2 minute read

NKBV-forum Langs het pad: huislook

In de rubriek Langs het Pad vertellen biologen en IVN-natuurgidsen Marian Kathmann en Ton Gordijn ons meer over flora in de bergen.

Huislook Altijd levend

Advertisement

Zomer is zon, warmte, droogte. Zomer op rotsige zuidhellingen betekent heel veel zon, warmte en droogte. Met ook nog weinig aarde redden veel plantensoorten het daar niet. De ‘altijdlevers’ lukt dat wel. Deze zonaanbidders overleven daar zelfs met gemak de zeer koude winters. Ze hebben juist een hekel aan natte voeten: van wortels die vochtig staan houden ze niet.

Tekst Ton Gordijn en Marian Kathmann Beeld Marian Kathmann

Spinnenwebhuislook.

De ‘altijdlevers’ behoren tot de grote groep van vetplanten en vormen het plantengeslacht Sempervivum, of huislook. Sempervivum betekent ‘altijd levend’.

Er lijken zo’n 50 soorten huislook te bestaan. ‘Lijken’, want hoewel huisloken binnen de grote groep vetplanten goed herkenbaar zijn, zijn de soorten huislook onderling minder makkelijk te onderscheiden. En dan kruisen die soorten in het wild ook nog eens gemakkelijk. Plantentelers hebben de schoonheid van huislook onderkend en duizenden hybriden gekweekt. Het is dus niet altijd eenvoudig om te zien welke soort, ondersoort of variëteit huislook we voor ons zien.

Bladrozetten

Mooi zijn ze allemaal! Ze bloeien met lange stelen met stervormige bloemen, die maximaal vijf centimeter groot worden. Ze groeien in bergachtige gebieden van Europa (niet in Scandinavië), in Noord-Afrika en West-Azië, van laag tot ruim 3000 meter.

Een huislook vormt een bladrozet, een krans van dicht opeengedrongen bladeren vlak boven de grond. Na een of enkele jaren vormt zich in het midden een bloeistengel. Na de bloei sterft de plant af. Voordien heeft hij ook ongeslachtelijk voor nakomelingen gezorgd. De bladrozet vormt zijdelings uitlopers, ongeveer zoals aardbeien doen. Aan het eind van elke uitloper zit weer een bladrozetje dat makkelijk wortelt. Als de moederplant sterft, zijn deze bladrozetjes geheel zelfstandig. Zo kan één huislook matten van bladrozetten vormen. De Engelsen hebben een passende naam voor huislook: hens-and-chicks. Een bladrozet heeft een mooie geometrische vorm, een soort mandala. Al die bladrozetten bij elkaar, groot en klein, met repeterende patronen van kleuren en tinten, zijn helemaal een plaatje.

Een geelbloeiende huislook. Donderbaard

Twee soorten huislook zijn bekend van onze rotstuinen. De spinnenwebhuislook (Sempervivum arachnoideum) heeft een kleine bladrozet. De punt van elk blad scheidt vocht uit dat verhardt tot kleurloze draden. Die draden lopen van punt naar punt, patronen makend die een wiskundige ontroeren.

De bekendste huislook is de gewone huislook (Sempervivum tectorum). Tectorum betekent ‘van het dak’. Al eeuwen lang plant men deze huislook op daken, vaak op de nok. Karel de Grote heeft dat zelfs verordonneerd. De plant zou beschermen tegen blikseminslag. De volksnaam donderbaard zal hiermee samen-

Gewone huislook.

hangen. De bladeren slaan veel vocht op, ze vormen een soort natuurlijke sprinklerinstallatie. De spitse bladpunten zouden lijken op onze bliksemafleiders.

Beperkte verdamping

Net als op rotshellingen blijft op daken geen water staan. Hoe komt een huislook dan lange droge periodes door? Het in de bladeren opgeslagen water dient als reservevoorraad. Ook beperkt hij verdamping. Elke plant bezit heel kleine huidmondjes. Die dienen om gassen met de lucht te kunnen uitwisselen, ook water in gasvorm. Bij de meeste planten zijn de huidmondjes overdag open om kooldioxide op te nemen en zuurstof af te geven, ook water verdampt dan. De huislook sluit ze overdag. Ze zijn alleen open bij de lagere temperaturen ’s nachts. Om verdamping nog meer te beperken, staan de bladeren in de bladrozet zeer dicht op elkaar, soms vormen ze een nagenoeg gesloten rozet.

Al deze kenmerken bij elkaar zorgen ervoor dat een huislook terecht de naam Sempervivum kan dragen!

This article is from: