Lieveheersbeestjes in het Dijleland
L
ieveheersbeestjes vierde
groep
vormen
insecten
de
waar
van we in dit themanummer het gekende actuele voorkomen in het Dijleland
schetsen.
De
aandacht
voor lieveheersbeestje nam sterk toe na de publicatie van een han dige determinatietabel en daaraan gekoppelde oproep tot het verza melen van gegevens (Baugnée et al., 2001). In 2004 verscheen er een eerste voorlopige verspreidingsat las voor Vlaanderen (Adriaens & Maes, 2004). Ondertussen verza
beestjes
(Epilachninae). De tweede groep wordt
gevormd door de subfamilies van de nepkapoentjes
(Coccidulinae) en dwergkapoentjes (Scymninae). Deze bijdrage beperkt zich tot de lieveheersbeestjes van de eerste groep. De weinige waarnemingen van 'kapoentjes' werden in de analyses van deze bijdrage niet gebruikt. Van de
35 vlot te determineren lieve
heersbeestjes in Vlaanderen werden er sinds 2001
27
soorten aangetroffen in het Dijleland.
Verspreiding van de waarnemingen •
Om het voorkomen en de relatieve abundanties van lieveheersbeestjes in te schatten hebben we ons be perkt tot een analyse van de gegevens in gebieden waar een minimum aan inventarisatie-inspanning geleverd is (aantal waarnemingen> >
5; aantal soorten 3). Het gaat in totaal over twintig gebieden ver
melt de Vlaamse werkgroep 'Coc
spreid over het Dijleland, met onderling zeer sterke
cinula' zo veel mogelijk waarne
verschillen in inventarisatiegraad (6-190 waarne
mingen van lieveheersbeestjes uit
waarnemingen is afkomstig uit deze
Vlaanderen. Hun gegevens uit de
Op de meeste locaties buiten deze gebieden is er
periode 2001-2006 vormen samen met het archief van de natuurstu diegroep (2004-2006) de basis voor deze bijdrage.
mingen/gebied; tabel
1).
Negentig procent van alle
20
gebieden.
doorgaans nog nooit gericht naar lieveheersbeest jes gezocht. Uit een analyse van de ligging van deze 'witte gaten' valt dan ook geen ecologisch-relevante informatie te halen. Deze niet- tot onderbekeken ge bieden situeren zich veelal aan de oostelijke en wes telijke randen van het Dijleland, weg van de centrale Dijle-as, en komen in belangrijke mate overeen met de 'witte gaten' voor de andere soortengroepen.
Inleiding
De best onderzochte gebieden zijn de natuurreserva ten 'Rodebos' (Sint-Agatha-Rode) en 'Doode Bemde'
Vanuit praktisch oogpunt kan men de lieveheers
(Neerijse, Oud-Heverlee), met respectievelijk
beestjes opsplitsen in twee groepen. Een groep met
en
over het algemeen grote lieveheersbeestjes die vlot
riseerde gebieden zijn de Kesselberg (Kessel-Lo)
118
gegevens (tabel
1).
190
Andere goed geïnventa
te determineren zijn, en een groep van kleinere, vaak
en de Leuvense stadskern. Figuur
moeilijk te determineren soorten waarvan de ken
gestelde soortenrijkdom per lxl km2 hok. De voor
nis omtrent voorkomen en verspreiding gering is. De
lopige 'hotspots' zijn het Rodebos, de Kesselberg en
eerste groep bevat de subfamilies van de echte lieve
de Doode Bemde. Abdij van Park (Heverlee), het
heersbeestjes (Coccinellinae), breedkoplieveheers
Torfbroek (Berg) en het Grootbroek (Sint-Agatha
beestje
Rode) lijken van de 20 reeds (minimaal) onderzochte
24
(Chilocorinae) en bladetende lieveheers-
De Boomklever maartzoo7
1
toont de vast