Vogels
Opmerkelijke vogelwaarnemingen in de Dijlevallei en omgeving, december 2004 februari 2005 Dit overzicht van opmerkelijke en interessante vogelwaarnemingen in de Dijlevallei en omgeving beslaat voornamelijk de periode december 2004 - februari 2005. De bestreken regio omvat de gemeenten Kortenberg, Herent, Bertem, Leuven, Oud-Heverlee, Huldenberg, Overijse en Tervuren en de aangrenzende gebieden. De volgende rubriek zal de periode maart - mei 2005 omvatten. Waarnemingen worden voor 10 juni 2005 verwacht bij Kelle Moreau,
Celestijnenlaan
27 A,
bus
201,
3001
Heverlee,
t:
0486/125877,
e:
kelle.moreau@bio.kuleuven.ac.be.
Tijdens de winter 2004-2005 werden de Dijlelandse vogelkijkers niet bepaald verwend met schaarse wintergasten die onze streken onder invloed van extreme klimatologische omstandigheden aandeden. Zoals we dat tegenwoordig gewoon zijn winterde het in de behandelde periode dan ook nauwelijks, met een gemiddelde wintertemperatuur van 3,3 °C (ten opzichte van het langjarig gemiddelde van 3, 1 °C) en een totale zonneschijnduur van 197 uren (t.o.v. 168 uren in de gemiddelde winter) kunnen we van een eerder zachte winter spreken. Ook de neerslag gedroeg zich normaal (neerslagtotaal van 191,5 l/m2 t.o.v. 186,8 l/m2 ; aantal neerslagdagen 58 t.o.v. 55). Traditionele wintersoorten als Grauwe Gans, Bergeend, Blauwe Kiekendief, Pontische Meeuw en Waterpieper werden tijdens de afgelopen winter regelmatig opgemerkt, zoals dat tegenwoordig de gewoonte is. Nonnetje (9 onafhankelijke gevallen), Grote Zilverreiger (tot min. 10 ex.), Smelleken (8 waarnemingen op 4 locaties) en Watersnip (grootste groep 123 ex.) lieten zich in positieve zin opmerken, en voor het eerst overwinterde er een Kleine Zilverreiger in de Dijlevallei. Soorten als Smient, Pijlstaart, Grote Zaagbek (slechts 1 ex.), Witgat, Bokje (3 ex. op één dag) en Barmsijs vielen dan weer wat tegen. Opmerkelijk waren ook de bijzonder lage aantallen overwinterende Kepen en Sijzen. Roerdomp en Klapekster, beiden soorten die de voorbije winters voor redelijk wat animo zorgden, ontbraken volledig tijdens de echte wintermaanden. Als tegengewicht voor deze erg matige vogelwinter kregen we wel wat Pestvogels en nooit geziene aantallen Noordse Goudvinken te verwerken, terwijl ook de reeds eerder ingeweken Kruisbekken mooi verspreid over de regio aanwezig bleven. Verder duNen steeds meer zangvogels (soorten die normaal naar Z-Europa en N-Afrika trekken) tegenwoordig al eens overwinteren. Zo waren er deze keer, naast de steeds vaker opgemerkte Tjiftjaffen, enkele midwinterwaarnemingen van Zwartkop, en er overwinterde minstens één Roodborsttapuit in de streek. Ook de Zwarte Roodstaart werd enkele keren opgemerkt. Van Ooievaar, Goudplevier en Slechtvalk kon tijdens de winter telkens één geval worden genoteerd. Bij de lokale standvogels vielen enkele waarnemingen van Middelste Bonte Specht buiten de gekende broedgebieden op, en ook de Cetti's Zanger verspreidde zich verder over de regio. Enkele zingende Kruisbekken deden hopen op wat broedgevallen in de streek. In februari lieten de eerste stuiptrekkingen van de voorjaarstrek zich optekenen onder de vorm van onder meer een Ooievaar, een Wulp en een Boomleeuwerik. Waarnemingen van onder meer Knobbelzwaan, Krakeend, Slobeend, W intertaling, Tafeleend, Kuifeend, Patrijs, Dodaars, Fuut, Aalscholver, Blauwe Reiger, Havik, Waterral, Kievit, Houtsnip, Kerkuil, Steenuil, Ijsvogel, Zwarte Specht, Kleine Bonte Specht, Veldleeuwerik, Grote 18