De Teunisbloempijlstaart duikt op in Egenhoven, een primeur voor het Dijleland
0
nlan gs, eind juli, bij werken in de tuin vielen mij twee
grotere rupsen op, zich te goed doend aan de bladeren van een teunisbloem.
Nieuwsgierig
naar
welke soort heb ik mij op het in ternet gestort, gezien mijn lec tuur over
vlinders zich beperkt
tot een boekje over dag vlinders van de Benelux - mij ooit nog ge schonken door dhr. Jos Monnens - en het was vrij snel duidelijk dat het hier waarschijnlijk een nacht vlinder betrof. Nu, zoeken op het internet zonder
te weten waar
precies te starten, blijkt een be hoorlijk
frustrerende
bezigheid.
Na enkele uren dan toch maar eens "rups+teunisbloem" (zucht) geprobeerd en welaan, daar ver schijnt toch wel Teunisbloempijl staart
(Proserpinus proserpina).
De bij
horende foto's namen alle twijfel weg.
Van rups... Zoals gezegd zaten de rupsen dus op een teu nisbloem, de Middelste meerbepaald (Oenothera
bienni ). Dat blijkt dan ook een waardplant te zijn, net als Wilgenroo je, Basterd wederik en Kattenstaart. De habitat wordt omschreven al open plekken in vochtige bossen, bo randen en warme open plaatsen. Dat leek mij wat vreemd, gezien een tuintje in Egenhoven niet echt onder één van die categorieën valt, maar goed, blijk baar voelt de soort zich er toch thuis. Inder daad, ook in stedelijke gebieden lijkt de oort het naar haar zin te kunnen hebben, zolang er maar voldoende waardplanten staan. Wat de herkenning betreft, is de soort al rup behoorlijk onmi kenbaar. Volgroeide rup en zijn opvallend groot in verhouding tot de vlin der (60-70 mm). Jonge rupsen zijn groen, met een gele dorso-laterale lijn, rup en in hun laat ste "kleed" zijn bruinig met zwarte puntje op de rug, zijkanten en onderzijde zijn bruingeel, met schuine, donkere strepen op de zijkant. In elke streep zit een rood-blauw "oog". Sommige rupsen hebben een eerder creme witte ba i kleur, anderen zijn zoals gezegd eerder bruin. Waar andere pijlstaarten hun naam halen uit een stekelige appendix, betreft het hier een op vallende zwartomrande matgele vlek. De pop is roodbruin met een donkerder hoofd en abdomen. Het heeft wat weg van de pop van een Oleanderpijlstaart (Daphni nerii een superzeldzame trekvlinder uit subtropische ge bieden), maar i met zijn 25-30 mm veel kleiner (65-70 mm voor Oleanderpijlstaart). Tijden de overwinteringsfase is ze in de strooiselllaag tot soms 2-5 centimeter diep in natte, zachte bo dem terug te vinden. -
... tot vlinder De volwassen vlinder (imago) heeft donkere dwarsbanden op de voorvleugel, die ongeveer 18-22 mm meet, hetge n zorgt voor en spanDe Booml<lever - september 2009
85