De Boomklever December 2004

Page 1

NATUURSTUDIEGROEP DIJLE LAND '

BEEKJUFFER

SLEEDOORNPAGE SPITSKOPJE HAMSTER • HAVIK EIKEIJ\/\UIS R ATE � APPELVINK WESPE� BOSRI ETZANGER

'�·�T"

Tiidschrift van de Natuurpunt Natuurstudiegroep Diileland

Jaargang 32

-

december 2004


NATUURSTUDIEGROEP DIJLELAND Regionale natuurhistorische werkgroep van Natuurpunt vzw

Bestuur

Voorzitter: Paul Herroelen Leuvensesteenweg 347, 3370 Boutersem, 016.73.40.69 Secretaris: Frederik Fluyt, Spitsberg 4, 3040 Huldenberg, 0479 92 01 72 Penningmeester: Kris Van Scharen, Korbeekstraat 27, 3061 Leefdaal, 02.767.26.38, Bestuursleden: •

Monique Bekkers Oostremstraat 4, 3020 Herent, 016.23.13.38

André Verboven, Groeneweg 60, 3001 Heverlee, 016.23.81.84

Kelle Moreau, Celestijnenlaan 27a bus 0201, 3001 Heverlee, 0486.12.58.77

Joris Menten, W. De Croylaan 49/21, 3001 Heverlee, 0495.27.53.93

Herwig Blockx, Rue du Culot 42, 1320 Tourinnes-la-Grosse, 010.86.24.66

Maarten Hens, J. Vandezandestraat 2, 3050 Oud-Heverlee, 016.40.98.70

Hans Roosen, Abstract 101, 3090 Overijse, 02.687.95.18

Vogelwerkgroep •

Themaverantwoordelijke en watervogeltelling: Maarten Hens, J. Vandezandestraat 2, 3050 Oud-Heverlee, 016.40.98.70, maarten.hens@skynet.be

Waar nemingen en archief, roofvogeltelling: Kelle Moreau, Celestijnenlaan 27a bus 0201, 3001 Heverlee, 0486.12.58.77, kelle.moreau@bio.kuleuven.ac .be

Project Bijzondere Broedvogels, trektellingen: Frederik Fluyt, Spitsberg 4, 3040 Huldenberg, 0479 92 01 72, freek@village.uunet.be

Werkgroep zoogdieren

Themaverantwoordelijke, IWB-marterproject, waarnemingen en archief: Kelle Moreau, Celestijnenlaan 27a bus 0201, 3001 Heverlee, 0486.12.58.77, kelle.moreau@bio.kuleuven.ac.be Werkgroep ongewervelden

Themaverantwoordelijke: André Verboven, Groeneweg 60, 3001 Heverlee, 016.23 .81.84, andre.verboven@chello.be Plantenwerkgroep

Themaverantwoordelijke: Joris Menten, W. De Croylaan 49/21, 3001 Heverlee, 0495.27.53.93 joris_menten@merck.com Website

www.natuurpunt.be/dijleland Rondzendlijst Dijleland: stuur een blanco e-mail naar dijlevallei-subcribe@yahoogroups.com


INH<DUG

De Boom.klever Driemaandelijks tijdschrift van Natuurstudiegroep Dijle/and

THEMANUMMER ZOOGDIEREN

natuurhistorische werkgroep van Natuurpunt �zw.

Het Dijleland: zoogdieren-hotspot van formoot . .. ....... 126

Redactiekern Herwig Blockx, Frederik Fluyt, Maarten Hens, Paul Herroelen, Kelte Moreau en Kris Van Scharen

Redactie-adres

BUITEN GEKEKEN Stil zitten en wachten tot ik tot 3 tel !. .. ".".".""".".".""..128

Artikels of korte bijdragen worden verwacht op het redactiesecretariaat, p/a Frederik Fluyt, Spitsberg 4, 3040 Huldenberg E-mail: freek@village.uunet.be Het copyright van de teksten en tekeningen blijft bij de auteurs en tekenaars. Over­ name is mogelijk mits hun

ZOOGDIEREN Hoe gaat het met de Bevers? . ... . " .." .....".." ...."." ..".. 131 Het wel en wee van de Hamsters in Bertem"."." ...""..136 Muizeninventarisatie te Bertem / Hellegracht,

uitdrukkelijke toelating

mei 2003.........................................."............................"...141

Abonnement Geïnteresseerden kunnen De Boomklever ontvangen door

Voorkomen van marterachtigen in regio Leuven, met nadruk op de periode 1997 - 2004..."."......."..".""144

overschrijving van 5 EUR op rekeningnummer 001-1552168-50 van Studie­

Hazelmuizen, zijn ze er nog of niet ?.""."".""...".."."""150

groep Dijleland p/a Korbeek­ straat 27, 3061 Leefdaal met opgave van naam en adres. Een steunabonnement kost , 10 EUR of meer.

'

VOGELS Opmerkelijke vogelwaarnemingen in de Dijlevollei en omgeving, september - november 2004 ....."".. "." 159

Natuurpunt

î

vzw

N.gtûurpunt Y"Z>N is de grootste , vereniging voor natuur en landschap in Vlaanderen . Ze telt 47.000 leden en beheert

A CTIV/TE/TEN

l 1.000 hectaren natuurgebied. . . . lender w1nter en voorjaar 2005..""."."."164 Lîè(�qr�en von Natuurpurit � "f Act 1v1te1tenka vw kdn door storting van 17,5 .

.

Euro op rekeningnummer

000-0000999-29.

125


Themanummer zoogdieren

Het Dijleland: zoogdieren-hotspot van formaat Zoogdieren vormen ietwat een buitenbeentje binnen het natuurstudie-gebeuren. Hun veelal verborgen en nachtelijke levenswijze maakt hun aan- of afwezigheid eerder onopvallend. Het deftig 'waarnemen' van muizen en vleermuizen vereist het gebruik van technische hulpmiddelen ats 'life-traps' en 'bat-detectoren', of gebeurt via het pluizen van braakballen. En zichtwaarnemingen van tot de verbeelding sprekende soorten zijn veel schaarser dan vondsten van verkeersslachtoffers. Het geringe aantal zoogdierwaarnemingen in het waarnemingenboekje van een doorsnee Dijlelander neemt niet weg dat het Dijleland op V laams niveau een absolute zoogdieren­ hotspot is. En dit zowel wat betreft het aantal soorten als het aandeel rodelijst-soorten dat er voorkomt. Binnen ons werkingsgebied werden in de periode 1987-2004 met zekerheid 44 zoogdiersoorten vastgesteld (de soortclusters Baard-/Brandtsvleermuis en Gewone/Grijze grootoorvleermuis zijn hierbij telkens als één soort geteld} (Verkem et al. 2003, archief natuurstudiegroep Dijleland}. Van drie andere soorten (Kleine dwergvleermuis, Hazelmuis en Boommarter} liggen een reeks 'waarschijnlijke' waarnemingen voor uit betreffende periode, doch harde, tastbare bewijzen over hun voorkomen ontbreken. Buiten de Voerstreek worden dergelijke aantallen nergens elders in V laanderen gehaald. Minstens even bijzonder is dat het Dijleland zeker 603 en mogelijk 703 herbergt van alle landzoogdiersoorten die op de Rode Lijst voor V laanderen werden opgenomen in de categorieën 'ernstig bedreigd' tot 'zeldzaam'. Onderstaande tabel geeft het voorkomen en de status van deze soorten in onze streek bondig weer. De kennis over het voorkomen en de verspreiding van zoogdieren in het Dijleland is de voorbije jaren fors toegenomen. Het voorkomen van belangrijke populaties rodelijst-soorten, in combinatie met de opvallende interesse van AMINAL afdeling Natuur voor zoogdieronderzoek en -bescherming, hebben daar in belangrijke mate toe bijgedragen. Lopende projecten zijn ondermeer de monitoring van Hamster en Bever via periodieke tellingen en van roofdieren door het inzamelen van verkeersslachtoffers. Voor de Das werkt het Regionaal Landschap Dijleland sinds kort een beschermingsplan uit. En via life-trap onderzoek en het pluizen van braakballen brengt de natuurstudiegroep het voorkomen van muizen in kaart. In deze Boom.klever hebben we een aantal bijdragen samengebracht met recente resultaten van al dit inventarisatiewerk. Soorten die de revue passeren zijn ondermeer de 'streekspecialiteiten' Hamster, Bever en Das. V leermuizen, een andere streekspecialiteit, komen in dit nummer niet aan bod, maar werden de voorbije jaren ondermeer in het Meerdaalwoud en de Laanvallei grondig onderzocht (Verkem 2002, Willems 2004}. Vooral het boscomplex Heverleebos-Meerdaal-Mollendaal herbergt een belangrijke en zeer soortenrijke vleermuizenfauna, die vrijwel nergens in V laanderen wordt geëvenaard. Opmerkelijke soorten die er tijdens gericht onderzoek in 2001-2002 vastgesteld werden zijn ondermeer Bosvleermuis, Meervleermuis en één waarschijnlijke en twee mogelijke Kleine dwergvleermuizen (Willems 2004} Voor een aantal bedreigde soorten is het dan weer koffiedik wat betreft hun voorkomen en/ of status in de streek. Van zowel Water- als Veldspitsmuis ligt slechts een beperkt aantal 'harde' gegevens voor. Van de Hazelmuis wordt vermoed dat ze voorkomt, maar zekere gegevens 126


Themanummer zoogdieren

zijn er niet. Een beter zicht krijgen op de status van deze drie soorten vormt alleszins één van de prioriteiten voor verder zoogdier-studiewerk in de streek. De natuurstudiegroep heeft dan ook de Hazelmuis uitgekozen als aandachtssoort voor 2005. In samenwerking met de Vlaamse Zoogdierenwerkgroep zal er in september en oktober 2005 gericht naar Hazelmuizen gezocht worden. Eén en ander wordt gekoppeld met een groots zoogdierenweekend in Sint-Joris-Weert tijdens het eerste weekend van oktober. Ook daar lees je in dit nummer meer over. Voorkomen en status van V laamse Rode Lijst-soorten in hel Dij/eland (x =komt voor, - =komt niet voor/

Rode Lijst Vlaanderen (Verkem 2003)

Voorkomen en status in Dijleland

Uitgestorven Europese bever (Il, IV) Kleine hoefijzerneus (IV). Wilde kot. Edelhert

Geherintroduceerd, enige V laamse populatie -

-

Vermoedelijk verdwenen Mopsvleermuis (ll. IV)

-

Grote Hoefijzerneus (ll. IV), Otter (ll. IV)

-

Ernstig bedreigd Bosvleermuis (IV)

Meerdoolwoud (Willems 2004)

Europese hamster (IV)

Eén van vier V laamse restpopuloties

Bechsteins V leermuis (ll. IV)

-

Ingekorven vleermuis (ll. IV)

-

Vale vleermuis (Il, IV)

-

Bedreigd Waterspitsmuis

Enkele waarnemingen. status onbekend

Meervleermuis (ll. IV)

x Aannemelijk (waarschijnlijke waarneming

Hazelmuis (IV)

+geval in Waalse Dijlevollei) Brondts Vleermuis (IV). Grijze

x Niet zeker. Enkel waarnemingen van clustersoorten

grootoorvleermuis (IV)

Boord-/Brondts en Gewone/ Grijze grootoorvleermuis

Dos

Vermoedelijk bedreigd

(identificatie als Board-/Brondts)

Boordvleermuis (IV)

x

Fronjestoort (IV)

x

Ruige dwergvleermuis (IV)

x

Gewone grootoorvleermuis (IV)

x

Boommarter

Aannemelijk (enkele waarschijnlijke waarnemingen no 1990)

Zeldzaam Veldspitsmuis

Enkele waarnemingen, status onbekend

Referenties Willems W. 2004. V leermuizen in het Meerdoolwoud. Brokono Jaarboek 2003. 64-71. Verkem S., De Moeseneer J., Vondendriessche B., Verbeylen G. & Yskout S. 2003. Zoogdieren in V laanderen. Ecologie en verspreiding van 1987 tot 2002. Notuurpunt Studie & JNM-Zoogdierenwerkgroep, Mechelen en Gent. Verkem S. & Notuurpunt Zoogdierenwerkgroep. 2002 . Chiropterologisch onderzoek in het notuurinrichtingsproject Loonvollei. Rapport Notuurpunt Studie 2002/5. 79 blz.

Maarten Hens maartenhens@skynet.be 127


Bu!len gekeken

Stil zitten en wachten tot ik tot 3 tel ! Holdalen, juli

'04

Als ik uit de tent kruip, kijk ik om me heen. Deze kampeerplaats is naar Scandinavische normen niet bepaald super te noemen. In de fjordenregio met zijn spectaculair landschap vormt een vlak weitje bijna een "contradictio norvegica" en ook in andere gebieden is het hier veel harder zoeken dan in het kampeerwalhalla Zweden. We zijn hier gisteravond aanbeland, na een schitterende wandeling op de Dovrefjell. Net na de laatste huizen van een dorp ging een zandweggetje naar beneden een groen valleitje in. Een 300 meter verder moesten we wel stoppen want de weg ontaardde daar in een zompig karrenspoor. Ver van menselijke activiteit en bewoning is dit allerminst: aan het einde van de weg liggen gemaaide hooiweides die aansluiten op een sparrenbos. Achter het bos rijst een heuvelkam op die, gezien de vele zomerhuizen, druk bewoond wordt. Naast het karrenspoor loopt een ontwateringsgracht afgezoomd met elzen. In de beek vond ik gisteravond volop bloeiende dotterbloemen. Door het noordelijk klimaat schuiven lente en zomer hier kennelijk veel meer in elkaar dan op onze breedtegraad. V lakbij de tent is er een plek die niet zo goed ontwaterd raakt: het gras is er veel ruiger en groeit er meer in onregelmatige bulten. Hier en daar staat wat knikkend nagelkruid. Waar een minimum aan strooisel op de bodem ligt bloeit Primula scondinovico: een sleutelbloem van och arme 5 cm hoog, je loopt er zo voorbij.In V laanderen zou dit al wel wat voorstellen maar hier is het een totaal gedegradeerd niemendalbiotoopje van een dikke hectare. Ik speur even met de kijker de omgeving af of die 2 vossen van gisteravond nog in de buurt rondhangen maar dat is vergeefse moeite. "Weeral te lang blijven liggen, Herwig" klinkt een stemmetje in mijn hoofd maar ik negeer het totaal ... Ik zet koers naar de achterzijde van het ruigere "eiland": er is daar

een verhoogde bult

waarop wat kleine wilgen groeien. Korterbij gekomen zie ik dat het eigenlijk een agrarisch stort is. Een aantal grote rotsblokken is hier lang geleden bij elkaar gesleept. Aan de linkerzijde heeft men een heleboel planken neergekwakt. Meer recent is er ook wat gebruikt plastic gedumpt. Het geheel is uitbundig overgroeid met gras en tussen de rotsblokken zijn verspreid ook wat wilgen opgeslagen. Dit geboomte is nog niet zo lang bezig met deze verovering want de grootste onder hen is nauwelijks 3 meter hoog. Uitgestrekt is deze gedeeltelijk door de natuur overgenomen rommelhoek niet, een goeie 15 m diameter en that is it. Op enkele nabijgelegen rotsblokken groeit een mooi baksteenrood korstmos. Als ik me buk om het wat nader te bekijken, hoor ik een raar geluid dat ik niet kan thuisbrengen. Een langgerekt zuigend "Kisht"; het lijkt van onder de blokken te komen. In de wilgjes is geen vogel te zien, dat kan het alvast niet zijn. Daar ! Er huppelt iets halfverborgen achter 2 steenkanjers en springt dan bovenop een imposant stuk graniet. Veel tijd om hem te bekijken heb ik niet want even snel als hij verscheen, is hij alweer foetsie. De zwarte staartpunt laat echter geen twijfel bestaan: een hermelijn ! "Die komt zeker terug, Herwig" fluistert dat breinstemmetje mij toe. Dat doet hij ook en hoe ... Binnen de minuut komt hij nog zeker 5 keer poolshoogte nemen: achter de hoek van een steenblok uitkijkend, met zijn kopje als een periscoop vanuit dekking rondspeurend, kegelend vanop een verdroogde graspol. Ik krijg hem fantastisch te zien.

128


Buiten gekeken

Een "tamme" hermelijn, redelijk weer en mijn fotospullen in de onmiddellijke buurt: zou dat een goeie combinatie zijn ? Enkele minuten later nader ik met de 200 mm telelens in de aanslag. Er beweegt niks op de plek van daarnet. Na enkele minuten wachten besluit ik om wat dia's te maken van die donkere rotspartij waar ik hem daarnet zo schitterend kon zien. Prachtig zo met dat donkergroen gebladerte onscherp in de achtergrond. Dat komt altijd van pas als referentiemateriaal als ik hier een aquarel zou uit puren. Niet dat ik er zit op te wachten maar als er iets de deur uit "vliegt" zijn het wel schilderijen van muizen en hermelijnen. Van een hermelijntje in winterkleed heb ik ooit 's namiddags een schilderij gemaakt ... en 's avonds verkocht ! Foto's maken, dus ". Ik druk een tweede keer af als ik uit mijn ooghoeken de hermelijn recht zie staan op exact de plek die ik enkele seconden geleden heb vastgelegd. Opnieuw proberen heeft geen enkele zin: als de weerlicht verdwijnt hij weer in de onderaardse blokkenchaos. Ik vloek binnensmonds. De volgende minuten laat hij zich voortdurend in glimpen zien, soms zelfs vlakbij ... Ik probeer wel om hem te fotograferen maar hij is zo snel dat ik de kans niet krijg om scherp te stellen als hij totaal onvoorspelbaar ergens opduikt. Ik geef er de brui aan net op het moment dat hij het " treiter de fotograaf" spelletje beu is. Een tiental meter verder is er een bijzonder mooie rotsformatie met een breed plat blok dat schuin van links omhooghelt en een steiler hoger blok in de rechterkant van het beeld. "Hier zou hij moeten zitten, prachtig met dat grijs en oranje korstmos op de zijkant van die steen" verzucht ik na het maken van een foto. Ik blijf nog wat zitten met de zoeker tegen mijn oog maar het is allemaal wishful! thinking. Als ik mijn fototoestel laat zakken, is hij plots daar en springt enkele speelse rondjes. Bovenop de rots die ik voor hem in gedachten had, gvd ". !! Het kat-en-muis-spelletje gaat nog minuten door. Telkens kom ik fracties van een seconde te laat.

De enige plekken waar hij langer blijft zitten zijn diepere spleten en gaten die deel

uitmaken van zijn metrostelsel onder de steenblokken. Vanuit té donkere plekken om te fotograferen kijkt hij me dan enkele seconden in uiterste nieuwsgierigheid aan. "Eye to eye" maar volstrekt niet vast te leggen ... De frustratie groeit en ik leg mijn fototoestel even weg. In de wilgenstruik naast mij is een matkopmees geland. Ik zou eigenlijk beter die kunnen fotograferen, het resultaat zou toch ongeveer overéénkomen". T ien minuten lang is er geen enkele beweging te zien. In de buurt broeden 2 koppels tureluur die iuid zingend hun territorium tegen elkaar afbakenen. Even later landen er zelfs 2 op een elektriciteitsdraad in de buurt. "V reemd dat ze zich met zo'n tenen in evenwicht kunnen houden." denk ik als ik plots een gekrabbel hoor aan mijn linkerkant. Ik kijk voorzichtig in die richting en daar ligt hij weer op dat rotsblok om mij met zijn charmant snoetje te bekijken, een goeie halve meter ver ... Hij heeft kleine witte vlekjes achter zijn ogen, de binnenkant van de oren is donkerder naar de top toe en wordt dan afgezoomd met een wit randje. Zijn "voetjes" zijn roomwit, net als of hij witte laarsjes heeft aangetrokken voor deze galavertoning. Na een tijd geef ik het op, ik heb nu ook een aantal foto's gemaakt met de 50 mm. Misschien wordt dat wel iets ... Aan de ander kant van hermelijnstad ligt de ordeloze hoop planken die men hier heeft achtergelaten. Grijs verweerd, oranje korstmossen, roestige spijkers: als ik hier wat rondsnuffel zit er wel een goeie foto in. Ik heb nog maar één keer afgedrukt als er een gekrabbel uit de stapel klinkt. Een kopje komt in de onderste regionen even kijken en een tweede wat hogerop: ze komen kennelijk af op het geluid van de sluiter! De volgende minuten verlopen hectisch. Drie hermelijnen ravotten rond in de houtstapel, letterlijk vlak voor mijn neus. Ik doe mijn best om ze op de gevoelige plaat te leggen. Zij doen hun uiterste best om mij zo goed mogelijk 129


Bwlen gekeken

te bekijken en tegelijkertijd toch niet gefotografeerd te worden. In een oogwenk zijn ze daar en nog sneller terug weg: een halve seconde daarna zitten ze al aan de andere kant van hun planken labyrint. Hoe ze het doen om zo snel te evolueren met zoveel vlijmscherpe spijkers op hun weg is mij een kompleet raadsel. Ik druk terug af, onmiddellijk daarna komt één van hen kijken. Weer kan ik even in zijn weemoedige roversogen kijken vooaleer het dier er in sneltreinvaart vandoorgaat. Een tweede draait een rondje voor mijn voeten en schiet dan als de gesmeerde bliksem terug in dekking. "Of de foto's gelukt zijn?" vraagt Hadewig als ik haar kom halen om het schouwspel van de 3 ravottende jonge hermelijnen te laten zien. "Ik denk het wel" antwoord ik terwijl we teruglopen. "Daarnet kwam er hier éne langs de auto met een muis in zijn bek, hij liep in de richting waar jij zat" voegt ze er nog aan toe. Zoals zo dikwijls is de show gedaan als we terug ter plekke komen. We zien nog wel opnieuw een volwassen hermelijn met een muis langsstuiven om daarna het geblaas te horen uit de ondergrondse vesting waar de jongen elkaar het hapje proberen afhandig te maken. Twee weken later, mijn dia's zijn ontwikkeld. Op het eerste zicht zijn de hermelijnfoto's gelukt maar bij projectie komen bij het merendeel de mankementen boven: een grasstengel voor de kop, een minder fotogenieke houding ".Het flitsende, watervlugge karakter van deze "bende springlevend" heb ik echter heel goed gevangen: onscherpe en half uit beeld springende hermelijnen in het overigens perfect scherpe decor. De teleurstelling is groot want wanneer ga ik nog eens zo goed hermelijnen zien: binnen 20 jaar? Hoe komt het overigens dat we zo weinig hermelijnen zien ? Zijn ze zeldzaam of gaan ze inderdaad alleen 's nachts op pad? Waarom zijn er dan zo weinig verkeersslachtoffers? En waarom worden er zo weinig in wintervacht gezien? Minder muizen, minder jachtactiviteit? De ene vraag lokt de andere uit: we weten bedroevend weinig van onze kleine zoogdieren

Eén ding heb ik hier wel uit geleerd. Onderschat nooit een "buiten" gemaakte foto van een hermelijn. Het is een cocktail van geduld, toewijding en veel geluk ... Voor de fotograaf is het een niet meer stuk te krijgen herinnering aan een unieke ontmoeting met een vinnig en flitsend rovertje.

Herwig

130


Zoogdieren

Hoe gaat het met de Bevers? Een stand van zaken anderhalf jaar na hun herintroductie in de Laan- en Dijlevallei De bever is sinds kort een opgemerkte verschijning in de valleien van Dijle, Laan en IJse ten zuiden van Leuven. Sinds hun niet-officiële herintroductie in april 2003, tracht AMIN AL afdeling Natuur de verspreiding en de ontwikkeling van de beverpopulatie en de ermee gepaard gaande knelpunten zo goed mogelijk op te volgen. Ondertussen zijn we 20 maanden en twee voortplantingsseizoenen verder. Hoogste tijd voor een update over het geknaag en gebever in de streek.

De onverwachte terugkeer... Na een afwezigheid van meer dan 150 jaar werden in 2000 voor het eerst opnieuw sporen van Bevers Castor fiber gemeld in de Vlaamse Dijlevallei (Rossaert 2001 ). De dieren bleken afkomstig van een uitzetting in Waals-Brabant op de bovenloop van de Zilverbeek (I'

1998-2001 werden in totaal 101 Bevers uitgezet op Waals grondgebied, waar de aantallen inmiddels stegen tot ruim 300 exemplaren. Argentine), een zijbeek van de Laan. In de periode

Wallonië is niet de enige streek waar bevers geherintroduceerd werden. Voordien liepen al officiële projecten in zowat alle Europese landen (Niewold In

2003).

2002 liet de afdeling Natuur van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap door Freek

Niewold (Alterra, Nederland) een studie uitvoeren naar de mogelijkheden voor de vestiging van een levensvatbare beverpopulatie in het Schelde- en Dijlebekken. De studie ging na of er nog voldoende geschikte habitats overbleven voor de bever. Alle potentiële gebieden werden in kaart gebracht en het bleek dat het totale gebied ruimte kunnen herbergen (Niewold en Rossaert

40 beverfamilies zou

2002, Niewold 2003). Dit kan, als er voldoende genetische diversiteit is en de gebieden

voldoende

aaneengesloten

zijn,

een

levensvatbare

populatie

genoemd worden (Niewold

2003). Vervolgens

werd

de

vraag

gesteld naar de wenselijkheid van

in

herintroducties

Vlaanderen. Deze piste kreeg onvoldoende

steun

van

sommige beleidsinstanties die opteerden

voor

spontane

herkolonisering vanuit Wallonië. Dit kon echter niet verhinderen dat er op

11 april 2003 een

onaangekondigde, niet-officiële uitzetting plaatsvond van

21

dieren op acht verschillende

Knaagsporen in de Dljïevallei te Ottenburg. Oktober 2004. Foto: Fredenk Fluyt

locaties in de Laan- en de Dijle­ vallei (Van Den Bogaert

2003). 131


Zoogdieren

In mei 2003 werden vervolgens nog twee dieren uitgezet in de Wingevallei. De dieren kwamen uit Beieren en behoren tot een aldaar geïntroduceerde mengpopulatie van bevers afkomstig uit Scandinavië, Polen, Frankrijk en Rusland. Alhoewel de uitzettingen niet officieel waren, en dus heel wat commotie veroorzaakten onder natuur- en waterbeheerders, was deze beschermde diersoort (IUCN Europese Rode­ lijst soort; Conventie van Bern bijlage

3, Habitatrichtlijn bijlage Il en IV, BVR 13.07.01: toevoe­

ging aan lijst van volledig beschermde inheemse soorten.) nu terug in de natuurgebieden van de Dijlevallei aanwezig. Afdeling Natuur heeft tot taak deze bevers te beschermen. Vraatschade kan verhaald worden op de overheid (het Minafonds voorziet in gelden om deze schade te vergoeden. De schade - eiser laat een proces verbaal opmaken door een natuurwachter.) , maar er was meer nodig. De omwonenden dienden ingelicht te worden en de populatie opgevolgd. En welke invloed zou de bever hebben op de ingedijkte water­ lopen en de verschillende kunstwerken? Vrij snel werd een "Stuurgroep Bever" opgericht waarin de afdeling Natuur, de afdeling Water, het Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer en het Instituut voor Natuurbehoud een gezamelijke inschatting trachten te maken van de situatie en haar mogelijke gevolgen, dit teneinde tot een gepast beleid te komen. Op het terrein werd de vestiging van de dieren in kaart gebracht onder leiding van Geert Rossaert (afdeling Natuur) en Jorn Van Den Bogaert (Netwerk Bever). Op initiatief van de afdeling Natuur, en in samenwerking met de Vrienden van Heverleebos en Meerdaalwoud, werden beversporengidsen opgeleid met de bedoeling omwonenden te informeren over hun nieuwe buren.

De vestiging in 2003 Uit sporenonderzoek in mei en juni

2003 bleek dat de meeste dieren zich ophielden nabij

hun uitzetlocatie. Enkele bevers verplaatsten zich wat stroomafwaarts en ééntje trok richting Leuven. Begin mei werd een bever opgemerkt in Leuven en even later werden nabij Rotselaar sporen gemeld. Daarna kwamen ook meldingen van sporen stroomopwaarts langs de Demer. Midden juni

2003 werd een bever geschoten in Lubbeek, vermoedelijk afkomstig van de

uitzetting in de Winge, een zijrivier van de Demer. In de periode oktober-december 2003 voerde Freek Niewold een uitvoerig sporenonderzoek uit in het kader van een nieuwe studie besteld door afdeling Natuur. Dit leidde tot een nieuw

2004), waarin alle beschikbare sporen- en zichtwaarnemingen tussen mei 2003 en begin 2004 gehanteerd worden om de vestiging van bevers te analyseren. In de winter 2003-2004 omvatte de beverpopulatie in het Dijlebekken ten zuiden van Leuven naar schatting 11 aaneensluitende territoria. Het aantal dieren werd eind 2003 op minimaal 16 maximaal 22 geschat (Niewold 2004). Op twee plaatsen werd in 2003 de aanwezigheid van rapport (Niewold,

jonge dieren vastgesteld.

Situatie in 2004 Monitoring en verzameling van waarnemingen in de Dijle-, Laan- en IJsevallei Om de verspreiding en de aantalsontwikkeling van de beverpopulatie in het Dijlebekken op te volgen werd besloten om drie keer per jaar een gebiedsdekkende inventarisatie van bevers en beversporen uit te voeren. Daartoe werd onder coördinatie van de afdeling Natuur een groep van

18 bevermonitors samengesteld uit beversporengidsen, medewerkers van

Natuurstudiegroep Dijleland en enkele personeelsleden van de afdeling Natuur. De gehanteerde monitoring-methode is de methode die ook toegepast wordt in de Nederlandse Biesbosch door de werkgroep "Bevers in Nederland" (van der Sluijs & Dijkstra

2004).

De eerste monitoringronde vindt plaats in april, de periode waarin jonge bevers van twee 132


Zoogdieren

jaar oud het ouderlijk territorium verlaten op zoek naar een eigen stek, en de bevers hun territorium aktief afbakenen (geurhopen} en verdedigen. Tijdens deze ronde wordt getracht zoveel mogelijk geursporen in kaart te brengen, om zodoende de ligging van de territoria te kunnen afbakenen. In juli worden avondlijke simultaantellingen georganiseerd om een schatting te maken van het aantal jongen. In november, no de bladval. gaan de monitors dan weer op pad om beversporen te inventariseren. Hierbij ligt de klemtoon terug op het achterhalen van de recentste vestigingsplaatsen. De simultaantellingen tijdens drie opeenvolgende avonden in juli 2004 brachten vijf locaties met jongen aan het licht. Op één plek nabij het Grootbroek te Sint-Agatha-Rode werden op één avond zelfs vier jongen tegelijk waargenomen. Naast de gegevens verzameld tijdens de simultaantellingen konden wij ons ook baseren op waarnemingen van terreinbeheerders en terreinwerkers. In november werden de Laan en de Dijle vanaf de taalgrens tot de monding (in resp. Dijle en Demer} afgevaren op zoek naar sporen op de oevers. Parallel werden de rivieroevers en de nabijgelegen vijvers en moeraszones te voet geïnventariseerd. Noor aanleiding van het nieuwe Alterra-rapport (Niewold, 2004} werd het aantal bezochte plekken uitgebreid. De bevers bleken intussen immers bepaalde gebieden verlaten te hebben, terwijl andere grondig in gebruik werden genomen. Bepalend blijkt de aanwezigheid van vijvers en moerassen nabij een rivier in combinatie met maïsakkers of de aanwezigheid van boomopslag. Burchten, holen en dammen

Bevers bouwen hun burchten bij voorkeur op eilandjes of in de nabijheid van waterpartijen. In totaal

werden

n o vembertel ling

tijdens

de

negen

burchten in kaart gebracht. allemaal in de Dijlevallei. Vijf liggen op eilandjes in vijvers, één in een moerasgebied en drie aan de Dijleoever. Op de Laan werden geen burchten waargenomen, maar wel twee holen. Deze werden gebouwd in de steile oevers en zijn enkel zichtbaar als het waterpeil laag staat. Ook langs bepaalde Dijletraj ecten

werden

oeverholen aangetroffen (vier in totaal}. In de omgeving van

Dammetje van maisstengels, Groobroek Sint-Agatha-Rode.

drie hiervan werden eerder dit

Oktober 2004. Foto: Freded Fluyl

jaar jonge bevers gezien. Op drie locaties werden dammen aangetroffen: vijf op de verbindingssloot Grootbroek­ Dijle te Sint-Agatha-Rode (zie foto}. twee op de gracht naast de vijver van Pécrot. en één op een zijarm van de Dijle op het terrein Tudor in Florival. De dammen werden allemaal gebouwd in smalle ondiepe waterlopen en stuwen het water op tot een minimumpeil van 50 cm. Hierdoor wordt het water voldoende diep voor een zwemmende bever.

133


Zoogdieren

Vraatsporen

Er werden heel wat knaagsporen gemeld aan bomen, voedergewassen, kruiden, wortels en waterplanten. Boompjes van 25cm doorsnede werden makkelijk omgelegd, maar hier en daar sneuvelde er ook stammen tot 50 cm doorsnede. De bevers gingen vrij systematisch tewerk: daar waar ze bomen omlegden bleef het zelden bij één. Erg geliefd zijn wilgen, populieren, els e n berk, maar o o k fruitbomen, kornoelje e n zelfs eik en den verschijnen sporadisch op het menu. De stam wordt gedeeltelijk ontschorst en ook de bast van de takken wordt afgestroopt en gegeten. Bevers leggen op bepaalde plekken onder water een wintervoorraad van takken aan, doorgaans in d e nabijheid van hun burcht o f hol. Wildakkers worden druk bezocht; vele wissels lopen in de richting van maïsakkers waar stukjes oogst wordt weggehaald. Het spectaculairst is dit aan de Dijle ter hoogte van h e t Grootbroek en ter hoogte van de vijvers van Florival. Ook een akker met voederbiet werd een keertje gefrequenteerd. Druk bezochte wildakker. Sint-Agatha-Rode, oktober 2004. Foto: Frederik Fluyt

Onder de oeverplanten v o r m e n Japanse duizendknoop fal/opia japonica en Reuzenbalsemien lmpaiiens glandulifera het populairste voedsel. Verder worden bijvoorbeeld ook de wortels van Lisdodde Typha lat1folia gegeten en werden bevers gemeld die foerageerden op onderwatervegetatie zoals Schedefonteinkruid Potam ogeton pectinatus. Voortplanting

In het begin van het voortplantingsseizoen, februari-maart 2004 werd de populatie bevers in Dijle, Laan en ljse geschat op 16 tot 22 bevers in 11 territoria (Niewold 2004). We telden vijf koppels, met respectievelijke onderkomens in Rixensart, Florival, het Grootbroek, de Doode Bemde en de Dijle nabij de viaduct van de E40. De koppels in Rixensart en Veeweide waren vermoedelijk al reproductief in 2003. In de zomer van 2004 werden jongen gezien op alle voorspelde plekken behalve in Rixensart. Tevens werd een jong gezien in de IJsevallei (grensgebied Overijse-Huldenberg) en meer dan één in Tombeek. In de omgeving van de monding van de Nethen huizen waarschijnlijk 2 koppels met jongen. In totaal werden 13 verschillende jonge bevers en minstens 2 jaarlingen gezien. Mortaliteit

Op 24 mei 2004 werd een stervende bever gesignaleerd op de Laan ter hoogte van Tombeek. Uit de autopsie bleek dat het om een moederdier ging dat tengevolge van een infectie van beetwonden in de nekstreek overleed. Op 4 oktober 2004 stuurde het Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer weer een autopsieverslag door van een jonge vrouwelijke bever die overleed aan een ontsteking. Het dier werd gevonden in de Dijle te Sint-Agatha-Rode, ter hoogte van Les Grands Prés, tussen Florival/Veeweide en Pont des Brébis.

134

-


-----

�-IUl!!��lal::�illli:Z� """ --

- ·......

Zoogdieren

Populatiesc hatting Bovenop de gedocumenteerde sterfgevallen treedt er uiteraard ook een onopgemerkte sterfte op, en naar alle waarschijnlijkheid werden ook niet alle nieuwgeboren jongen opgemerkt. Op basis van de monitoringresultaten van juli en de schatting van 16 tot 22 bevers in de winter 2003-2004 kan de populatie na het tweede voortplantingsseizoen geschat worden op 22 tot 37 stuks. Daarmee heeft de Dijlevallei ten zuiden van Leuven nog geen beververzadiging bereikt, maar kunnen we toch hopen op een duurzame vestiging. Niewold (2004} geeft aan dat de populatie goede kansen heeft om uit te groeien tot 50-60 bevers. In principe is de herintroductie daarmee succesvol verlopen. Verdere monitoring en publieksvoorlichting is noodzakelijk en op termijn zullen in het kader van een goed nabuurschap van mens en dier nog bijkomende maatregelen moeten worden genomen. Situatie in aanpalende gebieden Uit contacten met een terreinbeheerder in de omgeving van de Zilverbeek blijkt dat de bevers zich daar goed gevestigd hebben en dat alles erop wijst dat hier een duurzame populatie groeit. De dieren zorgen er evenwel voor een zekere overlast. Zo is er veel graverij waardoor terreinen onder water komen te staan. V ia de natuurstudie-maillijst 'Velpe-Mene-Gete' werden bevers gesignaleerd in de Demervallei stroomopwaarts van Diest. De dieren zouden schade veroorzaken aan fruitplantages en er wordt melding gemaakt van verdelgingsacties.

Dankwoord De e n thousiaste medewerking van de bever monitors zorgde voor geslaagde monitoringrondes in juli en november. Christian Vanderlinden, rattenvanger bij de gemeente Huldenberg, verschafte heel wat nuttige en bijkomende aanwijzingen omtrent de aanwezigheid van Bevers. Goedele Verbeylen (Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer) bezorgde ons de autopsieverslagen van de overleden bevers. Referenties Niewold, F.J.J. 2003. Haalbaarheidsonderzoek naar de herkolonisatie van de bever in het bekken van de Schelde en de Dijle. Alterra-rapport 705. Alterra, Wageningen, Nederland. 93 blz. Niewold, F.J.J. 2004. De onverwachte terugkeer van de bever in V laanderen. Kansen, knelpunten en ondersteunende maatregelen. Alterra-rapport 996. Alterra, Wageningen, Nederland. 39 blz. Niewold, F.J.J" Rossaert, G. 2002. Haalbaarheidsonderzoek naar de terugkeer van de bever (Castor fiber) in V laanderen. Lutra 45, 123-140. Rossaert, G. 2001. De bever in het Dijleland: terug van lang weggeweest. In: F. Vanlerberghe (red.) Jaarboek Brakona 2000, 12-17. Van Den Bogaert, J. 2003. Bevers in V laams-Brabant: historiek, heden en toekomst. .. Boom.klever 31, 79-84. van der Sluijs, A., Dijkstra, V. 2004. Bevers tellen in de Biesbosch. Zoogdier 15, 3-5.

Katia De Bock AMINAL afdeling Natuur kafia. debock@lin. vlaanderen. be

Voor meer informatie kan u terecht bij AMINAL afdeling Natuur, Waaistraat l,

er v1'{011itor/nCf

3000 Leuven, tel 016 21 11 82. U kan er

een gratis brochure over de bever aan­ vragen.

....

135


... � ......, ..... " . "_ ... " ....

.. __

Zoogdieren

Het wel en wee van de Hamsters in Bertem Resultaten van de burchtentelling in augustus 2004 De natuurwaarde van de leemplateaus ten westen van de Dijlevallei behoeft geen krans. Met soorten als Akkergeelster, Vroedmeesterpad en Hamster speel je op noordwesteuropees vlak sowieso in eredivisie. De Hamsterpopulatie op grondgebied Bertem wordt algemeen beschouwd als de belangrijkste Vlaamse populatie. Ondermeer ter onderbouwing van een soortbeschermingsplan is de hamsterpopulatie er in de periode 1998-2002 grondig in kaart gebracht. Na een off-jaar in 2003 zonder inventarisaties, nam AMINAL afdeling Natuur in

2004 de draad weer op. Stabiel tot licht achteruitgaand en kritiek qua populatie-omvang lijkt het verdict over de Hamster in Bertem, die daarmee verdacht veel op een Vlaamse Asterix begint te lijken...

De Europese hamster Cricetus cricetus is het kleurrijkste knaagdier van V laanderen. Zijn pels is oranje bruin met onderaan de kop, hals en nek witte vlekken. Zijn buik is zwart waarop ook weer witte vlekken kunnen voorkomen. Het beestje is niet groter dan 27 centimeter en heeft een vrij korte staart (enkele centimeter). iedere hamster heeft zijn eigen burcht en alleen tijdens de voortplantingsperiode verdragen soortgenoten elkaar. Een burcht bestaat uit één schuine pijp en één of meerdere valpijpen. De valpijp is doorgaans tussen de 30 en 100 cm diep (in Leefdaal werd in 2004 een valpijp van bijna 2 meter gevonden). Het overgrote deel van de dag verblijft de hamster in zijn burcht. Bij valavond verlaten ze hun burcht om te gaan foerageren. Hamsters zijn in principe alleseters, maar hun voorkeur gaat uit naar graankorrels, die ze verzamelen en opslaan in hun burcht om de winter door te komen. In oktober-november gaan hamsters in winterslaap, af en toe worden ze wakker om te eten van hun wintervoorraad. Het einde van de winterslaapperiode ligt in maart-april. De voortplantingsperiode spreidt zich van april tot september, gewoonlijk werpt een vrouwtje 2 tot 3 maal per jaar, 6 tot 10 dieren.

Verspreiding en status De hamster, van oorsprong een steppebewoner, komt in Noordwest-Europa voor in landbouwgebieden in de smalle zone met löss- en leemgronden die loopt van België, via Nederlands Limburg naar Duitsland. In de periode 1998-2000 inventariseerde De Wielewaal in opdracht van afdeling Natuur de Leemstreek tussen de Brussel en de Voerstreek intensief op de aanwezigheid van hamsterburchten. Dit onderzoek resulteerde in een behoorlijk ruime verspreiding binnen het onderzoeksgebied, weliswaar 'versnipperd' over vier, onderling geïsoleerde populaties: Bertem, Hoegaarden, Heers-Widooie (Tongeren) en Bilzen-Riemst (Valck et al. 2001; Mercelis 2003). Bijkomende inventarisaties in 2001 en 2002 door ondermeer Natuurpunt resulteerden doorgaans in een lager aantal burchten per eenheid onderzochte oppervlakte dan in de periode 1998-2000 (Mercelis & Valck, 2002; Mercelis 2003). In 2004 werden enkel in Bertem (zie verder) en in Heers-Widooie (med. L. Crevecoeur) met zekerheid burchten aangetroffen werden. Over de intensiteit van eventuele zoekacties in het Hoegaardse en Bilzen-Riemst is ons evenwel niets bekend. Inventarisaties in Waals Haspengouw (tussen Waremme en Eben­ Emael) in de zomer van 2004 door Aves-Natagora leverden een 10-tal burchten op in de 136


Zoogdieren

omgeving van Waremme (med. A. Derouaux). Momenteel is niet geweten in hoeverre de populaties van Hoegaarden, Heers-Widooie en Bilst-Riemst aansluiten bij populaties over de taalgrens, en of ze via deze weg mogelijk nog in contact staan met elkaar. Hoewel kennis over de aantalsontwikkeling tijdens de voorbije 30-40 jaar ontbreekt, lijken de bijzonder lage dichtheden, de sterk gefragmenteerde verspreiding en het genetisch isolement van de hamster (Jansman et al. 2003) erop te wijzen dat de soort in V laanderen met uitsterven bedreigd is.

De hamsterpopulatie in Bertem en omgeving Uit de inventarisaties in de periode 1998-2000 kwam de kernpopulatie van Bertem en omgeving duidelijk naar voor als de grootste V laamse populatie (Valck et al. 2001; Mercelis

& Valck 2001). Zowel het totaal aantal gevonden burchten als de maximale dichtheid aan burchten lagen er hoger dan in de andere drie geïdentificeerde V laamse kernpopulaties. Het zwaartepunt van de populatie bevindt zich in het landbouwgebied tussen de Voer- en Dijlevallei ten zuiden van de E40 (tussen de dorpskernen van Leefdaal, Korbeek-Dijle en Bertem). Daarnaast werden in de periode 1998-2000 burchten aangetroffen op de landbouwplateaus tussen Everberg en Winksele en in het grensgebied tussen Leefdaal, Neerijse en Duisburg. De E40, de Tervuursesteenweg en de lintbebouwing en dorpskernen in de Voervallei vormen waarschijnlijk oninneembare barrières waardoor deze 'randpopulaties' afgesneden zijn van de populatiekern. Van 1998 tot en met 2002 werd het kerngebied jaarlijks geïnventariseerd door medewerkers aan het hamsterproject van De Wielewaal/Natuurpunt. Gezien de grote variatie in de jaarlijkse inventarisatie-inspanning is het moeilijk om gegevens van verschillende jaren onderling te vergelijken. Tijdens de betreffende periode werden zes 1xl km hokken (UTM­ raster) in het kerngebied gedurende minstens 3 jaar grondig onderzocht (min. 53 van de geschikte oppervlakte onderzocht). De twee 'top' hokken met het grootste aantal burchten

(FS 1334 en FS 1434) werden gedurende vier jaar onderzocht.

Het aantal gevonden burchten

en de geleverde zoekinspanning staan samengevat in tabel 1. De gegevens van deze vier jaar suggeren een licht dalende trend in de aantallen. Hierbij dient evenwel opgemerkt dat vier jaar een korte tijd is om een populatietrend vast te stellen, en dat vele invloedsfactoren niet gekend zijn (burchten in niet-graanakkers, effect zoekinspanning, etc.).

Zomer

FS 1334 Aantal burchten

FS 1434 Onderzochte

Aantal burchten

Onderzochte oppervlakte (ha)1

oppervlakte (ha) 1998

4

<20

16

22

1999

4

<5

1

<5

2000

1

<20

11

33

2001

8

31

0

niet bekend

Tabel 1: Aantal gevonden hamsterburchten en onderzochte oppervlakte aan graonok ers in de zomers 1998-2001 in de 1x1-km VTM-hokken FS1334 en FS1434 (bron: Mercelis & Volck 200 /, 2002).

137


Zoogdieren

Inventarisatie 2004 Nadat er in de zomer van 2003 niet op systematische wijze naar hamsterburchten is gezocht, besloot de afdeling Natuur in samenwerking met de Jeugdbond voor Natuurstudie en Milieubescherming (JNM) hier in augustus 2004 een hamsterzoekkamp georganiseerd.. lnventarisatiemethode

Van 16 tot en met 20 augustus werden in een zoekzone van ca. 150 ha binnen het kerngebied de pasgemaaide, ongeploegde graanakkers systematisch afgezocht naar hamsterburchten (figuur 1). leder perceel werd vlakdekkend onderzocht door het baansgewijs af te wandelen. Er werd een afstand van ongeveer 3 meter tussen elke medewerker gehouden. Na iedere baan werd het pad verlegd en werd de akker in tegenovergestelde richting afgezocht. Ook langs de taluds die her en der in het gebied verspreid liggen werd er intensief gezocht naar burchten.

. .

, ,

.1

Figuur !: SJ/uering van het hamster-kerngebied te Bertem. Het kader geeft de zone aan die in augustus 2004 door afdeling Natuur en JNM geĂŻnventariseerd werd

138


Zoogdieren

Alle aangetroffen pijpen en holen werden nader onderzocht en pas als hamsterburcht 'aanvaard' indien door geen van de medewerkers met hamster-ervaring twijfels werden geuit omtrent de architectuur en andere kenmerken. Aan de hand van spinnenwebben, mosgroei en de staat van de gangen werd bepaald of de burcht al dan niet (recent) bewoond was. De locatie van iedere burcht werd met GPS vastgelegd.

Resultaten Op ruwweg tweederde van de oppervlakte van de zoekzone werd graan verbouwd. Opvallend was de sterke toename van het areaal maïs in vergelijking met de voorgaande jaren. Niet alle graan was reeds geoogst, doch de meerderheid van de graanakkers kon onderzocht worden. jk niet belopen werd. Alle burchten bevonden zich in graanakkers. Langs graften en taluds werden geen burchten gevonden, in tegenstelling tot de vorige jaren (Mercelis & Valck, 2002). Een aantal burchten was geclusterd. Zo lagen op één perceel vier burchten op een vrij kleine oppervlakte, waarvan drie op een rij gelegen met een tussenafstand van enkele tientallen meter. Op een ander perceel bevond zich een cluster van twee burchten, met een tussenafstand van opnieuw enkele tientallen meter. De rest van de gevonden burchten lag verspreid in het gebied, waarvan één op enkele honderden meters van de overige. Deze'geïsoleerde' burcht lag wel in het gebied waar in 2001 burchten zijn gevonden, maar leek niet belopen.

Bespreking De zoekzone ligt quasi volledig binnen de UTM-kilometerhokken FS 1334 en FS 1434. Daardoor is een oppervlakkige vergelijking met de resultaten uit de periode 1998-2001 mogelijk (figuur 2). Hieruit blijkt dat het aantal gevonden burchten sinds 1999 min of meer stabiel is. In 1998 werd daarentegen een beduidend groter aantal burchten in het kerngebied aangetroffen. De mate waarin deze gegevens wijzen op een reële afname, dan wel op het stabiel zijn van de hamsterpopulatie in dit gebied valt moeilijk in te schatten, ondermeer omwille van de hoger reeds aangehaalde redenen. Wat wel vaststaat is dat de absolute dichtheden laag zijn {grootte-orde: 5-20 burchten op 20-60 ha onderzochte graanpercelen), zeker in vergelijking met goede hamstergebieden in het buitenland wat evenwel niet hoeft te verbazen voor een voormalige 'pestsoort' als de hamster... ). Anderzijds lag de trefkans bij de eerste systematische zoekacties in dit gebied in 1996 zeker niet beduidend hoger dan de huidige'1 burcht per 3-4 ha onderzocht graanperceel' {M. Hens, pers. waarn.).

25 20 15

Figuur 2: Evolutie van het aantal

g e vonden

hamsterburchten in UTM­

10

hokken FS 1334 en FS 1434 (totale opp ervlakte 200

5

ha)

t1/dens

inv e ntar is ati es

zom er­ van

graanakkers.

0 1998 1999

2000

2001

2002

2003

2004 139


Zoogdieren

De toekomst: duurzame hamsterbescherming? Het blijft ietwat koffiedik kijken over hoe kritisch het nu gesteld is met de hamster in dit Vlaamse kerngebied. Dat de soort zonder gerichte maatregelen op termijn tot verdwijnen gedoemd is, leidt minder twijfel. De populatie is enerzijds fysisch en genetisch geïsoleerd, en anderzijds bieden de momenteel gehanteerde landbouwmethoden slechts in beperkte mate 'ruimte' {voedsel, habitat) voor de hamster. Enkel indien binnen de akkergebieden in de leemstreek voldoende geschikt habitat behouden blijft en de overblijvende hamsterpopulaties beschermd worden, kan de Vlaamse hamster op termijn overleven. Dit kan concreet door het realiseren van een netwerk van kleine stukjes natuur in landbouwgebied, met name kleine stukjes marginale landbouwgrond, bufferstroken en kleine landschapselementen, door het uitvoeren van een aangepast 'hamster'-beheer en ex-situbescherming (kweek en herintroductie). In 2003 besliste de Vlaamse overheid om deel te nemen aan een N ederlands kweekprogramma, waarvoor tot op heden twee Vlaamse hamsters werden weggevangen. Dit omdat geoordeeld werd dat het behoud van de hamster op korte termijn het best gewaarborgd is met een uitgekiend fokprogramma. Door het isolement en de geringe omvang van de schaarse nog aanwezige populaties wordt het uitstervan van de populaties, zelfs bij acute beschermingsmaatregelen, immers waarschijnlijk geacht. Een eerste stap naar een gerichte bescherming van het hamsterhabitat in onze streek vormen de

beheersovereenkomsten

'hamsterbeschermi ng',

die

landbouwers

in

het

verspreidingsgebied van de hamster vanaf midden 2005 met de Vlaamse overheid kunnen sluiten. In ruil voor het uitvoeren van een pakket gerichte maatregelen (o.a. aanleg bufferstroken, burchtbescherming,

"

.) op een perceel ontvangen landbouwers een

vergoeding. Om deze overeenkomsten te promoten en een inbreng te krijgen van landbouwers werd door afdeling Natuur een project opgestart om landbouwers te informeren over de hamster en te polsen naar de bereidheid om mee te werken aan de bescherming van de hamster. De eerste resultaten zijn alvast veelbelovend.

Referenties Jansman H.A.H, van Teeffelen, A.J.A., Neumann K., Koelewijn H.P. 2003. Verleden, Heden en Toekomst van de Hamster Cricetus cricetus in Nederland vanuit Genetisch P erspectief. Alterra-rapport 861, Alterro, Wageningen, 57 blz. Mercelis, S. 2003. Europese hamster. In: Zoogdieren in Vlaanderen. Ecologie en verspreiding van 1987 lot 2002. S. Verkem, J. de Maeseneer, B. Vandendriessche, G. Verbeylen & S. Yskout (eds.). Natuurpunt Studie & JNM-Zoogdierenwerkgroep, Mechelen & Gent. België. p. 256-262. Mercelis, S" Valck, F. 2001. Hamsteren in V laams-Brabant. Rapport van onderzoek uitgevoerd door De Wielewaal Natuurvereniging v.z.w. in opdracht van de provincie V laams-Brabant en Brakona. 16 blz. Mercelis, S" Valck, F. 2002. Bescherming van de wilde Hamster (Cricetus cricetus L.) in V laams-Brabant. Rapport van onderzoek uitgevoerd door Natuurpunt Studie in opdracht van de provincie V laams­ Brabant en Brakona. 36 blz Valck, F" Gysels, J" Mercelis, S. 2001. Soortbeschermingsplan hamster. Onderzoek in opdracht van AMINAL afdeling Natuur. Natuurpunt. Turnhout. België.

Nico Verwimp

Maarten Hens

AMINAL afdeling Natuur

maartenhens@skynet.be

mea. verwimp@lin.v/aanderen.be 140


Zoogdieren

Muizeninventarisatie te Bertem/Hellegracht, mei 2003 Tijdens het weekend van vrijdag 16 mei tot zondag 18 mei werd door de NSG Dijleland met behulp van life-traps een inventarisatie van kleine zoogdieren uitgevoerd op het perceel 'Hellegracht' te Bertem. Het betreft hier een perceel van om en bij de 2 ha op de zuidwaarts gerichte heuvelflank ten Z van Eiken- en Bertembos en ten W van de Koeheide. Het is momenteel nog in privaat eigendom maar staat hoog op het verlanglijstje van de plaatselijke Natuurpuntploeg. De huidige eigenaar deed echter niets met het terrein. en laat de lokale vrijwilligers er dus reeds hun gang op gaan. Tot voor kort waren de open delen van het terrein overwoekerd met een dik pak bramen. Op het moment van de inventarisatie was al ongeveer de helft daarvan 'opgeruimd', en was er een relatief monotone grasvegetatie in de plaats gekomen. Veertig life-traps van het trip-trap type werden ontleend bij Natuurpunt Educatie en op 16 mei werden ze om 16u op het terrein verstopt, de locaties aangeduid met oranje plakband aan een overhangende tak of iets van die aard. Er werd een groffe indeling van het terrein gemaakt op basis van het vegetatietype en de valletjes werden verhoudingsgewijs over deze types verdeeld: 5 vallen in open grasvegetatie, 5 vallen onder geïsoleerde struiken in open grasvegetatie, 5 vallen in bramenruigte, 5 vallen in dichte haag (met sterke ondergroei), 5 vallen in open haag (zonder ondergroei), 10 vallen in een loofbosje, 3 vallen in een dennenbosje en 2 vallen in een naburig graanveld (in de laatste twee types werd niets gevangen). Als lokaas werd een mengsel van pindakaas, havermout, hamstergranen en verse stukjes appel en wortel gebruikt. In elke life-trap werden bovendien telkens 2 onthoofde meelwormen gelegd, dit voornamelijk voor in het geval er spitsmuizen in de vallen zouden lopen. Dit zijn namelijk insecteneters het een heel snel metabolisme. Na drie of vier uur zonder eten kunnen ze er al het loodje bij neergelegd hebben, en de tijd die telkens verstrijkt tussen twee controleronden bedraagt vier uur. Bij elke controle werd het nog in de valletjes aanwezige lokaas verwijderd (en meegenomen, het zou uiteraard dwaas zijn om het in het rond te strooien als je wilt dat de mui_ zen in de valletjes lopen) en werd er nieuw lokaas aangebracht. Ook naaktslakken, pissebedden etc. moesten vaak uit de vallen worden verwijderd. Aangezien één controleronde vaak anderhalf uur in beslag neemt, en die rondes om de vier uur worden uitgevoerd gedurende 48 uren (van 20u op 16/05 tot 16u op 18/05), was het onmogelijk om tussen de rondes door naar huis te rijden om wat slaap te vatten. Daarom sloeg ik mijn tent op de Hellegracht op, en verbleef ik daar het hele weekend. In totaal kreeg ik tijdens de twaalf controlerondes bezoek van 25 personen die elk één of meerdere ronden mee kwamen lopen. Enkel de twee rondes om vier uur 's ochtends en één middagronde was ik zonder gezelschap. Zeer oncomfortabel waren echter de zware regens die tijdens de tweede nacht onophoudelijk ter aarde stortten. Samen met enkele gevangen muizen was ik volledig doorweekt. Veertig vallen en twaalf controleronden, dat maakt 480 keer een val controleren, maar ook 480 keer de 'thrill' van 'zit er iets in of niet'? Maar liefst 86 keer was het bingo, een verbazend hoog aantal (vangstkans 183) en veel meer dan ik als relatief onervaren life-trapper verwacht had. Er werden vijf soorten gevangen: twee echte muizen (Muridae): Bosmuis en Huismuis; en drie woelmuizen (Arvicolidae): Rosse Woelmuis, Aardmuis en Veldmuis. Er is een historische waarneming van Eikelmuis Eliomys quercinus bekend van het perceel Hellegracht, en uiteraard hoopte ik stilletjes dat ik deze soort hier zou tegenkomen, maar dat was niet zo. 141


Zoogdieren

Bosmuis

Rosse Woelmuis

Veldmuis

20u

9

7

3

24u

12

6

6

04u

l7

3

10

08u

7

8

6

12u

l

6

16u

Totaal

46

6

2

36

27

Tabel/: Tijdsverloop van de vangsten van Bosmuis, Rosse Woelmuis en Veldmuis op de Hellegracht, Bertem, 16-18/05/2003.

Bosmuis open grasvegetatie

Rosse Woelmuis

Veldmuis

3

6

verspreide struiken

6

7

braamruigte

10

1

8

dichte haag

3

4

3

l

open haag

16

loofbosje

6

2

12

11

10

Totaal

46

36

27

Tabel 2: Verdeling van de vangsten van Bosmuis, Rosse Woelmuis en Veldmuis per vegetatietype, Hellegracht, Bertem, 16-18/05/2003.

Op basis van dit beperkt onderzoek is niet veel meer mogelijk dan besluiten dat bepaalde soorten zeker voorkomen op de Bertemse Hellegracht, maar we doen hier toch een korte poging tot een bespreking van de resultaten: Er werden geen soorten aangetroffen die voor de regio bijzonder zijn. De Bosmuis Apodemus sylvaticus, die over heel Vlaanderen talrijk is, was de talrijkst aangetroffen muis: 46 keer werd er een ex. gevangen (mogelijk dubbelvangsten?). Het is een strikt nachtactieve soort, wat ook blijkt uit de vangsten op de Hellegracht (Tabel 1) waar 29 van de 46 ex. (633) werden aangetroffen tijdens de controlerondes van 24u of 4u. Zestien waarnemingen (333) gebeurden ofwel om 20u ofwel om 8u. Om 12u werd nooit een Bosmuis gevangen, en om

l 6u zat er slechts één keer een Bosmuis in een life-trap. Wanneer we de verdeling van de Bosmuisvangsten over de verschillende vertegenwoordigde vegetatietypes bekijken (Tabel 2), valt op dat 28 van de 46 vangsten (613) gebeurden in hoog opgeschoten vegetatie van struiken of bomen zonder al te veel ondergroei. Nochtans is de Bosmuis niet strikt gebonden aan dergelijke biotopen maar komt hij zowat overal voor waar voldoende dekking is. Er werd bij de 480 valcontroles één keer een Huismuis Mus domesticus aangetroffen, om 20u in een val in open grasland. De Rosse Woelmuis Clethro i nomys glareolus, die ook over gans Vlaanderen met uitzondering van de West-Vlaamse polders verspreid is, staat bij zoogdieren-inventariseerders bekend om zijn gewilligheid om in life-traps te lopen. Op de Hellegracht werd de soort 36 keer 142


Zoogdieren 11zen aangetroffen. Volgens de literatuur zijn Rosse Woelmuizen 's zomers hoofdzakelijk 's nachts actief en in de lente zowel overdag als 's nachts (en 's winters dan weer enkel overdag). Bij ons werden er tijdens elke controleronde wel enkele Rosse Woelmuizen aangetroffen. wat dus logisch lijkt aangezien de inventarisatie op de grens van lente en zomer plaatsvindt. Het laagtepunt in de activiteit lag wel duidelijk rond de controle van 4u 's nachts. Verder valt er geen enkel temporeel patroon op in de vangsten. Ook wat de verdeling over de vegetatietypes betreft kan er niet veel gezegd worden: ze werden zowat overal gevangen maar het valt wel op dat ze in open terrein zoveel mogelijk de beschikbare beschutting opzoeken.

Aardmuizen Microtus agrestiswerden slechts 3 keer gevangen, om 4u en 8u in het loofbosje. Deze soort is ook over heel V laanderen verspreid maar verkiest plaatsen met een vochtige tot zeer natte bodem, wat je op een helling als de Hellegracht niet meteen vindt. Anderzijds kunnen voor de Aardmuis ook andere gebieden met vochtige. gevarieerde vegetaties zoals kapvlakten en jonge bosaanplanten volstaan. Daarmee komt de Hellegracht al beter overeen. Onze vangsturen (hoe beperkt ook) spreken niet tegen dat het hier ook om een nachtactieve soort gaat. Mogelijk worden de exacte status van de Aardmuis op basis van dit beperkte onderzoek onderschat, mede aangezien de soort zich niet gemakkelijk laat vangen in muizenvalletjes. Tot slot hebben we dan nog de Veldmuis Microtus arvalis. In tegenstelling tot alle voorgaande soorten komt de Veldmuis niet overal in V laanderen voor (ontbreekt bv. in zuiden van provincie Antwerpen). In Vlaams-Brabant wordt tegenwoordig een lichte toename geconstateerd. Op de Hellegracht werd 27 keer een Veldmuis uit een life-trap gehaald. De aantallen namen geleidelijk aan toe vanaf 20 u 's avonds (met 2 enkel ex. reeds om l 6u) tot het hoogtepunt om 4u 's nachts (363 van de waarnemingen), om dan weer af te nemen tot 8u 's ochtends. Eveneens een nacht- en schemeractieve soort. In Tabel 2 zien we dat 13 van de 27 waarnemingen (483, eerste twee categorieën samen) gebeurden in open grasland, wat lijkt aan te sluiten bij de voorkeur van Veldmuizen voor droge middelhoge graslanden. Bij de overige observaties is enkel het hoge aantal vangsten in het loofbosje ietwat verassend. aangezien Veldmuizen normaal gezien vegetatietypes zonder hoge bomen verkiezen. De voorkeur van Veldmuizen voor drogere grond verklaart ongetwijfeld mee waarom Veldmuizen hier talrijker zijn dan Aardmuizen. Een woord van dank gaat in eerste instantie uit naar Stella Van Hofstraten voor haar hulp bij het uitlenen van de life-traps van Natuurpunt Educatie en hun transport naar Leuven. Verder wens ik ook de talrijke maillijstleden die bijdroegen aan de discussies over het juiste lokaas te bedanken, en de talrijke vrijwilligers die op de Hellegracht één of meerdere ronden mee de valletjes kwamen controleren.

Kelle Moreau kelle.moreau@bio. kuleuven. ac. be

143


Zoogdieren

Voorkomen van marterachtigen in regio Leuven, met nadruk op de periode 1997

-

2004 Monitoring en Ecologie van Marterachtigen (IBW ism KBIN) Reeds sinds 1997 voeren het Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer (IBW, Geraardsbergen) en het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN, Brussel) in V laanderen een gezamenlijk ecologisch en monitoringsonderzoek naar al onze marterachtigen. Concreet gaat het om volgende inheemse soorten: Otter Lutra lutra, Das Me/es me/es, Boommarter Martes martes, Steenmarter Martes foina, Bunzing Mustela putorius, Hermelijn Mustela erminea en Wezel Mustela nivalis, aangevuld met uitheemse en gedomesticeerde soorten die aanleiding kunnen geven tot verwarring zoals Amerikaanse Nerts Mustela vison en Fret. Op het IBW werd daartoe een gecentraliseerde databank opgericht. Hierin worden zowel zichtwaarnemingen, verkeersslachtoffers, doodvondsten (de dood kan niet onmiddellijk aan het verkeer worden toegewezen), doodvangsten (bijvangsten bij rattenbestrijding, illegale praktijken, ...) en spoorwaarnemingen opgenomen. Het doel bestaat uit het centraliseren van betrouwbare waarnemingen, en er wordt meer doorgedreven onderzoek verricht aan Das en Boommarter (uiterst zeldzaam in V laanderen) en aan Steenmarter en Bunzing als modelsoorten in landschapsecologische context. Verder worden er ook verkeersslachtoffers ingezameld. Niet alleen laat dit een juiste soortdeterminatie toe, het schept ook mogelijkheden tot het verzamelen van een hele reeks ecologische gegevens (bv. in verband met leeftijd, conditie, biometrie, dieet, accumulatie van gifstoffen en de bio-beschikbaarheid daarvan, populatieopbouw en -genetica, ...). Voor dit doeleinde werd er een inzamelsysteem in drie niveaus uit de grond gestampt. Niveau 1 bestaat uit iedereen die een vondst van een dode marterachtige meldt aan het inzamelnetwerk, niveau 2 uit 'transporteurs' die de gemelde slachtoffers inzamelen en niveau 3 uit 'diepvriezerbezitters'. Het IBW zorgt voor de nodige vergunningen voor personen van niveau 2 en 3 , e n de transpo rt- en elektriciteitsonkosten worden vergoed. Dit marternetwerk werkt zeer goed en wordt ook gebruikt voor de inzameling van verkeersslachtoffers van Vos Vulpes vulpes, Wasbeer Procyon lotor, Wasbeerhond Nyctereutes procyonoides, W ilde Kat Fels i sylvestris, Lynx Lynx lynx, Bever Cos/or fiber en Beverrat Myocastor coypu. Occasioneel kunnen de vergunningen in het kader van specifieke onderzoeken worden uitgebreid naar nog andere soorten, zoals dat in het verleden reeds gebeurde voor Rode Eekhoorn Sciurus vu/gans. Tot slot wensen we hier nog te vermelden dat ondergetekende een niveau 2-vergunning van het IBW-marternetwerk bezit en bij eventuele vondsten van dode ex. van de reeds hoger vermelde diersoorten kan gecontacteerd worden.

Opzet en duiding bij de gebruikte gegevens In deze bijdrage wordt een beknopte samenvatting gepresenteerd van de gekende informatie over de verspreiding en de evolutie van marterachtigen in het Dijleland, waar we voor deze gelegenheid ook Bierbeek en zijn deelgemeenten toe rekenen. Er werd vooral gebruik gemaakt van het waarnemingenarchief van de NSG Dijleland, de recentste V laamse Zoogdierenatlas (Verkem et al., 2003) en de databank marterachtigen van het IBW. Eind 2002 kwam er vanuit het IBW het bericht dat het voor onze regio niet langer nodig was om waarnemingen van marterachtigen en Vossen in te zamelen, met uitzondering voor Dassen, Boommarters en gemerkte Vossen. In de databank zijn de jaren 2003 en 2004 voor onze regio dus sterk ondervertegenwoordigd, zodat in het vervolg van de tekst vooral gebruik 144


Zoogdieren

werd gemaakt van de gegevens uit de jaren

1997 - 2002.

In het archief van de

Natuurstudiegroep Dijleland worden zoogdierengegevens ook sinds 1997 bijgehouden, maar in de beginjaren ging het om een zeer beperkt aantal waarnemingen. Pas sinds

2001.

na

het oprichten van de talrijke regionale mailinglijsten, konden meer gegevens worden verzameld. We gebruikten de gegevens tot en met november

2004.

Historische gegevens over marterachtigen zijn zeer schaars: natuurhistorische werken zijn er niet en informatie in allerhande archieven is vaak niet bereikbaar. Om toch een beetje een idee te bekomen van de evolutie van de besproken soorten over de jaren heen wordt vaak melding gemaakt van gegevens uit de tijdschriften 'Chasse et Pêche' en 'Royal St.-Hubert Club de Belgique' (sinds

1882).

Hoewel het hier meestal om verdelgingsdata gaat. zijn ze

wel betrouwbaar en laten ze een voorzichtige reconstructie van de vroegere verspreinding en status toe. Verder werden hier en daar ook mondelinge getuigenissen geciteerd, hoewel deze informatiebron niet systematisch is. Aangezien de meeste marterachtigen die bij ons voorkomen uniform over de hele regio verspreid zijn (zie Tabel

l) en de densiteit aan waarnemers en inzamelaars niet overal dezelfde

is, zijn de beschikbare gegevens niet bruikbaar voor een intra-regionale analyse van de verspreiding en kunnen we dus geen uitspraken doen over densiteitsverschillen binnen de regio en geen linken leggen met habitatkenmerken etc.

Soortbesprekingen De

Wezel

Mustela nivalis komt gebiedsdekkend voor in Vlaanderen, en doet dat ook op

kleinere schaal in het Dijleland. Dat dat in deze regio al vanouds zo is blijkt uit gepubliceerde vangstresultaten in Chasse et Pêche en/of Royal Saint Hubert Club de Belgique (periode

1946-1972): in Huldenberg werden op 8 maanden tijd 23 Wezels verdelgd, een ander gegeven spreekt over 57 gedode Wezels in deze gemeente (onbekend aantal maanden). In Korbeek­ Lo werden op 6 maanden tijd zelfs 208 ex. gestrikt, een absoluut record voor Vlaanderen. Een erg twijfelachtige eer ... Doorgaans geldt dat de vangstresultaten van Wezels in deze tijdschriften een veelvoud zijn van die van Hermelijn en Bunzing. In 1993 werden de AMINAL­ wachters bevraagd in verband met populatietrends gedurende de laatste jaren: in Vlaams­ Brabant durfden

9

wachters hier voqr de Wezel geen uitspraak over doen,

over een toename,

4 over een afname. Net zoals in de rest van

5

hadden het

Vlaams-Brabant lijkt het er in

onze regio dus op dat de Wezel een stabiele populatie heeft. Desondanks werden er bij het IBW in de periode

1997-2002

amper

12

waarnemingen van Wezels verzameld, waaronder

slechts één verkeers-slachtoffer. In het archief van de NSG Dijleland werden eveneens sinds

1997 15

additionele waarnemingen opgenomen, waaronder drie verkeersslachtoffers en

één doodvondst. Wellicht zijn de aantallen verkeersslachtoffers in realiteit hoger dan deze kleine aandelen in de waarnemingen doen vermoeden: omwille van hun geringe afmetingen vallen ze niet erg op, ze worden snel weggeslingerd en volledig stukgereden, aaseters kunnen hen in hun geheel wegdragen ... Wat de spreiding over de regio betreft valt het wel op dat er ten N van Leuven amper waarnemingen zijn (geen bij het IBW, Tabel

1;

enkele bij NSG

Dijleland). Voor de

Hermelijn Mustela erminea kunnen we een gelijkaardig verhaal vertellen. Ook deze

soort komt sinds lang gebiedsdekkend voor in Vlaanderen en in het Dijleland, al was dat volgens de jachttijdschriften in veel lagere aantallen. Zij vermelden vrij systematisch veel lagere aantallen Hermelijnen dan Wezels, maar ook dan Bunzings. In Huldenberg werden

9 en 13 Hermelijnen verdelgd tijdens 8 en een onbekend aantal maanden. Opmerkelijker is dat er in Korbeek-Lo op 6 maanden slechts 4 Hermelijnen tussen

1946 en 1972

respectievelijk

145


Zoogdieren

werden gevangen t.o.v. de 208 Wezels. Wanneer hen naar de recente populatietrend van de Hermelijn werd gevraagd durfden 15 van de 18 ondervraagde Vlaams-Brabantse AMINAL­ wachters geen uitspraak te doen, twee verdedigden een toename, één een afname. Wat de aantallen betreft gaat het verder in dezelfde lijn: sinds 1997 werden bij het IBW slechts 9 Hermelijnen geregistreerd voor het Dijleland, allemaal zichtwaarnemingen, en in het archief van de NSG Dijleland werden gegevens over 35 ex. verzameld, waaronder slechts twee verkeersslachtoffers. Misschien kunnen hier dezelfde oorzaken voor worden gezocht, zoals die hoger bij de Wezel werden aangehaald. Ook voor de Hermelijn geldt dat er amper waarnemingen zijn ten N van Leuven (bv. geen bij het IBW, Tabel 1). Ook de Bunzing Mustela putorius komt sinds vanouds gebiedsdekkend voor in onze streken. In Chasse et Pêche worden. volledig naar analogie met Wezel en Hermelijn, respectievelijk

29 en 23 gedode ex. vermeld voor Huldenberg en 36 ex. voor Korbeek-Lo. Sinds halfweg de jaren '70 werd er in Vlaanderen en Nederland plots een sterke achteruitgang vastgesteld (referenties in Verkem et al, 2003), wat in de vorige zoogdierenatlas voor Vlaanderen bevestigd werd (Holsbeek et al, 1986). In 1993 bleek deze achteruitgaande trend niet meer uit de bevraging van dezelfde 18 AMINAL-wachters uit de provincie Vlaams-Brabant (geen mening 11. toename 3, stabiel 1, afname 3). Wat de aantallen betreft: de archieven van het IBW en de NSG Dijleland laten niet vermoeden dat de soort in de problemen zit of in die richting evolueert. Sinds 1997 werden er door het marternetwerk 73 gevallen van Bunzing uit regio Leuven gecentraliseerd (353 verkeersslachtoffers), mooi verspreid over de hele streek (Tabel 1). Bij de NSG Dijleland zijn uit dezelfde periode nog 37 extra gegevens bekend (773 verkeersslachtoffers!). Van de Amerikaanse Nerts Mustela vison werd er op 16/08/01 te Wilsele een zeker ex. gemeld, langs de E314 ter hoogte van kilometerpaal 79,2. Dit betreft de enige gekende waarneming van deze soort voor regio Leuven. In Vlaanderen zijn er verder slechts een beperkt aantal gevallen bekend, zonder duidelijk zwaartepunt. Onder meer 'bevrijdingsacties' zorgen er voor dat er jaarlijks Amerikaanse Nertsen in onze natuur terecht komen, maar van gevestigde populaties is er nergens sprake. In tegenstelling tot de hoger reeds behandelde inheemse marterachtigen is de Steenmarter Martes foina een relatieve nieuwkomer in Vlaanderen, of misschien eerder een terugkomer, want ooit kwam hij hier ongetwijfeld algemeen voor. Uit de vorige eeuw zijn er geen meldingen gekend van voor 1946, al werden in 1912 9 ex. gevangen in Jodoigne (Brabant Wallon), kort bij de Vlaamse grens. Pas vanaf 1946 duikt de soort op in vangstresultaten in de provincies Antwerpen en Limburg, maar vooral opvallend in Vlaams-Brabant: bv. 6 ex. in Lubbeek in december 1946, 1 ex. in Korbeek-Lo in 1950-1951, 15 ex. in Huldenberg in 1949-1950. Voor de periode 1970-197 4 geeft het Bestuur van Waters en Bossen alleen het zeldzaam voorkomen van marters in het noordoosten van de provincie Antwerpen en de zuidoostelijke helft van Vlaams-Brabant. Vervolgens rekende de verspreidingsatlas van de zoogdieren van de Benelux uit 1978 de Steenmarter niet meer tot de Vlaamse fauna, met uitzondering van Voeren. In

1981 herbevestigde een nieuwe enquête van Waters en Bossen echter de bevindingen van 1974, plus enkele nieuwe eilanden in Noordoost-Limburg (Van Den Berghe & De Pauw, 2003). Later vermelden Holsbeek et al (1986) de soort als manifest aanwezig in oostelijk Vlaams­ Bra bant en zuidelijk Limburg en diffuus el ders. Hoewel deze o p e e n v o l g e n d e verspreidingskaarten telkens weer verschillende beelden gaven, bleef d e aanwezigheid in de gordel Leuven-Voeren nagenoeg altijd een vaststaand feit, en het is ongetwijfeld grotendeels van hieruit dat de soort de rest van Vlaanderen heeft kunnen koloniseren. Tegenwoordig komt de soort nagenoeg over het hele land voor, met nog steeds de grootste dichtheden in het oude zuidoostelijke bolwerk. Dat blijkt ook uit de aantallen waarnemingen 146


Zoogdieren

Steenmarter (verkeerslachtoffer). Mei 1999, centrum van Huldenberg. Foto: Frederik Fluyt

van Steenmarters die sinds 1997 werden verzameld door het IBW en door de NSG Dijleland: respectievelijk 126 en 78 gevallen, in beide archieven mooi verspreid over de regio. Net zoals bij de Bunzing zijn de hoge percentages verkeersslachtoffers onder de gemelde Steenmarters zeer betreurenswaardig: respectievelijk 163 en 533

(!).

Van de Boommarter Martes martes, waarvoor we de bespreking hier even opentrekken tot op V laams-Brabantse schaal, werden er op het IBW vanuit regio Leuven vooralsnog geen gegevens ontvangen. Ook in het archief van de NSG Dijleland werden slechts enkele vage meldingen van 'grote marters' of 'marters in bomen' opgenomen, wat geen enkele garantie voor Boommarter inhoudt. Deze soort is nooit talrijk geweest in Vlaams-Brabant. Uit de periode 1900-1959 zijn geen waarnemingen gekend en in 1960 zou een ex. zijn geschoten te Tienen (Van Den Berghe et al, 2000). Wat de streek van Leuven betreft beweerden Holsbeek et al i n 1986 dat er zich in en rond het Meerdaalwoud een beperkte populatie ophield, daarbij refererend naar meerdere waarnemingen van boswachters en houtvesters, die eerder al op een verspreidingskaart werden gepubliceerd door het Bestuur van Waters en Bossen

(1981) en nadien nog werden aangevuld. Tegelijkertijd beschreven Holsbeek et al het voorkomen van Boommarters te Terhulpen (1977), in het Zoniënwoud (1982) en te Haacht (1983). In Brussel en Halle werd eind jaren '90 telkens één verkeersslachtoffer opgeraapt en ingezameld door het IBW. Dichter bij Leuven werd in de omgeving van het Meerdaalwoud in 1992 een betrouwbare zichtwaarneming gedaan van een ex. met jongen en in Lubbeek was er een zichtwaarneming in 1994 (Van Den Berghe et al, 2000). Nadien werden er geen zekere Boommarters meer opgemerkt in de streek. Maar mogelijk zijn er toch aanwezig ... aandachtig zijn is de boodschap!

147


Zoogdieren

Wezel

Hermelijn

Bunzing

Kwerps

3

Beisem

2

Herent

3

Steenmarter

2

Wilsele

3

Kessel-Lo

5

Leuven

6

10

Heverlee

8

11

Oud-Heverlee

6

14

Sint-Joris-Weert

3

3

Blanden

4

13

Haasrode

2

8

Bierbeek

7

14 2

Opvelp Lovenjoel

3

4

Korbeek-Lo

2

5

Bertem

7

4

Leefdaal

2

2

Korbeek-Dijle

6

Neerijse

3

Loonbeek 2

Huldenberg

2

St-Agatha-Rode

3

Ottenburg

2

Overijse Vossem

5

4

4

3

5

3

Duisburg Tervuren

2

Totaal

12

3

9

73

126

Tabel 1: Aantallen Wezels, Hermelijnen, Bunzingen en Steenmarters per (deel}gemeente uit het Dijle/and, zoals opgenomen in de databank marterachtigen van het !BW (1997-2004).

Tot slot behandelen we het buitenbeentje uit de rij marterachtigen uit het Dijleland: de Das

Me/es me/es. Rond Brussel en Leuven (o.m. Meerdaalwoud) bevond zich sinds lang een kernpopulatie van Dassen, die via de bosrijke gordel van Aarschot over Diest naar Lummen in verbinding stond met de Limburgse populaties.

148


Zoogdieren

Vanaf de jaren '70 verdween de soort tengevolge van verdelging en stroperij nagenoeg volledig uit de provincie V laams-Brabant. Begin jaren '80 werd er in Meerdaalwoud een herintroductie uitgevoerd, maar kort nadien werd ook de laatste permanente burcht verlaten (deels door actieve verstoring, maar ook door doding). Sinds 1997 werden door het IBW 6 zekere gegevens van Dassen uit de regio Leuven geregistreerd. Het betreft vijf zichtwaarnemingen en één verkeersslachtoffer. Een overzicht: 16/05/1993

zichtwaarneming te Bierbeek, Mollendaalwoud

14/04/1998

zichtwaarneming te Neerijse, ten Z van Langerodevijver

??/10/1998

zichtwaarneming te Haasrode, nabij Mollendaalwoud

03/03/2001

verkeersslachtoffer te Oud-Heverlee, Fonteinstraat

15/10/2001

zichtwaarneming te Heverleebos, langs Naamsesteenweg

04/10/2002

zichtwaarneming te Haasrode/Meerdaalhoflaan

Uit dit beperkte aantal waarnemingen komt geen kern naar voren en in het archief van de NSG Dijleland werden tot en met 2002 geen aanvullende gegevens opgenomen. In april 2003 werd dan terug minstens één ex. gemeld in Heverleebos, zij het dan wel een verkeers­ slachtoffer op de Naamsesteenweg. Eind juni van dat jaar werd er dan voor het eerst weer een pas belopen burcht gevonden in het Dijleland, ergens op de zuidwestelijke plateaus (exacte burchtlocaties worden hier om begrijpelijke redenen niet gegeven), maar die leek een week later al verlaten te zijn. Verder werden er in 2003 nog ex. gemeld in het Bruulbos te Lovenjoel (2 ex.), en in het Dunbergbroek te Holsbeek. In 2004 werd er terug een burcht gevonden, die een week later opnieuw verlaten was, ditmaal ergens langs de Z-grens van de regio. Gebaseerd op deze informatie kunnen we niet besluiten dat er in het Dijleland een gevestigde Dassenpopulatie aanwezig is. We zullen meer moeite moeten doen om na te kunnen gaan of dat in werkelijkheid ook zo is. Wellicht gaat het momenteel bij het grootste deel van de waarnemingen om ronddolende exemplaren, maar een permanente vestiging hangt in de lucht. Dankwoord

In eerste instantie danken we uiteraard alle waarnemers die in de loop der jaren op één of andere manier waarnemingen van marterachtigen bezorgden aan het archief van de NSG Dijleland en aan de databank van het IBW. Een speciaal woord van dank gaat uit naar Koen Van Den Berghe en Wouter De Pauw van de cel Carnivora van het IBW, die voor onze regio alle gegevens uit de databank marterachtigen bundelden en hun toestemming gaven om deze gegevens te gebruiken voor deze bijdrage. Referenties Holsbeek. L.. Lefevre. A.. Van Gompel. J. & Vantorre, R. ( 1986) - Zoogdieren-inventarisatie van V laanderen ( 19761985). Bijdrage tot de kennis van het voorkomen en de verspreiding van zoogdieren in het Vlaamse en het Brusselse Gewest, België. Euglena extra uitgave. Nationale Zoogdierenwerkgroep, JNM-Uitgeverij, Gent. België. Van Den Berghe, K., Broekhuizen, S. & G.J.D.M. Müskens (2000) - Voorkomen van de boommarter Mortes mortes in Vlaanderen en het zuiden van Nederland. Lulro, 43: 125-134. Van Den Berghe, K., Van Den Eynde, V. & Berlengee, F. (2002) - Rekolonisatie van steenmarter Mortes foino in V laanderen. Bulletin van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen, Biologie, 72-suppl.:251-253. Van Den Berghe. K. & De Pauw, W. (2003) - Roofdieren. In: Verkem. S., De Maeseneer, J., Vandendriessche, B. Verbeylen, G. & Yskout, S. Zoogdieren in Vaanderen. Ecologie en verspreiding van 1987 tot 2002. Natuurpunt Studie en JNM-Zoogdierenwerkgroep, Mechelen & Gent, België: 310-375. Verkem, S., De Maeseneer, J., Vandendriessche. B. Verbeylen, G. & Yskout, S. (2003) - Zoogdieren in Vaanderen. Ecologie en verspreiding van 1987 tot 2002. Natuurpunt Studie en JNM-Zoogdierenwerkgroep, Mechelen & Gent. België; 452 ppn.

Kelle Moreau kelle. moreau@bio. kuleuven. ac. be 149


Zoogdieren

Hazelmuizen, zijn ze er nog of niet? Vooruitblik op inventarisatie in 2005 De

Hazelmuis

Muscardinus

ave/lanaru i s is met haar 6-9 cm de kleinste van de bij ons voorkomende slaapmuizen. Ze is goed herkenbaar met haar oranje pels en dik behaarde staart. Door haar zeer verborgen nachtelijke levenswijze onder het bladerdek van struiken en bomen is ze echter nauwelijks bekend bij het brede publiek en is er slechts weinig geweten over haar werkelijke status in V laanderen. Uit de atlasperiode

1987-2002 liggen voor V laanderen waarnemingen uit 1 4 SxS km-hokken voor {Mercelis 2003). Meer dan de helft van dit beperkt aantal gegevens betreft nestvondsten. Op basis van de

atlasgegevens

komen

de

Voerstreek en Zuidoost-Limburg naar voren als 'zwaartepunten' in de Jonge Hazelmuis, Voerstreek, 26 september 2004.

verspreiding van de Hazelmuis in

Foto: Goedele Verbeylen

V laanderen.

Voor V laams-Brabant liggen uit de periode 1987-2002 volgende waarnemingen voor: Januari 1994: twee Hazelmuizen in een nestkast in Oude Velpe (Glabbeek) Februari 1994: zeer waarschijnlijk kamperfoelienestje in Bertembos (Bertem) Januari 2002: twee verlaten nestjes in Koebos (Lovenjoel, Bierbeek) Gezien de onduidelijkheid over de verspreiding en populatiegrootte van Hazelmuizen in V laanderen, is de Zoogdierenwerkgroep van Natuurpunt in 2004 gestart met systematische en gerichte inventarisaties. In 2004 werd in samenwerking met de Provincie Limburg en LIKONA Zuid-Limburg onderzocht. Enkel in de Voerstreek, aansluitend bij de Nederlandse populatie, werden nog Hazelmuizen aangetroffen (Verbeylen 2004). Overige historische waarnemingen, zoals deze in de omgeving van Tongeren en Hasselt, konden tijdens deze zoektocht niet bevestigd worden. De kans is groot dat de Voerense populatie nog de enige levensvatbare populatie is in Limburg (en mogelijk zelfs V laanderen) en dat deze bescher mde habitatrichtlijnsoort dus zwaar bedreigd is in V laanderen. De Hazelmuis is zeer gevoelig omdat ze in lage dichtheden voorkomt en een zeer beperkt dispersievermogen heeft. Hierdoor heeft ze zwaar te lijden onder bosversnippering, te weinig variatie binnen onze bossen wat betreft boomleeftijd en aantal boom- en struiksoorten, degradatie van houtkanten en hagen en het verdwijnen van hakhoutbeheer. 150


Zoogdieren

In het rapport dat Natuurpunt Studie hierover gepubliceerd heeft (Verbeylen 2004), vind je allerlei informatie over ecologie, verspreiding en beheermaatregelen die Hazelmuizen ten goede komen.

Inventarisatie in Vlaams-Brabant In 2005 verlegt de Zoogdierenwerkgroep het actieterrein naar Vlaams-Brabant. In eerste instantie zal de inventarisatie-inspanning zich richten op het grondig uitkammen van gebieden waarvan historische waarnemingen voorliggen (zie hierboven). Daarnaast zal nog een aantal mogelijk geschikte gebieden onderzocht worden, waaronder een reeks bossen en bosfragmenten in het Dijleland (in samenwerking met natuurstudiegroep Dijleland). Eens we een iets beter zicht hebben op het al dan niet voorkomen en de verspreiding van de Hazelmuis in Vlaams-Brabant, kan in een tweede instantie gedacht worden aan beschermingsmaatregelen. Tijdens de inventarisaties wordt gezocht naar door Hazelmuizen aangeknaagde hazelnoten en hazelmuisnestjes. De maanden september en oktober vormen de meest geschikte periode voor het z oeken n aar Hazelmuissporen. Kandidaat- inventariseerders en andere geïnteresseerden zullen via een infoles vertrouwd gemaakt worden met de ecologie van de Hazelmuis en met de gehanteerde inventarisatiemethodes.

'Hazelmuis- en andere zoogdieren'weekend Een deel van de inventarisaties zal plaatsvinden tijdens een 'hazelmuis- en andere zoogdieren 'weekend, dat doorgaat van donderdagavond 29 september tot zondagavond

2 oktober 2005 in De Kluis te Sint-Joris-Weert. Tijdens dit weekend word je, via een infoles en inventarisatie van een aantal bossen, opgeleid tot specialist in hazelmuissporen-zoeken. Maar zelfs al vinden we geen spoor van Hazelmuizen, onze sporendoos bevat voldoende voorbeeldnestjes en door Hazelmuizen en andere dieren aangeknaagde noten, om de theorie iets meer tastbaar te maken. Daarnaast staat de rijke zoogdierenfauna van het Dijleland (hamster, bever, das, waterspitsmuis, vleermuizen, ...), garant voor een boeiend en goedgevuld excursie- en lezingenprogramma. Kortom, een niet te missen weekend waarop we ons goed gaan amuseren en massa's zoogdierenervaringen kunnen uitwisselen! Referenties Mercelis, S.

2002.

2003.

Hazelmuis. In: Zoogdieren in V laanderen. Ecologie en verspreiding van

1987

tot

S. Verkem, J. De Maeseneer, B. Vandendriessche, G. Verbeylen & S. Yskout (eds.). Natuurpunt

263-267. hazelmuis (Muscordinus ovellonoru i s)

Studie & JNM-Zoogdierenwerkgroep, Mechelen & Gent, België. p. Verbeylen, G.

2004.

Inventarisatie

2004 en bescherming van de 2004/ 4.

in Zuid-Limburg (Vlaanderen). Rapport Natuur.studie Mechelen. België.

66

Natuurpunt Zoogdierenwerkgroep,

blz.

Goedele Verbeylen Notuurpun t Zoogdieren werkgroep

Wil je meer informatie ontvangen over de hazelmuisinventarisatie en het zoogdieren­ weekend, of heb je zelf ooit een Hazelmuis gezien in V laanderen, dan mag je dit laten weten aan de Zoogdierenwerkgroep (zoogdieren@natuurpunt.be) of Goedele Verbeylen (Willendriesstraat 30, 2812 Muizen, tel. 0476/59.03.92). 151


Vogels

Opmerkelijke vogelwaarnemingen in de Dijlevallei en omgeving, september - november 2004 Dit overzicht van opmerkelijke en interessante vogelwaarnemingen in de Dijlevallei en omgeving beslaat voornamelijk de periode september - november 2004. De bestreken regio omvat de gemeenten Kortenberg, Herent, Bertem, Leuven, Oud-Heverlee, Huldenberg, Overijse en Tervuren en de aangrenzende gebieden. De volgende rubriek zal de periode december 2004 - februari 2005 omvatten. Waarnemingen worden voor 10 maart 2005 verwacht bij Kelle Moreau, Celestijnenlaan 27A, bus 201, 3001 Heverlee, t: 0486/125877, e: kelle.moreau@bio.kuleuven.ac .be.

Het najaar van 2004 bracht klimatologisch geen grote verrassingen met zich mee: de hoeveelheid en de spreiding van de neerslag en de zonneschijnduur gedroegen zich normaal, enkel de gemiddelde temperatuur (over de drie behandelde maanden) lag met l l ,3°C aanzienlijk hoger dan het langjarig gemiddelde van 10,4°C. Desondanks verlieten de laatste ex. van typische zomersoorten als Wespendief (5 data), Boomvalk (24 waarnemingen), Gekraagde Roodstaart (2 waarnemingen) en Grauwe Vliegenvanger (1 waarneming) onze streken in de loop van september. Cetti's Zangers, die grotendeels als standvogels te boek staan, verschenen buiten de Doode Bemde plots te Oud-Heverlee en te Florival, en trekvogelsoorten die ten N van de Sahara overwinteren zoals Witte Kwikstaart, Zwarte Roodstaart, Tjiftjaf (vorige drie soorten niet opgenomen) en Roodborsttapuit zetten de trend naar steeds latere najaarswaarnemingen en steeds meer overwinterende ex. verder. Van Zomertaling ( 1/11) en Gierzwaluw ( 10/10) werden opvallend late waarnemingen genoteerd. De najaarstrek leverde ook dit jaar weer veel spektakel op met onder meer mooie aantallen Grauwe Ganzen, 3 Kolganzen, 35 Toendrarietganzen, 9 Ooievaars, 13 Rode Wouwen,

>

18

Bruine Kiekendieven, 1 Visarend, min. 24 (!)Smellekens, min. 7Slechtvalken, 1 Kraanvogel, 16 Goudplevieren, 9 Zilverplevieren, 1 Bontbekplevier, 1 KleineStrandloper, 8 Wulpen, 1 Tureluur, 3 Zwarte Ruiters, Boomleeuweriken op 17 data, 10 Duinpiepers, 1 Roodkeelpieper, 4 Europese Kanaries, 1 Barmsijs, 2 ljsgorzen en een Ortolaan . Pleisterend waren er onder meer Porseleinhoenen op 6 data, 2 Bonte Strandlopers, 2 Zwarte Ruiters, 3 Groenpootruiters, 6 Bokjes, 1 ZwarteStern, mooie aantallen Paapjes en Tapuiten, 2 Beflijsters, 3 Europese Kanaries, 3 Barmsijzen en vele Kruisbekken en Noordse Goudvinken. Bij de ringvangsten vielen een Bladkoning en 2 Pallas' Baszangers het meest op. Bij de traditionele wintersoorten rekenen we ook dit jaar weer onder meer Bergeend, Smient, Pijlstaart, Grote Zilverreiger en Blauwe Kiekendief. Anderzijds bleven Grote Zaagbek, Roerdomp en Pontische Meeuw een beetje achter (maar die zijn gewoonlijk pas vanaf december beter vertegenwoordigd), terwijl Krooneend, Brilduiker en Klapekster het naar Dijlevalleinormen redelijk goed deden. In Wijgmaal zorgde een ontsnapte Roze Spreeuw in november voor heel wat animo. Waarnemingen van onder meer alle ex oten, Knobbelzwaan, Krakeend, Slobeend, Wintertaling, Tafeleend, Kuifeend, Patrijs, Dodaars, Fuut, Aalscholver, Blauwe Reiger, Havik, Waterral, Kievit, Witgat, Watersnip, Houtsnip, Kleine Mantelmeeuw, Kerkuil,Steenuil, Ijsvogel, Zwarte Specht, Middelste Bonte Specht, Kleine Bonte Specht, Grote Gele Kwikstaart, Waterpieper, Kramsvogel, Koperwiek, Vuurgoudhaan, Glanskop, Ringmus, Putter,Sijs, Kneu, Goudvink, Appelvink, Geelgors en Rietgors werden niet in dit verslag opgenomen, maar wel 152


Vogels

verwerkt. Bij de niet volledig zekere en bijgevolg verder niet opgenomen waarnemingen die het afgelopen najaar werden ontvangen vielen Kleine Zwaan (3 mogelijke waarnemingen van o v ertrekkende groepjes in november), Bruine Kiekendief { 1 oktober- en 1 novemberwaarneming te Kessel-Lo), Grauwe Kiekendief {l ex. over Leuven in september), Oeverloper (3 mogelijke ex. te Overijse in november), Grote Mantelmeeuw {1 waarschijnlijk ex. te Oud-Heverlee in september), Grote Pieper {1 mogelijk ex. te Leefdaal in oktober), Pallas' Baszanger {1 tuinwoorneming in Oud-Heverlee in november) en Grote Kruisbek (2 mogelijke ex. in Huldenberg in oktober) het meest op. Ook niet nader gedetermineerde Anser-gonzen, volken, Charadrius-plevieren, Co/idns-strandlopers en sternen werden niet in dit verslag opgenomen. Ook op de vele trekwoornemingen van de talrijkere najaarstrekkers wordt in dit verslag niet ingegaan. Bij vermeldingen van opmerkelijkere najaarstrekkers wordt vaak verwezen naar 'trektelteom NSG Dijlelond', teneinde niet telkens dezelfde longe opsommingen van nomen te geven en zodoende plaats uit te sporen. Tot slot nog meegeven dat net buiten onze regio een ljsduiker werd opgeraapt te Kampenhout-Sas op 16/11 en een Pestvogel pleisterde te Wezembeek-Oppem op 22/11.

Grauwe Gans Anser anser 02/l 0

8 ex. naar Zover Leefdaal/plateau {trektelteom NSG Dijlelond), 2 ex. naar Zover Everberg/plateau {A. Smets)

03/10

4 ex. naar Zover Leefdaal/plateau {trektelteom NSG Dijlelond)

09/10

7 ex. naar Zover Leefdaal/plateau {trektelteom NSG Dijlelond)

10/10

13 ex. naar Zover Leefdaal/plateau (trektelteom NSG Dijlelond), 36 ex. naar Z over PĂŠcrot (M. Wolravens)

12/10

4 ex. naar Zover Leefdaal/plateau (F. F luyt, S. D'Hont)

11/10

17 ex. naar Zover Bertem/Koeheide (S. Bouillon)

17/10

16 ex. naar Zover Oud-Heverlee/Z (J. Rutten)

01/11

2 ex. in de Doode Bemde, 26 ex. over Nethen (B. Nef)

05/11

co 35 ex. naar Ztss Leefdaal en Tervuren (S. Bouillon)

07/11

51 ex. naar ZW over Leuven/Arthur Degreefstraot (F. Van de Meutter), 8 ex. naar ZW over Oud-Heverlee (F. Fluyt), 2 ex. naar N over Terlanen/Bilonde (H. Roosen), 6 ex. naar Zover Tourinnes-la-Grosse (H. Blockx)

Kolgans Anser albifrons 09/10

1 ex. naar Zover Leefdaal/plateau (trektelteom NSG Dijleland)

10/10

2 ex. naar Zover PĂŠcrot (M. Wolravens)

Toendrarietgans Anser fabalis rossicus 07 /11

35 ex. (12

+

20

+

3) naar Zover Tourinnes-la-Grosse (H. Blockx)

Bergeend Tadorna tadorna De eerste Bergeend voor het najaar van 2004 verscheen op 20/09 te Oud-Heverlee/N (K. Moreou, G. du Toit). Op 26/09 zot een juveniel te Gostuche (B. Nef). Vanaf 16/10 werden 2 odulten opgemerkt en in november liepen de aantallen geleidelijk op (versch. woorn.) tot het nojoorsmoximum van 7 ex. op 25 en 28/11 (M. Wolravens, K. Van Schoren). Zoals gewoonlijk verkozen de Bergeenden Neerijse/Grote Bron als favoriete verblijfplaats, met uitstapjes naar Oud-Heverlee/N en Sint-Agatha-Rode/Grootbroek.

153


Vogels

Smient Moreco penelope Na een mogelijk (slapend) ex. op 7/09 te Oud-Heverlee/N (M. Hens) zat de eerste zekere Smient van het najaar op 18/09 op dezelfde locatie (B. Net). In oktober bleef het stil rond de soort. November (vanaf l /11) bracht uiteindelijk 15 waarnemingen van solitaire ex. en groepjes tot maximaal 7 ex. met zich mee (versch. waarn.). De enige grotere groep bestond uit 19 ex. op 4/11 te Neerijse/Grote Bron (K. Moreau).

Pijlstaart Anos ocuto De eerste Pijlstaarten voor het najaar van 2004 waren 6 ex. die op 3/10 zuidwaarts over het plateau te Leefdaal vlogen (trektelteam NSG Dijleland). Vanaf 16/ l 0 werden er 22 waarnemingen ontvangen van pleisterende Pijlstaarten., mooi verspreid over de rest van de behandelde periode (versch. waarn.). De aantallen bleven echter zeer laag, ten Z van Leuven bestond de grootste groep uit amper 4 ex. op 24/l 0 te Oud-Heverlee/N (K. Moreau). Ten N van Leuven waren er waarnemingen van l ex. te Wilsele op 11/11 en van 2 ex. te Kessel-Lo/Leopoldspark op 13/l l (B. Markey).

Zomertaling Anos querquedu/o 03/09

2 ex. eclips te Oud-Heverlee/N (K. Moreau)

01/11

1 ex. te Neerijse/Grote Bron (uitzonderlijk late waarneming!) (B. Nef, M. Hens)

Krooneend Netto rufn i o Op 6, 7 ex 8/11 werden resp. l ex., l ml v en l m waargenomen te Neerijse/Grote Bron (S. Horemans, F. Fluyt, J. Nysten, B. Bergmans). Op 29/11 was hier terug l m aanwezig (A. Smets).

Brilduiker Bucepholo c!ongulo Op 31/10 maakten 6 mannetjes Brilduiker een verassende intrede te Neerijse/Grote Bron (med. M. Hens). Daags nadien werden hier waarnemingen genoteerd van een adult mannetje (B. Nef, M. Hens) en van een ex. in eerste winterkleed (M. Walravens). Van 2 t.e.m. 7/11 bleef er een mannetje aanwezig (L. Hendrickx, M. Hens, K. Moreau, S . Horemans, Fluyt,

J. Nysten) dat op 8/11 werd afgelost door een 1 e winter ex. (B. Bergmans) dat vervolgens nog werd genoteerd op 11 en 13/l l (F. Fluyt, M. Hens, K.Van Scharen, J. Nysten, M. Bekkers, B. Markey). De enige waarneming van een Brilduiker buiten Neerijse/Grote Bron had betrekking op hetzelfde l e winter ex., op de avond van 13/11 te Oud-Heverlee/N (M. Hens).

Grote Zaagbek Mergus mergonser 19-20/11

1 ad v te Neerijse/Grote Bron (P. Dubois, E. De Broyer, N., V. & C. Rasson)

21/l l

l ex. te Gastuche (B. Net), l ad v te Sint-Agatha-Rode (F. Fluyt, A. Smets, M. Hens, K. Moreau)

Grote Zilverreiger Cosmerodius olbus Na een ex. te Kwerps/N op l /09 (J. Rutten) en 4 ex. op 2/10 naar het zuiden over het plateau ten W van de Dijlevallei (opgemerkt vanop trektelposten te Leefdaal en te Everberg; F. Fluyt, W. Desmet, K. Moreau, A. Smets) werden voor de behandelde periode nog 30 waarnemingen van Grote Zilverreigers ontvangen (versch. waarn.). De eerste van deze reeks betrof een ex. dat op 12/l 0 naar 0 over Leefdaal/plateau vloog (K. Van Scharen, F. Fluyt, S. D' Hont) en op 16/l 0 werden voor het eerst dit najaar 2 pleisteraars samen gezien te Oud-Heverlee/N (S. Horemans). T ijdens de tweede helft van oktober overnachtte tenminste l ex. geregeld te Oud-Heverfee/N (M. Hens e.a.), mogelijk werd er ook geslapen in de buurt van het Grootbroek 154


Vo els

te Sint-Agatha-Rode (versch. waarn.) en te Gastuche (B. Nef, M. Fasol). Dat er meer dan 2 ex. aanwezig waren in de Dijlevallei kon nooit met zekerheid worden vastgesteld op basis van de dagtellingen, maar in november werden tot 6 ex. samen gezien wanneer ze laat op de avond invielen langs een vijvertje te Sint-Joris-Weert (P. De Becker). Roerdomp Botaurus stellaris 13/11

1 ex. te Oud-Heverlee/N (M. Hens)

Ooievaar Ciconia ciconia 05/09

2 ex. laag over Haasrode/Blandenstraat (M. Van Ermen)

21/09

5 ex. laag naar Zover Leuven/centrum (F. Van de Meutter)

10/10

2 ex. naar Zover Leefdaal/plateau (trektelteam NSG Dijleland)

Wespendief Pernis apivorus 03/09

1 ex. naar Zover Oud-Heverlee/N (W. Desmet)

03/09

2 x 1 ex. naar Zover Terlanen (H. Roosen)

04/09

2 ex. samen naar Zover Leefdaal/plateau (K. Moreau)

05/09

1 ex. te Leefdaal/plateau, dan naar N (trektelteam NOG Dijleland)

15/09

1 juv laag over Oud-Heverlee/N (A. Smets)

Rode Wouw Milvus m1/vus 05/10 10/10

om 9u45 1 ex. cirkelend boven Leuven/station (J. Kempeneers) 1 ex. naar Zover Leefdaal/plateau (trektelteam NSG Dijleland), 2 ex. naar Zover Huldenberg/ Spitsberg (F. Fluyt), 1 ex. naar Zover PĂŠcrot (M. Walravens)

11/10

1 ex. naar ZW over Terlanen/Bilande (H. Roosen), 2 ex. naar Zover Tourinnes-La­ Grosse (H. Blockx), 1 ex. naar Zover Tervuren/park (A. Reygel)

12/10

2 ex. naar Zover Leefdaal/plateau (F. Fluyt, S. D'Hont)

13/10

1 ex. naar Zover Kessel-Lo/oprit E314 (B. Markey), 1 ex. laag boven Haasrode (P. Smets)

Bruine Kiekendief Circus aeruginosus T ijdens september 2004 werden op 10 data 18 doortrekkende en pleisterende Bruine Kiekendieven doorgegeven in het Dijleland (versch. waarn.), met als laatste waarneming een ad mannetje naar Zover Eizer/Horenberg op 25/09 (F. Fluyt). Blauwe Kiekendief Circus cyaneus Alle waarnemingen: 04/09

1 juv naar Zover Leefdaal/plateau (K. Moreau)

10/10

2 ex. naar Zover Leefdaal/plateau (trektelteam NSG Dijleland)

11/10

2 juv. naar Zover Wilsele-Putkapel/Dijledijk (S. D'Hont)

12/10

2 ex. naar Zover Leefdaal/plateau (F. Fluyt, S. D'Hont), 2 v-kleed te Haasrode/

24/10

1 v-kleed naar Zover Leefdaal/plateau (trektelteam NSG Dijleland)

25/10

1 v-kleed te Wilsele-Putkapel/Dijledijk (S. D'Hont)

Blandenstraat, later met een 3e ex. naar Z (K. Moreau)

29/10

1 v-kleed te Leefdaal/plateau (S. D'Hont)

11/11

1m aan ZO-rand Mollendaalwoud (J. Nysten)

19/11

1 v-kleed te Wilsele-Putkapel (S. D'Hont)

27/11

1v naar Zover Heverlee/Zwanenberg (G. Bleys)

28/11

1 v-kleed te Oud-Heverlee/N (J. Kempeneers, J. Nysten), 1 m op plateau Duisburg - Vossem (H. Roosen)

155


Vogels

Visarend Pandion hala i etus 09/10

1 ex. naar Zover Leefdaal/plateau (H. Blockx & trektelteam NSG Dijleland)

Smelleken Fa/co columbarius 25/09

1 ex. naar Zover Eizer/Horenberg (F. Fluyt)

16/09

1 ex. naar Zover Leefdaal/plateau (S. Horemans)

02/1O

1 ex. naar Zover Leefdaal/plateau (F. Fluyt, W. Desmet, K. Moreau)

03/1O

2 ex. naar Zover Leefdaal/plateau (trektelteam NSG Dijleland)

04/10

1 ex. te Terlanenveld (F. Vandeputte)

09/1O

3 ex. naar Zover Leefdaal/plateau (trektelteam NSG Dijleland)

10/10

4 ex. naar Zover Leefdaal/plateau (trektelteam NSG Dijleland), 1 ex. naar Zover Leuven (F. Van de Meutter),

1 ex. naar Z over Terlanen/Abstraat, 3 ex. naar Z

over Terlanen/Bilande (H. Roosen), 1 ex. naar Zover Pécrot (M . Walravens) 11/10

1 ex. naar Zover Bertem/Koeheide (S. Bouillon)

12/10

1 ad m te Heverlee/Abdijstraat

(J.

Kempeneers)

25/10

1 ex. te Sint-Agatha-Rode/Grootbroek (F. Fluyt, K. Moreau, J. Hendriks)

26/10

1 ex. over Kessel-Lo/Kesselberg (B. Markey)

07/11

1m naar Zover Oud-Heverlee/N (A. Smets, J. Nysten)

Boomvalk Fa/co subbuteo In totaal werden er 24 waarnemingen van pleisterende en overtrekkende Boomvalken ontvangen tijdens september 2004 (versch. waarn.). Nadien waren er nog pleisteraars op 1/ 10 te Leefdaal/plateau (F. Fluyt) en op 3/10 in de Doode Bemde (A. Verboven). Te Wilsele­ PutkapeL waar zich eerder dit jaar een geslaagd broedgeval voordeed in een elektriciteits­ pyloon, bleven een adult en een juveniel aanwezig tot op 8/10 (S. D' Hont).

Slechtvalk Fa/co peregrn i us 02/09

1 ex. te Oud-Heverlee/N (M. Schurmans)

04-05/09

1 ex. te Leefdaal/plateau (K. Moreau; trektelteam NSG Dijleland)

03/10

1 juv naar Zover Leefdaal/plateau (trektelteam NSG Dijleland)

09 /10

2 ex. naar Z over Leefdaal/plateau (trektelteam NSG Dijleland)

11/10

1 ex. naar ZW over Terlanen/Abstraat (H. Roosen)

Porseleinhoen Porzana porzana De ondergelopen weilanden te Oud-Heverlee/N vormden tijdens september 2004 het decor van een mooie reeks waarnemingen van pleisterende Porseleinhoenen, wanneer deze tegen de avondschemering aan uit de dichte vegetatie tevoorschijn komen. Er werden resp . 2, 3, 3, 3, 1 en 1 ex. genoteerd op 3, 5, 7, 10, 13 en 20/09 (K. Moreau, F. Fluyt, M. Hens, J. Wellekens, H. Blockx, S. Horemans).

Kraanvogel Grus grus 09/10

2 ex. laag naar Zover Winksele/Gasthuisberg (F. Vandekeybus)

Goudplevier P/uvialis apricaria 03/09

2 ex. naar Zover Leefdaal/plateau (K. Moreau)

05/09

1 ex. naar Zover Leefdaal/plateau (K. Moreau)

05/09

3 ex. naar Zover Eizer/Horenberg (F. Fluyt)

156


Vogels

25/09 26/09 29/09 01/10 08/10 09/10 10/10 07/11

1 ex. te Leefdaal/plateau {K. Moreau, F. Fluyt), 1 ex. tp te Tourinnes-la-Grosse (H. Blockx) 1 ex. naar Zover Everberg/plateau {A. Smets) 1 ex. naar Zover Heverlee/Celestijnenlaan (K. Moreau) 2 ex. naar Zover Leefdaal/plateau (F. Fluyt) 1 ex. naar Zover Leefdaal/plateau (K. Van Scharen) 1 ex. naar Zover Leefdaal/plateau {trektelteam NSG Dijleland) 1 ex. naar Zover Leefdaal/plateau {trektelteam NSG Dijleland) 1 ex. oud te Oud-Heverlee (tussen N- en Z-vijvers) {F. Fluyt)

Zilverplevier Pluvialis squatarola

02/10 03/10

5 ex. naar Zover Leefdaal/plateau (F. Fluyt, W. Desmet, K. Moreau), 1 ex. naar Z over Everberg/plateau (A. Smets) 3 ex. eerst ter plaatse en later naar Zover Leefdaal/plateau {trektelteam NSG Dijleland)

Bontbekplevier Charadrius hiaticula

19/09

1 ex. luid roepend over Leuven/Arthur de Greefstraat {F. Van de Meutter)

Kleine Strandloper Ca/Jdris minuta

01/10

1 ex. naar Zover Leefdaal/plateau (F. Fluyt)

Bonte Strandloper Ca/Jdris alpino

Van 3 t.e.m. 16/10 verbleef een eerstejaars Bonte¡ Strandloper te Oud-Heverlee/N {versch. waarn.). Op 8/10 waren er hier 2 ex. aanwezig (K. Moreau, L. Vekemans). Wulp Numenius arquata

04/09 19/09 25/09 26/09 26/09

1 ex. 1 ex. 3 ex. 2 ex. 1 ex.

naar Zover Leefdaal/plateau (K. Moreau) naar Zover Oud-Heverlee {J. Rutten) naar Zover Leefdaal/plateau {K. Moreau, F. Fluyt) naar Zover Eizer/Horenberg {F. Fluyt) over Sint-Agatha-Rode/Grootbroek (A. Smets)

Tureluur Tringa totanus

02/10

1 ex. naar Zover Leefdaal/plateau (F. Fluyt,

W.

Desmet, K. Moreau)

Zwarte Ruiter Tnnga erythropus

06/09 11-17/09

3 ex. naar Zover Leefdaal/plateau (K. Moreau, H. Vankerckhoven) 1 ex. te Oud-Heverlee/N {J. Nysten, M. Hens, A. Smets), met hier 2 ex. op 12/09 {J. Nysten)

Groenpootruiter Tnnga nebularia

10-15/09 17/09-30/1O

2 ex. te Oud-Heverlee/N {versch. waarn .), met hier 3 ex. op 11/09 {J. Nysten) 1 ex. te Oud-Heverlee/N (versch. waarn.)

157


Vogels

Oeverloper Actitis hypoleucos Tot 26/09 werden nog 9 waarnemingen van 1 Ă 2 Oeverlopers ontvangen vanuit het gebied rond de V ijvers van Oud-Heverlee (versch. waarn.), waar de laatste vogel voor 2004 werd gezien op 26/09 (W. Desmet). De enige andere locatie waar de soort werd opgemerkt was de Abdij van Park, waar op 1/09 1 ex. pleisterde

(J.

Kempeneers, M. Schurmans).

Bokje Lymnocryptes minimus 06/11

1 ex. in weilanden tss Oud-Heverlee en Neerijse/Grote Bron (K. Moreau)

11/11

1 ex. te Terlanen/Bilande (H. Roosen)

13/11

3 ex. in weilanden tss Oud-Heverlee en Neerijse/Grote Bron, 1 ex. in de Doode Bemde (M. Hens, F. Fluyt, K.Van Scharen,

J.

Nysten, M. Bekkers, B. Markey)

Pontische Meeuw Lorus cochinnons 27-28/11

1 ad win te Sint-Agatha-Rode/Grootbroek

(J.

Nysten, F. Fluyt, K.Van Scharen)

Zwarte Stern Ch/idonios niger 02/10

1 juv te Oud-Heverlee/N (F. Fluyt)

Gierzwaluw Apus opus 10/10

1 ex. naar Zover Leefdaal/plateau (trektelteam NSG Dijleland)

Boomleeuwerik Lul/ulo orboreo 03/10

4 ex. naar Zover Leefdaal/plateau (trektelteam NSG Dijleland), 1 ex. naar Zover

09/10

1 ex.

10/10

3 x oud naar Zover Leefdaal/plateau (trektelteam NSG Dijleland)

11/10

1 ex. naar 0 over Wilsele-Putkapel/Dijledijk (S. D'Hont)

Oud-Heverlee/C +

(J.

Rutten)

4 x oud naar Zover Leefdaal/plateau (trektelteam NSG Dijleland)

12/10

2 ex. naar Zover Leefdaal/plateau (F. Fluyt, S. D'Hont)

13/10

1 ex. naar Zover Wilsele-Putkapel (S. D'Hont)

14/10

4 ex. naar Zover Haasrode/zandgroeve (R. Guelinckx)

17/10

1 ex. pleisterend te Terlanen/Bilande (H. Roosen)

19/10

1 ex. te Tombeek/plateau (S. Peten)

21/10

4 ex. naar Zover Bertem (S. Bouillon)

24/10

3 ex.

25/10

1 ex. naar Zover Wilsele-Putkapel/Dijledijk (S. D'Hont)

26/10

1 ex. oud naar Zover Wilsele-Putkapel/Dijledijk (S. D'Hont)

27/10

2 ex. naar Zover Wilsele-Putkapel/Dijledijk (S. D'Hont), 1 ex. naar Zover Heverlee/

28/10

bij zonsondergang 4 ex. naar Zover Leefdaal/Bredeweg (F. Van de Meutter)

07/11

1 ex. boven Oud-Heverlee (F. Fluyt)

13/11

16 ex. over Neerijse/Grote Bron (F. Fluyt)

+

1 ex. oud naar Zover Leefdaal/plateau (trektelteam NSG Dijleland)

Celestijnenlaan (K. Moreau)

Duinpieper Anthus compestris 03/09

1 ex. naar Zover Leefdaal/telpost (W. Desmet)

04/09

1 ex. naar Zover Leefdaal/telpost (K. Moreau), 1 ex. naar Zover Eizer/Horenberg (viel in op Huldenbergse grond) (F. Fluyt), 1 ex. naar Zover Leefdaal/Duivendelle (A. Smets)

158


Vogels

05/09

4 ex. naar Zover Leefdaal/plateau (trektelteam NSG Dijleland)

05/09

1 ex. naar Zover Eizer/Horenberg (F. Fluyt)

25/09

1 ex. invallend te Tourinnes-la-Grosse (H. Blockx)

Boompieper Anthus trivia/is Boompiepers werden over het Dijleland op 19 data doorgegeven, telkens tijdens trektellingen. Het grootste aantal werd genoteerd op 5/09, met die dag 24 ex. naar Z over Leefdaal/ plateau (trektelteam NSG Dijlela nd). De laatste 2 Boompiepers trokken op 13/1O naar Zover Wilsele-Putkapel (S. D'Hont).

Roodkeelpieper Anthus cervinus 09/10

1 ex. naar Zover Leefdaal/plateau (F. Fluyt, K. Moreau, H. Blockx, S. D' Hont)

Klapekster Lanius excubitor 1 ex. in de Doode Bemde (F. Fluyt), mogelijk werd deze vogel al op 02/10

06-07/10

gezien (med. E. Macquoy) 12/10

1 ex. tp te Leefdaal/plateau (F. Fluyt)

22/10-11/ 11

1 juv. In het gebied V ijvers van Oud-Heverlee (F. Fluyt, S. Horemans, ,W. Desmet, M. Hens, K. Moreau, A. Smets)

Gekraagde Roodstaart Phoenicurus phoenicurus 23/09

1m in tuin te Huldenberg/Spitsberg (F. Fluyt)

04/10

l ad m geringd te Korbeek-Lo (J. Vanautgaerden)

Roodborsttapuit Saxicola rubicola (J.

08/09

2 ex. te Haasrode/zandgroeve

19/09

1 ex. te Oud-Heverlee/N

03/10

l ex. tp te Leefdaal/plateau (trektelteam NSG Dijleland)

08/10

1m1v in de Doode Bemde (K. Moreau,

(J.

Nysten)

Nysten)

J.

Nysten)

l ex. tp te Terlanen/Bilande (H. Roosen) l m te Leefdaal/plateau (F. Fluyt) 12 en 18-26/10 resp. 1 ex. en l m l v te Heverlee/Duivelsweg (J. Kempeneers) 10/10

12-16/10 16/10

1m Kwerps/Zuurbeek (R. Ghijsen)

22-24/10

2 ex. te Oud-Heverlee (F. Fluyt, B. Creemers,

J.

Nysten, K. Moreau)

01-14 en 21/11 resp. l m1v en 1 ex. tussen Oud-Heverlee en Neerijse/Grote Bron (M. Walravens, K. Moreau, S. Horemans, F. Fluyt)

Paapje Saxicola rubetra In september 2004 werden 15 waarnemingen van Paapjes ontvangen (versch. waarn.), waarvan 8 van het plateau te Leefdaal. De grootste concentraties betroffen hier telkens 3 ex. op 3 en 6/09 (W. Desmet, K. Moreau, H. Vankerckhoven). Andere waarnemingsplaatsen waren de weilanden aan de Abdij van Park te Heverlee (3 ex. op 8/09;

J.

Kempeneers), de

J. Nysten), Terlanenveld (4 ex. op 8/09; E. De Broyer), op 17, 19 en 26/09; J. Nysten, W. Desmet) en Eizer/

zandgroeve te Haasrode (3 ex. op 8/09; Oud-Heverlee (N) (resp. l , 3 en 1 ex.

Horenberg (2 ex. op 26/09; F. Fluyt). De laatste waarneming betrof een ex. te Oud-Heverlee op 3/10 (K. Moreau).

159


Vogels

Tapuit Oenanthe oenanthe Van Tapuiten werden voor de behandelde periode 20 gegevens ontvangen {versch. waarn.). Elf gevallen hiervan werden genoteerd op het Leefdaalse plateau met maximaal 11 ex. op 11/09 {M. Hens). Verder waren er waarnemingen te Oud-Heverlee/C (1 ex. op dak op 5/09; J. Rutten), te Haasrode/zandgroeve {resp. 1, 2 en 2 ex. op 6 en 7/09 en 3/1O; J. Nysten, J. Kempeneers), te Heverlee/Celestijnenveld

(1

ex. op 7/09; K. Moreau), te Huldenberg/

Ganspoel { 11 ex. op 8/09; F. Fluyt), te Terlanenveld (3 ex. op 8/09; E. De Broyer), te Eizer/ Horenberg {1 ex. op 25/09; F. Fluyt) en te Everberg/plateau (2 ex. op 26/09; A. Smets).

Beflijster Turdus torquatus 08/10

1 v in de Doode Bemde {J. Nysten)

19/10

1 ex. te Tombeek/plateau {S. Peten)

Cetti's Zanger Cettia cetti Er werden slechts twee waarneming van een Cetti's Zanger uit de Doode Bemde ontvangen, namelijk op 5/09 {J. Nysten) en 9/10 {J. Kempeneers, W. Desmet). Voor het eerst sinds 1979 werden er in het Dijleland echter terug Cetti's Zangers waargenomen op andere locaties. Zo werd op 23/09 voor het eerst een ex. opgemerkt te Oud-Heverlee/N {M. Schurmans). Nadien werden op 9 data meldingen van Cetti's Zanger ontvangen uit deze omgeving, verspreid van de westdijk van Oud-Heverlee/Z tot het rietlandje ten N van Oud-Heverlee/N {versch. waarn.). Het is niet duidelijk of het hier telkens om hetzelfde ex. ging. Te Florival/Z werd een ex. genoteerd op 17 en 24/10 {J. Menten, K. Moreau).

Rietzanger Acrocephalus schoenobaenus 02/09

1 1e win te Oud-Heverlee/N {M. Schurmans)

Bladkoning Phylloscopus inornatus 04/10

1 ex. geringd te Korbeek-Lo {J. Vanautgaerden)

Pallas' Boszanger Phylloscopus proregulus 26/10

1 ex. geringd te Korbeek-Lo {J. Vanautgaerden)

30/10

1 ex. geringd te Korbeek-Lo {J. Vanautgaerden, R. Ackermans, T. Verbeeck)

Grauwe Vliegenvanger Muscicapa striata 03/09

1 ex. te Huldenberg/Spitsberg {F. Fluyt)

Roze Spreeuw Sturnus roseus Op 14 en 16/11 werd op de Natuurpunt Vogellijn een adulte Roze Spreeuw gemeld, die foerageerde in een groepje Spreeuwen te W ijgmaal/Driesstraat {med. G. Driessens). Op 20/ 11werd de vogel hier teruggevonden (A. Verboven). De volgende dagen werd hij nog meermaals geobserveerd (versch. waarn.) en werd het duidelijk dat hij geringd was met een type ring dat afwijkt van de wetenschappelijke ringen. De vermoedens werden dus bevestigd: de eerste Roze Spreeuw voor het Dijleland (en de eerste twitchbare voor BelgiĂŤ) betrof dus een escape.

160


Vogels

Bladkoning, ringvangst. Korbeek-Lo 4 oktober 2004. Foto: Johan Vanautgaerden

Europese Kanarie Serinus serinus

03/10 10/10 14/l 0 19/10 13/11

1 ex. naar Zover Leefdaal/plateau {trektelteam NSG Dijleland), 1 ex. naar Zover Oud-Heverlee/C {J. Rutten) 1 ex. naar Zover Leefdaal/plateau (trektelteam NSG Dijleland) 1 ex. naar Zover Leefdaal/plateau (K. Moreau) l ex. te Tombeek/plateau (S. Peten) 2 ex. te Huldenberg/Spitsberg (F. Fluyt)

Barmsijs Carduelis flammea/cabaret

02/10 09/11 12/l l 20/11

1 ex. naar Zover Everberg/plateau (A. Smets) l ex. rondvliegend te Oud-Heverlee/Z {A. Smets) 1 ex. naar 0 over Oud-Heverlee/C {J. Rutten) 1 ex. oud in de Doode Bemde (J. Menten)

Kruisbek Loxia curvirostra

Verspreid over de ganse behandelde periode werden maar liefst 90 waarnemingen van Kruisbekken doorgegeven in het Dijleland {versch. waarn.). Het ging hierbij zowel om pleisterende als overvliegende groepjes. De grootste concentratie verbleef rond het Arboretum in Heverleebos, waar meermaals co 100 ex. werden geteld (versch. waarn.). Op 13/11 werd te Blanden een verkeersslachtoffer opgeraapt {J. De Baere). 161


Vogels

Noordse Goudvink Pyrrhu/a pyrrhu/a pyrrhu/a Tijdens het afgelopen najaar werden N- en W-Europa overspoeld door Goudvinken met

( europaea) (pyrrhula). In het Dijleland werden de

een nasale roep die zowel afwijkt van de roep van onze plaatselijke broedvogels als van die van de noordelijke Noordse Goudvinken volgende waarnemingen opgetekend: 01/11

3 ex. in boomtop te Korbeek-Lo (J. Vanautgaerden, R. Ackermans,

01/11

D. Vanautgaerden) 2 ex. te Sint-Agatha-Rode/Grootbroek (M. Walravens)

05/11

1 ex. oud te Gasthuisberg/Kabouterberg (M. Hens)

05/11

2 ex. te Florival/Veeweide (R. Guelinckx)

07/11

1 ex. oud te Korbeek-Lo (J. Vanautgaerden, C. Bert, D. Vanautgaerden)

15/11

1 ex. naar N over Heverlee/Celestijnenlaan (K. Moreau)

16/11

1m te Haasrode/Brabanthal (K. Moreau)

21/11

1 ex. over te Terlanen/Laanvallei (H. Roosen)

22/11

sinds 3 of 4 weken min. 4 ex. in Rodebos (S. Peten)

28/1 1

6 ex. te Oud-Heverlee/Z (K. Moreau)

29/11

2m2v te Oud-Heverlee/Z (J. Menten), 1 ex. over Terlanen/Abstraat (H. Roosen)

29/11

min. 3 ex. in Rodebos (S. Peten)

ljsgors Calcarius /apponicus 02/10

1 ex. naar Zover Leefdaal/plateau (F. Fluyt, W. Desmet)

14/1O

1 ex. naar Zover Leefdaal/plateau (K. Moreau)

Ortolaan Emberiza hortu/ana 04/09

1 ex. naar Zover Leefdaal/plateau (K. Moreau)

Samenstelling Kelle Moreau, kelle.moreau@bio.kuleuven.ac.be

Medewerkers en correspondenten: Louis-Philippe Arnhem, Monique Bekkers, Bruno Bergmans, Geert Bleys, Herwig Blockx, Steven Bouillon, Marino Boyen, Paul Claes, Peter Collaerts, Bart Creemers, Jos Cuppens, Johan De Baere, Piet De Becker, Erik De Broyer, Johan De Meirsman, Wouter Desmet, Steven D'Hont, Hadewig Dierickx, Gerald Driessens, Philippe Dubois, Gerard Du Toit, Marc Fasol, Frederik Fluyt, Jo Franckx, Raf Ghijsen, Karin Gielen, Werner Goussey, Robin Guelinckx, Luc Hendrickx, Jo Hendriks, Maarten Hens, Marc Herremans, Paul Herroelen, Stefaan Horemans, Jochen Kempeneers, Jorg Lambrechts, Elfriede Le Docte, Patrick Luyten, Bram Markey, Joris Menten, Frieder Jan Moerman, Kelle Moreau, Bruno Nef, Regis Nossent, Paul Nuyts, Johan Nysten, Stephan Peten, Colin, Nicolas & V incent Rasson, Alain Reygel, Hans Roosen, Jos Rutten, Jesse Salaets, Maarten Schurmans, Axel Smets, Philippe Smets, Geert Sterckx, Stefaan Stock, Erik Toorman, Johan Vanautgaerden, Filip Vandekeybus, Frank Van de Meutter, Filip Vandeputte, Gilbert Vandezande, Van Ermen Myriam, Geert Vanhorebeek, Willy Vanhorebeek, Hans Vankerckhoven, Kris Van Scharen, Thomas Verbeeck, Dominique Verbelen, AndrĂŠ Verboven, Bart Vercoutere, Irene Verhuizen, Jan Verroken, Marc Walravens en Jan Wellekens.

162


Studiegroep

· Niet vergeten: abonnementsbijdrage 2005 De voorbije vier jaar heeft het redactieteam van De Boom.klever getracht om van dit blad een kwaliteitsvol tijdschrift te maken voor iedereen die begaan is met de natuur in het Dijleland. En te merken aan de positieve geluiden die we opvangen, mogen we besluiten dat we daar in zekere mate ook in geslaagd zijn. We zijn vast van plan om deze ingeslagen weg verder te blijven volgen en u ook in 2005 een jaargang aan te bieden met degelijke en actuele bijdragen over de fauna en flora in het Leuvense. Onze inspiratie mag dan onuitputtelijk zijn, onze financiële middelen zijn dat helaas niet. Het drukken en verzenden van ruim 150 Boom.klevers is een kostelijke zaak voor onze studiegroep. Dankzij de sponsoring van VUB-press en een eenmalige gift van Natuurpunt vzw kunnen wij u ook voor 2005 een abonnement aanbieden onder de werkelijke kostprijs.

Abonnement 2005: 5 EUR Steunabonnement 2005: 10 EUR Te storten op rekeningnummer 001-1552168-50 van Studiegroep Dijleland p/a Korbeekstraat 27, 3061 Leefdaal met opgave van naam en adres.

U wordt vriendelijk uitgenodigd op de

JAARVERGADERING NATUURSTUDIEGROEP DIJLELAND Zaterdag 22 januari 2005 om 20u00 met de voorstelling:

Down-under in uogelulucht Een boeiend beelduerslag uit Australië door Maarten Hens en de familie Moerman - Ie Docte

Aansluitend: kort jaarverslag 2004, activiteiten 2005, bevestiging bestuursfuncties, suggesties en vragen van het publiek.

Plaats: Oud-Gemeentehuis van Heverlee, Waversebaan 66 Hapje, tapje en toegang gratis - iedereen welkom 163


---

--------... -�

-

Activitetlen

Activiteitenkalender

-

Winter en voorjaar 2005

Watervogeltellingen Verantwoordelijke: Maarten Hens (tel.: 016 40 98 70, e-mail: maartenhens@skynet.be ) Afspraak telkens om 09u00 station Oud-Heverlee Zaterdag 15 januari 2005 •

Zaterdag 12 februari 2005 Zaterdag 12 maart 2005

Zaterdag 23 april 2005

Dagtellingen Waterpieper Verantwoordelijke: Frederik Fluyt (tel.: 0497 720 194, e-mail: freek@village.uunet.be ) Voor praktische afspraken, zie maillist Dijleland 4 dagen voor datum •

Zondag 9 januari 2005

Zaterdag 5 februari 2005 Zaterdag 5 maart 2005 Zaterdag 2 april 2005

Natuurstudie-praatcafé Telkens in café Via V ia op de Naamsesteenweg te Heverlee (nabij het station van Heverlee) Coördinatie: Maarten Hens (tel.: 016 40 98 70, e-mail: maartenhens@skynet.be ) •

Woensdag 12 januari 2005 vanaf 20u00

Woensdag 16 februari 2005 vanaf 20u00

Woensdag 16 maart 2005 vanaf 20u00

NSGD-excursie. Zaterdag 13 maart: het nachtelijk voorjaars/even in Mollendaal Tijdens deze avondexcursie maken we kans op baltsende houtsnip, roepende bosuilen, padden op liefdespad en misschien ontdekken we wel een vuursalamander. Afspraak om l 9u30 op de parking aan de Weertsedreef in Meerdaalwoud, vlakbij de kruising met de Naamsesteenweg (ter hoogte van de voetgangersbrug). Leiding: Hans Roosen (tel.: 02 687 95 18) Ongewerveldeninventarisaties Coördinatie: Joris Menten (tel.: 0495 27 53 93, e-mail: joris_menten@merck.com) Dit jaar onderzoeken we de natuurgebieden van Leuven.

We beginnen met de bossen en heide­

veld op de Kesselberg net ten noorden van Leuven. Meebrengen: netje, loepe, determinatieboeken. Zaterdag 23 April: Ongewerveldeninventarisatie Kesselberg Afspraak: 13:45 Bodart-parking Leuven, l 4u00 Parking Kesselberg (Koningsstraat) Activiteiten natuurgidsen VHBM Deze vinden plaats telkens op de 3e donderdag van de maand, in de raadszaal van het gemeente­ huis te Heverlee vanaf 20 u. Toegang: 1,5 euro. Leden V HBM betalen l euro. •

Donderdag 20 januari 2005: Holle Wegen door Jan Verroken

Donderdag 17 februari 2005: 'Ratelaar en bermbeheer' door Els Ameloot

Donderdag 17 maart 2005: 'Langerodebos en voorjaarsflora' door Hans Van Calster

25 jaar Doode Bemde Naar aanleiding van 25 jaar reservatenwerking in de Doode Bemde organiseren De V rienden van Heverleebos en Meerdaalwoud verspreid over 2005 tal van activiteiten. Naast de traditionele kaas­ en spagetti-avond staan o.a. 2 open voorjaarsexcursies op het programma: •

Zaterdag 12 februari 2005: Kaas- en spagetti-avond ten voordele van de Doode Bemde.

Zaterdag 12 maart 2005: Vogelexcursie. Afspraak om 09u00 aan het Kasteel van Neerijse.

Keuken open vanaf l 7u00 in de Roozenberg te Oud-Heverlee (Zoet water). Leiding: Kelle Moreau Zaterdag 14 mei 2005: Insectenwandeling. Afspraak om 22u30 Oud-Heverlee. Leiding: André Verboven. 164

(!)

parking Reigerstraat


Pallas Baszanger, 30 oktober 2004, Korbeek-Lo. Foto: Johan Vanautgaerden

1 ste winter Klapekster, 7 november 2004, Oud-Heverlee. Foto: Frederik Fluyt


----·

·-

____, . _____________....U"'_..

.".�.... "...... ".._.______ 1110111;

17,95

Uitgeverij VUBPRESS Waversesteenweg 1077 8- 11 60 Brussel

fax 32 2 629 26 94 e-mail: vubpress@vub.ac.be www.vubpress.be

Ook verkriigbaar in de Natuurpunt•boekhandel


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.