever

Ilybius

quadriguttatus die voorkomt in kleine, voedselrijke stilstaande

wateren

met

vegetatie

en

een

modderbodem. De oevers van de herbergen

Op

p12-13

staat

waarnemjngen

een

overzicht

tijdens het

van

wateronderzoek

alle m

Wijgmaalbroek en Dijlemeander. L staat voor larve.

Soortstatus V laanderen bij Waterroofkevers

twee poelen langs het fietspad

twee

zeldzame

vochtrninnende

(Rode lijst 2012): 1 (niet bedreigd), 2 (kwetsbaar), 3 (bijna in gevaar). Soortstatus in België bij Waterroofkever

loopkevers. Bembidion varium jaagt er op aaltjes

(Rode lijst 2012):

en larven van oevergraafkevers en waterkruipers.

a (zeer algemeen), b (algemeen),

Bembidion obliquum geeft de voorkeur aan een

c (gewoon), d (kwetsbaar), 0 (onbepaald).

modderige, beschaduwde bodem en zou vooral springstaarten eten. De gracht nabij deze twee poelen herbergt o.a.

Nobby Thys,

de Gewone beekloper (Velia caprai), een soort die gebonden is aan vrij zuiver stromend water.

Nieuwe Prinsstraat 11, 3012 Leuven. Nobby.thys@scarlet.be

De drie nieuwe poelen herbergen o.a. schrijvertjes (Gyrinidae)

waarbij

de

waargenomen

soort

gekend staat als een pionier (die dus erg goed kan vliegen). Ze voeden zich met diertjes die op het water vallen en met dode ongewervelden.

Referenties Drost, M. B.

P., H. P.J. J.

Cuppen,

E.].

van Nieukerken &

M. Schreijer (eds.), 1992. De Waterkevers van Nederland. Uitgeverij KNNV, Utrecht, 280 pp

De Dijlemeander is erg visrijk en daardoor eerder arm aan waterkevers. In de grachten langsheen de meander werden amper waterdieren aangetroffen.

Garth N. Foster, August 2010. A review of the

carce and

threatened Coleoptera of Great Britain. Part 3: Water beetles, Soft back, A4, 142pp., ISSN 1473-0154

De poel bij de Dijlemeander was erg recent en leverde vooral algemene soorten met een pionierkarakter op.

Holmen, 1987 The aquatic adephaga of Fennoscandia and Denmark. Fauna Scanda Vol 20

De Boomklever

-

maart 201 3

1 1


." -�· . . .E� Biodiversiteit · -··

. .. r...�·-

·-

Dijlemeander

Wijgmaalbroek Overzicht van alle waarnemingen tijdens het wateronderzoek in Wijgmaalbroek en Dijlemeander. L staat v o or larve

grote vijver 14/04 en 28/08/2012

2 poelen 3 poelen meander poel bij leibeek moeras meander bij grote bij grote lang fietspad & gracht vijver VIJVer 14/4/2012 14/4/2012 27/5/2012

27/5/2012 27/5/2012

28/5/2012

DYTISCIDAE- WATERROOFKEVERS

Acili11s ca11alirnlat11s (1 / d) Acili11s s11lcatus (2/ c) Agab11s bipust11lat11s (1 /b) Agab11s chalconatus (2/b) Coelamb11s impressopu nctatus (1 /b) Colymbetes fuscus (l / c) Copelatus haemorrhoidales (1 / d) Dytiscus marginalis (l / a) Hydroporns angustatus (1 / c) Hydroporus e1ythrocephalus (3/ d) Hydroporns nigrita (l / O) Hydroporus palustris (l /b) Hydroporus planus (l / c) Hydroporus tristis (1 / O) Hygrotus inaequalis (1 /b) Hy hydrus ovatus (1 /b) lly ius ater (3/ d) Ilybius fuliginosus (l / c) Ilybius quadriguttatus (3/ d) Suphrodytes dorsalis (3/ d) Rhantus suturalis (l /2)

1 1 L

2 1 1 8 20 8 3 2

{i

1

2L/l 2

L

L

1 1

1 1 1 1

1 1

1

1

1

1 1

1 1 1

3 1

1 1

NOTERIDAE - RUGGELAARS Noterus clavicornis

3

GYRINIDAE - SCHRIJVERTJES Gyrinus substriatu

2

HALIPLIDAE - WATERTREDERS Haliplus fluviatilis Haliplus heydeni Haliplus laminatus Haliplus lineatocollis Haliplus ruficollis

1 2

1 4

1

HYDROPillLIDAE ·SPINNENDE WATERTORREN

fi

Anacaena lobulus Anacaena imbata Anacaena lutescens Cercyon convexiusculus Enochrus quadripunctatus Helochares lividus Helophorus aequalis Helophorus brevipalpis Helophorus grandis Helophorus minutus Helophorus obscurus Helophorus stri gifrons Hydrobius fusc1pes Limnoxenus niger

3 1 1 1 1

1

4 5 6

1

1 3 1 2 2 2

4

1

1 2 1

1

1

1

1

2

1

3

5 6

3

2

1 1 1

2 1 2

BLOEDZUIGERS Haemopis sanguisuga Theromyzon tesselatum

VISSEN P1111giti11s p1111giti11s (Tiendoornige tekelbaar ) 12

De Boomklever - maart 2013

1 5


·�

;,_;Biodiversiteit " ,,

Dijlemeander

Wijgmaal broek Overzicht van alle waarnemingen tijdens het wateronderzoek in W ijgmaalbroek en Dijlemeander. L staat voor larve

grote vijver 14/04 en 28/08/2012

poelen meander

poel bij

leibeek moeras 2 poelen bij grote bij grote lang fiet pad vijver vijver & gracht

3

14/4/2012 14/4/2012 27/5/2012

27/5/2012 27/5/2012 28/5/2012

meander

HYDROCHIDAE - OEVERKRUIPERS

Hydrochus carinatus Hydroclms elongatus

8

1

HYDRAENIDAE - WATERKRUIPERS

Limnebius crinifer Ochthebius minimus

DRYOPIDAE - RUIGHAARKEVERS

Dryops auriculatus Dryops vrouwtje (/uridus ?)

1 4

11 1

HETEROCERIDAE - OEVERGRAAFKEVERS

1

Heterocerus fenestratus

CURCULIONIDAE - SNUITKEVERS

Bagous subcarinatus Notaris acridu/a

1 1

CARABIDAE - LOOPKEVERS

Acupalp us dubius Bembidion articulatum Bembidion assimile Bembidion dentellum Bembidion lunulatum Bembidion obliquum Bembidion varium Dyschirius /uedersi Elaphrus cupreus Pterostichus nigrita s.l. Pterostichus versicolor

1

1

1 2

1

SLAKKEN EN MOSSELEN

Anisus leucostoma Balea biplicata Ga/ba truncatula Physa acuta Pisidium sp. Planorbarius corneus Planorbis planorbis Radix balthica Stagnicola palustris-complex Zonitoides nitidus

LARVEN EN POPPEN ONBEKEND

Dytiscus larve langpootmug pop

1 1

3

1 2

1

1 1

3

1

1 1

1 1

1 1

1 1

1

1

1 1

1

1 1 1

1

2

1 1

1

1 1

1

1

1

2

1

1

WATER- EN OPPERVLAK TEWANTSEN

Gerris argentatus Gerris /acustris Gerris thoracicus Hebrus ruftceps Hesperocorixa linnei Hesperocorixa sahlbergi Nepa cinerea Notonecta glauca Notonecta maculata Velia caprai

1

2

2

1

1 1

1 1 1

1

De Boomklever - maart 20 13

13


Biologie Euraziati che bever (hierna gewoon bever genoemd)

Bevers zijn schemer- en nachtactieve dieren en

zijn emi-aquati che zoogdieren en komen zowel

strikte planteneters. Ze brengen de dag mee tal

in tromend water als in stilstaande plassen voor.

door in een burcht of hol.

Een belangrijke voorwaarde voor permanente

gebouwd als de oever niet steil is, holen worden

Burchten worden

ve tiging is dat de waterloop of pla in de winter

gegraven in hogere oevers. De ingang hiervan is

niet van oppervlakte tot bodem bevriest en in de zo­

steeds onder water gelegen, en de kamers liggen

mer niet droog valt. Ze hebben een lichaamslengte

hoger dan de ingang zodat deze wel droog zijn.

tot 1 m, een taartlengte van 30 cm en een gewicht

Zo zijn deze kamers onbereikbaar voor mogelijke

van gemiddeld 20-25 kg en zijn hiermee het grootste

predatoren. Bevers zijn strikte planteneters en hun

knaagdier van Europa. Bevers zijn territoriaal en

dieet bestaat 's winters vooral wt schors en twijgjes

monogaam. Een beverterritorium wordt meestal

van zachte houtsoorten zoals wilg en populier.

ingenomen door een familie bever . Deze familie

Door bomen om te knagen zijn de schors van de

be taat uit een volwas en mannetje en vrouwtje.

hele stam en de takken be chikbaar om gegeten

Hiernaa t kunnen de jongen van dit jaar aanwezig

te worden en kunnen de takken gebruikt worden

zijn en ook de jongen van het vorige jaar kunnen

in bouwsels. Om strenge winters door te komen

nog binnen dit territorium leven (uitzonderlijk

leggen ze een wintervoorraad van takken en twijgen

zelf nog jongen van 2 jaar geleden).

aan onder water. Op deze maruer kunnen ze,

Bever hebben 1 tot 3 jongen per jaar. De grenzen

wanneer het water dichtgevroren is, en bomen en

van dit territorium worden met ca toreurn gemar­ keerd (een product vanuit de castoreumklier) en andere bever worden binnen dit territorium niet toegelaten. Binnen een gebied i er dan ook maar plaat voor een beperkt aantal beverfarnilie wel gekend al

(ook

de draagkracht van een gebied).

Ander dan bij andere knaagdieren hebben facto­ ren zoal

zachte winter

of goede jaren met veel

voed el weinjg invloed op de maximum draag­ kracht van een gebied. 14

De Boomklever

-

maart

2013

takken onbereikbaar zijn, toch aan voedsel komen zonder door het ijs te moeten breken. In de zo­ mer eten ze ook veel waterplanten, wortelstokken, kruiden, gras en bladeren.


,r-c-• ··

:Zpogdieren �\

Herintroductie

.

Door dammen te bouwen oefenen ze ook grote effecten

op

de

omgeving

uit.

Stromende

In het begin van de 2oe eeuw waren er nog lecht

waterlopen worden afgedamd waardoor er een

1200 bevers, verdeeld over 8 relictpopulatie ,

waterstandverhoging ont taat en een vernatting

aanwezig in het wild. Reden van het bijna uit-

of over troming van een aantal

terven was de jacht omwille van de vacht, vlee en castoreum (een product dat gebruikt werd in

gelegen

gebieden.

Dammen

troomopwaarts

worden

meestal

gebouwd omwiile van een te lage waterstand.

medicijnen en parfums) en habitatdestructie. In

Zoal

Vlaanderen werd de laatste bever in 1848 gedood

of burcht steed onder water taan, en al dit niet

reeds aangehaald moet de ingang van hol

en in Wallonië gebeurde dit rond J 900. In België

(meer) het geval i

werden er tu

worden. Ook voelen bever

en 1998 en 2001, lOJ bevers uitgezet

in Wallonië en in 2003 werden er 20 in de Dijle- en

kan er een dam aangelegd zich veiliger in het

water dan op het land. Door 'bevervijver ' te cre­

Laanvallei uitgezet in Vlaanderen (in beide geval­

eren i

len zonder toe temming van de autoriteiten). Toch

ze het water moeten verlaten. Het effect van deze

er extra voedsel be crukbaar zonder dat

i de bever vanaf het moment dat deze aanwezig

dammen is uiteraard afhankelijk van het reliëf.

i be chermd, zowel door Europese als nationale

Zo zal er in diep uitgesneden dalen maar een kleine

wetgeving. Ook burchten en dammen zijn door

oppervlakte overstromen. In landschappen met

deze wetten beschermd en mogen niet verstoord,

weinig reliëf kan een dam grote overstroomde

be chadigd of vernietigd worden zonder afwij­

oppervlaktes veroorzaken. Teven

king van het

ver crullende dammen werken al

oortenbe luit. Deze uitzettingen

in België hebben de terugkeer ver neld, maar

bekken

ook zonder deze actie

voorkomen dat overstromingen

zou de bever (weliswaar

trager) teruggekeerd zijn omdat bever

officieel

geherintroduceerd werden in onze buurlanden: Nederland, Duit land en Frankrijk.

kleine spaar­

en op deze marueren bij hevige regenval

plaat vinden ( Bever

kunnen de

troomafwaarts

yssen et al., 2011).

hebben positieve effecten op tal van soor­

tengroepen en de biodiver iteit

tijgt (gemiddeld

genomen) al bevers aanwezig zijn. Onder andere vleermuizen profiteren van de aanwezigheid van bever , maar ook amfibieën doen het gemiddeld beter en sommige eendensoorten behalen een hoger broedsucces (Ciechanow ki et al., 2011; Dalbeck et al., 2007; Nummi 201 J )

.

Bevers in Vlaanderen ln Vlaanderen kan er ge proken worden van

2 'geclu terde' populatie . Dit zijn de bevers ten zuiden van Leuven die de Dijle en de Laan bevolken (ongeveer 17 territoria, gegevens van Twee bPvers in Grootbroek, Sint-Agnthn-Rorie

Kristij11 Swi1111e11

beverwerkgroep en persoonlijke gegevens), en de bever

van de grensmaas in Limburg die een

Ecosysteemingenieur

aantal grindplassen en natuurgebieden innemen

Bevers zijn ecosysteem ingenieurs Qones et al.,

(15 territoria, persoonlijke gegeven ). Deze 2

1994). Ze veranderen het landschap, en creëren

'populatie ' bevinden zich re pectievelijk in het Schelde en Maasbekken, en uitwisseling is moei­

nieuwe habitats waar andere soorten van kun­

lijk vermit bevers zich bij voorkeur via het water

nen profiteren. Bevers kunnen op verschillende

verplaatsen. Verder zijn er een aantal territoria die

manieren invloed uitoefenen op het landschap.

eerder geïsoleerd zijn. Dankzij het gebruik van ca­

Eerst en vooral knagen bevers bomen om. Op

meravallen weten we echter dat ook in veel van

deze manier wordt er een hoeveelheid dood hout

deze territoria voortplanting plaat vindt en er

gecreëerd dat beschikbaar is voor andere soorten

zich dus ganse families gevestigd hebben. ln 2010

en wordt de lichtinval beïnvloed waardoor jonge

werd zo de eerste voorplanting in Oost-Vlaanderen (Vlassenbroek) en Antwerpen (Vier el) va tge-

zaailingen en zaden de kans krijgen om op te groe­ ien en de plaats in te nemen van de gevelde boom. De omgeknaagde boom schiet ook in vele geval­ len terug uit.

teld

ind

de herintroductie van de bever

in

Vlaanderen. Momenteel wordt er ge chat dat er

120 tot 140 bevers leven in Vlaanderen.

De Boomklever

-

maart

2013

15


.

. : - !-i�H .:.����

Zoogdieren -

�;.r " ... .

: . �-.�

Beverdn111 i11 Grootbroek, Sint-Agnt/1e-Rode

-

Kristij11 Swi1111e11

Mogelijke problemen met bevers Bevers veroorzaken soms vraatschade aan land­ bouwgewa sen. Zo worden bieten en maï graag gegeten. Percelen kunnen afgeschermd worden door gebruik te maken van draad of schrikdraad. Vaak weegt de chade echter niet op tegen de kost van het nemen van preventieve maatregelen. Po­ pulieren worden ook aangeknaagd, en zulke pro­ blemen betreffende waardevolle bomen kunnen opgelost worden door de individuele bomen te omra teren. Een tweede categorie van problemen is gerela­ teerd met graafactiviteiten. Graafactiviteiten in grote dijken (winter en zomerdijken van grote waterlopen) bleken uit een Nederlandse studie zeldzaam en voorspelbaar (Niewold 2007). Zo konden er gericht maatregelen uitgevoerd wor­ den, zoal het ingraven van draad, het afschuinen van dijken of electief kappen van bomen op be­ paalde delen van de dijk. Holen in kleine dijkjes (veelal kun tmatige dijkje tussen verschillende vijvers) kunnen extra verbindingen veroorzaken waardoor waterniveau niet meer apart geregu­ leerd kunnen worden. Ook kunnen deze holen in torten wanneer er op getrapt of over gereden wordt. In V laanderen zijn deze problemen nog zeer beperkt. Beverdammen zorgen voor de grootste bezorgd­ heid binnen on

Etende bevers in Grootbroek Sint-Agntlie-Rode Kristijn Swinnen

Ook worden er soms beverdammen (met vergun­ ning) verwijderd om mogelijke problemen met hoog water preventief op te lossen. Om d amm en af te breken moet er een vergunning aangevraagd worden. Het afbreken van bever­ dammen is vaak niet (kosten) efficiënt omdat dit kan leiden tot een uitputtingsslag tussen dammen afbrekende mensen en dammen opbouwende bevers. Andere mogelijkheden zijn voor handen, zoals het aanbrengen van een 'flow device'. Dit is een buis die door de dam aangebracht wordt met als doel om het waterniveau te reduceren, en een compromis te bereiken dat aanvaardbaar is voor mens en bever. Op deze manier kan het waterni­ veau gereduceerd worden, maar blijft er voldoen­ de water over zodat de bever niet dadelijk op een andere locatie een dam gaat bouwen. Er is veel er­ varing met deze flow devices in het buitenland en sinds vorig jaar werd de eerste toegepast in V laan­ deren. Momenteel wordt er nagegaan welke fac­ toren verklaren dat bevers wel een dam in het ene en niet in het andere territorium maken. Met deze

dicht bevolkte land chap. Vaak

gegevens zal vervolgens een voorspellingsmodel

i het niet te accepteren dat bepaalde gebieden onder water lopen (woon, indu trie of landbouw­ gebied maar ook in natuurgebieden zijn er al con­

opgesteld worden. Momenteel ontbreekt een dui­ delijk kader om te bepalen wanneer dammen wel

flicten opgetreden).

op het soortenbe 1 uit.

16

De Boomklever

-

maart 2013

of niet in aanmerking komen voor een afwijking


l:'"

"·�;:'-:-Zoogdieren ��7,"

Wat gebeurt er in de Dijlevallei? In samenwerking met de Beverwerkgroep wordt zowel de Dijle als de Laan 1 tot enkele keren per jaar afgevaren om de ituatie op te volgen en na te gaan of alle burchten nog in gebruik zijn, of er nieuwe zijn bijgekomen en of de meest actieve zones nog steeds in dezelfde gebieden gesitueerd zijn. Je hoeft echter niet de kajak in om bevers te onderzoeken. Elk jaar organiseert de bever­ werkgroep in samenwerking met de Universiteit Antwerpen een bevermonitoring. Gedurende 3 avonden proberen we een zicht te krijgen in bezetting van de gebieden en aanwezigheid van jongen. De laat te jaren kunnen we rekenen op bijna 20 vrijwilliger

per dag die op ver chillende geselecteerde locatie po t vatten. Gegeven worden nauwgezet genoteerd en achteraf worden ervaringen en gegeven uitgewisseld in een plaatselijk café. Dit i een goede manier om interessante gegevens te verzamelen gecombineerd met goede kansen om bevers in levende lijve waar te nemen. Uiteraard is succes nooit gegarandeerd (het blijven wilde dieren) maar geïnteresseerden kunnen zich op de bevernieuwsbrief in chrijven en worden op deze manier op de hoogte gehouden van de monitoringen. Er wordt gewerkt aan een model om na te gaan welke gebieden nog geschikt zijn voor bevers, maar momenteel nog niet ingenomen werden. Wel lijkt de directe omgeving van de Laan en de Dijle ten zuiden van Leuven bijna gebiedsdek­ kend ingenomen. Bevers die hier geboren worden en na enkele jaren een eigen territorium moeten vinden hebben maar enkele opties: bevers uit een nu reed ingenomen territorium verjagen, zich stroomafwaarts door Leuven laten afzakken of zich 'landinwaarts' begeven en zich vestigen op vijvers die verderaf gelegen zijn, en mogelijk niet rechtstreeks in verbinding staan met Dijle en Laan.

0111gek11nngde boo111 i11 Grootbroek Si11t-Agntlie-Rode Kristij11 Swi1111e11

Tenslotte een oproep aan natuurliefhebbers die al gedurende een aantaJ jaren oorten in de Dijlevallei be tuderen en registreren. In het buitenland zijn er positieve effecten van de aanwezigheid van bever op tal van oortengroepen zoal libellen en andere ongewervelden, amfibieën, vogels en vleermuizen aangetoond. Misschien hebben jullie gegevens ver­ zameld van voor de aanwezigheid van de bever tot nu. Het zou zeer intere ant zijn om deze gegeven te bekijken en na te gaan of er effecten aangetoond kunnen worden van bever op soorten amen tel­ ling in België. De Dijlevallei is zeer geschikt om na te gaan of deze effecten er zijn. Indien je over zuJ­ ke gegevens beschikt en je zou wel willen weten of deze geschikt zijn voor dit oort analy e kan je al­ tijd contact met mij opnemen.

Kristijn Swinnen Doctoraatstudent Evolutionaire Ecologie Universiteit Antwerpen

Kristij11.swin11e11@ua.ac.be

Referenties Ciechanowski, M., Kubic, \V., Rynkiewicz, A., & Zwolicki, A.

(2010). Reintroduction of beavers Castor fiber may im­ prove habitat quality for vespertiliortid bats foraging in small river valleys. European Journal of \Vildlife Research,

57(4), 737-747. Dalbeck, L., Lüscher, B., & Ohlhoff, D. (2007). Beaver ponds as habitat of amphibian communities in a centra] Euro­ pean highland. Amphibia-Reptilia, 28(4), 493-501. iewold, F.J.J. (2007). Graverij van bevers in rivierdijken in de Gelderse Poort. \Vagertingen, AJterra, Alterra-rapport

1604. 1-48. umrrti, P. 2011. Keystone effect of beaver on other artimal . pp. 221-227 dan : Re toring the European beaver - In: 50 year of experience (Sjöberg, G. et Bali, P.B.). Pen oft Publi hers, Sofia, Bulgarie yssen, J., Pontzeele, J., & Billi, P. (2011 ). Effect of beaver dams on the hydrology of mall mountain stream : Example

Beverb11rc/1t 011d-Hever/ee Kristij11 Swi1111e11

from the Chevral in the Ourthe Orientale basin, Ardennes, Belgium. Joumal of Hydrology, 402(1-2), 92-102.

De Boomklever -

maart

2013

17


Bijzondere broedvogels in het Dijleland, broedseizoenen 2008-2012, deel 1.

Wat kunnen we afleiden uit

� ..

www.dijleland.waarnemi

Jie� .be? '�

Smn De Bncker & Kntrie11 Retp1ders

Bln11we kieke11dief (v), jngend op Leefdnnl plnten11, 2011

Het BBV-project en het Dijleland De aantallen broedparen van een 90-tal bijzondere

De methodiek (Anselin et al. 2007; te downloaden

broedvogel oorten worden in Vlaanderen reeds

op

sind

1994 jaarlijks in kaart gebracht binnen het

FAU_VO_BBV_start) is gebaseerd op de uitgebrei­

project Bijzondere Broedvogels Vlaanderen (BBV).

de territoriumkartering zoals beschreven door van

Op deze manier wordt getracht een gebiedsdek­ kend beeld te krijgen van de evolutie van het broedbestand van het geselecteerde soortenpalet, dat zowel zeldzame broedvogels als kolonievor­ mende en exoti che soorten omvat. Deze moni­ toring startte als gemeenschappelijk initiatief van het toenmalige Instituut voor Natuurbehoud (nu amen met het Instituut voor Bos- en Wildbeheer gefusioneerd tot het In tituut voor Natuur- en Bo onderzoek (INBO)) en Vlavico (Vlaamse Or­ nithologi che Commissie, nu gefusioneerd met Natuurpunt), en wordt tegenwoordig door het 1

BO

van

verdere

profe sionele

voorzien.

18

De Boomklever

-

maart

201 3

begeleiding

http://www.inbo.be/content/ page.asp?pid=­

Dijk (1993), en de verzamelde gegevens worden onder meer gebruikt als basis voor het beheer van natuurgebieden, en kunnen op langere termijn wor­ den verbonden aan habitat- en landschapstrends, en gebruikt ter evaluatie van het gevoerde beleid. Voor de coördinatie van het veldwerk (dat hoofd­ zakelijk door vrijwilligers wordt uitgevoerd) en het verzamelen van de gegevens wordt Vlaande­ ren binnen het BBV-project opgedeeld in 29 regio's, waaronder regio Leuven (hier ook Dijleland ge­ noemd). Helaas blijkt het aanhoudend en gebieds­ dekkend opvolgen van onze bijz0ndere broed­ vogels lokaal erg moeilijk te realiseren (te grote inspanning om jaarlijks te leveren, bv. van toepas­ sing op bossoorten), en hebben we onze regio nooit tot de actiefste BBV-regio's kunnen rekenen . . .


.

.

"·�:�.::::.:- Vogels Tijdens de jaren 2000-2002 werd er in het Dijleland

Broedgevallen/ territoria waartoe op deze wijze

wel een grote inventarisatie-inspanning geleverd

kan worden be loten zullen weli waar correct ge­

in het kader van de Atlas van de V laamse Broed­

ïnterpreteerd zijn, maar door de afwezigheid van

vogels 2000-2002 (Vermeersch et al. 2004), en ook

coördinatie tussen waarnemers die niet actief aan

tijdens de daarop volgende jaren coördineerde

het inventariseren zijn kan er niet worden gesteld

de Natuur tudiegroep Dijleland nog meerdere

dat de waarnemingsdata in alle gevallen optimaal

broedvogelinventari atie

waren met het oog op het verkrijgen van even­

(de ene keer met focu

op akkergebieden, een andere keer op vallei- of

tuele hogere broedzekerheden, noch dat de ge­

bosgebied), maar intu sen gaat er echter reeds

meenschappelijk geleverde inspanning ruimtelijk

enkele jaren geen specifieke aandacht meer naar

evenwichtig verdeeld was. De bekomen aantallen

de bijzondere broedvogels van onze regio, op

zullen voor veel

enkele van de mee t zeldzame soorten na. Dit

schattingen zijn, vooral voor

oorten dan ook eerder onder­

betekent echter niet dat er verder helemaal geen

bezochte habitattypes en/ of met een onopvallen­

gegevens voorhanden zijn, de grote lokale densi­

de broedcyclus.

oorten uit minder

teit aan waarnemer en het nauwkeurig invoeren op www.dijleland.waarnemingen.be creëerde im­

In deze bijdrage geven we een overzicht van de

mer een schat aan informatie. In bepaalde geval­

cijfers die op de hoger be chreven ma.nier konden

len i

deze informatie recht treeks bruikbaar in

worden bekomen voor het Dijlelandse broedsei­

een broedvogelcontext. Zo levert bijvoorbeeld een

zoen 2012, en geven we bij elke oort aan in hoe­

melding van een bezet nest, of van pulli of net uit­

verre de gepresenteerde gegevens volgen

gevlogen jongen, onmiddellijk een lokaal broed­

een betrouwbare maat zijn voor de werkelijke

ons

bewij . Een overzicht van de aantallen bijzondere

situatie. We beperken on

broedvogel in het Dijleland in de jaren 2008-2011,

stricto (de gemeenten Kortenberg, Herent, Bertem,

dat op deze manier werd samengesteld op ba i

Leuven,

van de gemeenschappelijke waarnemingen van

en Overijse

Oud-Heverlee, +

tot het Dijleland Huldenberg,

sensu

Tervuren

aangrenzende delen van Meerdaal­

alle invoerder , werd begin 2012 ter di cu sie ge­

woud en het Dorenveld), en gebruiken voor deze

pre enteerd op de Algemene Vergadering van de

analy e dus enkel waarnemingen uit www.dijle­

NSG Dijleland. Uit de analyse bleek echter vooral

land.waarnemingen.be (detailstudie in bepaal­

dat deze aanpak enkel resultaat oplevert voor een

de gebieden en/ of soortengroepen - zoals de wa­

beperkt aantal soorten met een erg hoge zicht­

tervogels in het Park van Tervuren - worden ook

baarheid, en werd gesuggereerd het een over een

meegegeven). Voor de interpretatiecriteria volgen

andere boeg te gooien. De databank bevat immers

we hierbij van Dijk & Boele (2011), de mee t re­

ook een grote hoeveelheid onrechtstreeks bruik­

cente

bare informatie, die dient te worden getoetst aan

met relevantie voor onze regio. Het soortenlijstje

update van een

broedvogelhandleiding

de interpretatiecriteria uit de gevolgde handlei­

omvat alle nationale BBV-soorten die tijden 2008-

ding. Zo dient men bij reeksen van waarnemingen

2012 binnen het Dijleland tot broeden kwamen

van een bepaalde soort in een bepaald gebied na

(of broedverdacht waren), uitgebreid met enkele

te kijken of er voldoende waarnemingen binnen

andere soorten die voorkomen op Bijlage I van de

de datumgrenzen voor geldige waarnemingen

Europese Vogelrichtlijn (speciale beschermings­

vallen vooraleer men tot territoria mag besluiten,

maatregelen vereist) en/ of op de V laam e Rode

dienen verschillende zangposten te worden ge­

Lijst (Devo

toetst aan de relevante fusie-afstand om tot één of

'bedreigd' en 'met uitsterven bedreigd'). Aanvul­

meerdere territoria te besluiten, enz.

lend werden ook nog enkele regionaal zeldzame

et al. 2004; categorieën 'kwet baar',

Maar het veldwerk wordt bij een broedvogelmo­

broedvogelsoorten opgenomen die niet aan deze

nitoring doorgaans door één- en dezelfde persoon

criteria voldoen. In dit eerste deel bespreken we

uitgevoerd, die zijn gebiedsbezoeken zo plant

een eerste set van soorten, de overige komen in

(spreidt in tijd en ruimte) dat er een maximale

een volgende Boomklever aan bod.

hoeveelheid waarnemingen kan worden verza­ meld die informatief zijn in de broedvogelcontext. De interpretatiemethodiek werd echter niet ont­ worpen om deze los te laten op een set toevallige, niet-gestandaardiseerd verzamelde waarnemingen.

De Boomklever

·

maart 20 1 3

19


Bijzondere broedvogels in het Dijleland anno 2012 Bij elke opgenomen oort wordt weergegeven op ba i van welke criteria de oort werd geselecteerd of dat het een extra oort van 'regionale interesse'

Elke waarneming van een levend individu ter plaat e is daarbij een geldige waarneming (du zowel een zichtwaarneming van één of meerdere

betreft: BBV =project Bijzondere Broedvogel V laanderen

individuen als een auditieve waarneming van een roepend/ zingend ex.) en op zich du voldoende

(ex= exoot, kol =koloniebroeder),

om tot een territorium te mogen besluiten.

RL =Rode Lij t V laanderen (K

Verschillende waarnemingen binnen een afstand

=

kwet baar,

B =bedreigd, MUB =met uit terven bedreigd),

van lOOOm dienen vervolgens tot hetzelfde ter­

VRL =Vogelrichtlijn Europa.

ritorium te worden gerekend, tenzij er

Ook details over de interpretatiecriteria (fusie-af-

taanwaarnemingen in het spel zijn (die kunnen

imul­

tanden, benodigde aantallen geldige waarnemin­

immers wel op meerdere territoria binnen de fu­

gen etc.) worden wanneer relevant meegegeven

sieaf tand wijzen). In andere gevallen wijzen na­

(naar van Dijk & Boele 2011, maar we wensen

burige waarnemingen pas op een tweede terri to­

uitdrukkelijk op te merken dat we niet preten­

riurn wanneer ze verder dan lOOOm van de eerste

deren een volledige handleiding voor broedvo­

waarnemingsplaats verwijderd waren,

gel-inventarisatie te presenteren, zo spreken we

de fusieafstand maar naar één kant tegelijk toe­

waarbij

bijvoorbeeld niet over normbezoeken etc.). Hierbij

gepast mag worden om geen onderschattingen te

worden de volgende codes gebruikt: DG =datumgrenzen

bekomen. Indien elke waarneming een geografisch zeer

# ob =minimaal aantal vereiste waarnemingen

nauwkeurig ingegeven individu zou betreffen,

(niet altijd gespecifieerd) # obs DG = minimaal aantal vereiste waarne­

kunnen we deze kennis snel toepassen op de gegevens van Dijlelandse Kwartels uit www.dij­

mingen binnen de datumgrenzen FA =fu ieafstand (in meters)

uit 2012 te bepalen (omwille van het ontbreken

GW =geldige waarnemingen: adult (waarne­

van exacte posities gebruiken we geen waarne­

leland.waamemingen.be om het aantal territoria

mingen van volwassen mannetje of vrouwtje

mmgen die op andere manieren werden doorge­

in geschikt broedgebied), paar (man en vrouw

geven). Helaas zijn deze gegevens niet allemaal

amen in geschikt broedgebied), territoriaal

zo clean (ze werden dan ook niet met het oog op

gedrag (waaronder zang), nestindicerend ge­

broedvogeltellingen verzameld en ingevoerd),

drag en/ of peciale nesttellingen.

en kunnen er vaak vragen gesteld worden bij de exacte positie (vooral van belang als er fusieaf­ standen moeten worden toegepast). Ook worden verschillende individuen binnen eenzelfde gebied niet altijd afzonderlijk ingevoerd (vooral bij talrij­ kere soorten) waardoor we het raden hebben naar

Kwartel Coturnix coturnix

de juiste posities van de afzonderlijke individuen

extra soort Dijleland DG = 20 mei

-

31 juli ; # obs DG = 1 ; FA

en dus niet kunnen inschatten hoeveel territoria in =

1000 ;

GW =ad, paar, terr. & ne tind. gedrag We grijpen de be preking van deze eerste soort aan al een gelegenheid om de toegepaste metho­ diek in detajl toe te lichten, en kritisch te reflecte­ ren over de gebruikte gegevens. Bij het interpreteren van waarnemingen van

Kwartel hebben we du min ten één geldige waarneming nodig tu en 20 mei en 31 juli (en geen aanvullende tweede waarneming binnen of buiten deze datumgrenzen) om tot een broedterri­ torium te mogen be luiten.

20

De Boomklever

-

maart 2013

het spel waren. Kwartels staan bovendien bekend om het feit dat de mannetjes heel wat afstand kunnen afleggen tussen de verscrullende roepse­ ries door, waardoor een individueel mannetje de verkeerde indruk kan wekken dat het om meer­ dere mannetjes gaat. We vertrouwen erop dat het toepassen van de gepubliceerde fusieafstand van lOOOm hier correct aan tegemoet komt, maar zul­ len er in het geval van waarnemmgen van meer­ dere exemplaren op dezelfde plaats en datum ook op moeten vertrouwen dat de verscrullende waar­ nemers ten tijde van de waarneming een correcte interpretatie van de betrokken aantallen maakten.


2008Cb)

2009

2010

2011

2012

Opmerking

Kwartel

12

16

25

42

13

minima

Patrij

6

24

22

26

25

minima

Knobbelzwaan<•>

1

7

3

5

8

betrouwbaar

Zwarte Zwaan<•>

1

0

0

0

0

betrouwbaar

Grote Canade e Gan <•>

4

2

1

5

13«>

minima

Nijlgans<•>

10

10

4

12

13<c)

minima

Bergeend<•>

1

2

1

0

0

betrouwbaar

Mandarijneend<•>

1

1

0

1

2<c)

minima

Krakeend

?

?

?

?

?

ongekend

Slobeend

1

5

11

11

12

onbetrouwbaar

Zomertaling

2

5

3

3

4

betrouwbaar

Wintertaling

1

3

2

2

1

betrouwbaar

Aal cholver

0

0

3-4

3-4

15

betrouwbaar

Roerdomp

0

0

0

0

1

betrouwbaar

Woudaap

1

0

0

1

1

betrouwbaar

Blauwe Reiger

?

?

?

?

14-19

minima

Wespendief

10-11

1 0-11

12-14

12-14

12-14

betrouwbaar

Bruine Kiekendief

0

0

0

1

1

betrouwbaar

Havik

18-20

18-20

18-20

18-20

18-20

schatting

Boomvalk

5

5

5

4

5

betrouwbaar

Slechtvalk

0

0

0

1

1

betrouwbaar

Tabel 1

:

Aantallen territoria van bijzondere broedvogels in regio Leuven tijden de periode 2008-2012

(bron www.dijleland.waarnemingen.be). (a) niet volgens interpretatiecriteria (b) voor vele soorten onbetrouwbaar/ niet vergelijkbaar omwille van lager aantal waarnemer (c) gecorrigeerd aan de hand van detailstudie

De Boomklever

-

maart

2013

21


,-�:..

l.

Vogels·." :�::t�:,�" l,

"

-:: �

"

.\_

Br11i11e kiekendief Axel Smets

Voor het broed eizoen 2012 levert deze benade­

Maar ook tijdens de eerste jaren van waarnemingen.be

ring 13 territoria van Kwartels in het Dijleland op

groeide het aantal invoerders nog zeer sterk (lijkt

1 te Haasrode/Konijnenhoek, 1 te Bertem/Koe­ heide, 2 te Korbeek-Dijle/plateau, 1 te Leefdaal/ plateau, 1 te Huldenberg/plateau en 7 op het Do­

de eerste jaren kan helpen verklaren. Verder zou

:

renveld (Erps-Kwerps tot Steenokkerzeel). Het Dorenveld wa daarbij het enige gebied waar met de fusieafstand moest worden gewerkt. De totale dataset bestond echter uit slechts 33 ge­ geven . Aangezien de waarnemingsintensiteit erg laag i op zomer e avonden in het open veld, zal de be chikbaarheid van een beperkte dataset wel­ licht altijd een probleem blijven bij deze soort. In dit geval kan men zich du terecht de vraag stellen of de gebruikte data wel toelaten om betrouwbare aantallen te bepalen, niet de methode. We wensen du niet te veel vertrouwen te stellen in het beko­ men ab olute totaal voor de Kwartel, dat we eer­ der al een onderschatting, of een minimum, zien. Maar mogelijk geeft een tijdsreeks van dergelijke gegevens wel informatie over de trend in de Dij­

nu gestagneerd te zijn), wat de lagere aantallen in het aantal waarnemers, en de geografi che sprei­ ding en intensiteit van het veldwerk, tussen de verschillende jaren constant moeten zijn opdat de berekende aantallen territoria rechtstreeks met elkaar vergeleken mogen worden. Helaas kun­ nen we hier niet van uitgaan, zodat we naast de absolute aantallen ook de trend niet echt durven vertrouwen. Zo springt het 'goede' jaar 2011 qua geografische spreiding tussen de andere jaren uit, met bijvoorbeeld heel wat waarnemingen uit het zuidwesten van onze regio (rondom Over­ ij e) vanwaar in alle andere jaren nauwelijks of zelfs geen Kwartels werden ingevoerd. Maar ook wanneer we deze gevallen uit de dataset van 2011 weren om een betrouwbaardere trend te bekomen komen we nog steeds uit op een totaal van 35 ter­ ritoria in 2011, wat het hoogste aantal uit het rijtje blijft.

leland e broedpopulatie? Wanneer we dezelfde methode toepassen op de gegevens uit 2008-2011 bekomen we de volgende aantallen territoria : 42 in 2011, 25 in 2010, 16 in 2009 en 12 in 2008 (Tabel

1 en Figuur 1). We krijgen dus de indruk van een toename van 2008 tot 2011 (met 350% ), gevolgd door een erg !echt broed eizoen 2012. Aangezien waarnemingen.be in het voorjaar van 2008 werd gelanceerd, en

!echt weinig waarnemers al hun

oudere waarnemingen in dit portaal hebben inge­ voerd, kunnen we deze benadering niet doortrek­ ken naar de jaren voor 200 .

22

De Boomklever

-

maart

2013

Wat de situatie van de Kwartel betreft durven we dus niet verder gaan dan stellen dat er in 2012 13 territoria konden worden aangetoond in het Dijle­ land, maar dat dit aantal als een absoluut minimum dient te worden beschouwd. Aangezien de waarne­ mingsintensiteit in het grootste deel van de regio . niet opvallend verschilde tussen de laatste drie ja­ ren, durven we wel stellen dat Kwartels tijdens het broedseizoen 2012 opvallend schaarser waren dan in 2010 en vooral 2011, en lokaal dus zeker niet hun beste broedseizoen kenden (zie ook Moreau 2012a).


"' .

t:'•. � -�----_

Voae/s b

Figuur 1:

45

Aantal territoria voor Kwartel en Patrij in regio Leuven tijden de periode 2008-2012

40 35 30 25

�Kwartel

20

-Patrijs

15

(bron wvl'\\1.dijleland.waarnemingen.be). (b): voor veel oorten onbetrouwbaar / ruet vergeli j kbaar omwille van lager aantal waarnemer

10 5 0

-.-

2009

2008(b)

-.,..-----.,..----,

2010

2012

2011

Patrijs Perdix perdix

RL (K) DG = 15 feb - 20 juni;# ob DG = 1; FA= 500; GW = terr. & nestind. gedrag DG = 15 feb - 20 juni;# ob = 2; # ob DG 1; FA= 500; GW ad, paar =

=

Voor het bepalen van Patrijsterritoria zijn er twee sets van regels : bij territorium- en nestindiceren­ de waarnemingen vol taat één observatie tussen 15 februari en 20 juni om tot een broed territorium te mogen besluiten, maar in het geval van waarne­ mingen van solitaire of gepaarde individuen heb­ ben we minstens twee waarnemingen nodig waar­ van er zeker één binnen de datumgrenzen moet vallen. Het wordt de lezer onmiddellijk duidelijk dat het toepassen van deze regels heel wat meer werk betekent dan in het geval van de Kwartel. Niet alleen is het aantal ingevoerde waarnemin­ gen van Patrijs veel hoger dan dat van Kwartel, de fusieafstand is ook de helft kleiner (wat tot poten­ tieel meer af-te-bakenen territoria kan leiden) en we moeten bij deze soort ook rekening houden met waarnemingen buiten de datumgrenzen om vast te stellen of deze in combinatie met andere waarne­ mingen tot extra territoria kunnen leiden. Verder gelden uiteraard dezelfde opmerkingen in verband met datakwaliteit en onderlinge vergelijk­ baarheid van de verschillende jaren (zie Kwartel). Het toepassen van de criteria op de Patrijsgege­ vens leidt tot het volgende opmerkelijk constan­ te resultaat : 25 territoria in 2012, 26 in 2011, 22 in 2010 en 24 in 2009 (slechts 6 in 2008 maar dit kan bijna niet anders dan een effect van het kleinere aantal invoerders zijn, bovendien alle 6 rondom het plateau Leefdaal - Korbeek-Dijle terwijl de geografische spreiding in de latere jaren veel gro­ ter is) (Tabel 1 en Figuur 2).

Aangezien de periode waarin broedende Patrijzen geïnventari eerd kunnen worden beter overeen komt met de voorjaarspiek in waarnemersacti­ viteit dan voor de Kwartel, en Patrijzen zich ook overdag makkelijker laten opmerken dan hun kleinere neven, zou men kunnen verwachten dat de cijfer in het geval van de Patrijs een accurater beeld van de ituatie in het veld geven. Toch die­ nen ook deze cijfers met de nodige voorzichtigheid benaderd te worden. Bepaalde deelregio 's (zoals het plateau van Korbeek-Dijle en Leefdaal) waren tijden de jaren 2009-2012 immer constant goed vertegenwoordigd in de Patrijzen-data et (gro­ tendeel dankzij de inspanning van slechts enkele waarnemers), maar we merkten bij de analyse ver­ der op dat de geografi che zwaartepunten buiten deze kernen verschillen van jaar tot jaar (variatie in waarnemersgedrag die het beeld op onze broe­ dende Patrijzen vertroebelt). Bovendien ontbre­ ken systematisch waar nemingen uit grote delen van de regio die voor Patrijzen geschikt broedge­ bied vormen aangezien deze gebieden ofwel niet meer werden bezocht ofwel bijvoorbeeld !echt één keer, en werd er die keer - helaa - geen of slechts één individu waargenomen (wat voor de Kwartel voldoende was, maar du niet voor de Patrijs - die in V laanderen ab urd genoeg zowel tot de kwetsbare broedvogel al tot het jachtwild wordt gerekend). Samenvattend kunnen we dus stellen dat er in 2012 25 Dijlelandse territoria va11 Patrijs ko11de11

worden afgebakend, maar dat ook deze aa11tallen onderschattingen zijn. We krijgen de indruk dat het lokale broedbestand ten mi11ste tijdens de jaren 2009 - 2012 constant bleef, wat wordt be­ vestigd door details uit systematisch goed onder­ zochte gebieden.

De Boomklever - maart 201 3

23


Misschien kan het werkelijke aantal territoria (be­

Knobbelzwaan Cygn11s olor

komen door toepassing van de interpretatiecrite­

BBV DG =20 apr - 20 juli; # obs

=

2; # obs DG =1;

FA= 2500; GW =paar, terr. & nestind. gedrag

ria) gemiddeld hoger en mogelijk ook constanter zijn, maar komen niet alle paren elk jaar tot broe­ den? Of verklaart variatie in broedsucce deels de

voor

sterk verschillende aantallen broedende Knobbel­

broedterritoria be taan voor eendachtigen, beslis­ en we deze in het geval van de Knobbelzwaan

informatie over broedende Knobbelzwanen komt

Hoewel

er

niet toe te pa

dus ook

interpretatiecriteria

en omwille van de alomtegenwoor­

digheid van niet-broedende exemplaren van deze oort in onze regio. Het toepassen van de regels zou in dit geval vermoedelijk tot overschattingen leiden. Aangezien de meeste vijvergebieden in onze regio intensief door vogelkijkers bezocht worden, en niet alleen de jongen maar ook de nesten van Knobbelzwanen daarbij bijna altijd worden opge­ merkt en ingevoerd, menen we dat waarnemin­ gen van bezette ne ten en pulli voor deze soort een betrouwbare basis vormen om het broedbetand in onze regio in te schatten. Op deze manier

zwanen tussen opeenvolgende jaren? De meeste immers van waarnemingen van pulli. Indien er wel wordt gebroed maar het broedsel mislukt, dan komen deze broedgevallen bij de huidige benade­ ring niet in onze telling terecht. Tenzij er een ne t werd ingegeven, maar dat gebeurt minder courant. Conclusie: in 2012 kon in het Dijleland broedbe­ wijs worden geleverd in 8 territoria van Knobbel­ zwanen, en we hebben e�n redelijk groot vertrou­ wen in de accuraatheid van dit cijfer. Gegevens uit de voorgaande jaren illustreren dat de variatie tussen jaren groter is dan werd verwacht, maar aangezien we hier niet onmiddellijk een oorzaak

bekomen we voor 2012 een totaal van 8 broedpogin­

voor kunnen aanwijzen werden zo mogelijk toch

gen van Knobbelzwanen in het Dijleland : telkens

de werkelijke aantallen achterhaald.

één te Sint-Agatha-Rode/ Grootbroek, Leefdaal/ Voervallei,

Neerijse/ Kliniekvijvers,

Neerijse/

Grote Bron, Oud-Heverlee/ Z, Oud-Heverlee/ N, Oud-Heverlee/ Zoete Waters en Heverlee/ Abdij

Zwarte Zwaan Cygnus atratus

van Park. Daarmee kende elke vijver uit de Dij­

BBV (ex) 2008 Tervuren DG =1 maa - 31 juli; # obs =2; # obs DG =1;

levallei tussen Leuven en de taalgrens dus zijn

FA=2500; GW =paar, terr. & nestind. gedrag

broedpoging, maar waren er nauwelijks territoria buiten deze vallei. De resultaten van de voorgaan­

Allereerst een kritische noot bij de daturngrenzen

de jaren tonen een ietwat onverwachte variatie in

voor deze exotische soort : als inheemse broedvo­

het aantal territoria: 5 in 2011, 3 in 2010, 7 in 2009, en slechts 1 in 2008 (Tabel 1). De enige locatie waar in alle vijf jaren gebroed werd was de Abdij van Park, en de belangrijkste blanco locatie in 2012 wa het Leopoldspark in Kessel-Lo (wel broedge­ vallen in 2009 en 2011). Het is ons niet duidelijk hoe deze opvallende ver chillen door waarnemer­ seffecten tot stand zouden kunnen zijn gekomen, de vijvergebieden worden immers elk jaar goed bekeken en het lijkt erg onwaarschijnlijk dat het ene jaar veel broedindicerende waarnemingen worden doorgegeven terwijl dat in een ander jaar systemati ch minder wordt gedaan. Merk op dat we in het geval van de Knobbelzwaan niet over territoria (dr. de hoger behandelde hoen­ der ) maar over broedpogingen spreken, waarvoor het bewij du kan bestaan uit observaties van bv. nestbouw, bebroede nesten, ne ten met eieren, pulli of opgroeiende niet-vliegvlugge jongen.

24

De Boomklever

-

maart

2013

gel van Australië vergissen Zwarte Zwanen zich in onze streken al eens van seizoen wanneer het op broeden aankomt (de Australische zomer komt overeen met onze winter), wat de datumgrenzen in de praktijk grotendeels betekenisloos maakt. Maar ook buiten deze wetenschap zouden we de inter­ pretatiecriteria voor deze soort niet gebruikt heb­ ben, aangezien nesten en pulli van Zwarte Zwanen zeer zichtbaar zijn, en vermoedelijk in alle gevallen worden opgemerkt en doorgegeven. De laatste keer dat er in het Dijleland nestbouw werd vastgesteld is intussen reeds geleden van ok­ tober 2008 te Tervuren (Moreau 2009c), en de laatste pulli (tevens de enige, voor zover bekend) werden opgemerkt in de najaren van 1998 en 1999 te Flori­ val en in het Arenbergpark te Heverlee (Fluyt 2004). Overige gevallen van nestbouw zonder verder re­ sultaat werden genoteerd in maart 2002, maart 2003 en april 2004 te Florival/Z (Fluyt 2004; Moreau 2002, 2004, 2005) en in oktober 2005 te SAR (Moreau 2009c).


De Zwarte Zwaa11 kan i1l het Dijleland een ac­

De overige twee gevallen uit 2012 kwamen van

cidentele exotische broedvogel worden genoemd.

het Park van Tervuren en het Meer van Genval te

Het is niet ondenkbaar dat de broedgevallen en

Overijse, ook beide nieuwe locatie in de data et.

1998-2005 allen op naam

Een detailstudie in het Park van Tervuren (per .

-pogingen uit de periode

van hetzelfde koppel kunnen worden geschreven.

med. A. Reygel) wees echter uit dat er daar in

Het aantal waarnemingen reduceerde over de loop

2012 maar lief t 8 ge laagde broedgevallen plaat -

van de voorbije

15 jaren van enkele tientallen per

jaar tot slechts 4 in 2012.

vonden, waar op waarnemingen.be du

bijna

niets van te merken viel. Wanneer we deze geval­ len meerekenen komen we du

uit op een totaal

van 13 broedgevallen (6 uit waarnemingen.be+ 7

Grote Canadese Gans Branta canadensis BBV (ex)

additionele uit de detail tudie te Tervuren). Voor de Canadese Gans gaan we dus niet verder da11

DG = 1 apr - 30 juni;# ob = 2; # ob DG = 1; FA=2500; GW =paar, terr. & nestind. gedrag

te stellen dat er in 2012 13 broedgeva/len konden

Al zijn Canadese Ganzen doorgaan

heden het hoogste aantal is voor deze soort. Niet­

di creter in

hun nestplaatskeuze en hiervoor minder aan open

worden aangetoond in het Dijle/and, wat tot op temin gaat het wellicht toch om onderschattingen.

water gebonden dan Knobbelzwanen, toch schat­

Omwille van waarnemerseffecten in bepaalde jaren

ten we de zichtbaarheid van het broedgebeuren

durven we ons echter niet uit te spreken over ee11

van deze soort voldoende hoog in om voor dezelf­

trend, hoewel het plotse opduiken van verschillen­

de benadering te gaan al bij de Knobbelzwaan, en

de broedgevallen van deze soort i11 de goed-bekeken

du geen gebruik te maken van de interpretatiecri­

Dijlevallei indicatief kan zijn voor een vooruitgang.

teria. Het risico op het missen van broedgevallen zal voor deze soort waarschijnlijk wel iets hoger

Nijlgans Alopochen aegyptiacus

zijn, zeker in het geval van mislukte pogingen.

BBV (ex)

Nesten van Canadese Ganzen worden in de regio

DG =15 maa -15 mei;# obs=2; # ob DG =1;

immers weinig gevonden en/of doorgegeven dus

FA=2500; GW =paar, terr. & ne tind. gedrag

gaan we hoofdzakelijk voort op waarnemingen

'

,

van pulli en niet-vliegvlugge jongen, maar die zijn er natuurlijk niet bij mislukte broedgevallen.

Voor de lezer die de interpretatiecriteria voor Nijl­ gans wenst te gebruiken geven we allereerst een

De resultaten dan : 4 zekere broedgevallen in 2008, 2 in 2009, 1 in 2010, 5 in 2011 en 6 in 2012 (Tabel 1). Ook hier dienen we weer de nodige voorzich­

punt van kritiek mee, met name in verband met de reed meermaals Nijlganzen met pa uitgekomen

tigheid aan de dag te leggen bij de interpretatie

pulli geobserveerd ver buiten deze datumgren­

datumgrenzen. Er werden in het Dijleland immer

van deze aantallen. De Dijlevallei kent ongetwij­

zen, maar niemand zal eraan twijfelen om deze

feld een voldoende hoge waamemersdensiteit om

gevallen toch bij de totalen te tellen. Anderzijd

de cijfers uit dat deel van de regio te vertrouwen,

kunnen we er niet het hele jaar van uitgaan dat

maar hier werden tijdens de jaren 2008-2011 nau­

elke waargenomen Nijlgans ook daadwerkelijk op

welijks broedverdachte Canadese Ganzen opge­

dat moment in die buurt aan het broeden is, wat

merkt. In 2012 werd dat plots anders, met geval­

maakt dat de datumgrenzen ook voor de Nijlgan

len te Heverlee/Langestaart, Oud-Heverlee/N en Sint-Agatha-Rode/Veeweide. In 2011 werden

toch enig houvast bieden. Wij passen hier echter dezelfde benadering toe als bij de voorgaande

echter gevallen aangetoond te Moorsel, Herent,

twee soorten, al gelden dezelfde opmerkingen

Meerbeek en Everberg, waar broedindicatieve

die reeds werden aangehaald bij de Canade e

waarnemingen van Canadese Ganzen in alle an­ dere jaren ontbraken.

Gans. Meerdere broedgevallen op eenzelfde loca­ tie maar in sterk verschillende periodes van het

Het lijkt weinig aannemelijk dat alle broedende Ca­

jaar beschouwen we als afzonderlijke gevallen, al

nada's na 2011 weer verdwenen zijn uit deze deel­

is het niet ondenkbaar dat er hetzelfde koppel bij

regio, we denken eerder aan een waarnemerseffect.

betrokken wa . Uit de verzamelde gegeven kun­

erder was er tijdens de besproken jaren slechts één

nen de volgende aantallen zekere broedgevallen

regelmatige broedlocatie : de Abdij van Park te He­

worden afgeleid

verlee waar jaarlijks succesvol gebroed werd.

: 10 in 2008, 10 in 2009, 5 in 2010, 12 in 2011 en 8 in 2012 (Tabel 1).

De Boomklever

-

maart

2013

25


Voge�s

.

:::. ;:�:-�

. .

·

ijlganzen broeden ongeh·vijfeld talrijker in het Dijleland dan uit deze data et kan worden afge­ leid . We weten immers met zekerheid dat er op

Mandarijneend Aix galericulata BBV (ex) DG =15 apr -30 juni;#obs = 2 ;#obs DG =1;

bepaalde locaties (bv. Oud-Heverlee/Zoete Waters en Ke el-Lo/Leopoldspark) jaarlijks meerdere

FA=1000; GW =ad, paar, terr. & nestind. gedrag

ucce volle broedgevallen worden afgerond, ter­

Ook voor deze exotische eend tellen we enkel de

wijl waarnemingen van Nijlganzen met pulli in

broedgevallen waar jongen werden geobserveerd.

ommige jaren compleet ontbreken van deze lo­

Tijdens de vijf behandelde jaren kon er enkel in

catie . Minsten in 2012 wa

dat ook het geval te

2010 geen dergelijk geval worden geïdentificeerd.

Tervuren/Park, met vijf geslaagde broedgevallen

In 2008 werd er succesvol gebroed te Neerijse/

waarvoor op www.dijleland.waarnemingen.be alle

Grote Bron, in 2009 te Tervuren/ Kapucijnenbos,

evidentie ontbreekt (pers. med. A. Reygel). Boven­

in 2011 te Oud-Heverlee(N) en in 2012 te Tervu­

dien merken we ook wat de overige locaties betreft

ren/Park. Volgens de detailstudie ging het in het

een variatie tussen de jaren die veel groter is dan

laatste geval echter om twee broedgevaJlen in

werd venvacht, wat ons vermoeden in de richting

hetzelfde park (pers. med. A. Reygel). Volledig is

van zware onderschattingen ondersteunt.

dit plaatje echter niet. Mandarijneenden broeden immers veelal in boomholtes in ondergelopen

Samenvattend geven we mee dat 2012 goed was

bosgebieden, per definitie moeilijk toegankelijke

voor 13 bewezen broedgevallen van Nijlganzen in het Dijleland, waarbij zowel i1l waterrijke gebie­

gebieden waar broedgevallen makkelijk worden

den als op de plateaus wordt gebroed. We maken ons sterk dat het hier om ee11 zware onderschatting gaat, en kunnen omwille van te grote verschillen in

zoen met hun jongen op meer open water wagen

doorgeef-intensiteit per gebied tussen opeenvolgen­ de jaren geen uitspraak doen over een trend.

Bergeend Tadorna tadorna extra Dijleland DG=30 apr-1 5 juli;#obs=2; #obs DG = 1;

gemist. Wanneer de adulten zich na het broedsei­ is vaak niet meer duidelijk dat het om jongen van dat jaar gaat. Dijlelandse gebieden waar deze soort zo makkelijk onopgemerkt kan broeden (en waar de soort ook effectief reeds jaren aanwezig is) zijn bijvoorbeeld het verdronken bos ten zui­ den van Oud-Heverlee/Z, het Langerodebos te Neerijse, de bosgebieden van Tervuren, ...

FA= 2500; GW =paar, terr. & nestind. gedrag

Conclusie : Er werden in 2012 twee succesvolle

Ook voor de Bergeend, die vermoedelijk altijd wordt

regio Leuven. Wellicht is dit een lichte onderschat­

doorgegeven, kijken we enkel naar geslaagde broed­ gevallen die konden worden bewezen aan de hand van waarnemingen van pulli en/of niet-vliegvlugge

broedgevallen van Mandarijneend aangetoond in ting van de werkelijke situatie. Er zijn verder geen indicaties voor een voor- of achteruitgang.

jongen die vergezeld werden door hun ouders. En­ kel zo kon met zekerheid worden uitgesloten dat ju­ veniele vogels werden meegeteld die buiten de regio werden geboren, maar vanaf midzomer in de streek kunnen opduiken op weg naar de najaars-ruigebie­ den (zulke waarnemingen vinden doorgaans ove­ rigen

pa plaats na afloop van de datumgrenzen,

maar uitzonderlijk reeds in de eerste helft van juli). De overige waarnemingen binnen de datumgrenzen hebben nagenoeg altijd betrekking op de restanten van overwinterende groepen, waarop de interpre­ tatiecriteria niet van toepassing zijn. Achtereenvol­ gens werden de volgende geslaagde broedgevallen bewezen : 1 te SAR in 2008, 2 te Tervuren/Park in 2009, 1 te NGB in 2010 en geen in 2011 en 2012 (Mo­ reau 2008, 2009b, 2010a&b, 201lb, 2012b) (Tabel 1).

Krakeend Anas strepera extra Dijleland DG = 20 apr -15 juni;#obs= 2;#obs DG =1; FA= 1000; GW =ad, paar, terr. & nestind. gedrag Broedende Krakeenden worden reeds van voor de eeuwwisseling in het Dijleland aangetroffen (Hens 2000; Moreau 2001), maar minstens tijdens de laatste decade leeft de perceptie dat de broedende aantallen een merkbare stijging hebben ondergaan. Inciden­ tele waarnemingen van pulli vormen hiervoor het ultieme bewijs, en detailtellingen uit de halfweg de jaren '00 illustreren dat het toen in de Dijlevallei reeds om meerdere paartjes verspreid over de hele

We hechten veel geloof aan deze aantallen.

Dijlevallei ging (archief Natuurstudiegroep Dijle­ land), en in ieder geval meer dan tijdens de atlasja­

De Bergeend is in het Dijleland een regelmatige, doch niet-jaarlijkse, broedvogel in lage aantallen

(25 km2, met de vijvers van Oud-Heverlee erin) zeke­

(1-2 paren).

(Beyen 2004).

26

De Boomklever

-

maart

2013

ren 2000-2002 toen er slechts in één inventarisatiehok re broedgevallen van Krakeend werden vastgesteld


Tijdens de in deze bijdrage besproken jaren werden er o� w�w.dijleland.waarnemingen.be echter bij­ na u1tslu1tend totaaltellingen per vijver ingevoerd, waarbij bovendien slecht zelden de geslachtsver­ houding werd ge pecifieerd. Dit laat niet toe het aantal territoriale paren te bepalen. We kunnen voor deze oort dan ook niet werken met de interpretatie­ criteria en chuiven du geen populatiegrootte voor­ op. Vast taat echter wel dat de welwillende inven­ tari eerder voor deze oort op meerdere vijver in de treek meerdere territoria zal kunnen afbakenen (2 waarnemingen van een adult individu waarvan min ten één binnen de datumgrenzen zijn immers voldoende), en heel wat uitsluitende waarnemin­ gen zal kunnen noteren binnen de fu ieaf tand van lOOOm. Of de aJdu verkregen re uitaten echter een reali ti che afspiegeling van de reële situatie zouden vormen is een andere vraag ... De Krakeend heeft in het Dijleland vaste voet aan de grond als broedvogel, maar over popula­ tie-schattingen en trends kan op basis van de be­ schikbare data geen uitspraak worden gedaan.

Slobeend Anas clypeata

extra Dijleland DG 20 apr - 30 juni;# obs= 2; # ob DG = 1; FA=1000; GW =ad, paar, terr. & nestind. gedrag =

Broedge�eve�s v� Slobeend (waarnemingen v�� puJh of �et-vhegvlugge juvenielen) zijn in de . . D11levalle1 tijdens de voorbije decaden steed een erg schaars gegeven geweest, zeker wanneer we e�el �oortgaan op �aarnemingen van pulli en . ruet-vhegvlugge 1uveruelen. Deze soort i voor zijn broedcyclu grotendeels afhankelijk van natte wei­ degebieden die worden doorsneden door beken en grachten, en kan aldus tot de weidevogels wor­ den gerekend. In het Dijleland broedde de soort in 2000-2002 enkel met zekerheid aan de vijver van Oud-Heverlee (Devos 2004), maar daarna bleef het bij toevallige broedindicatieve waarnemingen of ver�oedens. Hoewel de meeste waarnemingen van D11lelandse Slobeenden binnen de datumgren­ zen op de vele vijvers van de streek worden op­ getekend (allen omgeven door meer geschikt wei­ dehabitat), testten we de interpretatiecriteria voor Slobeend toch eens uit op de verzamelde data wt www.dijleland.waarnemingen.be. Waarnemingen van groepen foeragerende Slo­ beend�:1 werden hierbij uit de dataset geweerd. Dergeh1ke groepen - die zeker uit niet-broedende �xemplaren bestaan - worden in de meeste jaren immers tot begin mei in de streek waargenomen

(dus tot een tweetal weken na aanvang van de da­ tumgrenzen), en zouden wanneer meegerekend tot ubstantiële overschattingen leiden. Deze benade­ ring levert de volgende verrassende re uitaten op : 12 territoria in 2012 (2 te OH , 3 te OHZ, 2 te GB, 5 te SAR), 11 territoria in 2011 (2 te OHZ, 5 te NGB, 4 te SAR), 11 territoria in 2010 (2 te OHZ, 2 te Oppem, 3 te NGB, 4 te SAR), 5 territoria in 2009 (1 te Oppem, 1 te NGB, 1 te NKV, 2 te SAR) en 1 territorium in 2008 (SAR) (Tabel 1). Aangezien er tijden deze vijf jaren nooit broedbewijs werd genoteerd onder de vorm v�n pulli plaatsen we echter een groot vraagteken bij de betrouwbaarheid van deze re uitaten. Het toepassen van de interpretatiecriteria leidt voor de Slobeend tot een populatieschatting va11 12 broedparen i1I het Dijlela11d in 2012. Vergelijkillg

met de voorgaande jaren suggereert dat het hier 0111 een stabiele populatie gaat, maar hoe betrouwbaar de resultaten zijn kunnen we moeilijk inschatten.

Zomertaling Anas querqueduln

BBV, RL (B) DG =20 apr - 30 juni;# ob = 2; # ob DG 1; FA= 1000; GW =ad, paar, terr. & ne tind. gedrag =

De Zomertaling - onze enige echte zomereend, en te­ vens een erg bedreigde broedvogel oort in Vlaande­ ren - i ongetwijfeld de eend die in broedvogelcon­ text de groot te interes e van de inventari eerder wegdra�gt. Helaas heeft dat inventari eren tijden recente 1aren niet veel positief nieuws opgeleverd voor deze soort, zeker niet wanneer we enk.el naar waar.nemingen van pulli kijken. Zo'n waarneming kon immers enk.el in juli 2010 worden genoteerd, wanneer 3 pulli werden gezien te Sint-Agatha-Ro­ de/Grootbroek (nota bene buiten de datumgrenzen; Moreau 2010b). Nochtans zijn er jaarlijk tijden de g�se �omer Zomertalingen in de treek aanwezig . GeU:�p1reerd op een uitspraak van een collega-vo­ gelkijker (genre "Ge maakt mij niet wij dat die beesten elk jaar helemaal van We t-Afrika naar de Dijlevallei vliegen om hier de gan e zomer alleen maar toertjes te draaien op één of andere vijver!") passen we de interpretatiecriteria voor Zomerta­ ling dus een toe op de verzamelde gegeven om te achterhalen hoeveel territoria er op die manier kun­ nen worden gevormd, waarbij we opmerken dat twee waarnemingen van een volwa en individu in broedbiotoop (waarvan één tu sen de datumgren­ zen) du reed vol taan voor deze oort . . . Dit levert voor broed eizoen 2012 maar lief t vier te�ri �ori�. Neerijse/Grote Bron (NGB), N eerij e/ Khruekv11vers (op, telken eentje te Oud-Heverlee ! Z (OHZ), NKV ) en Sint-Agatha-Rode/ Groot­ broek (SAR). De Boomklever

-

- maart 2013

27


Vogels

------�'?' �:-

In 2011 en 2010 ging het zo om drie territoria (dezelf­ de al in 2012 maar ruet te NGB) en in 2009 om vijf (zoals 2012 +een territorium te Oppem). 2008 lever­ de slecht twee territoria op (OHZ en SAR), waar we voor deze oort meer vertrouwen durven in te stel­ len aangezien de broedverspreiding beperkt is tot de i:nten ief bekeken Dijlevallei en we hier dus geen waarnemer effect vermoeden (Tabel 1). In principe geldt voor aJle jaren dat de bekomen aantaJlen mo­ gelijk lichte onderschattingen betreffen aangezien de Zomertaling zich tijden het broedseizoen bijzon­ der onopvallend gedraagt, en voor zijn broedcyclus

Niet-broedende WintertaJingen zijn tot eind april en vanaf eind juli immer in het Dijleland aanwe­ zig. Waarnemingen uit die periode meenemen in de analyse zou tot een onrealistisch hoog aantal terri­ toria leiden. We zien ruet onmiddellijk redenen om de hoger vermelde aantallen ruet te vertrouwen. Wanneer we echter enkel naar waarnemingen van jongen hadden gekeken zouden we een heel an­ der beeld hebben gekregen : slechts één geslaagd broedgeval tijden

de vijf geanaly eerde jaren, in

2010 te SAR (7 pulli eind juni; Moreau 2010b). Vol­

gen de toegepaste methode blijkt de soort moge­

ook \Veinig bekeken natte weilanden en ontoegan­

lijk dus reeds langer in de streek te broeden dan we

kelijke gebieden (bv. de L-vijver in de Doode Bemde

dachten. Velen gingen er immer van uit dat het be­

te

eerijse) kan gebruiken. Anderzijds zijn de beko­

wezen geval uit 2010 ook daadwerkelijk het eer te

men aantallen veel hoger dan verwacht, du stellen

broedgeval voor de regio betrof. En dan keken we

we al comprorni dat we de uiteindelijke aantallen

nog niet naar de jaren voor 2008...

vertrouwen. De Wintertaling blijkt als Dijlelandse broedvogel In het geval van de Zomertaling leidde het toepas­

vastere voet aan de grond te hebben dan werd ver­

sen van de interpretatiecriteria tot het afbakenen

moed, met jaarlijks

van vier territoria in

2012, hoewel er nergens jon­

gen werden waargenomen. Waarnemers met veel

1-3 territoria tijdens de periode

2008-2012. Over een trend kunnen we bij dergelijke lage aantallen geen uitspraak doen.

ervaring in de streek en met het inventariseren van deze soort zullen dit wellicht als een realistisch cijfer aanvaarden. Het aantal territoria lijkt de laatste jaren redelijk constant te zijn

(3 à 5).

Wintertaling Anas crecca extra Dijleland DG = 30 apr 30 juni; #obs= 2; #obs DG = 1 ; FA= 1000; GW = terr. & nestind. gedrag DG = 15 mei 30 juru; #obs=2; #obs DG = 1 ; -

-

FA= 1000; GW =ad, paar Voor de Wintertaling - naar we aannemen een re­ latief recente toevoeging op het Dijlelandse broed­ vogellij tje - pas en we net dezelfde strategie toe al voor de Zomertaling, met dat verschil dat we hier met twee et van regels dienen rekerung te houden (al blijkt in ons geval vooraJ de tweede regel toepasbaar, territoriurn- en nestindicerend gedrag wordt voor deze soort immers zelden ge­ meld). Teruggaand in de tijd bekomen we zo één territorium in 2012 (OHZ) en telkens twee in 2011 en 2010 (OHZ en SAR). Verra ender waren echter de re uitaten uit 2009, met maar lief t drie territo­ ria (OHN, Oppem en SAR). 2008 kende één terri­ torium (SAR) (Tabel 1). Ter verduidelijking geven we nog mee dat voor het selecteren van bruikbare waarnemingen buiten de datumgrenzen veilig­ heidshalve een periode van slechts één week voor en na deze grenzen werd gebruikt.

28

De Boomklever

-

maart 2013

Aalscholver Phalacrocorax carbo sinensis BBV (kol) DG =15 maa - 30 juru ; #obs DG = 1 ; FA=500; GW = nesttelling Uit de interpretatiecriteria voor deze eerste kolo­ niebroedende soort uit dit overzicht blijkt dat enkel speciale nesttellingen als geldige waarneming tel­ len bij een broedvogelinventarisatie. Aangezien de aantallen nesten in Aalscholverkolonies doorgaans realistisch te tellen zijn en onmiddellijk een hoge broedzekerheid geven houden we hier verder geen rekening met datumgrenzen en fusie-afstanden, maar gaan we onmiddellijk over tot een historisch overzicht van het broedvoorkomen van deze soort in het Dijleland. Het eerste broedindicerende gedrag van Aalscholvers werd in deze streek vastgesteld tij­ dens de periode 2000-2002, toen de inventariseerders niet langer genoegen namen met het noteren van de aanwezige aantallen, maar ook extra aandacht begonnen te besteden aan de betekenis van bepaal­ de gedragingen van de vogels. Zo werden in deze periode enkele keren Aalscholvers opgemerkt die met takken rondvlogen of deze aan een potentiële partner aanboden. In 2001 werd in de Doode Bem­ de voor het eerst de bouw van een nest opgemerkt, maar verder dan dat kwam het niet.


De volgende nestbouw vond plaat in 2003 te SAR, maar na een korte broedperiode werd het ne t verla­ ten (Moreau 2003). Vervolgen wa het de beurt aan de Abdij van Park te Heverlee, waar in 2006 twee ne ten werden gebouwd. Eén hiervan werd een

Roerdomp Botaurus stellaris BBV, V RL, RL (MUB) DG =1 apr - 10 juni ; # ob

DG

=

J ; FA= 1000;

GW =ad, paar, terr. & ne tind. gedrag

tijdje bebroed, maar er werden ook hier geen jongen grootgebracht (archief NSG Dijleland). In 2010 ken­ de de oort dan voor het eerst Dijlelands broed uc­ ce ! Dat jaar broedden vanaf half maart immers 3-4 paartje

Aalscholver

te Tervuren/Park KMMA,

wat leidde tot jongen in twee van de ne ten (Moreau 2010a). Ook in 2011 vonden er op deze locatie 3-4 ucce volle broedgevallen plaats (Moreau 2011a), en in 2012 breidde de kolonie uit tot vijf succesvolle nesten (pers. med. A. Reygel; archief NSG Dijleland). Begin 2012 had echter nog een verras ing in petto, met de ontdekking van een kolonie van 10 bezette Aalscholverne ten op een dra sig privéterrein (!) op de gren van Overijse en Hoeilaart (pers. med. S. Wera & I. Nel), wat we voor de gelegenheid (en in af­ wezigheid van een gecoördineerde vogelwerking in dat gebied) tot ons werkingsgebied rekenen (Tabel 1). Gezien de omvang van deze kolonie is het erg waarchijnlijk dat ze reed

enkele jaren onopgemerkt

door het leven ging Na enkele jaren van vergeefse nestelpogingen op verschillende Dijlelandse locaties kreeg de Aal­ scholver in 2010 vaste voet aan de grond in onze regio, met het ontstaan van een kleine kolonie in het Park van Tervuren. In 2012 werd op de grens van Overijse en Hoeilaart een tweede, wat grotere, ko­ lonie ontdekt. Het totale Dijlelandse broedbestand

Uit de geciteerde interpretatiecriteria blijkt dat een enkelvoudige waarneming van een Roerdomp tusen 1 april en 10 juni reed vol taat om tot een ter­ ritorium te mogen be luiten. On

gezond ver tand

flui tert on echter in dat deze aanpak in onze treek tot over chattingen kan leiden (al worden Roerdom­ pen binnen deze datumgrenzen zeker niet jaarlijks in de regio opgemerkt). Daarom beperken we on voor deze

oort tot waarnemingen op locatie

waar de

soort ook herhaaldelijk roepend werd va tge teld, al­ vorens tot een territorium te be luiten. En ja hoor, in 2012 leverde dit een territorium op te OHZ, waar een Roerdomp werd opgemerkt van 25 mei tot 8 augu tus (Moreau 2012a,b). Indien we de interpretatiecri­ teria letterlijk hadden genomen zou ook SAR in 2012 een territorium hebben gehad. Tijdens de besproken jaren vonden er enkel in 2010 ook Roerdompwaarne­ mingen plaats binnen de datumgrenzen, en ook toen wa

dat zowel te OHZ al

SAR het geval (Moreau

2010a). Maar deze tellen we dus niet mee in de broedvogel­ context. Verder is on

slechts één histori ch gevaJ

van een Roerdompterritorium bekend uit de treek (betrouwbare regiogegeven voor deze oort gaan terug tot 1938), namelijk in 1997 (mei-juli) te NGB (Hens 2000).

bedroeg dit jaar 15 bezette nesten. Aangezien laatst­ genoemde kolonie tijdens de voorgaande jaren niet

2012 was met een geval te OHZ slechts het tweede

gekend was, maar wellicht wel reeds bestond, is een exacte inschatting van de populatie-evolutie niet

jaar waarin in het Dijleland een Roerdomp-te rri­ . torium kon worden aangetoond. Het eerste geval

mogelijk, maar alles wijst op een stijgende trend.

dateert van 1997 te NGB.

Zo111ertnl i11ge11 Roel Uyttenbroeck

De Boomklever

-

maart

2013

29


.

-

Vogels_

-- --'jo.. " i ...

�---it.

. .

:. t . �· �

Woudaap Ixobryclms minutus

BBV, VRL, RL (MUB) DG = 15 mei - 10 juli ;# obs DG = 1 ; FA= 500; GW =ad, paar, terr. & nestind. gedrag Voor de Woudaap maken we dezelfde opmerking voor de Roerdomp in verband met de nood­ zaak van herhaalde auditieve waarnemingen op

al

Voor de start van de 21c eeuw stond de Woudaap in het Dijleland te boek als een voormalige broedvogel, maar op basis van de beschikbare gegevens vermoe­ den we dat de soort hier wellicht nooit talrijk zal ge­ weest zijn. D e laatste historisch broedgevallen (pre 21c eeuw) vonden plaats in 1964 te Kessel-L o en te Florival (Hens 2000).

eenzelfde locatie alvorens we van een territori­ um spreken. ln 2012 werd hieraan beantwoord te OHZ, met waarnemingen (meestal enkel auditief) van een mannetje van 1 juni tot 26 juli (Moreau, 2012b). Een vrouwtje en/ of jongen werden dit jaar evenwel niet vastgesteld. Over het reilen en zeilen van de Woudaap in het Dijleland tijdens de 21c eeuw werd voorts reeds veel geschreven. Een korte samenvatting van alle broedrelevante infor­ matie: 1 geslaagd broedgeval (1 uitgevlogen juv) te Heverlee/ Abdij van Park (AVP) in 2002, jaar­ lijks 1 territorium te AVP in 2003-2005, 2 territoria te AVP in 2006, 1 kort bezet territorium te AVP in 2007, 1 geslaagd broedgeval (1 uitgevlogen juv) te

Wo11daap, 2011

Stéplian Peten

SAR in 2008 en 1 geslaagd broedgeval (1 uitgevlo­ gen juv) te OHZ in 2011 (+een juv in augustus te LP en een geslaagd broedgeval net buiten de regio te Haacht) (Moreau et al. 2002; Moreau 2006, 2007, 2008, 2010b) (Tabel 1). Het i opmerkelijk, maar niet verrassend, dat de Dijlelandse broedlocaties die Woudapen in de

Met één territorium in 2012 te OHZ bevestigde de Woudaap nogmaals het Dijleland naar waarde te kunnen schatten. Tot jaarlijks broeden komt het echter nog niet (tijdens de behandelde jaren werd er bv. geen territoriaal gedrag vastgesteld in 2009 en 2010). Na bijna 40 jaar van afwezigheid von­

2F eeuw benutten (AVP, SAR, OHZ) alle geko­ loni eerd werden nadat herinrichtingswerken de

den geslaagde broedgevallen in de 21e eeuw plaats

rietpartijen hier gevoelig hadden doen uitbreiden!

in 2002, 2008 en 2011.

30

De Boomklever

-

maart 2013


. - ,· -

.

.I,,._:�; ,,;:

.. · ..

' � ,.. ". t,-

In 20 12 leverden enkele waarnemer terug een ho­

Kwak Nycticorax nycticorax

DG=30 april

- 15

juli; ti obs DG

voae/s b

=

2 ; FA= 2500 ;

GW =ad, paar, terr. & ne tind. gedrag

gere in panning, wat minimaaJ (mogelijk iet

10

bezette ne ten

meer) opleverde in de kolonie van

Korbeek-Dijle (K. van Scharen), 3-4 bezette ne ten op de locatie nabij NKV (L. Hendrickx, M. Walra­

We horen het jullie aJ opmerken ... "Wat doet de Kwak in god naam in dit overzicht?" Wel, nu er

ven

reeds drie jaar op rij zomer e Kwakken worden opgemerkt te SAR, en ook enkele andere Dijle­

(R. Gy bert en). Uit de Ij e- en Laanvalleien wer­

) , 1-4

ne ten in het Langerodebo

(M. WaJraven ) en

2012

1

te Neerij e

waar chijnlijk ne t te OH

land e locatie deze oort in de 21 c eeuw op be­ zoek kregen, wilden we de te t toch eens doen en pa ten we de interpretatiecriteria toe op de ver­ zamelde waarnemingen. Maar geen nood, zoaJs

den ook in

verwacht leverde dit geen territoria op. Te SAR ging het binnen de datumgrenzen immers om individuen in 2c zomerkleed (20 11 en 2012, met

dat we niet aJ absolute waarde vertrouwen maar

de gan e

geen gegeven

treek kunnen we op ba i

chikbare gegeven

du

14-19 broedparen in 20 12 wel aJ

ontvangen. Voor van de be-

een broedpopulatie van voorop tellen, een cijfer

indicatief voor het reële broedbestand. De

vergelijking met 2000-2002 (ca 45 paren) illu treert

pa waarnemingen van olitaire adulte en/ of ju­ veniele ex. na afloop van deze grenzen) of om een enkelvoudige waarneming van een adult (2010),

wel dat we op 10 jaren tijd tot 2 / 3" van onze broe­

terwijl het ook op aJle andere locaties waar de oort sind 2001 werd waargenomen (Tervuren/ Park, NKV, NGB/ Langerodebo , OHZ) nooit om meer dan één waarneming ging. Voor deze soort zijn er echter twee waarnemingen binnen de da­

Nesttellingen van Blauwe Reigers in regio Leu­

tumgrenzen nodig.

dende Blauwe Reiger zijn kwijtge peeld.

ven leverden in 2012 slechts 14-19 broedparen op, waarmee de soort duidelijk ee11 negatieve tre11d kent ten opzichte van de vorige tellingen een tie11tal jaren geleden.

Blauwe Reiger Ardea cinerea

Wespendief Pernis apivon1s

BBV (kol)

V RL

DG= 15 maart FA

=

-10

500 ; GW = ne

mei;# obs DG

=

mei

- 10

augustu ; # ob =2; tJ ob DG=

DG=20 mei

-10

augustu ; tJ ob = 3; tJ ob DG =

DG

1;

=

20

1; FA=1000; GW =paar, terr. & nestind. gedrag

ttelling

De Blauwe Reiger is reeds geruime tijd een va te

1

broedvogel in het Dijleland, en stond vooraJ aJs du danig gekend omwille van de broedkolonie

De Wespendief is pas de derde soort uit dit overzicht

in de Dijlevallei te Korbeek-Dijle. In

waarvoor er twee sets van interpretatie-criteria zijn,

1994

werden

; FA=2000 ; GW = ad

hier ca 50 bezette nesten geteld, terwijl het tijden

afhankelijk van het type waarnemingen.

de atlasperiode

hier dat er in de twee sets van een ver chillende fu­

(2000-2002) ging om 41-43 bezette nesten (Fluyt 2004). Nadien ontbreken tellingen van deze kolonie tot en met 2011 in het archief van de NSG Dijleland. De enige andere kolonie van enige omvang ontstond tijdens de jaren 2000-

2002,

toen een nest werd gevonden net buiten

2004),

ieuw i

sie-af tand gebruik wordt gemaakt, en voor het eer t zien we ook dat er in het geval van waarnemingen van een volwassen individu drie geldige waarne­ mingen vereist zijn. Hoewel We pendieven in het Dijleland relatief goed vertegenwoordigd zijn, wa

maar

de verwachting dat bij het interpreteren van de ver­

ook rond deze kolonie werd het nadien angstvaJ­ lig stil. De enige andere nesten uit de 2 1c eeuw -

zamelde waarnemingen zou blijken dat het bijna on­ mogelijk is om op basis van de ingevoerde informa­

telkens geïsoleerde gevaJlen - werden eveneens

tie te onderscheiden welke waarnemingen aan welk

tijdens de atlasjaren aangetroffen in de IjsevaJlei

mogelijk territorium dienen te worden toegewezen.

te Huldenberg en in de Laanvallei te Sint-Agatha­

We maken ons immer sterk dat voed elzoekende

de Doode Bemde te Neerijse. (Fluyt

Rode/ Onderbos (Fluyt 2000, 2004). Voor wat de in deze bijdrage besproken periode betreft werden er uit de jaren

2008-20 1 1

geen Dijlelandse waar­

nemingen van bezette nesten van Blauwe Reigers ingevoerd op www.dijleland.waarnemingen.be.

Wespendieven zich veel verder van hun ne tplaat kunnen verplaat en dan de fu ie-af tanden van

1000

en

2000m

uggereren, en zeker broedbewij

onder de vorm van vondsten van bezette ne ten i een zeer schaars gegeven.

De Boomklever

-

maart 2013

31


20 18

Figuur 2: •

Il

Gemiddelde van de schattingen van het aantal territoria voor Wespendief en Havik in regio Leuven tijdens de periode 2008-2012

16

,. F

12 . 10

��

�Wespendief -Havik

8

(bron wwvv.clijleland.waarnerningen.be). (b):

6

voor veel soorten onbetrouwbaar / niet vergelijkbaar omwille van lager

4

aantal waarnemer

2 0 2008 (b)

2009

2010

2011

2012

Zo illustreerden enkele toevallige nestvondsten van voor de besproken periode dat de nesten vaak in naaldbomen te vinden zijn (en dus zeer moeilijk zichtbaar, vooral in sparrenbos), en ook op eerder onverwachte plaatsen kunnen worden gebouwd, zoals in kleine plateaubosjes. Een beetje tegen de verwachtingen in konden we in het kader van deze bijdrage toch clusters van waarnemingen afbakenen die elk wellicht een broedterritorium vertegenwoordigen, en we zijn enigszins verrast door de betrouwbaarheid die we aan deze aan­ tallen menen te kunnen verbinden. Op basis van deze oefening kwamen we tot de volgende - voor velen wellicht ongeloofwaardige - schattingen: 10-11 territoria in 2008-2009, en 12-14 territoria in 2010-2012 (Tabel 1 en Figuur 2). Opmerkelijk is dat de afgebakende territoria in alle jaren relatief mooi ge preid liggen over de regio, zij het met een wat grotere concentratie langsheen de centrale NO­ ZW-as die de Dijlevallei vormt. Maar ook enkele meer noord westelijke gebieden (bv. Dorenveld, Molenbeekvallei Erps-Kwerps)en het meer zuid­ oo telijke Meerdaalwoud waren consistent in de da­ tareeksen vertegenwoordigd, wat maakt dat het to­ tale broedgebied een kruisvorm over de regio maakt. Vooral in het CW-deel van de regio (vrunl. Tervu­ ren) lijkt de oort echter te ontbreken, wat enerzijds kan worden geïnterpreteerd als gevolg van een re­ latief lage waarnemersdichtheid in vergelijking met de rest van de regio, en anderzijds kan wijzen op een beperkte marge voor toekomstige toename van deze oort.

Bruine Kiekendief Circus aeruginosus BBV, VRL DG =20 april - 30 juni; # obs = 3; # obs DG =2 ; FA= 1000; GW =paar, terr. & nestind. gedrag Hoewel er uit meerdere van de voorbije 20 jaren (maar zeker niet jaarlijks) waarnemingen van Brui­ ne Kiekendieven binnen de datumgrenzen voorlig­ gen, werd er in het Dijleland slechts enkele keren broedindicatief gedrag van deze soort vastgesteld. Dat was het geval in de Doode Bemde tijdens twee jaren in de tweede helft van de jaren '90 (K. Moreau), maar beide gevallen doorstonden de toets aan de interpretatiecriteria niet. Ook alle andere goed-ge­ timede waarnemingen werden geïnterpreteerd als betrekking hebbend op overzomerende niet-territo­ riale vogels (Fluyt, 2000). In de zomer van 2011 werd het echter weer spannend, aangezien er lange tijd een verdacht koppel rondhing te OHZ. Dit bestond uit een mannetje in zijn tweede kalenderjaar en een adult vrouwtje, die veelvuldig voedselvluchten on­ dernomen in de Dijlevallei en naar de nabijgelegen plateaus van Korbeek-Dijle en Leefdaal. Het toepas­ sen van de regels leidt tot de interpretatie dat het hier om een bewezen territorium ging, maar een vaste nestlocatie en jongen werden nooit vastgesteld (Moreau 20llb, Anselin 2012). In 2012 werd de hoop dat het in 2011 om een prospectieronde ging inge­ willigd, want dat jaar vestigde zich terug een koppel te OHZ, nu met adult mannetje. Nu kon de nestlo­ catie wel worden gelokaliseerd, maar broedsucces bleef ook in 2012 uit (Tabel 1 en Figuur 3). 2011 en 2012 waren de eerste jaren (sinds eer lange

Het toepassen van de interpretatiecriteria op de ver­ zamelde waarnemingen van Wespendieven leidde tot het afbakenen van 12-14 Dijlelandse territoria in 2012. Hiermee lijkt er een lichte toename te zijn ten opzichte van vijf jaren geleden. 32

De Boomklever

-

maart

2013

tijd) waarin een territoriaal koppel Bruine Kieken­ dieven zich gedurende een langere periode vestigde in de Dijlevallei, meer bepaald te OHZ. Elk jaar nam de informatie-inhoud van de waarnemingen toe (in 2011 was het mannetje nog niet volwassen, in 2012 wel en werd er voor het eerst een nestlocatie geïden­ tificeerd), wat ons hoopvol stemt voor de toekomst.


f';,1

.

.<:"\' ··::.lr � ;, .

·

.

vogels

Figuur 3:

1:

Aantal territoria voor Bruine kiekendief, Slechtvalk en Boomvalk in regio Leuven tijdens

4

3

2

- -

-�-

-

1

t

_

�Bruine Kiekendief/ Slechtvalk -Boomvalk

z - �-----·

.... . __. • _ •___ .lo

2008(b)

2009

20

-r

2011

- 1 2 0_ 2_

-.----

----

-- - J

de periode 2008-2012

(bron www.dijleland.waarnemingen.be). (b): voor veel soorten onbetrouwbaar / niet vergelijkbaar omwille van lag er aantal waarnemers

2011 en 2012 waren de eerste jaren (sinds eer lange

In het geval van de Havik dat bleek inderdaad zo

tijd) waarin een territoriaal koppel Bruine Kieken­ dieven zich gedurende een langere periode vestigde in de Dijlevallei, meer bepaald te OHZ. Elk jaar nam de informatie-inhoud van de waarnemingen toe (i11 2011 was het mannetje nog niet volwassen, in 2012 wel en werd er voor het eerst een nestlocatie geïden­ tificeerd), wat ons hoopvol stemt voor de toekomst.

te zijn ... De combinatie van het feit dat onze bosge­ bieden tot de min t door vogelkijker bezochte ge­ bieden behoren, en dat uitge proken bo vogels als Haviken zich veel minder in open landschap ver­ tonen dan Wespendieven (zeker tijden het broed­ gebeuren), maakt dat de kan op broedindicatieve waarnemingen voor deze oort veel kleiner i . Toch pasten we de criteria een

Blauwe Kiekendief Circus cyaneus BBV DG = 15 april - 30 juni; # ob =3; tt obs DG =2; FA=1000; GW =paar, terr. & nestind. gedrag Voor deze soort zijn we zeer kort, broedindiceren­ de waarnemingen van Blauwe Kiekendieven zijn ons uit de laatste decaden immers niet bekend uit het Dijleland. Langsheen de taalgrens ten oosten van onze regio werden tijdens de voorgaande jaren echter wel enkele broedgevallen bewezen. De nesten waren daarbij soms - enigszins onver­ wacht - gelokaliseerd in bosranden langsheen plateaugebieden, en experten terzake menen dat er een realistische kans bestaat dat er in zuidelijk V laams-Brabant broedgevallen gemist worden (med. R. Guelinckx). Dat er in 2012 net ten zuiden van onze regio (in Waals-Brabant dus, we geven bewust geen verdere details over de locatie) een broedpoging plaatsvond zal ons zeker aanmanen om ook in onze regio de ogen goed open te houden!

Havik Accipiter gentilis extra Dijleland DG

=

1 februari - 15 juli; tt obs =3; tt obs DG =2 ;

FA= 1000; GW =paar, terr. & nestind. gedrag Voor de Havik (met een periode van maar liefst 5 1h maand tussen de datumgrenzen) verwachtten we, net zoals voor de Wespendief, dat het toepassen van de interpretatiecriteria op de ingevoerde waar­ nemingen zeer problematisch zou zijn.

toe, wat de volgende

absoluut ongeloofwaardige resultaten opleverde: geen enkel territorium in 2008, 2 territciria in 2009 (Heverleebos en Overij e), 2 territoria in 2010 (SAR en Meerdaalwoud), 3 territoria in 2011 (Bertem­ bos en Mollendaalwoud(2)) en 6 territoria in 2012 (Bertembo , Heverleebos, Mollendaalwoud, Meer­ daalwoud(2) en ljsevallei tussen Huldenberg en Overijse). ische bolwerken van de Havik in V laan­ deren behoort, en dat gegevens uit andere V laam­ se regio's geenszins op een afname wijzen (lokale studies buiten de bolwerken wijzen zelf eerder op een toename) (Vermeersch & Anselin 2009), veron­ derstellen we dat ook onze regio reed

vele jaren

een stabiele broedpopulatie van Havik heeft. Om tot een populatieschatting te komen gaan '"'e er dan ook van uit dat de ge chikte broedgebieden, die in de bovenvermeldde analyse opdoken, tij­ dens de besproken periode jaarlijks bezet waren. Wat Heverleebos, Meerdaal en Mollendaal betreft, gaan we uit van de resultaten van de atla perio­ de 2000-2002, toen in deze bosgebieden in totaal 9 territoria werden aangetoond (K. Moreau). Voor de hele regio komen we aldus tot een minimum van 13 territoria tijden 2008-2012, wat we omwille van het ontbreken van waarnemingen uit bijvoor­ beeld Eikenbos, Rodebos en de hele regio rond Tervuren durven corrigeren tot een schatting van 18 à 20 broedparen (Tabel 1 en Figuur 2). Tijden de atlasperiode 2000-2002 behoorden Tervuren en Overijse nog niet tot het inventari atiegebied van

de Dijleland e broedvogel peurder , wat de lage­ re schatting van 14 territoria uit die periode (Fluyt 2004) helpt verklaren. De Boomklever

·

maart

2013

33


Op basis vmz de verzamelde waarnemingen, ken11is uit nauwkeurigere studies van een tiental jarell terug, en in de veronderstelling dat de Dij­ lelandse Havikpopulatie sindsdien stabiel bleef, durven we de huidige populatieomvang schatten op 18-20 broedparen. Het zou natuurlijk leuk zijn om de hoge densiteit in Heverleebos en Meerdaal/ Molle11daalwoud nog eens bevestigd te zien.

Boomvalk Falco subbuteo extra Dijleland

FA= 1000 ; GW =paar, terr. & nestind. gedrag We kunnen de bespreking van deze soort op de­ zelfde manier inzetten als bij de Wespendief: lage verwachtingen in verband met de aanpak van het en van de interpretatiecriteria op de waar­

nemingen

uit

worden afgebakend in de Dijlevallei tussen Leu­ ven en de taalgrens. Alles lijkt erop te wijzen dat het hier om een stabiele broedpopulatie gaat.

Slechtvalk Falco peregrinus BBV, V RL DG= 1 februari - 30 juni; # obs =3; # ob DG =2 ; FA= 2500 ; GW =paar, terr. & nestind. gedrag

DG=1 mei - 31 augustus; # obs=3; # obs DG=2 ;

toepa

Voor de Boomvalk konden in 2012 vijf territoria

www.dijleland.waarnerningen. be,

en toch verrassend goede resultaten. Boomvalken prefereren in onze streek de valleien als broedge­ bied en zijn daar omwille van hun gedrag en ha­ bitat zeer zichtbaar. Het broeden gebeurt blijkbaar echter discreter, want tussen de grote hoeveelheid ingevoerde informatie zitten er nauwelijks waarne­ mjngen met een grote informatie-inhoud in broed­ context. Dus blijven we voor deze soort steken op het afbakenen van clusters van waarnemingen (met de interpretatiecriteria zoveel mogelijk in het ach­ t�rhoofd) w� t voor de periode 2008-2012 een jaar­ lijkse chattmg van 4-5 territoria oplevert voor de Dijlevallei van Oud-Heverlee tot Sint-Agatha-Rode (4 in 2008 en 2011, 5 in 2009, 2010 en 2012) (Tabel 1 en Figuur 3). Het enige territorium dat kon worden afgebakend buiten de Dijlevallei bevond zich in

Voor het inschatten van de broedstatus van de Slechtvalk in het Dijleland pas en we geen inter­ pretatiecriteria toe. Omwille van de afwezigheid van natuurlijke rotswanden (en na het verdwijnen van de NW-Europese boombroedende populatie) is deze soort in onze streken immers dermate af­ hankelijk van hoge artificiële structuren en veelal ook van nestkasten dat het makkelijk is om het aantal broedparen op te volgen. Reeds sinds half­ weg de jaren '00 hangen er in onze regio enkele Slechtvalkenkasten op, maar pa

in 2011 werd

er voor het eerst gebruik van gemaakt. Dat jaar broedde er immers voor het eerst succesvol een koppel in de nestkast op het Sint-Pieterszieken­ huis in Leuven-centrum (Moreau 2011a), een ge­ beurtenis die in 2012 onmiddellijk werd herhaald (Tabel 1 en Figuur 3). Er werden in beide jaren vier jongen uitgebroed en geringd, maar hoeveel er uiteindelijk overleefden is ruet bekend. Lokale vogelkijkers wachtten er al jaren op: in

2011 en 2012 kon de Slechtvalk eindelijk worden bijgeschreven op de Dijlelandse broedvogellijst.

2008 te Korbeek-Dijle/ plateau. Op basis van kennis

;

die verd oP.gebouwd in de tweede helft van de ja­ ren 90 en tiJdens de atlasperiode 2000-2002 lijkt dit on een geloofwaardig resultaat. Indien we het aan­ tal territoria enkel op waarnemingen van juveniele Boomvalken hadden gebaseerd, er van uitgaand dat

�et telkens om lokaal geboren juvenielen ging

en ruet om doortrekkers, waren we blijven steken op de volgende aantallen geslaagde broedgeval­ . len: 1 m 2008, 2009 en 2011, 2 in 2010 en 2-3 in 2012

(Moreau 2008, 2009b, 2010b, 2011b, 2012b). Hoewel er bij velen nog steeds verwarring bestaat tussen

juveniele en 2c kalenderjaar vogels (voor info over de d� erminatie van verschillende leeftijdsklassen verwIJzen we naar Faveyts & Moreau 2009), stelden

we bij alle waarnemingen van juveniele vogels in augu tu en eptember vertrouwen in de correcte in chatting van de leeftijd.

34 De Boomklever

-

maart 2013

Slotbemerking De analyses die in deze bijdrage worden gepre­ senteerd waren enkel mogelijk dankzij de massale hoeveelheid vogelgegevens die werden ter be­ sc

� �ng gestel.d door een horde v an lOOen vrij­

w1lhger-natuurhefhebbers

(via

www.dijleland.

waarnemingen.be, de Dijlelandse mafüijst of pri­

vé-communicatie met de auteur). We verwelko­

?1en �i eraard. alle bijkomende informatie die nog m notitieboekjes, persoonlijke archieven en goede geheugens is achtergebleven, alsook opmerkin­ gen en kritiek op de interpretaties van de auteur.

Kelle Moreau,

ke/le.moreau@gmail.com


Referenties Anselin A. Bruine Kiekendief in V laanderen. Aantallen en verspreiding in 2011. Aanwezigheid binnen de

Moreau K. 2005. Exoten onder de vogel in regio Leu­ ven, 2004. De Boo111klever, 33:32-36.

V laamse Vogelrichtlijngebieden. Vogelnie11ws, 18(mei 2012);4-7. Anselin A., K. Devos & G. Vermeersch. 2007. Handleid­ ing Project Bijzondere Broedvogels V laanderen. Instituut voor Natuurbehoud, Brussel, 29 p. Beyen D. 2004. Krakeend. In: Atlas va11 de Vlaamse broedvogels 2000-2002 (G. Ver111eerscli, A. A11seli11, K. Devos, M. Herre111a11s, /. Steve11s,]. Gabriëls & B. Va11 Der Krieke11, Eds.). Mededelingen van het Instituut voor Natuurbe­ houd 23, Brussel, 142-143 p. Devos K. 2004. S lobeend. In: Atlas va11 de V /amnse broed­ vogels 2000-2002 (G. Ver111eerscli, A. A11seli11, K. Devos, M. Herre111a11s, f. Steve11s,]. Gabriëls & B. Va11 Der Krieke11, Eds.). Mededelingen van het Instituut voor Natuurbe­ houd 23, Bru sel, 150-151 p. Devo K., A. Anselin & G. Vermeersch. 2004. Een nieuwe Rode Lijst van de broedvogels in Vlaanderen (versie 2004). In: Atlas va11 de V laamse broedvogels 2000-2004 (G. Ver111eerscli, A. A11seli11, K. Devos, M. Herre111a11s,]. Steve11s, J Gabriëls & B. Va11 Der Krieken, Eds.). Mededelingen van het Instituut voor Natuurbehoud 23, Brussel, 61-75 p. Faveyts W. & K. Moreau. 2009. Een vroeg broedgeval van Boomvalk Fa/co s11bb11teo, met aandacht voor de herkenning van verschillende leeftijdsklassen. Nat1111r. oriol11s, 75:1-4. Fluyt, F. 2000. Broedvogelinventarisatie regio Leuven. Resultaten inventarisatiejaar 2000. De Boo111k/ever, 28:82-91. Fluyt, F. 2004. Bijzondere broedvogels in regio Leuven. Resultaten van het BBV-project 2003. De Boo111klever, 32:6-10. Hens M. 2000. Avifauna van het Dijleland. Gedocumen­ teerde soortenlijst 1901-2000. In: Vogels in liet Dijle/and (M. Hens, Ed.). De Vrienden van Heverleebos en Meer­ daalwoud i.s.m. De Wielewaal afdeling Leuven, Leuven, 185-238 p. Moreau K. 2001. Opmerkelijke vogelwaarnemingen in de Dijlevallei en omgeving, juni - augustus 2001. De Boo111k/ever, 29:77-86. Moreau K. 2002. Opmerkelijke vogelwaarnemingen in de Dijlevallei en omgeving, maart - mei 2002. De Boo111klever, 30:44-61. Moreau K. 2003. Opmerkelijke vogelwaarnemingen in de Dijlevallei en omgeving, maart - mei 2003. De Boom­ klever, 31:50-69. Moreau K. 2004. Exoten onder de vogels in regio Leuven, 2003. De Boo111klever, 32:78-83.

Moreau K. 2006. Opmerkelijke vogelwaarnemingen in de Dijlevallei en omgeving, juni - augustus 2006. De Boo111klever, 34:101-111. Moreau K. 2007. Opmerkelijke vogelwaarnemingen in de Dijlevallei en omgeving, juni - augu tus 2007. De Boomklever, 35:96-103. Moreau K. 2008. Opmerkelijke vogelwaarnemingen in de Dijlevallei en omgeving, maart - augu tus 200 . De Boomklever, 36:108-125. Moreau K. 2009a. Exoten in het Dijleland: een update (januari 2005 - augustus 2009). De Boomklever, 37:103-108. Moreau K. 2009b. Opmerkelijke vogelwaarnemingen in de Dijlevallei en omgeving, juni - augustus 2009. De Boo111klever, 37:124-130. Moreau K. 2010a. Opmerkelijke vogelwaarnemingen in de Dijlevallei en omgeving, maart - mei 2010. De Boomklever, 38:74-86. Moreau K. 2010b. Opmerkelijke vogelwaarnemingen in de Dijlevallei en omgeving, juni - augustus 2010. De Boomklever, 38:101-110. Moreau K. 20lla. Opmerkelijke vogelwaarnemingen in de Dijlevallei en omgeving, december 2010 - mei 2011. De Boo111klever, 39:79-94. Moreau K. 2011b. Opmerkelijke vogelwaarnemingen in de Dijlevallei en omgeving, juni - augu tus 2011. De Boomklever, 39:112-118. Moreau K. 2012a. Opmerkelijke vogelwaarnemingen in de Dijlevallei en omgeving, maart - mei 2012. De Boo111k/ever, 40:59-69. Moreau K. 2012b. Opmerkelijke vogelwaarnemingen in de Dijlevallei en omgeving, juni - augu tu 2012. De Boo111klever, 40:103-111. Moreau K.,]. Grootjans, W. Coucke & C. Vanden Haute. 2002. Broedseizoen 2002 brengt broedende Woudaap Jxo­ bryclws min11t11s naar Heverlee. De Boomklever, 30: 4- 5. van Dijk A.J. 1993. Handleiding SOVON Broedvoge­ londerzoek. SOVON, Beek-Ubbergen. van Dijk A.J. & A. Boele. 2011. Handleiding SOVON Broedvogelonderzoek. SOVON Vogelonderzoek Ned­ erland, Nijmegen, 60 p. Vermeer ch G., A. Anselin, K. Devos, M. Herreman ,

]. Stevens, J Gabriëls & B. Van Der Krieken. 2004. Atla

van de V laamse broedvogel 2000-2004. Mededelingen van het Instituut voor Natuurbehoud 23, Bru el, 496 p.

De Boomklever

- maart 2013

35


Voae/s b •

�;·

...::..-· ...,. (, � - ·--· -�' I� .

'

....

Opmerkelijke vogelwaarnemingen in de Dijlevallei en omgeving, september - november 2012 Dit overzicht van opmerkelijke en interessante vogelwaarnemingen in het Dijleland beslaat voornamelijk de periode eptember - november 2012. De bestreken regio omvat de gemeenten Kortenberg, Herent, Bertem, Leuven, Oud-Heverlee, Huldenberg, Overijse, Tervuren en de aangrenzende gebieden. De volgende rubriek zal de periode december 2012 - februari 2013 omvatten. Waarnemingen worden voor 5 maart 2013 ingevoerd op www.waarnemingen.be, of bezorgd aan Kelle Moreau, Meibloempje laan 2, bu 3, 8400 Oostende, 0486/ 12.58.77, kelle.moreau@gmail.com.

Waarnemingen van onder meer Patrijs, Knobbel­

Gebiedsafkortingen

zwaan, Krakeend, Slobeend,Pijlstaart, Wintertaling,

WLS =W ilsele/ V ijvers Bellefroid,

Tafeleend, Kuifeend, Dodaars, Fuut, Aalscholver, Blauwe

Reiger, Wespendief,

Havik, Waterral, K-ievit,

Bruine Kiekendief,

Witgat, Houtsnip, Watersnip,

LP

=

Kessel-Lo/ Leopoldspark,

AVP= Heverlee/ Abdij vanPark,

Stormmeeuw, Zilvermeeuw, Kleine Mantelmeeuw,

ZW

Koekoek, alle uilen, Ijsvogel, alle spechten, Veldleeuwerik,

OHN=Oud-Heverlee/ N,

alle

zwaluwen,

Gele

Kwikstaart,

Grote

Gele

Kwikstaart, Graspieper, Blauwborst, Kramsvogel, Koperwiek, Cetti's Zanger, Vuurgoudhaan, Glanskop,

=

OHZ=Oud-Heverlee/ Z, Oppem

Matkop, Kuifmees, Zwarte Mees, Roek, Ringmus, Keep,Putter, Kneu, Goudvink, Appelvink, Geelgors, Rietgor

en alle exoten werden niet in dit verslag

opgenomen maar wel verwerkt. Waarnemingen die op www.waarnemingen.be als onzeker werden gelabeld of waar niet tot exacte soortdeterminatie

Oud-Heverlee/ Zoete Waters,

=

weilanden tussen Bogaardenstraat

(Oud-Heverlee - Korbeek-Dijle) en NGB, NGB=Neerijse/ Grote Bron (deel Doode Bemde), NKV

=

Neerijse/ Kliniekvijvers (deel Doode Bemde),

SA R

=

Sint-Agatha-Rode/ Grootbroek en Tervuren/

KMMA =Koninklijk Museum voor Midden-Afrika.

kon worden overgegaan, werden voor dit overzicht niet weerhouden. Meerdere waarnemingen dienen door het Belgisch Avifaunisti ch Homologatiecomité (BAHC) beoordeeld te worden vooraleer ze definitief

Kwartel

Coturnix coturnix

Er waren nog twee septemberwaarnemingen op

op de Dijleland e lijst kunnen bijge chreven worden,

het plateau Leefdaal - Korbeek-Dijle, van telkens

en worden du

1 ex. op 14 en 16/ 09 (D. von Werne, J. Nysten).

36

onder voorbehoud gepubliceerd.

De Boomklever

-

maart

2013


Grauwe Gans Anser anser

Bergeend Tadorna tadorna

We beperken ons tot de overtrekkende Grauwe Ganzen :

De maanden

eptember tot november vormen

1 ex. ZW te Kessel-Lo/ Kesselberg

traditioneel een wat minder goede periode om

(T. Vandezande)

Bergeenden waar te nemen in het Dijleland. ln

08/10

2 ex. ZW te plateau Sterrebeek-Moorsel

2012 verbleef de soort tijdens deze maanden voor­

(0. Hendrick)

al in het uiterste zuiden van de V laamse Dijleval­

27/10

5 ex. 0 te Huldenberg/Spitsberg

lei, met te SAR 32 waarnemingen van max. 4 ex.

07/10

(F. F luyt), 37 ex. over Kessel-Lo/ Kesselberg

(mooi ge preid over de periode; versch. waarn.).

(T. Vandezande),

Buiten SAR waren er enkel meldingen van telkens

53 ex. ZW te LP (R. Gy bertsen) 28/ 10

1 ex. te

21 ex. NW te Huldenberg/plateau

(F. Fluyt), 4 ex. 0 te Leefdaal/ plateau (D. von Werne) 11/11

20 ex.

24/11

7 ex. N te NKV (B. Nef) en OHZ

28/11

45 ex. NW te Wijgmaal (L. Smets)

28/11

8 ex. NW te Kessel-Lo/Kesselberg

0 te Bertem/Koeheide (E. Macquoy)

Q.

Nysten)

Smient Anas penelope We geven als statistiekje voor deze

min. 1 ex. over OH/dorp

Q.

het verloop van het aantal vogeldagen per maand

Er waren nog waarnemingen van resp. 6, 4, 2 & 1 Zomertalingen te

Rutten)

7 ex. NO te Kessel-Lo/ Kesselberg

(T.

Vandezande), 39 ex. ZO te Meerbeek/ pompstation (A. Smets)

GB op 4, 9, 13 & 19 /09

Langestaart op 30/09 (M. Nicolai) en 1 ex. te SAR

10 ex. ZW te Bertem/ Koeheide (G. Bleys) 135 ex. NW te Bertem/dorp Q. De Rycke),

Topper Aythya marila

110 ex. NO te Bierbeek (G. Vanautgaer­

27/10

200 ex. ZW te 130 ex. N/NW te Erps/ Do­ renveld (P. Moysons), 30 ex. NW te Over­

(1. Nel), 26 ex. ZW te Wijgmaal

(L. Smets)

el,

op 15/10 ( K. van Scharen).

28/10

(C. Deschepper),

(I.

M. Walravens, L. Hendrickx), 1 ex. te Heverlee/

28/11

ijse/stad

oort enkel

Zomertaling Anas querquedula

2 ex. over OHZ (L. Hendrickx),

den), 2 1 ex. over NKV

(I. Nel).

november.

Kolgans Anser alb ifrons

27/10

op 30/11

weer : 37 in september, 44 in oktober en 154 in

(T. Vandezande)

21/10

GB op 19/11 en te OH

1 v te NGB ( K. van Scharen)

Grote Zaagbek Mergus merganser 29/11

lmlv te SAR

(C. Fery)

Geoorde Fuut Podiceps nigricol/is 06/09

11 c win te LP (R. Gysbertsen, B. Verstraete)

Kuifduiker Podiceps auritus 27/10

11 c kj te NGB (L. Hendrickx,

J.

ysten,

D. von Weme e.a.) Deze vogel betreft het 12c geval

( 1 5" ex.) van Kuif­

duiker in het Dijleland, maar slechts het derde ex. sinds 2000 (na 1 ad win te OHN op 27/12/02 en 1 le win te SAR op 14-15/12/07). Ook gaat het om

de eerste oktober- en de vroegste najaarswaar­ neming. De maandverdeling (aantal gevaJlen) bedraagt nu februari 2, maart 2, mei 1, oktober 1, november 4, december 2.

Roerdomp Botaurus stellaris 02, 10/10 & 25/llresp. 1 ex. Z, 1 ex. tp l & te OHZ

Q.

1 ex. tpl

Rutten, G. Vanautgaerden, L. Hend­

rickx, M. Nicolai)

K11ifd11iker NGB 27/10/2012

Mnrc Wnlrnve11s

17 & 29/11 telkens

1 ex. te SAR (I. Nel, J. Buys, C. Fery)

De Boomklever

-

maart 2013

37


.

.

:

-

�ogels

_

.+- -�t:·

:!_�:fi��

_·., ·..

·

Grote Zilverreiger Casmerodius albus

Zwnrte miter SAR 08/09/2012

Gerdn Fluyt

Purperreiger Ardea purpurea

09/09

2 ex. ZW te Meerbeek/pompstation (A. Smets e.a.)

De periode eptember - november wa in het Dijleland goed voor maar liefst 362 ingevoerde waarnemingen van Grote Zilverreiger (versch. waarn.), waarvan 57% (207 waarn.) afkomstig was van SAR. De grootste aantallen verbleven doorgaans echter te NGB (tot max. 21 ex. op 12/09; R. Polfliet). Over de maanden heen was er een aflopende trend in het aantal waarnemingen, met 40% van de waarnemingen in eptember, 33% in oktober en 27% in november. De maximale groepsgrootte vertoonde dezelfde trend : 21 ex. in september, 13 ex. in oktober en 4 ex. in november. 34 waarnemingen (9% van het totaal) hadden betrekking op overvliegende vogels, maar zowel binnen als buiten de trekcorridor van de Dijlevallei vlogen deze vaker in noordelijke dan in zuidelijke richting (15 keer N tot O; 11 keer ZO, Z, ZW tot W; 8 keer richting niet gespecifieerd).

.......

Visnre11d nc/1tervolgd door Hnlsbn11dpnrkiete11 OHZ 06/09/2012

38

De Boomklever

-

maart 2013

Axel Smets


"•,,.

,··��l�-,:v'?gels - ,:-"�-

Kleine Zilverreiger Egretta garzetta

Lepelaar Platalea leucorodia Een eenzame eerstejaar

22/10

2 ex. te Leefdaal/plateau (M. Nollet)

25/10

3 ex. te SAR (G. Vanautgaerden)

Koereiger Bubulcus ibis De 8c Koereiger voor het Dijleland werd op 15 /09 eer t aangetroffen te Oppem, verplaatste zich dan wat naar het noorden, en kon nadien nog door een tiental vogelaars worden waargenomen in de wei­ landen ter hoogte van OHZ O. Nysten, K. Moreau, 1. Nel, D. von werne e.a.). Het 7c ex. werd eerder dit

jaar gezien (23/06, over NKV), waarmee de toene­ mende trend van deze soort in de ons omringende

pelaars in het Dijleland. Deze vogel werd op 4/09 voor het eerst opgemerkt te NGB (T. Vandau­ denard), en verbleef nadien nog tot op 17/09 te SAR (versch. waarn.). Van hieruit maakte hij op 6, 12-13 en 15/09 nog uit tapjes naar NGB (K. van Scharen, R. Polfliet, I. Nel e.a.).

Rode Wouw Milvus milvus 21/09

1 ex. N te Leefdaal/ plateau (J. Nel)

30/09

1 ex. Z te Erps/Dorenveld (R. Stok )

12/10

1 ex. Z te SAR (M. Walravens)

20/10

1 ex. ZO te Meerbeek/pomp tation

(F. Fluyt), 1 ex. Z te Leefdaal/plateau

landen wordt geïllustreerd (1998 - 2001 - 2006 2010/2 - 2011 - 2012/2). Het ging bij de recentste waarneming bovendien om de eerste in september

(K. van Scharen) 21/10

Gysbertsen, B. Verstraete), 1 ex. tpl te

juni 1, juli 1, september 1, november 2).

Bertem/Koeheide (G. Bleys) 22/10

1 ex. tpl te Leefdaal/ plateau (M. Nollet), 1 ex. Z te Overijse/Terlanenveld (T.

31/10

1 ex. ZW te Kessel-Lo/Kesselberg (T.

02/11

1 ex. Z te Everberg (PM De Iemos Esteves)

Kwak Nycticorax nycticorax

Ysebaert) Vandezande), 2 ex. W te LP (R. Gysbertsen)

De adulte Kwak die reeds in augustus 2012 te SAR werd hier nog op 1-2 en 6-9 /09 waargenomen OM Penne, I. Nel, J. Nysten e.a.).

Ooievaar Ciconia ciconia 01/09 09/09

11 ex. ZW te Erps/Dorenveld

3 ex. Z te Kessel-Lo/Kesselberg

(T. Vandezande), 1 ex. Z te LP (R.

(huidige maandverdeling: maart 1, april 1, mei l,

verbleef (de 1oe voor het Dijleland sinds 2000)

Lepelaar maakte in sep­

tember een einde aan het be te jaar ooit voor Le­

Slangenarend Circaetus gallicus Nadat de 6c Slangenarend voor het Dijleland op 26/06/12 werd gemeld te Korbeek-Dijle, was het op 30/09 al de beurt aan het zevende exemplaar. Deze keer ging het om een ex. naar 0 over Oud-He­ verlee/Ormendael (K. Van Scharen). Het gaat om

(S. Boddington)

de eerste mekting voor de maand september (april

3 ex. te SAR (eerst 2 toekomend, later

l, mei 3, juni l, augustus 1, september 1).

de derde) (M. Walravens, N. Terorde, I. Nel e.a.), 1 ex. te NGB (D. Van

Blauwe Kiekendief Circus cyaneus

Quickelberghe, B. Pasau),

De najaarstrek van Blauwe Kiekendieven kwam

1 ex. te Sint-Joris-Weert O. Kempeneers) 10/09

1 ex. over SAR (I. Nel, N. Terorde)

12/09

4 ex. langs E40 te Korbeek-Dijle (P. Van Dorsselaer)

12-13/09 3 ex. langs E40 te Oud-Heverlee (P. Van Dorsselaer, P. Collaerts, G. Vanautgaerden), 5 ex. te Oud­ Heverlee/Ormendael (R. Vuylsteke) 20/09

1 ex. te NKV (G. Vanautgaerden)

25/09

2 ex. te SAR OM Penrie, 1. Nel)

27/09

2 ex. te OHZ (R. Stoks)

09/10

2 ex. Z te Heverlee/Terbank (R. Gysbertsen)

1

begin oktober op gang, wat op de Dijlelandse trektelposten resulteerde in waarnemingen van 13 overtrekkende exemplaren tussen 2 en 31/10 (versch. waarn.). Oktober leverde voorts nog 7 waarnemingen van pleisteraars op, gevolgd door 17 dergelijke waarnemingen in november (versch. waarn.). Op geen enkele datum of plaats ''"erden echter meerdere exemplaren samen opgemerkt, en ook voor slaapplaatsen waren er dus geen in­ dicaties. Opmerkelijk was wel het relatief hoge aandeel adulte mannetjes : maar liefst 6 van de overtrekkers (46%) en 12 van de pleisteraar (50%, hier wel mogelijk dubbeltellingen) waren in dit kleed (versch. waarn.).

De Boomklever

-

maart 2013

39


Ruigpootbuizerd B11teo lngop11s

Kraanvogel Grus grus

27 & 28/ 10 tel ken 1 1" win Z te Kessel-Lo/

10/10

Ke selberg (T. Vandezande)

1 1 ,, win te SAR (M. Walraven ,

06/09

1 ex. te OHZ (A. Smets)

09/09

1 1 win tpl

L. Hendrickx, 1. Nel, J. Nysten) 1 ex. Z te SAR (H. Roo en,

1 ex. ZW te plateau Sterrebeek-Moor el

(A.

23/09

Smets, 0. Hendrick), 1 ex. W te SAR (1. Ne l) 1 ex. te SAR U. ysten, K. Moreau, A. Smets) 1 ex. over Korbeek-Dijle (T. De Smedt) 1 ex. Z te OHZ (L. Hendrickx, H. Roo en)

28/09

1 ex. Z te SAR (A. Smet )

29/09

1 ex. over Leefdaal/ plateau (H. Roosen)

16/09 17/09

Boomvalk Fa/co subbuteo

in potentiële broedgebieden :

1 juv te NGB op 8-9/09

O. Nysten) en te Oppem

op 16/09 (K. Moreau).

1 ex. aud te Leuven/centrum

(M. Nicolai)

01-04/091 juv te SAR (M. O'Briain, J. Nel, M. Walraven e.a.) 09/09

1 juv te NGB (M. Walravens)

Kluut Recurvirostra avosetta

9/10

1 ex. te SAR (JM Penne, I. Nel, E. Etienne)

Griel Burhinus oedicnemus

Dit hou je niet voor mogelijk : nadat de vierde Griel voor het Dijleland net voor de behandelde lee op 21/08), liet deze

oort zich op 7/10 terug

opmerken in de regio. Die dag (8u30) zagen de trektellers te Meerbeek/pompstation immer een ex. in noordwestelijke richting voorbijvliegen (F. F luyt, A. Smets, F. Vandeputte). Het wa het begin van een opmerkelijke reeks waarnemingen. Wel­

Smelleken Fa/co columbarius

licht keerde deze vogel kort na de waarneming te Meerbeek weer om, en was het dezelfde vogel

16/09, 7, 8/10 & 1/11

27/ 09

Haa rode/ zandgroeve (D. van Weme)

periode werd gemeld (auditief over Oud-Hever­

We beperken ons tot de enige waarnemingen van juveniele vogel

75 ex. over Leuven/centrum (M. Nicolai),

Porseleinhoen Porzana porzana

D. Van Quickelberghe, I. Nel e.a.) 13/09

1 ex. aud te

28/11 29/11

02/09

+

28/10

67 ex. Z te Wijgmaal (L. Smets)

Visarend Pmuiion hnlinetus

e

min. 2 ex. over Ottenburg (F. Vandeputte)

telken 1 ex. ZW te Meerbeek/

die anderhalf uur later (lOu) in zuidelijke richting

pompstation (A. Smets, F. Fluyt,

werd opgemerkt boven Korbeek-Dijle/ plateau (L.

R. Uyttenbroeck e.a.) 1 ad v over te Bierbeek/zandgroeve

Van Hellemont). Alsof nog niet genoeg was werd

(D. von Werne)

westelijke richting over Sint-Joris-Weert (R. Stoks)

08/1 0

1 ad v Z te plateau Sterrebeek - Moorsel

01 / 11

(0. & M. Hendrick) 1 ex. over Vo sem (P. Standaert)

dezelfde avond (19u25) een Griel opgemerkt in en werd op 8/10- de dag nadien dus- alweer een overtrekkende Griel gemeld (10u30), nu naar het zuiden over het plateau Sterrebeek - Moorsel (O.

& M. Hendrick). Ook deze beide waarnemingen Slechtvalk Fa/co peregrinus

kunnen makkelijk op hetzelfde individu betrek­

Wie dit 20 jaar geleden voorspelde werd voor gek verklaard : er werden tijdens

king hebben, dat zich tussen de waarnemingen van Korbeek-Dijle en Sint-Joris-Weert (overdag) mogelijk op het plateau van Korbeek-Dijle - Leef­ daal ophield, en ook tijdens de nacht van 7 op

de drie behandelde

8/10 nog in de regio verbleef om dan op 8/10

maanden

zuidwaarts te worden opgemerkt over het plateau

148 waarnemingen

tussen Moorsel en Sterrebeek.

van Slechtvalken opgetekend binnen de grenzen van regio Leuven.

Zilverplevier Pluvialis squatarola

1 ex. ZO te Meerbeek/pompstation (F. Fluyt) Het gaat hier om de 17c Zilverplevier voor het Dijleland, en de tweede in 2012 (na een ex. op 20/10

8/ 06 te Leefdaal/plateau). Voor de 21c eeuw is het

Slec/1tvnlk

reeds de 1oc, als volgt verdeeld over de maanden:

C/1.De c/1epper

mei 2, juni 2, augustus 2, oktober 4. 40

De Boomklever

-

maart 2013


� ---- cj,:��·--;-"vogels ••<

: ""

Kleine Plevier Charadrius d11bius 21 & 28-29/09

resp. 1 ex. & 1 juv te SAR (S. Hotton, A. Smets, R. Stoks e.a.)

Bontbekplevier Charadrius hiaticula 07/09

1 juv te SAR

08-09/09

1 juv te NGB

(1. Nel,]. Ny ten,

L. Hendrickx e.a.) (L. Hendrickx,

H. Roosen, M. Walraven e.a.) 21-23/09

1 juv te SAR

(L. Hendrickx, 1. Nel,

F. Yandeputte e.a.)

Drietee11strm1dloper SAR

02/09/2012

Luc He11drickx

Goudplevier Pluvinlis apricarin 15,29/09&21/10 re p.2,5&1 ex.ZteMeerbeck/ pompstation (K. Moreau, R. Stoks, A. Smet ) 06/10,1&10/11

re p. 1,12&19e .ZteKe

e l- Lo/

Kesselberg (T. Vandezande) 13/ 10 1 ex. Zte O ppem en NGB (1. Nel, L. Hendrickx ) 25 & 28/10 re p. 1 ex. over & 9 ad win tpl op het plateau Sterrebeek-Moor el

(0. Hendrick)

28/10, 17 & 24/11 re p. 9 ex. tpl, l ex. ZW & 1 ex. over te Korbeek-Dijle/ plateau Groe11pootr11iter SAR

06/09/2012

l11grid Nel

(D. von Wernc,

]. Ny ten)

De Boomklever

·

maart

20 1 3

41


1 juv te SAR (R. Ghijsen, L.

2-4/09

Zwarte Ruiter

Calirlris nlba

Drieteenstrandloper

Hendrickx, I. Nel e.a.)

Deze vogel vertegenwoordigt het

Tringa erythropus 70 waarnemingen van 1-2 ex.

05/09-06/10

te SAR (wanneer vermeld ging

se gevaJ van

het in september telken om

Drieteen trandloper voor het Dijleland, en het

juvenielen en in oktober om

lOc exemplaar. Eerdere waarnemingen vonden

adulten in winterkleed; ver ch.

plaat in 1964 (2 ex.), 1967 (2 ex.), 1971, 1972, 1978

waarn.); op 6/10 ook waarge­

en 2005 (2 x 1 ex.), wat illustreert dat het hier nooo een ab olute topsoort voor de regio gaat! Na de waarnemingen van 19/09/72 (SAR) en 7/09/78 (FlorivaJ) gaat het bovendien slechts om de derde najaar waarneming! De maandverdeling is nu aJs volgt: maart 1 - april 1 - mei 3 - september 3. Krombekstrandloper

21-23/091

Calidris ferruginea

1c kj te NGB (L. Hendrickx, K. van Scharen, I. Nel, H. Roosen)

28/09-3/10

1 l c kj te SAR (A. Smets, P. Selke, H. Roosen e.a.)

Het gaat hier om de 12c en 13e gevaJlen van deze oort voor het Dijleland, en het 16c en 17c ex. Met vijf gevallen (incl. de twee van 2012) is september de beste maand voor deze soort (vervolgens 3 ge­ vallen in juli, 2 in augustus en telkens 1 in april, mei en oktober).

Calidris alpina

Bonte Strandlopers pleisterden tijdens het najaar van 2012 hoofdzakelijk te SAR, en er werden en­ kel exemplaren in juveniel/1 winterkleed door­ c

gegeven: 1 op 7-13/09, 1 op 18/09, 3 op 19-22/09, 1 op 23-29/09, 2 op 30/09, 7 op 1/10 en 9 op 2-4/ 10. Buiten SAR werd de soort enkel te NGB opgetekend, met resp. 1 ex. & 2 juv op 18 en 26/09 (R. P olfliet, 1. Nel). Regenwulp

11/09

08/09 15/09 07/11

Tringa totanus

6-7, 29/09 & 3/lOresp. 1, 2 & 1 ex. te SAR (H. Van den Broeck, I. Nel, F. Vandeputte e.a.) 15-16, 21-23 & 26/09 NGB

resp. 4, 1 & 1 ex. te

Q. Nysten, K. Moreau, R. Stoks e.a.)

1 ex. te NKV (L. Hendrickx)

22/09

Groenpootruiter

Tringa nebularia

Groenpootruiters verbleven tijden het najaar van 2012 overwegend te SAR, met waarnemingen van 1-4 ex. op 38 data van 1/09 tot 15/10 (versch. waarn.). Buiten SAR waren er waarnemingen te NGB (resp. 2, 3 & 2 ex. op 3-4, 16 & 23/09; 1. Nel, H. Roosen, K. Moreau e.a.), Oppem (re p. 2 & 1 ex. op 6 & 13/10; B. Nef, L. Hendrickx, 1. Nel) en OHZ (telkens 1 ex. op 8 & 13/10; G. Ryken, L. Hend­

Oeverloper

Actitis hypoleucos

De maand september leverde in de Dijlelandse vijvergebieden nog 85 waarnemingen van Oever­ lopers op (versch. waarn). 60 van deze waarne­ mingen (71%) kwamen van SAR, met maximaaJ 8 ex. op 11/09 (M. WaJravens). Andere waarne­ mingsplaatsen waren Heverlee/Langestaart (6 waarnemingen van 1-2 ex. tss 1 & 25/09; R. Gys­ bertsen, M. Nicolai, E. Toorman e.a.), NGB (16

Numenius phaeopus

1 ex. W over het plateau Sterrebeek - Moorsel (O. Hendrick)

Wulp

Tureluur

rickx, 1. Nel).

Bonte Strandloper

42

nomen te NGB (B. Nef)

- zeker tijdens de laatste decennia - om

teed

Numenius arquata

waarnemingen van 1-2 ex. tss 2 & 23/09; 1. Nel, K. van Scharen, L. Hendrickx e.a.), NKV (1 ex. op 22/09; L. Hendrickx), OHZ (5 ex. op 18/09; F. Van­ deputte) en Wilsele/dorp (1 ex. aud op 2/09; R. Uyttenbroeck).

Philomachus pugnax

2 1c win te SAR (L. Hendrickx, 1. Nel,

Kemphaan

D. von Werne e.a.)

29/09

1 juv te OHZ (R. & S. Ghijsen)

1-3/10

1 imm te SAR

1 ex. ZW te Everberg/Vrebos (A. Smets) 1 ex. W te SAR (1. Nel)

De Boomklever

-

maart 2013

(F. Vandeputte, J. Rutten,

H. Vandevoorde e.a.)


.

-� . ·

28-29/09 1 juv te SAR (R. & S. Ghij en, P. Selke,

·.

2, 9 & 16/09 re p. 3, 1 & 1 ex. ZW te Meerbeek/

R. Polfliet e.a.)

pompstation (A. Smets, F. Fluyt, R. Stoks, K. Moreau, F. Vandepu tte)

Pontische Meeuw Lanis cachinnans 1 3c win te SAR (1. Nel)

10/09

1 ex. ZW te Erps/Dorenveld (A. Smet )

13/ 09

2 ex. ZW op het plateau Sterrebeek­ Moorsel (A. Smet , 0. Hendrick)

Zwarte Stem Chlidonias niger 16/09

�-.

Duinpieper Anthus campestris

Dwergmeeuw Hydrocoloeus minutus

3/11

:..�;; _ Vo gels

2 ex. te NGB (H. Roosen)

27-28/091 ex. te Overijse/Meer van Genval (S. Beni ch, R. Gailly, F. Vandeputte e.a.)

Er werden dit jaar maar lief t twee Grote Pieper

Oehoe Bubo bubo Op 5/10 omstreeks 3u30 werd te Ke geving achterkant

el-Lo (om­

tation Leuven) een Oehoe

waargenomen (P. Smets). De vogel zat aanvanke­ lijk op de weg en vloog later het station over. Het wa helaa

Grote Pieper Anthus richardi

te donker om een ring of riempje

op

te kunnen merken.

opgemerkt in de regio : 27/ 09

1 ex. ZW te Leefdaal/ plateau (F. Vandeputte)

22/ 10

1 ex. ZW te Heverlee/Terbank (H. Roo en)

Deze vogel vertegenwoordigen het 6c en 7c geval van deze soort voor het Dijleland. Eerdere waarne­ mingen vonden plaat in 1946 (maart, het enige voor­ jaarsgeval), 1963 ( ep), 2000, 2003 en 2011 (3 x okt).

Boomleeuwerik Lullula arborea De Boomleeuwerik werd tussen 29/09 en 9/11

Boompieper Anthus trivia/is

48 keer ingevoerd op dijleland.waarnemingen. be. Een overzicht per locatie : Meerbeek/pomp­

De Boompieper verging het tijden

de maanden

station (resp. 5, 6, 1, 69, 5, 4 & 55 ex. 'ZW op 29,

eptember - november 2012 als volgt in het Dijle­

30/09, 7, 8, 12, 13 & 20/10; R. Stoks, F. Fluyt, F.

land : plateau Sterrebeek-Moor el (6 waarnemin­

Vandeputte, R. Uyttenbroeck, A. Smets e.a.), Ber­

gen van 1-4 ex. tss 1/09 & 10/10; 0. Hendrickx,

tem/Koeheide (re p. 2, 3 & 7 ex. ZW op 30/09, 7 & 13/10; G. Bleys), Bierbeek/zandgroeve (re p. 1,

1, 8, 1 & 7 ex. over op 30/09, 15, 17, 19/10 & 4/11; D. von Werne), Sint-Joris-Weert/centrum (resp. 1 & 2 ex. Z op 30/09 & 7/10; R. Stoks), plateau Ster­

rebeek-Moorsel (resp. 6, 6, 14, 1, 3, 10 & 12 ex. ZW op 30/09, 3, 8, 9, 10, 21 & 22/10; 0. Hendrick, A. Smets), Kessel-Lo/Kesselberg (resp. 3, 7, 3 & 2 ex. Z op 3, 7, 31/10 & 1/11; T. Vandezande), Haasro­ de/zandgroeve (21 ex. ter plaatse op 7/10; D. von Werne), Leefdaal/plateau (resp. 1 ex. aud, 4 ex. tpl & 1 ex. 'ZW op 7, 10/10 & 9/11; D. von Werne,

A. Smet ), Bertem/Koeheide (8 waarnemingen van 1-5 overvliegende ex. ts 7 & 30/09; G. Bley ), Haasrode/zandgroeve (telkens 1 ex. tpl op 7, 16 & 21/09; D. von Werne), Ke sel-Lo/Ke

elberg

(resp. 1 & 2 ex. Z op 9/09 & 7/10; T. Vandezande), LP (1 ex. over op 9/09; T. Vandezande), Sint-Jori Weert/centrum (telkens 1 ex. Z op 10 & 16/09; R. Stoks), Bierbeek/zandgroeve (1 ex. aud op 15 /09; D. von Werne), Heverlee/Terbank (2 ex. tpl op 15/09; H. Roosen), NKV (1 ex. over op 15/09; W. Claes), Meerbeek/pompstation (re p. 9, 5, 2, 3 &

H. Roosen), Overijse/Maleizen (resp. 8 ex. tpl & 9 ex. 'ZW op 8 & 22/10; S. Peten), Oud-Heverlee/

1 ex. Z op 16, 23, 29, 30/09 & 2/10; K. Moreau, F.

Meerdaalwoud (10 ex. over op 11/10; R. Gue­

aud & 2 ex. NW op 21 & 23/09; D. von Weme, B.

linckx, J. Lambrechts), Heverlee/Terbank (28 ex. ZW op 14/10; H. Roosen), Leuven/centrum (1 ex.

Forget) en SAR (1 ex. Z op 23/09; R. Stok ).

Fluyt, R. Stoks e.a.), Leefdaal/plateau (resp. 1 ex.

Z op 27/10; F. Fluyt) en Bertem/rand Bertembos (1 ex. 'ZW op 9/11; G. Bleys).

De Boomklever

·

maart

2013

43


Waterpieper Anthus spinoletta De eer te Waterpieper

voor het najaar van 2012

waren 8 ex. op 21/10 te OHZ (L. Hendrickx). Nadien werden er nog 31 waarnemingen geno­ teerd (versch. waarn.), met 25 ex. op 16/11 te SAR (R. Uyttenbroeck) als groot te concentratie.

Pestvogel Bombycilla gnrrulus 08/ 11 19/11 21/11

Paapje Saxicola rubetra Er werden tijden

de eerste helft van de behan­

delde periode 42 waarnemingen van Paapje ont­ vangen uit het Dijleland. Een overzicht per locatie : Erps/Dorenveld (resp. 9, 12, 2, 1 & 4 ex. op 1, 3, 4, 30/09 & 7/10; M. Mergaerts, S. Boddington, A. Smets e.a.), plateau Sterrebeek-Moor el (re p. 2, 5, 3, 1 & 1 ex. op 1, 4, 15, 20 & 30/09; 0. Hendrick, A. Smet , R. Polfliet), Meerbeek/pompstation (resp.

1 ex. kort tpl en dan ZW te Wilsele/dorp

5 & 1 ex. op 2/09 & 21/10; A. Smet ), Neerij e/

(W. Claes)

Tersaert (2 ex. op 2/09; R. & S. Ghij en), OHZ (2

3 ex. kort tpl en dan ZW te Heverlee/

ex. op 9/09; M. Walraven ), Haa rode/industrie­

Carnpu 200 (B. Willaert)

terrein (1 ex. op 10/09; D. von Werne), Leefdaal/

1 ex. 0 te Wilsele-Putkapel/Kwade

plateau (19 waarnemingen van 1-11 ex. op 12 data

Hoek

Q. De Rycke)

De vorige Pe tvogel

in de streek dateerden

)echt van de winter 2010/2011.

Grauwe Klauwier Lanius collurio 1 1c win te Leefdaal/

21, 30/09, 2, 4 & 7/10

plateau (D. von Weme, R. Stoks, I. Nel e.a.) Het gaat hier om de 11c Grauwe Klauwier voor het Dijleland in de 21c eeuw, maar slechts om de derde in het najaar. Het is bovendien veruit de laat te (de eerdere najaar gevallen vielen immers op 14/08/05 en 21/08/00). Alle voorjaarsgevallen komen uit de maand mei.

tussen 14/09 en 11/10; ver ch. waarn.) en Kor­ beek-Dijle/plateau (resp. 2, 2 & 1 ex. op 16, 30/09 & 7/10.; ]. Nysten, R. Stok, L. Van Hellemont).

Tapuit Oenanthe oenanthe Er werden tussen 1/09 en 9/10 32 waarnemingen van Tapuiten genoteerd op 13 ver chillende loca­ ties in het Dijleland (ver ch. waarn.). Het groot te aantal betrof slechts 6 ex. op 3/09 te Erps/ Doren­ veld (A. Smets).

Beflijster Turdus torquatus Met op 26/09 reeds een ex. te Leefdaal/plateau (P. Standaert) en een man over Meerbeek (A. Smets)

Gekraagde Roodstaart Phoenicurus phoenicurus 04/09

1 1c kj m te Heverlee/Terbank (H. Roo en)

06/09

1 ad v te Leefdaal/ plateau (K. van Scharen)

08/09

1 ad v te LP (B. Verstraete) 1 ad v te Tervuren/KMMA (C. Willis)

18/09

3-4 & 6/10 09/10 20/10

1 ex. te Heverlee/Oost (K. Gielen)

(R. Uyttenbroeck) 1 ex. te Bierbeek/Korbeek-Lose traat (D. von Werne)

1 l"kj m te Leuven /centrum

waren de eerste Beflijster voor het najaar van 2012 er relatief vroeg bij. Te Leefdaal/plateau werd de soort nadien nog gespot op 29, 30/09, 2, 7, 17 (2 ex.) & 20/10 (allen pleisteraars, de laatste in een tuin) (R. Stoks, H. Roosen, F. Vandeputte, K. van Scharen), te Meerbeek wa

dat het geval op 7 (2

ex. ZW), 8 (1 ex. ZW), 12 (5 ex. ZW) en 13/10 (1 ex. ZW) (A. Smets, F. Fluyt, R. Uyttenbroeck, H. Roo­ sen). Overige waarnemingsplaatsen waren Kes­ sel-Lo/Kesselberg (resp. 2 & 1 ex. Z op 6 & 20/10; T. Vandezande), Heverlee/Terbank (1 ex. kort

Roodborsttapuit Saxicola rubicola Hoewel er voor de periode september - oktober 41 waarnemingen van Roodborsttapuiten werden ontvangen uit het Dijleland, kwamen deze slechts

pleisterend op 13/10; H. Roosen) en Bierbeek/ zandgroeve (1 ex. Z op 20/10; D. von Werne).

Buidelmees Remiz pendulinus

: Meerbeek/pompstation (lm op

Tijdens het najaar van 2012 verbleven gedurende

2/09; A. Smet ), plateau Sterrebeek Moorsel (9

langere tijd enkele Buidelmezen te SAR, al zat er

van 6 locatie

waarnemingen van 1-4 ex. tu en 4/09 & 9/10; A. Smet , 0. Hendrick, R. Polfliet, E. Etienne), Leefdaal/plateau (19 waarnemingen van 1-6 ex. tu

en 29/09 en 15/10; ver ch. waarn.), Erps/Do­

soms veel tijd tussen twee opeenvolgende waar­ nemingen. Een overzicht : 3 ex. (lm, 1v, ljuv) op 22/09 (L. Hendrickx, 1. Nel), 2 ad op 28/09 (R.

R. Stoks, 1. Nel, L. Hendrickx) en Korbeek-Dijle/

F. Vandeputte), 1 ex. aud op 06/10 (R. Stoks), lmlv op 11/10 (I. Nel) en 1 ex. op 12/10 (F. Rarnpelbergh, M. WaJravens).

plateau (lmlv op 7/10; L. Van Hellemont, E. Toor­

Op 2/11 vloog tenslotte nog een ex. naar N over

renveld (re p. 4 & 2 ex. op 30/09 & 7/10; R. Stoks), SAR (resp. lv, 1 lc win & lm op 1, 13 & 21/10;

man). 44

De Boomklever

Stoks), 2 ex. op 03/10 (1. Nel,

SAR (A. Baccaert).

-

maart

20 13


.

-

....

"

· .-

..

··

- -

.

:.:.

Vogels

'I_,"_

·- --

Bonte Vliegenvanger Ficedula hypoleuca

Europese Kanarie Serinus serinus

01/09

1v op het plateau Sterrebeek - Moorsel

7 /10

(O. Hendrick)

(M. Abts, D. von Werne, R. Stoks) 7, 8 & 13/10 resp. 1, min. 2 & 2 ex. Z

Grauwe Vliegenvanger Muscicapa striata 01/09

1 ex. te Erp /Dorenveld (S. Boddington)

02/09

1 ex. in Mollendaalwoud (G. Vanautgaerden)

8, 9 & 11/09

resp. 2, 1 & 2 ex. te LP

lml v tpl te Haasrode/zandgroeve

te Meerbeek/ pompstation (F. Fluyt

,

A. Smets, H. Roosen)

17/10

1 ex. ZW te Leefdaal/plateau (H. Roo en)

10/11

1 ex. over te Oud-Heevrlee/ dorp Q. Rutten)

09/09

(B. Ver traete, R. G ysbert en) 1 ex. te OHZ (M. Walraven )

Kleine Barmsijs Carduelis cabaret

16/09

1 ex. te Bierbeek/Korbeek-Lo e traat

13/10

(D. von Werne)

14/10 & 15/11

Gaai Garrulus glandarius

resp. 1 ex. W & 3 ex. 0

te Oud-Heverlee/dorp 27/10 & 7/11 28/10

Gaaiengolf ons pas zo recent als in 2010 over­

14/11

spoelde was het in 2012 terug zo ver, zij het dat

17/11

re p. 1 & 2 ex. te OHZ

1 ex. te OHN (D. von Werne) 1 ex. over in Heverleebos Q. Rutten) 17 ex. te Sint-Agatha-Rode - Terlanen/ LaanvaJlei - Onderbo (S. Peten)

de huidige invasie van iets minder grote omvang 30/11

4 ex. te SAR (G. Fluyt)

ren er opvallend meer pleisterende Gaaien aan­ wezig in de hele regio. Ter vergelijking : in 2011

Grote Barmsijs Carduelis Jlnmmen

(een normaaJ jaar) werden er tijdens de periode

23/11

september - november 69 waarnemingen van Gaaien ingevoerd op dijleland.waarnemingen.be, met een groepsgrootte van doorgaans 1-4 ex. en een enkele uitschieter tot 10 ex. Tijdens dezelfde periode in 2012 ging het om 233 waarnemingen (+238%), de gemiddelde groepsgrootte was echter

Q. Rutten)

(P. Collaerts, D. Michiel , J. Rutten)

Najaarsinvasies van Gaaien lijken de laatste jaren wat frequenter voor te komen. Nadat de vorige

was. Vooral tijdens september en oktober wa­

1 ex. over Sint-Jori -Weert (R. Stok )

2 ex. te Everberg/Vrebo (A. Smet )

barmsijs sp. Carduelis cabaretlfl.am111en 21/10, 11 & 25/ll re p. 1, 2 & 1 ex. over Bertem/Koeheide (G. Bley ) 14 & 29/11

re p. aud over e n 1 ex. te LP

Q. Lambrecht

, B. Ver traete)

niet opvallend gestegen (aJ waren er nu wel meer uitschieters van grotere 'lokaJe' groepen tot 19

27/10

1 ex. Z\V te Ke el-Lo/Ke elberg (T. Vandezande)

4/11

2 ex. ZW

ex.). Maar vooral de trektellingen lenen zich goed

24/11

1 ex. te

om de doortocht te illustreren: 488 ingevoerde ex. in 2012 tegenover slechts 1 in 2011.

29/11

5 ex. te SAR (C. Fery)

te Bierbeek/zandgroeve (0. von Werne) K V (B.

ef)

De Boomklever

- maart

2013

45


-

.

"

��

Vogels -

�-.· -

-

- ----�...

�.�.�� "

·

-

-

·- -

Kruisbek

....

Loxia curvirostra

Er werden 26 waarnemingen van Kruisbekken ontvangen,

waarvan

minstens

zuidwaarts

20

overvliegende groepje betroffen (versch. waarn.). De groot te groep (11 ex.) vloog op 13/10 echter NW te Sint-Jori -Weert (R. Stoks).

Grauwe Gors 01/11

Emberiza calandra

1 ex. te Haasrode/zandgroeve

9, 10 & 11/11

(D. von Werne)

resp. 4, 3 & 2 ex. te

Korbeek-Dijle/ plateau

24/11

Q. Nysten) 3 ex. te Leefdaal/plateau Q. Nysten)

Ortolaan 10/09

Emberiza hortulana

1 ex. ZW te Erps/Dorenveld (A. Smets)

Het betreft de 11c Ortolaan voor het Dijleland inds 2000 (geen in 2003, 2010 en 2011).

Ijsgors

Calcarius lapponicus

(D. von Werne) (A. Smets)

28/09

1 ex. Z te Bierbeek/zandgroeve

20/11

1 ex. ZW te Meerbeek/pompstation

Het gaat hier reeds om de 17c en 18c gevallen van deze oort in het Dijleland sinds 1975 (waarvan !echts drie voor 2000).

Samenstelling Kelle Moreau, keile.moreau@gmail .com

46

De Boomklever

-

maan 20 13

Grauwe gors Leefnnl Plnten11 11/11/2012 jo/in11 Nyste11


-1r.:·

--=

.

��-'..;.�";-

L

·-

2de O r p oep

hernieuwing abonnement

U kan zich (opnieuw)

abonneren op

de Boomklever door

overschrijving van 10 EUR op rekeningnummer

BE86001155216850 (IBAN) met BIC GEBABEBB van de N atuurstudiegroep Dijleland, met vermelding van AB02013 +

naam en adres. Een steunabonnement kost 15 EUR of meer. Het bestuur van de Natuurstudiegroep Dijleland dankt u bij voorbaat

De Boomklever ·

maart

2013

47


.

Aaiviteiten

-

_ ·.

- -".�"'' :.�. �

;

- - --- _..._ . , :

_ .

Activiteiten Aue activiteiten van de Natuurstudiegroep Dijleland en eventuele wijzigingen zullen ook aangekondigd worden via de Dijlevallei-maillijst (http:/ /groups.yahoo.com/group/Dijlevallei/).

Woensdag I mei 2013 l 4u00-l 7u00

Zaterdag 15 juni l 4u00-l 7u00

Stadsbijen in Leuven

Mierenexcursie Kesselberg

Steden zijn over het algemeen net iets warmer dan

Op de warme hellingen van de Kes elberg zijn heel wat

het platteland in de parken, langs de stadse Dijle

soorten mieren te vinden. Onder leiding van El Lom­

en in en rond de historische gebouwen gaan we

melen gaan we op zoek naar deze mysterieuze beestjes.

op zoek naar warmteminnende soorten. Verras­

Afspraak: Parking Kesselberg in de Koning traat

singen zijn dus niet uitgesloten.

Leiding: Els Lomrnelen

Afspraak: Hoofdingang Station L euven Leiding: Koen Vandenberghe

(els.lommelen@gmail.com of 0483/ 45 46 30)

koen.vandenberghe@gmail.com) Koenraad Reynaert (koe111:aad.rey11aert@gmail.co111 of 0497/53 21 51)

Zaterdag 4 mei 2013

Zaterdag 13 juli 2013 10u00-17u00

Op zoek naar de Knautiabij in het Dijleland Met deze activiteit willen we de zeldzame knautiabij,

Big Day

die enkel op beemdkroon vliegt, verder inven­

De vierde Big Day : ga voor een topscore en geniet ondertus en van onze mooie Dijlevallei die vorig jaar meer dan honderd soorten op één dag te bieden

tariseren in het Dijleland in het kader van een project rond deze soort. We gaan eerst een kijkje nemen op de enige gekende vliegplaats van deze mooie bij in het L euvense, waarbij ook uitleg zal

had!

gegeven worden over levenswijze en voorkomen

Voor meer informatie en inschrijvingen :

in ons landje. Vervolgens zullen we in. de buurt

Kri Van Scharen (kris.van.scharen@telenet.be)

gekende groeiplaatsen van beemdkroon afzoeken op het voorkomen van de knautiabij. Hierbij zullen onder andere de Koeheide en het plateau

Zaterdag 25 mei 2013 14u00-l 7u00

Insectenexcursie

van Korbeek-Dijle aangedaan worden. Uiteraard zullen ook andere bijen niet aan ons speurend oog ontsnappen. Gelieve op voorhand contact op te nemen met de

De eer te van drie insectenexcursies in Meerdaalwoud in 2013.

Afspraak: Parking Speelberg lang de Weert edreef nabij kruispunt met Meerdaalweg, Sint-Joris-Weert

Leiding: Roel Uyttenbroeck (roel_uyttenbroeck@hotmail.com of 0495 / 62 88 63)

48

De Boomklever

-

maart 2013

leiding voor de organisatie van het transport.

Afspraak: de kerk van Everberg Leiding: Pieter Vanormelingen (pietervanormelingen@hotmail.com

of 0487/53 01 63)

of Koen Vandenberghe (koen.vandenberghe@gmail.com of 0485/162619)


selfoto

aa

1

)

De eerste raadselfoto werd beantwoord door 7 le­ zers, een bescheiden succes, zeker in vergelijking met de analoog in Oriolus die meestal ook maar enkele tientallen inzendingen telt... De meesten hadden er geen echt probleem mee, maar 1 stem(14%) ging naar een bleek uitgevallen

Kemphaan Philomachus pugnax. Al bij al nog niet zo'n gekke keuze want onze vogel heeft wel wat kenmerken die bij Kemp­ haan zouden passen maar de toch duidelijke wenkbrauwstreep sluit Kemp­

NATUURPRAATCAFE Vond/ zag u een "vreemd " dier of plant en wil u hulp om te weten wat het is ? Of zit u al langer met vragen over

haan uit. Mogelijke verwarring vanwege de witte stuit maar ook deze is bij

dingen die u in de natuur

Kemphaan beperkt tot een witte V. Er is het iets grotere formaat maar dat is

kon zien? Misschien heeft u

moeilijk te beoordelen als men geen andere vogel als referentie heeft ... Bo­

vragen over het milieu in het

vendien is het kleinste wijfje Kemphaan wellicht niet groter dan het grootste

algemeen? Wie weet zijn er

exemplaar van de raadselvogel.

dingen die u als meer ervaren

De Bonapartes Strandloper Calidris fuscicollis die een ander deelnemer

waarnemer liever niet aan

wakker hield, heeft dan weer wél die opvallende witte wenkbrauwstreep. Bo­

de grote waarnemingen.be­

napartes heeft bovendien ook een witte stuit en een lange handpenprojectie

klok hangt? Ook als meer

en vermits de bek niet te zien is ... Op schouder en mantel heeft deze strand­

ervaren medewerker heeft

loper opvallende witte V-'s die de gezochte vogel mist. Maar de belangrijkste

u mogelijk toch vragen over

reden waarom het geen Bonapartes kan zijn is dat het een vogel uit de Dij­ lelandse natuur moest zijn en Bonapartes Strandloper is (helaas) daar nog nooit waargenomen! Zes

(6)

stemmen of 85% hadden het dus bij het rechte eind en kozen voor

Krombekstrandloper Calidris ferruginea: duidelijke wenkbrauwstreep, witte stuit , een veeleer grijs kleed en regelmatige geschubde bovendelen,

de Bijzondere Broedvogel Inventarisatie? Of zou u er graag aan meewerken... Of heeft u gewoon zin om wat te babbelen met gelijkgezinden!

vage bruin-roze borst en keel, wijst bovendien op een juveniele vogel wat drie(3) opmerkzame deelnemers niet was ontgaan! (foto door Axel Smets te

Kortom vanaf nu kan u elke

Overijse-Terlanenveld eind augustus 2011)

eerste en derde donderdag

De immer beschikbare onschuldige kinderhand besliste dat Pieter Moysons

van de maand terecht van 20-

uit Erps-Kwerps, dus een jaarabonnement op de Boomklever 2014 wint.

22u in de ViaVia te Heverlee,

Proficiat!

Naamse Steenweg 227-229

Opgave raadselfoto 2 Kan u me vertellen waar in de Dijlevallei deze foto werd gemaakt? An tw.: gemeente en elementaire oriëntatie. (bv: Florival , kijkend in oostelijke richting) Antwoorden uiterlijk 15 mei 2013 bij kris.van.scharen@telenet. be of Korbeekstraat 27 te Leefdaal.

vlak bij overweg en station, om bij een pint of een koffie uw vragen te stellen aan een aantal bestuursleden van de Natuurstudiegroep Dijleland.

We starten er mee na de Paasvakantie op donderdag 18 april 2013.

(Vraag aan de toog even waar de NSGD-ers zich ophouden!}

De Boomklever - maart 201 3


Inhoud •

1

�.

I

EDITORIAAL

INSECTEN De dag- en nachtvlinders van het Dijle/and Deel VII: Noctuidae (Uilen)

2

André Verboven

BIODIVERSITEIT Watergebonden ongewervelden in W ijgmaal

10

NobbyThys

ZOOGDIEREN De bever in Vlaanderen en in de Dij/eva/lei

14

Kristijn Swinnen

VOGELS Bijzondere broedvogels in het Dijle/and,

'L

broedseizoenen 2008-2012, deel I

18

Kelle Moreau

Opmerkelijke vogelwaarnemingen in de Dij/eva/lei en omgeving, september - november 2012

36

Kel/e Moreau

OPROEP

47

ACTIVITEITEN Activiteiten

48

RAADSELFOTO ZIE KEERZIJDE NATUURPRAATCAFE ZIE KEERZIJDE

Coverfoto: Winterkoning begroet de lente ©Erik De Clercq

,-


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.