-lek TMA / 20212269 Statutenwijziging Stichting Het Nederlands Openluchtmuseum, Nationaal Museum voor Nederlandse Volkskunde
Vandaag, achttien juli tweeduizend tweeéntwintig verscheen voor mij, mr. Karen — Astrid Verkerk, notaris te Arnhem:
de heer mr. Thomas Johannes Albertus Massee, geboren te Nijmegen op dertig maart negentienhonderdzevenennegentig, kantooradres: Velperweg 1, 6824 BZ ——
Arnhem. De verschenen persoon verklaarde dat: {A)
Stichting het Nederlands Openluchtmuseum, Nationaal Museum voor
Nederlandse Volkskunde, een stichting met statutaire zetel te Arnhem, kantoorhoudende Hoeferlaan 4 te 6816 SG Arnhem, is ingeschreven in het ——
handelsregister bij de Kamer van Koophandel onder nummer 41050671 met — vermelding RSIN 008583432, hierna ook te noemen de "stichting".
(B)
De statuten van de stichting werden voor het laatst gewijzigd bij akte van statutenwijziging, verleden op zeven augustus tweeduizend zeventien voor mr.— K.A. Verkerk, notaris te Arnhem.
{C)
De directie van de stichting op tien juli tweeduizend tweeéntwintig heeft besloten tot wijziging van de statuten van de stichting. De raad van toezicht op—
zeventien juni tweeduizend tweeéntwintig goedkeuring heeft verleend aan het— voorgenomen bestuursbesluit. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft goedkeuring verleend aan de statutenwijziging op negentien mei tweeduizend tweeéntwintig. (Db)
De verschenen persoon, bij gemeld bestuursbesluit, werd gemachtigd om de— statutenwijziging bij notari€le akte vast te leggen.
(E}
Van gemeld besluit tot statutenwijziging, gemelde goedkeuring van de raad——
van toezicht, gemelde goedkeuring van De Minister van Onderwijs, Cultuur en — Wetenschap en gemelde machtiging blijkt uit drie (3) aan deze akte gehechte — geschriften (bijlage 1, 2 en 3). Ter uitvoering van het vorenstaande verklaarde de verschenen persoon bij deze de—— statuten van de stichting met ingang van heden te wijzigen als volgt: Statuten
naam, zetel en duur, begripsbepaling Artikel 1 1.
De stichting draagt de naam: Stichting Het Nederlands Openluchtmuseum,
—
Nationaal museum voor Nederlandse volkskunde. Zij heeft haar zetel in Arnhem. De stichting is opgericht voor onbepaalde tijd. Waar in deze statuten sprake is van de Minister, wordt daaronder verstaan de —
Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, of althans de minister tot ——
wiens portefeuille de Cultuur behoort.
DOEL EN MIDDELEN Doel
Artikel 2 1.
De stichting heeft ten doel het inrichten, in stand houden en exploiteren van— het Nederlands Openluchtmuseum te Arnhem.
2.
a.
Het Nederlands Openluchtmuseum wil een breed publiek laten kennisnemen van de ontwikkelingen (en verklaringen daarvoor) in de —
leefpatronen van de bevolking in Nederland en de materiéle neerslag — daarvan. b.
Het Nederlands Openluchtmuseum is museum in de zin van de definitie —
van de International Council of Museums (ICOM): 'een permanente instelling, niet gericht op het behalen van winst, die ten dienste staat—— van de samenleving. Een museum verwerft, behoudt, onderzoekt,
presenteert, documenteert en geeft bekendheid aan de materiéle en
—
immateriéle getuigenissen van de mens en zijn omgeving, voor
doeleinden van studie, educatie en genoegen'. 3.
De stichting tracht haar doel verder te bereiken door het op basis van wetenschappelijk onderzoek en op verantwoorde wijze: a.
bijeenbrengen, in bruikleen verkrijgen, in stand houden en verbeteren—
van materieel erfgoed (waaronder roerende zaken en gebouwen) en —— landschappelijke elementen, in het bijzonder van de collectie die tot het — moment van opheffing in beheer was bij het Rijksmuseum voor Volkskunde ‘Het Nederlands Openluchtmuseum’;
b.
presenteren van de collectieonderdelen in hun onderlinge samenhang; —
C.
documenteren en wetenschappelijk onderzoeken van de sub a.
bedoelde zaken alsmede immaterieel erfgoed en hun onderlinge samenhang, en het publiceren daarover.
4,
De stichting tracht haar doe! verder te bereiken door al hetgeen te verrichten — hetgeen overigens tot de verwezenlijking van het doel van de stichting nodig, —
nuttig en/of dienstbaar is of kan zijn. 5.
Ter bereiking van haar doel kan de stichting in relatie treden met organisaties— in binnen- en buitenland, die een soortgelijk of aanverwant doel nastreven.——
6.
De stichting is niet gericht op het maken van winst.
Middelen Artikel 3 1.
De geldmiddelen van de stichting worden verkregen uit: a.
subsidies en donaties van overheid en particuliere instellingen;
b.
inkomsten uit publieksactiviteiten, waaronder de verkoop van
toegangsbewijzen;
2.
C.
schenkingen, erfstellingen en legaten;
d.
alle andere verkrijgingen en baten.
De stichting kan erfstellingen slechts aanvaarden onder het voorrecht van boedelbeschrijving.
LP
——— en ¢
Organen
—
directie EN TOEZICHT OP de directie
sent
,
-3 5
Artikel4 1.
2.
De stichting kent als organen: a.
de directie, en
b.
de raad van toezicht.
Stechts natuurlijke personen kunnen directeur of lid van de raad van toezicht — zijn.
Bestuur
Artikel 5 1.
De directie is belast met het bestuur van de stichting. Bij de vervulling van zijn—
taak richt de directie zich naar het belang van de stichting en de met haar verbonden instelling(en). 2.
De directie bestaat uit een door de raad van toezicht vast te stellen aantal
personen. Indien er meer directeuren zijn benoemt de raad van toezicht één hunner tot —
algemeen directeur. 3.
Indien te eniger tijd de directie zou bestaan uit één natuurlijk persoon, benoemt de raad van toezicht uit zijn midden een financiéle audit commissie, —
bestaande uit tenminste twee personen, die in ieder geval de opstellingen van — begroting, meerjarenbegroting en jaarrekening begeleidt. 4.
a.
De raad van toezicht benoemt de directeuren, gehoord de Minister. De raad van toezicht is bevoegd directeuren te schorsen en te ontslaan — en geeft daarvan in voorkomend geval kennis aan de Minister.
b.
De vaststelling van het salaris en de regeling van de overige arbeidsvoorwaarden van de directeuren geschieden voor iedere directeur afzonderlijk door de raad van toezicht.
5.
indien er meer directeuren zijn wordt de werkwijze en de besluitvorming van — de directie, en wordt de onderlinge taakverdeling van de directeuren, geregeld— in het directiereglement bedoeld in artikel 7, onverminderd het bepaalde in — artikel 6 lid 1 en met dien verstande dat ten aanzien van de besluitvorming
iedere directeur één stem heeft. 6.
Ingeval van belet of ontstentenis van één of meer directeuren zijn de overige — directeuren of is de enig overblijvende directeur tijdelijk met het bestuur van — de stichting belast. ingeval van belet of ontstentenis van alle directeuren of van de enig directeur—
wordt het bestuur waargenomen door een persoon die daartoe door de raad — van toezicht is of wordt aangewezen.
Onder belet wordt in dit artikel verstaan: {i)
(ii) (iii)
schorsing;
ziekte; onbereikbaarheid,
in de gevallen bedoeld onder sub (ii) en (iii) zonder dat gedurende een termijn —
van vijf (5) dagen de mogelijkheid van contact tussen de directeur en de
stichting heeft bestaan. De raad van toezicht kan in een voorkomend geval een—
andere termijn vaststellen.
De raad van toezicht is verplicht zo spoedig mogelijk in de vacature(s) te voorzien. In alle gevallen waarin niet binnen twee maanden na het ontstaan — van een vacature in de benoeming van een directeur is voorzien, zal de meest—
gerede directeur of overige belanghebbende de rechtbank van het Arrondissement waarbinnen de stichting statutair is gevestigd kunnen
verzoeken een bestuurder te benoemen. 7.
a.
Binnen de directie mogen geen nauwe familie- of vergelijkbare relaties — bestaan.
b.
De leden van de directie mogen niet zijn bestuurder, oprichter, aandeelhouder, toezichthouder of werknemer van:
-
een entiteit waaraan de stichting de door haar ingezamelde gelden middellijk of onmiddellijk, gehee! of gedeeltelijk afstaat; —
-
een entiteit waarmee de stichting op structurele wijze op geld ——
waardeerbare rechtshandelingen verricht.
Met een entiteit zoals bedoeld in dit lid wordt gelijkgesteld een rechtspersoon of entiteit die statutair — direct of indirect — met de
stichting is verbonden. C.
Het bepaalde in sub b geldt niet ten aanzien van een entiteit of daaraan
—
statutair — direct of indirect — verbonden entiteit waaraan de stichting— conform haar statutaire doelstellingen gelden afstaat (ontvangende
entiteit) met dien verstande dat: -
de invioed van een ontvangende entiteit op de benoeming en —— voordracht tot benoeming van de directie van de stichting is toegestaan tot ten hoogste een derde van het aantal directieleden;
-
niet meer dan een derde van het aantal directieleden mag bestaan uit de onder letter b van dit artikel genoemde personen.—
De hier bedoelde directieleden mogen — buiten vertegenwoordiging door deelname aan handelingen van de directie — de stichting niet vertegenwoordigen. d.
Het bepaalde in sub b en sub c geldt niet indien en voor zover ten aanzien van de stichting en de bedoelde entiteit sprake is van
consolidatie zoals bedoeld in de Richtlijn Verslaggeving Fondsenwervende Instellingen van het Centraal Bureau Fondsenwerving—
(CBF). e.
Alle leden van de directie verstrekken een ondertekende verklaring waarin wordt bevestigd dat het gestelde in dit lid 7 wordt en zal worden — gerespecteerd en uitgevoerd.
Vertegenwoordiging en goedkeuring besluiten Artikel 6 1.
De stichting wordt vertegenwoordigd door de directie. Indien de directie uit meer personen bestaat is een directielid tevens tezamen
—
“5% met één ander directielid bevoegd tot vertegenwoordiging van de stichting. — 2.
De directie kan functionarissen met algemene of beperkte vertegenwoordigingsbevoegdheid aanstellen. leder van hen vertegenwoordigt —
de stichting met inachtneming van de begrenzing aan zijn bevoegdheid gesteld. De titulatuur van deze functionarissen wordt door de directie bepaald.— 3.
De directie is, mits met goedkeuring van de raad van toezicht, bevoegd te
besluiten tot: a.
het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en
bezwaring van registergoederen, en tot b.
het aangaan van overeenkomsten waarbij de stichting zich als borg of — hoofdelijk medeschuidenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt —
of zich tot zekerheidsstelling voor een schuld van een derde verbindt. — 4,
Onverminderd het elders in deze statuten bepaalde, zijn aan de goedkeuring— van de raad van toezicht onderworpen de besluiten van de directie omtrent:—— a.
statutenwijziging;
b.
ontbinding van de stichting;
C.
de strategie van de stichting, daaronder begrepen het museale en zakelijke beleid en de financiering, die moeten leiden tot realisatie van — de statutaire doelstellingen, waaronder begrepen: -
een jaarlijks beleidsplan en de daarbij behorende begroting;
-
een voortschrijdend meerjarenbeleidsplan;
-
een plan inzake een adequaat risicobeheersings- en controle
systeem. d.
het ter leen verstrekken van gelden, alsmede het ter leen opnemen van
—
gelden waaronder niet is begrepen het gebruik maken van een aan de—— stichting verleend bankkrediet;
e.
duurzame rechtstreekse of middellijke samenwerking met een andere— organisatie of instelling en het verbreken van zodanige samenwerking;
f.
—
het aanstelien van functionarissen als bedoeld in artikel 6 lid 2 en het — vaststellen van hun bevoegdheid en titulatuur;
g.
het optreden in rechte, met uitzondering van het nemen van die rechtsmaatregelen die geen uitstel kunnen lijden;
h.
het vaststellen van de hoofdlijnen van het arbeidsvoorwaardenbeleid
—
voor de medewerkers en het vrijwilligersbeleid; i.
het sluiten en wijzigen van arbeidsovereenkomsten waarbij een beloning
wordt toegekend boven die, welke uit bestaande regelingen voortvloeien;
j
het verlenen en formuleren van een opdracht tot onderzoek van de jaarrekening aan een accountant.
5.
Een besluit als bedoeld in artikel 6 lid 4 is niet aan goedkeuring onderworpen
—
wanneer dit voortvloeit uit een van de goedgekeurde plannen genoemd in —— artikel 6 lid 4, onder c.
6.
De directie legt ter goedkeuring aan de raad van toezicht voor andere
belangrijke besiuiten dan in artikel 6 lid 4 genoemd, die van belang zijn voor de—
continuiteit van de stichting. 7.
De raad van toezicht is bevoegd ook andere besluiten dan die in dit artikel 6 — zijn genoemd aan zijn goedkeuring te onderwerpen. Deze besluiten dienen ——
duidelijk omschreven te worden en schriftelijk aan de directie te worden meegedeeld.
Informatie raad van toezicht Artikel 7
1.
De directie verschaft de raad van toezicht alle informatie die nodig is voor een — juiste en tijdige oordeelsvorming over de ontwikkeling van het museum.
2.
Ingeval de directie uit slechts één directeur bestaat is deze gehouden de raad — van toezicht periodiek een overzicht te verschaffen van de uit te voeren en de— uitgevoerde bestuurlijke werkzaamheden
3.
Indien de directie uit meer directeuren bestaat stelt de directie een reglement — vast, waarin wordt/worden geregeld: a.
de werkwijze van de directie, daaronder begrepen de onderlinge taakverdeling, de onderlinge rapportage en de rapportage aan de raad — van toezicht;
b.
het werkoverleg tussen de directeuren, de vergaderingen van de directie— en de besluitvorming in zodanige vergaderingen;
C.
de afstemming van de vakanties en van de afwezigheid van directeuren— uit anderen hoofde.
Vaststelling, wijziging en intrekking van dit reglement behoeven de
goedkeuring van de raad van toezicht. Adviescolleges Artikel 8
1.
De directie kan zich incidenteel of in het algemeen doen bijstaan door één of — meer adviescolleges, al dan niet onderscheiden naar de beleidsterreinen van—
de stichting. 2.
De leden van de adviescolleges worden door de directie benoemd en kunnen —
te allen tijde door de directie van hun functie worden ontheven.
3.
De adviezen van bedoelde colleges zijn nimmer bindend voor de directie, en de colleges vormen geen organen van de stichting.
Raad van toezicht (samenstelling) Artikel 9
1.
De raad van toezicht bestaat uit vijf tot negen leden; het aantal leden van de—
raad wordt door de raad zelf met inachtneming hiervan vastgesteld. 2.
a.
De leden van de raad van toezicht worden benoemd door de raad van—— toezicht, gehoord hebbende de Minister, waarbij één lid op voordracht —
van de aan de stichting verbonden ondernemingsraad wordt benoemd.— b.
De raad van toezicht gaat tot benoeming van de voorgedragen
kandidaat over, tenzij hij de voordracht middels een met redenen omkleed besluit afwijst, in welk geval de ondernemingsraad bevoegd is — om een nieuwe voordracht te doen. C.
De raad van toezicht hoort, voordat de raad overgaat tot het benoemen —
-7
5
van een lid van de raad, de directie.
De raad van toezicht stelt een profielschets voor zijn omvang en samenstelling — vast rekening houdend met de aard van de stichting, haar activiteitenen de —— gewenste deskundigheid en achtergrond van de leden van de raad van toezicht. De raad van toezicht hoort, voordat de raad de profielschets vaststelt, de
directie en de ondernemingsraad. De profielschets wordt opgenomen in het jaarverslag van de stichting. Deze
—
profielschets wordt periodiek geévalueerd door de raad van toezicht maar in — ieder geval wanneer een vacature vervuld dient te worden. a.
De leden van de raad van toezicht worden benoemd voor een periode— van vier jaren.
b.
De raad van toezicht stelt een rooster vast dat voorziet in periodiek
aftreden van de leden van de raad van toezicht en is bevoegd zodanig — rooster te wijzigen. Vaststelling of wijziging in zodanig rooster kan niet meebrengen dat een — zittend lid van de raad van toezicht tegen zijn wil defungeert voordat de — termijn waarvoor hij benoemd is, verstreken is. C.
Een tussentijds benoemd lid van de raad van toezicht neemt op het rooster de plaats in van diens voorganger.
d.
Een volgens rooster aftredend bestuurslid dat overigens aan de gestelde — vereisten voor benoeming voldoet, is terstond herbenoembaar.
e.
Een lid van de raad van toezicht dient bij voorkeur niet langer dan acht — jaren achtereen lid van de raad van toezicht zijn, doch kan nimmer
langer dan twaalf jaren achtereen lid van de raad van toezicht zijn. De —
raad van toezicht kan in uitzonderlijke gevallen besluiten dat een herbenoeming van een lid van de raad van toezicht, waarbij de in de —— vorige zin bepaalde termijn van acht jaren wordt overschreden, mogelijk— is. Van een dergelijk uitzonderlijk geval zou in ieder geval sprake kunnen — zijn indien er binnen de raad van toezicht meer vacatures zijn, dan wel——
het gewenste profiel niet kan worden ingevuld. Een lid van de raad van toezicht defungeert: a.
door het verstrijken van de periode waarvoor hij is benoemd of door zijn—
aftreden volgens een rooster als bedoeld in het voorafgaande lid; b.
door zijn vrijwillig aftreden;
C.
door ontslag verleend door de raad van toezicht om gewichtige redenen, alsmede om redenen dat met het lid structurele onenigheid van inzichten bestaat, zich een onverenigbaarheid van belangen voordoet of —het betreffende lid onvoldoende functioneert;
d.
door ondercuratelestelling of door een rechterlijke beslissing waarbij als —
gevolg van lichamelijke of geestelijke toestand een bewind over één of — meer van de goederen van het lid wordt ingesteld; e.
door zijn overlijden;
f.
doordat het lid failliet wordt verklaard, surseance van betaling aanvraagt—
-8-
of verzoekt om toepassing van de schuldsaneringsregeling als bedoeld in— de Faillissementswet.
6.
In geval van belet of ontstentenis van één of meer leden van de raad van toezicht, niet zijnde alle leden van de raad van toezicht of het enige (overgebleven) lid van de raad van toezicht, zijn de overblijvende leden van de — raad van toezicht, of is het overblijvende lid van de raad van toezicht tijdelijk—
met het toezicht belast.
In geval van belet of ontstentenis van alle leden van de raad van toezicht of —— van het enige (overgebleven) lid van de raad van toezicht wordt het toezicht — waargenomen door een persoon die daartoe door de president van de rechtbank van het arrondissement waar de stichting haar zete! heeft, op
verzoek van één of meer belanghebbende(n), is of wordt aangewezen. Onder belet wordt in dit artikel verstaan: {i)
schorsing;
(ii)
ziekte;
(iii)
onbereikbaarheid,
in de gevallen bedoeld onder sub (ii) en {iii} zonder dat gedurende een termijn van vijf (5) dagen de mogelijkheid van contact tussen het lid van de raad van— toezicht en de stichting heeft bestaan. De raad van toezicht kan in een
voorkomend geval een andere termijn vaststellen. Raad van toezicht (taak en werkzaamheden)
Artikel 10 1.
a.
De raad van toezicht heeft tot taak toezicht te houden op het beleid van — de directie en op de algemene gang van zaken in de stichting en de met—
haar verbonden instelling(en). Hij staat de directie met raad terzijde. b.
Bij de vervulling van zijn taak richt de raad van toezicht zich naar het —— belang van de stichting en de met haar verbonden instelling{en).
2.
De raad van toezicht benoemt uit zijn midden een voorzitter en een vice-
voorzitter. Het secretariaat van de raad van toezicht wordt gevoerd door een daartoe ——
door de directie aangewezen werknemer van de stichting, hierna ook secretaris te noemen. 3.
Binnen de leden van de raad van toezicht en tussen de leden van de raad van —
toezicht en de leden van de directie, mogen geen nauwe familie- of vergelijkbare relaties bestaan. 4,
De leden van de raad van toezicht ontvangen in die hoedanigheid geen
bezoldiging, middellijk nog onmiddellijk. Een redelijke vergoeding voor de door— hen ten behoeve van de stichting gemaakte kosten en door hen verrichte uitvoerende werkzaamheden wordt toegestaan. Deze vergoedingen worden in— de jaarrekening zichtbaar gemaakt en nader toegelicht. Financiéle audit commissie Artikel 11
1.
Indien de directie gevormd wordt door één natuurlijk persoon stelt de raad——
i 93.
. Sars Avpgamt al rarest
van toezicht een financiéle audit commissie in. Dit is een vaste commissie en——
bestaat (in meerderheid) uit leden van de raad van toezicht.
2
2.
Deze financiéle audit commissie is, onder verantwoordelijkheid van de raad
—
van toezicht, belast met het houden van toezicht op der financiéle gang van — zaken in het algemeen en voorts met de toetsing van de werking van de interne administratieve organisatiecontrole, in het bijzonder de
betalingsorganisatie.
3.
De samenstelling en werkwijze van de financiéle audit commissie wordt nader — geregeld in een reglement dat door de raad van toezicht wordt vastgesteld,
—
gewijzigd en aangevuld. Raad van toezicht (vergaderingen)
Artikel 12 1.
Vergaderingen van de raad van toezicht worden gehouden in Arnhem of ter —— plaatse in Nederland, bij de oproeping te bepalen. Per kalenderjaar worden tenminste vier vergaderingen gehouden. Vergaderingen zullen voorts tetkenmale worden gehouden, nadat daartoe is—— opgeroepen door de directie, door de voorzitter van de raad van toezicht of —
door tenminste drie andere leden van de raad van toezicht. 4,
De oproeping tot de vergadering geschiedt schriftelijk, waaronder mede begrepen per e-mail, tenminste zeven dagen tevoren, de dag der oproeping en—
die der vergadering niet meegerekend. De oproeping vermeldt, behalve plaats en tijdstip van de vergadering, de te—— behandelen onderwerpen. 5.
Zolang in een vergadering van de raad van toezicht alle eden van de raad van— toezicht aanwezig of vertegenwoordigd zijn, kunnen geldige besluiten worden
—
genomen over alle aan de orde komende onderwerpen, ook al zijn de door de— statuten gegeven voorschriften voor het oproepen en houden van vergaderingen niet in acht genomen, mits met algemene stemmen en met ——
voorkennis van de directie en mits de meerderheid van het aantal in functie — zijnde leden van de raad in persoon ter vergadering aanwezig is en de
afgegeven volmachten waar nodig in vorenstaande besluitvorming voorzien.—— 6.
De vergaderingen worden geleid door de voorzitter van de raad van toezicht— en bij diens afwezigheid door de vice-voorzitter.
7.
De leden van de directie wonen de vergaderingen bij en worden daartoe
overeenkomstig het vorenstaande opgeroepen, tenzij de raad van toezicht in — bijzondere gevallen - te zijner beoordeling - anders beslist. Indien leden van de directie de vergadering bijwonen hebben zij daarin een
adviserende stem. 8.
Van het verhandelde in de vergaderingen worden notulen gehouden door de — secretaris of door één der aanwezigen, door de voorzitter daartoe aangezocht. — De notulen worden vastgesteld en getekend door degenen, die in de
vergadering als voorzitter en secretaris hebben gefungeerd. Raad van toezicht (besluiten) Artikel 13
-10-
a.
leder lid van de raad van toezicht is bevoegd tot het uitbrengen van één — stem. Een lid van de raad van toezicht kan niet meer stemmen uitbrengen dan de andere stemgerechtigde leden van de raad van toezicht tezamen.
b.
Een lid van de raad kan zich ter vergadering door een medelid laten vertegenwoordigen onder overlegging van een schriftelijke, ter beoordeling van de voorzitter voldoende, volmacht, mits de
meerderheid van het aantal in functie zijnde leden van de raad in persoon ter vergadering aanwezig is.
C.
Niemand kan voor zich en als gevolmachtigde meer dan twee stemmen—
uitbrengen. a.
De raad van toezicht kan ter vergadering alleen geldige besiuiten
nemen, indien ter vergadering meer dan de helft van het aantal stemmen van alle in functie zijnde leden van de raad kan worden uitgebracht en indien de meerderheid van het aantal in functie zijnde —
leden van de raad in persoon ter vergadering aanwezig is. b.
Indien op grond van het sub a. bepaalde in een vergadering geen geldige—
besluiten kunnen worden genomen dan wordt een tweede vergadering— gehouden, en wel binnen een maand na de eerste, in welke tweede
vergadering, ongeacht het aantal ter vergadering uit te brengen stemmen, geldige besluiten kunnen worden genomen omtrent alle onderwerpen die in de oproeping voor de eerste vergadering waren
——
vermeld, mits in de oproeping voor deze tweede vergadering die onderwerpen wederom aan de orde worden gesteld met de mededeling—
dat het hier een tweede vergadering als hiervoor bedoeld betreft en —— mits de meerderheid van het aantal in functie zijnde leden van de raad — in persoon ter vergadering aanwezig is.
C.
Het sub b. bepaalde is niet van toepassing ten aanzien van besluiten —— omtrent die onderwerpen waarvoor in deze statuten een grotere meerderheid dan hierna in lid 3 bepaald is voorgeschreven.
Voorzover in deze statuten geen grotere meerderheid is voorgeschreven worden alle besluiten genomen met volstrekte meerderheid van de geldig— uitgebrachte stemmen. a.
Alle stemmingen ter vergadering geschieden mondeling, tenzij de
voorzitter een schriftelijke stemming gewenst acht of één der stemgerechtigden dit voor de stemming verlangt. Schriftelijke stemming — geschiedt bij ongetekende gesloten briefjes. Blanco stemmen worden — beschouwd niet te zijn uvitgebracht. b.
In alle geschillen omtrent stemmingen, niet bij de statuten voorzien, ——
beslist de voorzitter. De raad van toezicht kan ook buiten vergadering besluiten nemen, mits alle in— functie zijnde directeuren en leden van de raad van toezicht in de gelegenheid ~ zijn gesteld schriftelijk of door middel van een door enig communicatiemiddel— overgebracht geschrift hun mening te uiten en ook daadwerkelijk hun mening—
- 11-50
hebben geuit. Van een aldus genomen besluit wordt onder bijvoeging van de ingekomen antwoorden door de secretaris een relaas opgemaakt, dat na medeondertekening door de voorzitter bij de notulen wordt gevoegd. Verstrengeling van belangen
Artikel14 1.
De directie en de raad van toezicht waken tegen een verstrengeling van belangen tussen de stichting en de met haar verbonden organisatie en leden— van haar directie en/of haar medewerkers en/of de leden van de raad van
toezicht. In het geval dat zich een verstrengeling van belangen voordoet ten aanzien van— een lid van de directie of raad van toezicht, dient het desbetreffende lid dit te—
melden aan de directie of de raad van toezicht waarin hij of zij zitting heeft. — Het desbetreffend lid dient zich voorts van de beraadslagingen en besluitvorming ter zake te onthouden. De aanwezigheid van het
deshetreffende lid telt niet mee ter bepaling of het vereiste quorum voor besluitvorming is behaald. Indien er sprake is van verstrengeling van belangen
—
van het enige lid van de directie of alle leden van de directie, besluit de raad —
van toezicht. Indien er sprake is van een verstrengeling van belangen van alle — leden van de raad van toezicht, wordt het besluit desalniettemin genomen
——
door de raad van toezicht, onder schriftelijke vastlegging van de overwegingen — die aan het besluit ten grondslag liggen. Een verstrengeling van belangen zoals bedoeld in de aanhef van dit artikel doet zich onder andere voor indien sprake is van het verrichten van op geld waardeerbare rechtshandelingen tussen de stichting en de a.
in lid 1 genoemde personen;
b.
personen die een nauwe familie- of vergelijkbare relatie hebben met de — in lid 1 genoemde personen;
C.
rechtspersonen waarvan de hierboven onder a. en b. genoemde personen bestuurslid, toezichthouder of aandeelhouder zijn.
BOEKJAAR EN JAARREKENING Artikel 15 1.
Het boekjaar van de stichting is gelijk aan het kalender jaar. Uiterlijk twee maanden voor de aanvang van het boekjaar stelt de directie een — jaarplan en een begroting op en stelt deze vast. Beide worden vé6r het einde — van het jaar ter goedkeuring aan de raad van toezicht aangeboden. Binnen vier maanden na afloop van elk boekjaar maakt de directie een jaarverslag, alsmede de jaarrekening over dat boekjaar op. Het jaarverslag wordt binnen vier maanden na afloop van het boekjaar ter—— kennisneming toegezonden aan de raad van toezicht. De jaarrekening wordt onderzocht door een registeraccountant, die omtrent—
het onderzoek verslag uitbrengt aan de directie en aan de raad van toezicht.—— Daarbij wordt aan de raad van toezicht tevens de jaarrekening overgelegd. —— De registeraccountant legt de uitslag van het onderzoek in een verklaring neer.—
-12-
5.
a.
De jaarrekening wordt door de directie, na goedkeuring door de raad—— van toezicht, vastgesteld.
b.
De vaststelling dient te geschieden binnen zes maanden na afloop van— het boekjaar, behoudens verlenging van deze termijn door de raad van — toezicht op grond van bijzondere omstandigheden.
STATUTENWUIZIGING
Artikel 16 1.
De directie is bevoegd deze statuten te wijzigen. Het besluit daartoe behoeft, onverminderd het bepaalde in artikel 6 lid 4, de—
voorafgaande goedkeuring van de Minister. Zowel de raad van toezicht als de Minister kunnen aan de directie voorstellen—
tot statutenwijziging doen. 2.
Ingeval de directie voornemens is om aan de raad van toezicht een verzoek tot —
goedkeuring van een besluit tot statutenwijziging te doen, dient zij het voorstel
tot statutenwijziging, waarin de voor te dragen wijziging letterlijk is opgenomen, tenminste drie weken voor de vergadering van de raad van
toezicht, waarin het verzoek om goedkeuring aan de orde komt, aan allie leden — van de raad toe te zenden. 3.
Het verzoek aan de Minister tot goedkeuring van een besluit tot statutenwijziging wordt gedaan na de goedkeuring door de raad van toezicht, — met mededeling dat deze goedkeuring is verleend en onder overlegging van de— letterlijke tekst van de voorgedragen wijziging.
4,
De statutenwijziging moet op straffe van nietigheid bij notariéle akte tot stand —
komen; ieder lid van de directie is bevoegd deze akte te doen verlijden.
ONTBINDING Artikel 17
1.
De directie is bevoegd de stichting te ontbinden. Het besluit daartoe behoeft, onverminderd het bepaalde in artikel 6 lid 4, de—
voorafgaande goedkeuring van de Minister. Zowel de raad van toezicht als de Minister kunnen aan de directie voorstellen—
tot onthinding van de stichting doen. 2.
Ingeval de directie voornemens is om aan de raad van toezicht een verzoek tot — goedkeuring van een besluit tot ontbinding te doen, dient zij dit voorstel tenminste drie weken véér de vergadering van de raad van toezicht, waarin — het verzoek om goedkeuring aan de orde komt, aan alle leden van de raad toe — te zenden.
3.
Het verzoek aan de Minister tot goedkeuring van een besluit tot ontbinding—— wordt gedaan na de goedkeuring door de raad van toezicht, met mededeling
dat deze goedkeuring is verleend.
4,
De stichting blijft na haar ontbinding voortbestaan voor zover dit tot vereffening van haar vermogen nodig is.
5.
De vereffening geschiedt door de directie, onder toezicht van de raad van
toezicht. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van deze statuten zoveel
—
-135C
mogelijk van kracht. Het saldo na vereffening wordt uitgekeerd aan de Minister {casu quo de Staat—
6.
der Nederlanden). In geval van een juridische fusie waarbij de stichting de verdwijnende
rechtspersoon is of splitsing van de stichting moet uit de statuten van de verkrijgende rechtspersoon blijken dat het vermogen van de stichting dat bij— de fusie of splitsing onder algemene titel overgaat, alsmede de vruchten
daarvan, slechts met toestemming van de rechter anders mogen worden besteed dan voor de fusie of splitsing was voorgeschreven. 7.
Na afloop van de vereffening blijven de boeken en bescheiden van de ontbonden stichting gedurende tien jaren berusten onder de door de Minister —
aangewezen instantie. SLOTBEPALING
Artikel 18 In alle gevallen, waarin zowel de wet als deze statuten niet voorzien, beslist de —
directie, gehoord de raad van toezicht.
SLOT De verschenen persoon is mij, notaris, bekend. WAARVAN
AKTE
is verleden te Arnhem op de datum in het begin van deze akte vermeld. De inhoud van deze akte is aan de verschenen persoon zakelijk opgegeven en toegelicht. Hierbij is de verschenen persoon gewezen op de gevolgen die uit de akte— voortvioeien.
De verschenen persoon heeft vervolgens verkiaard kennis te hebben genomen van— de inhoud van de akte en met de inhoud en beperkte voorlezing van deze akte in te — stemmen.
Onmiddellijk na beperkte voorlezing is deze akte door de verschenen persoon en mij, ~ notaris, ondertekend.
Volgt ondertekening. UITGEGEVEN VOOR AFSCHRIFT
“-
ye PsR—