Nieuwe sprinkhaansoort in Vlaams-Braban"
Op
17 augustus 2001 werd een nieuwe sprinkhaansoort voor Vlaams-Brabant
ontdekt: het zuidelijk spitskopje ( Conocephalus
disco/or). De waarneming werd
verricht in de binnenstad van Leuven op een braakliggend terrein.
Herkenning Het zuidelijk spitskopje behoort tot de groep van de sabelsprinkhanen, die o.a. te herkennen zijn aan de lange sprieten. De soort is enkel te verwarren met het gewone spitskopje ( Conocephalus
dorsalis): wijfjes van deze laatste hebben een duidelijk
gekromde legboor, terwijl wijfjes van het zuidelijk spitkopje een rechte legboor hebben. Het dier is voornamelijk te vinden op niet gemaaide randen van hooilanden en wegbermen. Adulten vind je in de periode half augustus-half september.
Verspreiding De soort is momenteel algemeen in het westen en het zuiden van het land. Er zijn slechts enkele vindplaatsen bekend in Noord-Limburg, geen vindplaatsen in Luik, Antwerpen en Waals-Brabant en tot voor kort ook niet in Vlaams-Brabant (Decleer et
al. 2000). In het Leuvense gebied, gelegen aan de Strijdersstraat, op 50 m van de Dijle en met een oppervlakte van ongeveer
10 a niet echt groot te noemen, werden
vrij veel individuen - we mogen van een populatie spreken - teruggevonden. Het biotoop betreft een braakliggend terrein met voornamelijk een kruidrijke begroeing (grassen) maar ook enkele struiken en bomen. Het gebied wordt niet beheerd en wordt voornamelijk omgeven door bebouwing. Andere mogelijk geschikte plaatsen in de binnenstad zijn zeer schaars maar verder onderzoek zal moeten uitwijzen of de soort op meer dan één plaats is gevestigd. Ondertussen blijft het gissen hoe deze soort zich hier heeft kunnen vestigen. Daar de dieren over goed ontwikkelde vleugels beschikt (steeds langvleugelig, in tegenstelling tot het gewoon spitskopje waar zowel kort- als langvleugelige dieren in eenzelfde populati� aangetroffen kunnen worden), is verplaatsing via de lucht een mogelijkheid. De aanwezigheid van de Dijle kan de verspreiding via water (wrakhout, ... ) niet uitsluiten. Het feit dat deze soort ook voorkomt in andere binnensteden (o.a. in Gent (pers. med. Frank Van de Meuter)) wijst wellicht op zijn voorkeur voor warmere plekken.
,
105