13 minute read

Iconen van Europa: beklimming

Mont Iconen van Europa Blanc

Advertisement

West-Europa’s hoogste

Met 4808 meter is de Mont Blanc de hoogste berg van de Alpen en tevens de hoogste top van West-Europa. Het is dan ook niet verwonderlijk dat deze iconische berg een grote aantrekkingskracht hee op veel bergbeklimmers en ambitieuze individuen die graag een sportieve prestatie van formaat neerzetten. Bij de eerste beklimming van de Mont Blanc was het echter niet de sportieve prestatie die avonturiers naar de top lokte.

Tekst en beeld Martin Fickweiler

Vanaf Col Maudit (4035 m.) zou het in de toekomst een goede optie kunnen zijn om uit te wijken naar het laatste stukje van de Kuffnergraat.

Met een eerstbeklimming op 8 augustus 1786 werd de Mont Blanc veel vroeger ontsloten dan veel andere bergen in het omringende Alpengebied. De toppen van andere iconische bergen, zoals de Matterhorn, werden pas een kleine eeuw later beklommen. De wens om naar de top van de Mont Blanc te gaan, was een direct gevolg van de voortschrijdende ontwikkelingen binnen de natuurwetenschappen. Het was de jonge Zwitserse natuurwetenschapper Horace-Bénédict de Saussure die mensen uitdaagde een route naar de met ijs bedekte, ongenaakbare bergtop te vinden. Toen de twintig jaar oude De Saussure in 1760 lopend vanuit Genève in Chamonix aankwam, was hij verheugd van dichtbij het gebergte te bezien dat hij eerder alleen op mooie dagen vanuit Genève had zien liggen. Met name de Mont Blanc trok zijn aandacht. Een berg, zo veronderstelde hij, die ongetwijfeld de hoogste van heel Europa, Afrika en Azië moest zijn. De plek bij uitstek om met nieuwe uitvindingen wetenschappelijke experimenten uit te voeren en tot nieuwe inzichten te komen, vond hij. Toen De Saussure in 1760 Chamonix verliet om terug te keren naar Genève loofde hij een beloning uit die ten deel zou vallen aan hen die als eersten de top zouden beklimmen. Dat was hem zo veel waard dat hij ook beloofde de dagen te vergoeden waarop zonder succes werd gezocht naar een route naar de top. Het zou niet minder dan zesentwintig jaar duren voordat de beloning van De Saussure werd geïnd.

Een dokter en een kristalzoeker

De uiteindelijke klimmers die succes hadden in hun zoektocht naar de top waren qua drijfveren en karakter totaal verschillend. Zo was er de 29-jarige Michel-Gabriel Paccard, een dokter uit Chamonix, die de Mont Blanc vooral wilde beklimmen om wetenschappelijk gewin. Op heldere dagen bestudeerde hij door zijn telescoop de berg en maakte hierbij aantekeningen om zo een mogelijke route naar de top te ontrafelen. Daarbij deed hij, vergezeld van gidsen en dragers, talloze pogingen om zijn nauwkeurig voorbereide routes te beproeven. Een andere klimmer uit het succesvolle team van 1786 was de vierentwintig jaar oude Jacques Balmat, een boer uit Chamonix die vaak dagenlang in zijn eentje door het Mont Blancgebied zwierf om kristallen en (tevergeefs) goud te zoeken. Zijn motivatie om als eerste de berg te beklimmen bestond vooral uit het verwerven van roem en rijkdom. Hij was van mening dat hij alleen een route naar de top zou vinden als hij eindeloos veel tijd zou doorbrengen op de berg. Tijdens een van zijn eenzame zoektochten naar een geschikte route was hij te laat omgedraaid en genoodzaakt hoog op de berg de nacht door te brengen. Het bleek een zware beproeving die hem bij terugkeer in Chamonix sterkte in het idee dat hij de uitgelezen persoon was om de top te beklimmen.

Bij terugkeer van zijn nachtelijke escapade hoog op de Mont Blanc werd Balmat na blootstelling aan de intense kou behandeld door dokter Paccard. Hoewel Balmat graag zelf alle eer wilde opstrijken voor de beklimming, bedacht hij dat het erg waardevol zou zijn om met een alom gerespecteerd persoon de top te beklimmen. Op deze manier zouden er na afloop geen speculaties ontstaan omtrent de geloofwaardigheid van zijn beklimming. Toen Balmat van Paccard hoorde dat het hem totaal niet om een beloning te doen was, overtuigde hij de dokter ervan dat hij tijdens zijn

De collectie van Musée Alpin in Chamonix bevat onder meer de alpenstok van Jacques Balmat en de pikhouweel van dokter Michel-Gabriel Paccard.

laatste tocht een gangbare route naar de top had gevonden. Hierop besloten de twee mannen hun krachten te bundelen.

De beklimming van 1786

In de middag van 7 augustus 1786 verlieten Balmat en Paccard zo onopvallend mogelijk Chamonix, zodat niemand hen zou volgen. Ze sliepen die avond tussen de rotsen op ongeveer 2400 meter, nabij de machtige Bossons- en Taconnazgletsjers. Rond twee uur ’s nachts vervolgden ze hun weg en bereikten ze via de Grands Mulets rotseilanden het Grand Plateau op 4000 meter hoogte. Hoewel hun route werd bedreigd door lawines en bezaaid was met (grote) gletsjerspleten, was het voor Paccard en Balmat de meest logische weg om te volgen. Hun uitrusting bestond slechts uit een lange alpenstok en schoenen met stalen nagels aan de zijkanten. De klimmers zochten naar een route die niet te steil was, zodat ze niet veel tijd en energie kwijt zouden zijn aan het hakken van voettreden in het ijs. Na een klim van zo’n zestien uur bereikten de twee uitgeputte mannen als eersten de top van de Mont Blanc.

Ondertussen was in het dal het hele dorp uitgelopen om de twee omhoogbewegende stipjes op de berg te volgen met verrekijkers en telescopen. Terwijl Balmat vanaf de top met een rode sjaal naar de toeschouwers beneden zwaaide, probeerde Paccard met zijn barometer een meting te verkrijgen. Na een half uur op de top en met nog tweeënhalf uur daglicht voor de boeg begonnen Paccard en Balmat aan de afdaling, later die nacht geholpen door het licht van de volle maan.

Bombarie

Eenmaal terug in Chamonix verbleef de ondertussen sneeuwblinde Paccard lange tijd thuis met alle luiken dicht terwijl Jacques Balmat met de eer streek door zichzelf te profileren als de drijvende kracht achter de beklimming. Eenmaal hersteld van de zware tocht liep Balmat naar Genève om de beloning bij De Saussure te innen. Een jaar later, op 3 augustus 1787, beklom Balmat opnieuw de Mont Blanc. Ditmaal met een groter gezelschap, waaronder De Saussure, begeleid door gidsen en dragers met meetinstrumenten op de rug. Het gezelschap verbleef vierenhalf uur op de top om uiteenlopende onderzoeken te doen. Pas toen er wetenschappelijk onderzoek had plaatsgevonden op de berg sprak men van een succesvolle beklimming. De expeditie werd na afloop met veel bombarie in Chamonix onthaald.

25.000 klimmers

Sinds de tweede helft van de negentiende eeuw zijn er veel nieuwe routes naar de top van de Mont Blanc bijgekomen. De originele route van Balmat en Paccard wordt door het risico op lawines en vallend ijs niet meer gebruikt. Tegenwoordig is de Goûterroute de meest eenvoudige route naar de top en geldt die als de normaalroute van Mont Blanc. Echter door het verdwijnen van permafrost en de toename van steenslaggevaar in het Goûtercouloir wordt ook deze route steeds minder aantrekkelijk en zal er opnieuw moeten worden gekeken naar een beter alternatief.

Tijdens mijn voorbereiding om de Mont Blanc te beklimmen, lees ik dat zo’n 25.000 mensen per jaar proberen de top te halen. De meesten volgen hierbij nog steeds de Goûterroute, wat op dagen met mooi weer voor de nodige problemen zorgt. Om de drukte te beperken, zijn er steeds meer maatregelen getroffen. Zo is het sinds 2019 verboden om op de Goûterroute te bivakkeren. Klimmers mogen op dit gedeelte van de berg alleen in hutten overnachten. Na het lezen van deze informatie besluit ik de Goûterroute van mijn lijstje te schrappen. Alleen de Trois Montsroute vanaf Col du Midi (3532 meter) en de Traversée Royale vanaf Contamines (1175 meter) blijven op mijn lijstje staan.

Doordat de noordflank van de Mont Maudit gestaag minder sneeuw heeft, moet er steeds opnieuw worden gezocht naar de best beklimbare lijn.

Na 16 uur bereikten de twee mannen als eersten de top

Grand beau

Tijdens mijn acclimatisatiebeklimmingen van de Mönch (4107 meter) en Jungfrau (4158 meter) in het Zwitserse Berner Oberland word ik getrakteerd op een lange periode mooi en stabiel weer. Hoewel ik hiervan geniet, ervaar ik toch ook steeds een knagend onderbuikgevoel, want dit zijn eigenlijk de omstandigheden waarmee ik de Mont Blanc op zou willen. Er zit helaas niets anders op dan mijn plan te volgen en te hopen dat deze grand beau de West-Alpen nog lang in haar greep zal houden.

Wanneer ik enkele dagen later aankom in Chamonix neem ik vrijwel direct de kabelbaan naar Le Brévent (2525 meter) om goed uitzicht te hebben op de berg waarvoor ik gekomen ben. Door het felle zonlicht tekent de witte berg prachtig af tegen de wolkeloze, diepblauwe hemel. Door mijn telelens zie ik op de historische route van Balmat en Paccard duidelijk verse lawinesporen van sneeuw en grote brokken ijs. Helemaal boven in de route zie ik bij de Petits Mulets rotseilanden vier mensen omhoogklimmen. Nu ik vanaf deze locatie de berg goed overzie, begint het me te dagen: het laatste gedeelte van de Trois Montsroute is tevens het laatste deel van de route waarmee op 8 augustus 1786 de top werd gehaald. Eenmaal terug in het dal zie ik op de weersvoorspelling bij Maison de la Montagne dat het weer over twee dagen zal verslechteren en hoef ik niet meer te kiezen. Een beklimming van de Trois Montsroute is op dit moment de meest haalbare en logische optie.

Eindelijk is het zover

Samen met de Nederlandse klimmer en berggids Roeland van Oss neem ik de kabelbaan naar Aiguille du Midi (3842 meter). Hiervandaan volgen we een smalle graat naar beneden tot op het uitgestrekte sneeuwplateau van Col du Midi (3532 meter). Tijdens het opzetten van de tent genieten we van de laatste zonnestralen tot de schaduw ons bereikt en de temperatuur drastisch naar benden gaat. Omdat Roeland gids is en in Chamonix woont, is hij erg goed op de hoogte van de huidige condities in het Mont Blancmassief. Zo wist hij al voor vertrek dat door een grote spleet onder in de noordflank van de Mont Maudit (4465 meter) de gebruikelijke route niet meer kan worden gevolgd. Hierdoor moeten we een technisch moeilijkere variant klimmen en hebben we allebei twee ijsbijlen meegenomen. De route die we morgen moeten afleggen, is in totaal veertien kilometer lang waarbij we meer dan tweeduizend hoogtemeters moeten stijgen en dalen.

Om twee uur ’s nachts, een half uur voordat de wekker gaat, word ik wakker en kan ik mezelf niet meer bedwingen. De zin om te vertrekken is te groot. Gelukkig ligt Roeland niet diep te slapen en krijg ik hem eenvoudig wakker. Een half uur later hebben we iets warms gedronken, de tent afgebroken en zijn we onderweg. De eerste zeshonderd hoogtemeters brengen ons op de schouder van de Tacul, maar omdat het nog donker is, besluiten we de top van Mont Blanc du Tacul (4248 meter) op de terugweg te beklimmen. Tijdens de afdaling richting de noordflank van de Mont Maudit begint het langzaam lichter te worden en zie ik dat enkele klimmers zich voorbereiden onderaan de nieuwe variant. Ook zie ik verschillende hoofdlampjes van klimmers die al in het steile gedeelte aan het klimmen zijn. Omdat het ijs zo’n vijftig tot vijfenvijftig graden steil is, wordt dit gedeelte door veel klimmers in aparte touwlengtes geklommen, waardoor de snelheid drastisch omlaag gaat. Roeland heeft het touw snel op orde en klimt zonder oponthoud het hele touw uit, ik klim na en zodra de andere klimmers aan het einde van de tweede touwlengte koers zetten richting Col du Mont Maudit (4345 meter) klimmen wij rechtdoor richting de top van de Mont Maudit op 4465 meter. Op de puntige, rotsachtige top nemen we even de tijd om wat te eten. Het uitzicht is geweldig, de zon is op en ondanks een snijdende wind lijkt het goede weer voorlopig stand te houden.

Een steen van de top

Al twintig jaar lang neem ik voor mijn vrouw stenen mee naar huis van toppen die ik beklim. Dus voordat ik de top van de Mont Maudit verlaat, zoek ik nog snel een passende steen uit en stop deze in mijn rugzak. De ijzige bolvormige top van de Mont Blanc

Ons kampje op Col du Midi (3532 meter) met op de achtergrond de noordzijde van Mont Blanc du Tacul. Door gebrek aan vaste abseilpunten besluiten we de vijftig graden steile variant af te klimmen.

lijkt ondertussen heel dichtbij, maar ligt nog zeker drie uur klimmen van ons verwijderd. Eerst dalen we af naar Col de la Brenva (4303 meter) om vervolgens aan de laatste vij onderd hoogtemeters naar de top te beginnen. Het terrein wordt al gelijk behoorlijk steil, maar zodra we de honderd meter hoge Mur de la Côte voorbij zijn, rest ons nog een lange glooiende helling naar de top. Terwijl ik eenvoudig op mijn stijgijzers stapje voor stapje door de ijle lucht naar boven klim, besef ik dat het voor Balmat en Paccard heel anders is geweest. Zij hadden niks van de moderne kleding en uitrusting die wij gebruiken. Zij moesten hier voor elke stap een trede uithakken in het ijs en beschikten niet eens over zo iets kleins maar essentieels als een zonnebril.

Vol ontzag voor de natuur waarin ik me bevind en de heldendaad uit 1786 bereik ik opgewekt de top. Het is niet druk en iedereen lijkt bevangen door het prachtige uitzicht op de bergen om ons heen. Geen top steekt nog boven ons uit. Ik neem de tijd om wat rond te lopen en foto’s te maken tot mijn aandacht plotseling wordt getrokken door iets dat hier niet thuishoort. Aan mijn voeten ligt een stuk kalksteen ter grootte van een gol al. Het lijkt zo onwaarschijnlijk om op deze ijzige top een steen te vinden, dat ik er geen moment aan twijfel en de steen in mijn jaszak stop voor de verzameling thuis. Turend naar het noorden zie ik het meer van Genève, van waar De Saussure de Mont Blanc kon zien liggen. Mijn gedachten dwalen verder en komen al snel weer terug bij de steen. Want ergens in de Ovale Zaal van het Teylers Museum in Haarlem ligt ook een steen a omstig van de Mont Blanc. Het is de steen die Horace-Bénédict de Saussure op 3 augustus 1787 meenam van het hoogste ijsvrije stukje van de Mont Blanc. Mijn steen gaat ook mee naar Nederland, tijd voor een veilige afdaling.

Vol ontzag voor de prestatie uit 1786 bereik ik de top

Het is niet druk op de top en het uitzicht op de bergen om ons heen is prachtig.

Beklimming van de Mont Blanc

Reis

Met de auto is het vanaf Utrecht een kleine 1000 kilometer rijden naar Chamonix. Met de trein is het ongeveer 12 uur naar Chamonix.

Route

De condities op de Mont Blanc verschillen van maand tot maand. De meest gebruikte route naar de top is de Goûterroute uit 1861. De moeilijkheidsgraad van de Goûterroute wordt doorgaans als PD aangegeven. Een goed, maar zwaarder alternatief is de Trois Montsroute. Doordat de noordflank van de Mont Maudit gestaag minder sneeuw hee , moet er in dit gedeelte steeds opnieuw worden gezocht naar de best beklimbare lijn.

Accommodatie

Refuge de Goûter (3800 meter) is een goed uitgangspunt voor een beklimming van de Mont Blanc. Refuge du Goûter is te bereiken vanaf Gare le Nid d’Aigle (2372 meter) via Refuge de Tête Rousse (3167 meter). Bivakkeren op de Goûterroute is sinds 2019 verboden.

Informatie

Online kun je veel informatie vinden over de routes van de Mont Blanc. Accurate informatie met betrekking tot condities en weer kun je verkrijgen via het Maison de la Montagne, Place de l’Église in Chamonix. Telefoon: +33 45053 0088. Klimgids: Mont Blanc 4810 5 Routes to the Summit (2010). ISBN: 978-2918824038. Kaart: Institut Géographique National nr. 3630 OT. Schaal 1:25.000. ISBN: 978-2758540083.

Inspiratie

Bekijk de foto’s van Martin Fickweiler op Instagram: @martin ckweiler, ‘Stories of my life’.

Martin Fickweiler wordt in de serie Iconen van Europa gesponsord door Edelweiss, Rab en Tonke Campers.

This article is from: