Lespakket Dossier Bouwen

Page 1

DOSSIER BOUWEN

Een project over hoe er vroeger gebouwd werd

Daar maak je geschiedenis mee

DOCENTENHANDLEIDING & LEERLINGENMATERIAAL VOOR GROEP 6 TOT EN MET 8 VAN HET BASISONDERWIJS


OVER DIT LESPAKKET FOTO’S EN LITERATUUR Mediatheek Nederlands Openluchtmuseum.

U heeft gekozen voor het educatieve project: ‘Dossier Bouwen’ voor groep 6 tot en met 8 van het Basisonderwijs.

Berends, G. Historische houtconstructies in Nederland, Arnhem. Stichting Historisch boerderij-onderzoek, 1996.

In dit lespakket kunt u het volgende vinden:

Berlage, H.P. e.a. Arbeiderswoningen in Nederland. Rotterdam, 1921. Bernard, H. Eskimo’s en Indianen, de eerste Amerikanen. Sint-Niklaas, 1981. Burenholt, G. (red.) Hedendaagse traditionele culturen. De overleving van inheemse volken vanaf 1500 n. Chr. Utrecht/ Antwerpen, 1996. Claytec, Lehmbau. Folder z.p., z.j. Crozet, A. de. Indische oceaan. Weert, 1993. Encyclopedie van Zeeland, deel 1. Uitgave van het Koninklijk

– Introductie Nederlands Openluchtmuseum – Introductie Dossier Bouwen; – Voorbereidende lessen met leerlingenmateriaal; – Informatie over het museumbezoek; – Lessuggesties. Dit lespakket bestaat uit:

Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen. Middelburg, 1982. Encyclopedie van Zeeland, deel 2. Uitgave van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen. Middelburg, 1982.

- Docentenhandleiding - Werkbladen

Flint, D. Zuid-Afrika. Harmelen, 1998. Höfer, H. Russia. Zeewolde, 1994.

De werkbladen moeten gekopieerd worden.

Koninklijk Instituut voor de Tropen te Amsterdam Kort, J. de. Erfgenamen van moeder aarde. Inheemse volken in Negus. G. Reis door het onbekende Rusland. Weert, 1992. Noord- en Zuid-Amerika. Den Bosch, 1989. Oirschot, A. van, Jansen, A.C. en Koesen, L.S.A. (red.) Encyclopedie van Noord-Brabant, deel 1. Baarn, 1985. Oirschot, A. van, Jansen, A.C. en Koesen, L.S.A. (red.) Encyclopedie van Noord-Brabant, deel 2. Baarn, 1985. G. Palm te Amsterdam Roofing Holland. jrg.8, 1998, no.6.

CONTACT Voor inhoudelijke vragen over dit project en het lesmateriaal kunt u contact opnemen met de afdeling Educatie. Wij zijn het beste te bereiken via het e-mailadres: res@openluchtmuseum.nl of bel voor een afspraak met de afdeling Reserveringen, telefoon: 026 357 61 23.

Veen, L. van der. Boerderijen in Nederland. Op reis langs de monumenten van ons platteland. Den Haag, 1985. Velde, F. van de. Eskimo’s, mensen zonder tijd. Bussum, 1980. Voskuijl, J.J. Van vlechtwerk tot baksteen. Arnhem, Stichting historisch boerderij-onderzoek, 1979. Vijgen, T. Tipi’s, totems en tomahawks. Het leven van de

COLOFON Productie: Afdeling Educatie, Illustratie: Coert de Boe. Nederlands Openluchtmuseum, 2017.

Noordamerikaanse Indianen. Nijmegen, SUN, 1996. Wijk, P.A.M e.a. Boerderijen bekijken. Arnhem, Stichting historische boerderij-onderzoek, 1985.

Met dank aan de leerlingen en leerkrachten van de Protestants Christelijke Basisschool De Klimroos in Westervoort en Basisschool De Arcade in Arnhem.

3 4 4 6 7


DOSSIER BOUWEN – DOCENTENHANDLEIDING

WELKOM IN HET NEDERLANDS OPENLUCHTMUSEUM Het Nederlands Openluchtmuseum is er voor iedereen die Nederland en de wijze waarop de Nederlanders leefden, wil ontdekken, zien en beleven. In het uitgestrekte museumpark ondergaan u en uw leerlingen de geschiedenis van het dagelijks leven.

DE PLEK VOOR KINDEREN Het Kindererf is het centrale punt van diverse educatieve activiteiten in het museum. Het is gevestigd in een oude Brabantse boerderij en is dé plek voor kinderen! Leerlingen kunnen hier allerlei karweitjes doen die vroeger heel gewoon waren, zoals water pompen, wassen met een wasbord en de koe melken. Kortom: een plek waar je je naar hartenlust kunt uitleven!

Naast de oude trams zijn er meer dan tachtig historische huizen en bedrijven in het park en vrijwel allemaal zijn ze toegankelijk voor publiek. Op veel plekken kunnen de leerlingen echte vaklieden aan het werk zien, zoals de smid, de papierschepper of de olieslager. Alle zintuigen worden geprikkeld bij een bezoek aan het museum!

GEWOON EVEN LEKKER SPELEN Even gewoon lekker spelen kan ook in het museumpark. Op het plein in de Zaanse buurt staat het historische speelgoed, zoals hoepels, vélocipèdes en de Vliegende Hollanders al klaar. Naast het historische doolhof is een moderne speeltuin ingericht om even lekker uit te razen.

EDUCATIEVE PROJECTEN Voor alle groepen uit het primair onderwijs, speciaal onderwijs en de onderbouw van het voortgezet onderwijs zijn educatieve projecten ontwikkeld. Projecten duren 2 of 3 uur, afhankelijk van het gekozen project. In elk project worden kinderen op hun eigen niveau uitgedaagd om actief aan de slag te gaan met een stukje Nederlandse geschiedenis. Een overzicht van alle educatieve projecten vindt u achterop deze brochure.

SMIKKELEN EN SMULLEN Ontdekken en spelen in de buitenlucht maakt hongerig. Het Openluchtmuseum biedt daarom verschillende mogelijkheden om een hapje te eten. Schrijf samen met uw leerlingen geschiedenis en kom een dagje ontdekken, spelen, proeven en speuren!

3


DOSSIER BOUWEN – DOCENTENHANDLEIDING

INTRODUCTIE DOSSIER BOUWEN

DOELGROEP Het project is bestemd voor groep 6 t/m 8 van het basisonderwijs.

THEMA Het project ‘Dossier Bouwen’ staat in het teken van oude bouwmaterialen en -technieken en laat zien hoe er vroeger gebrouwd werd.

OPZET VAN HET PROJECT Het project bestaat uit drie onderdelen: 1. voorbereidende lessen op school 2. bezoek aan het museum 3. lessuggesties na afloop van het museumbezoek.

KERNDOELEN Het project sluit aan bij de kerndoelen 3, 5, 6, 19, 20, 22c en overkoepelende kerndoelen 1 en 2.

VOORBEREIDENDE LESSEN DOELEN – Leerlingen kunnen benoemen waarom mensen bouwen. – Leerlingen weten dat het gebruik van materialen en bouwtechnieken voor huizen afhankelijk was, en in vele delen van de wereld nog is, van verschillende factoren: – geografische factoren (bijv. grondsoort, klimaat); – aanwezigheid van bouwmaterialen ter plaatse; – sociaal-economische omstandigheden van de eigenaar van het huis. – Leerlingen maken kennis met bouwtechnische begrippen en termen die horen bij huizenbouw van vroeger, en die ze tijdens het museumbezoek zullen tegenkomen.

LES 1 - INLEIDING TIJDSDUUR De les duurt 30 minuten.

DOEL De leerlingen beseffen waarom mensen huizen bouwen en dat ze bepaalde redenen hebben voor het gebruik van specifieke bouwmaterialen.

ORGANISATIE Tijdens een klassengesprek kunnen de volgende vragen gesteld en beantwoord worden: – Wat denk je dat er te zien is in het Nederlands Openluchtmuseum? (Er staan veel gebouwen in het museum. Die gebouwen zijn heel lang geleden gebouwd en laten zien hoe mensen vroeger woonden en leefden.) – Waarom bouwen mensen nu eigenlijk huizen? (Veiligheid, beschutting, eigen plek.) – Van welk materiaal is jouw huis gebouwd? – Waar kun je nog meer huizen van bouwen? (Klei, zand, hout, ijsblokken, etc.) – Waarom bouwen we met dat materiaal in Nederland huizen en waarom niet met een ander materiaal? – Waarom wilden de mensen vroeger graag een huis van baksteen? (Stevig maar vooral ook vanwege p restige/aanzien.)

4


DOSSIER BOUWEN – DOCENTENHANDLEIDING

LES 2 - LOCOSPEL

LES 3 - ATLASLES

LES 4 - SPEL ‘IK BOUW EEN HUIS’

TIJDSDUUR

TIJDSDUUR

TIJDSDUUR

De les duurt 30-40 minuten.

De les duurt 15-20 minuten.

De les duurt 20-30 minuten.

DOEL

DOEL

DOEL

Leerlingen weten van welke factoren het gebruik van materialen afhankelijk was.

Leerlingen weten van welke factoren het gebruik van materialen vroeger afhankelijk was in verschillende delen van het land.

Leerlingen maken kennis met oude bouwtechnieken en bouwmaterialen.

MATERIAAL

Werkblad 2 ‘Bouwgeld’ (los bijgeleverd: kopiëren)

MATERIAAL Werkblad 1: ‘Wereldvel’ (los bijgeleverd: kopiëren) Werkblad 3: Knipvel: Locospel (losse vellen: kopiëren beide zijdes) (verderop in deze handleiding) - Achtergrondinformatie bij het Locospel

ORGANISATIE

De leerlingen krijgen per tweetal het vel met de wereldkaart (‘Wereldvel’) en de bijbehorende kaartjes. De kant met foto ligt naar boven. De wereldkaart is in vlakken verdeeld: in ieder vlak staat een pijl naar een bepaald gebied en enkele trefwoorden die de huizenbouw verklaren. De leerlingen kunnen de bijbehorende foto zoeken en op het goede vlak leggen. Wanneer op alle vlakken een kaartje ligt, kunnen de kaartjes worden omgedraaid worden. Er is dan een afbeelding te zien van de kaart van Nederland.

Voor deze les is het landkaartje van ‘Nederland toen’ uit de vorige les nodig.

ORGANISATIE In tweetallen gaan de leerlingen op zoek in de Atlas. Bij elk gebied waar op het kaartje een foto staat, zoeken ze een plaats. Vervolgens kunnen de leerlingen de volgende vragen beantwoorden, door zowel atlaskaart als fotovel goed te bekijken: – In welke provincie ligt deze plaats? – Welke grondsoort heeft deze plaats? – Is dat vruchtbare grond? Kunnen planten daarop goed groeien? Zou een boer die hier grond heeft, makkelijk rijk kunnen worden? – Denk je dat de eigenaar van het huis op de foto een boer is geweest?

Daarop staan enkele huizen zoals je die in de negentiende eeuw kon aantreffen. In enkele woorden staat beschreven waarom met bepaalde materialen gebouwd werd. Vervolgens kunnen de leerlingen de kaart opplakken.

5

MATERIAAL

- Spelregels ‘Ik bouw een huis’ - Achtergrondinformatie bij het spel ‘Ik bouw een huis’ - Werkbladen 4 en 5: Speelvellen ‘Ik bouw een huis’ (kopiëren)

ORGANISATIE Dit spel is te spelen in groepjes van 2-4 leerlingen. De spelregels van ‘Ik bouw een huis’ vindt u in dit lespakket. U kunt de spelregels zelf uitleggen of kopiëren voor de leerlingen.


DOSSIER BOUWEN – DOCENTENHANDLEIDING

BEZOEK AAN HET MUSEUM

NODIG WERKBLADEN 6 EN 7 WERKBLAD 6: BRIEF ‘HALLO ALLEMAAL’ De brief is een introductie op het museumbezoek en is bestemd voor de leerlingen. Het is de bedoeling dat u de brief voorafgaand aan het bezoek aan de leerlingen voorleest of kopieert voor uw leerlingen om zelf te kunnen lezen.

WERKBLAD 7: BEGELEIDING TIJDENS HET BEZOEK Dit werkblad is een introductie op het museumbezoek en is bestemd voor alle begeleiders. Hierin vindt u wat u van het museum kan verwachten en wat het museum verwacht van de begeleiders. Het is de bedoeling dat u dit werkblad kopieert voor alle begeleiders en voorafgaand aan het museumbezoek met elkaar bespreekt en meeneemt naar het museum.

KORTE OMSCHRIJVING

DOEL Leerlingen ontdekken hoe het is om te werken met oude bouwmaterialen en bouwtechnieken.

ORGANISATIE Zorg dat u op tijd bij het museum bent. Uw groep wordt ontvangen door een museummedewerker, die het project tijdens het museumbezoek begeleidt. De begeleider verzorgt de introductie en de afsluiting van het project. U gaat dus zelf met de leerlingen aan de slag. Wij vragen minimaal vier begeleiders (waarvan één leerkracht) op een groep van 30 leerlingen en verwachten van de begeleiders een actieve rol. Uiteraard is de museummedewerker tijdens de activiteiten aanwezig ter ondersteuning en advies. AANBEVELING Voorafgaand aan het museumbezoek moet de groep in vier groepjes van maximaal 8 leerlingen verdeeld worden. Omdat dit project grotendeels door ouders begeleid wordt, verdient het de aanbeveling om de instructies die in het museum gebruikt worden voorafgaand aan het bezoek te lezen. Deze instructies kunt u opvragen via educatie@openluchtmuseum.nl of door te bellen met de afdeling Reserveringen: 026 357 61 23.

In het Openluchtmuseum zien de leerlingen van welke materialen mensen vroeger hun huizen bouwden en waarom. Leerlingen doen onderzoek naar de manier waarop boerderijen geconstrueerd zijn. Ze steken hun handen uit de mouwen en gaan zelf aan het werk met oude bouwtechnieken en bouwmaterialen.

TIJDSDUUR Het project duurt 2 uur.

6


DOSSIER BOUWEN – DOCENTENHANDLEIDING

EXTRA LESSUGGESTIES

1. HANDVAARDIGHEID

2. GYMLES

ARM EN RIJK AAN HET BOUWEN

BOUW EEN HUIS

MATERIAAL Papieren geld, allerlei knutselmaterialen (dozen, karton, verf, kwasten, hamers, spijkers, plakband, lijm, hout, etc.) ORGANISATIE De helft van de klas wordt ‘rijke boer’, de andere helft wordt ‘arme boer’. Bij ieder materiaal staat een bordje met de prijs van het materiaal. De beste en stevigste materialen zijn het duurste (kan ook samen met de klas bepaald worden). Elk groepje krijgt een bepaalde hoeveelheid geld. De rijke boeren krijgen uiteraard veel meer dan de arme boeren. Alle boeren krijgen dezelfde opdracht: ‘Bouw een zo groot en zo stevig mogelijk huis met het geld dat je hebt.

MATERIAAL Verschillende spelmaterialen kunnen in de gymzaal worden ingezet: touwen, wandrek, banken, trapezoïden, dekens, een groot zeil of vuilniszakken, touw, tape, etc.

ORGANISATIE De leerlingen bouwen in groepjes verdeeld op hun eigen bouwplaats een huis. Elk met een andere opdracht. Bijvoorbeeld: Bouw een huis waar tien mensen in kunnen wonen of bouw een huis wat tegen de regen kan of bouw een huis dat bij een overstroming droog blijft of bouw een huis dat je mee kunt nemen.

WERKBLADEN DOSSIER BOUWEN

TIP:

WERKBLAD 1:

Deze les is eenvoudig om te bouwen tot een rekenles, waarbij de leerlingen een bouwtekening maken, materialen beschrijven en kosten noteren.

‘Wereldvel’ (los bijgeleverd: kopiëren)

WERKBLAD 2:

‘Bouwgeld’ (los bijgeleverd: kopiëren)

WERKBLAD 3 Knipvel Locospel (los bijgeleverd: dubbelzijdig kopiëren) WERKBLADEN 4 EN 5 Speelvellen ‘Ik bouw een huis.’ (verderop in deze handleiding: kopiëren) WERKBLAD 6 ‘Hallo allemaal’ (verderop in deze handleiding)

WERKBLAD 7 ‘Begeleiding tijdens het museumbezoek’ (verderop in deze handleiding)

7


DOSSIER BOUWEN – DOCENTENHANDLEIDING

ACHTERGRONDINFORMATIE BIJ HET LOCOSPEL

DE WERELD Veel van de woningen die op de foto’s staan afgebeeld, zijn woningen van inheemse volken, zoals de Inuït, Indianen en Aborigi­nals. Deze volken vormen een aparte cultuur binnen de moderne maat­schap­pij. Ze hebben een eigen taal, politiek systeem en eigen wijze van woningbouw. Deze volken worden steeds meer van hun oor­spron­kelijke gebied verdre­ven, vanwege mijnbouw, ontbos­sing of militarise­ring. Veel van deze mensen hebben zich aange­past aan de moderne maat­schappij. Zij w ­ onen inmiddels in stenen of houten huizen. Anderen blij­ven, al dan niet vrijwil­lig, op traditio­nele wijze hun wonin­gen bouwen. De getoonde foto’s zijn dus niet repre­sentatief voor het hele land, gebied of volk. Dat is ook niet de bedoeling van deze les: het gaat om het gebruik van ver­schil­lende bouwmate­rialen en de facto­ ren die de keuze van materia­len mede bepa­len. Hieronder volgt een meer uitgebreide beschrijving bij de foto’s.

ESKIMO’S IN DE POOLSTREEK Eskimo’s (zelf noemen ze zich Inuït) leven in de poolstreken: ze wonen in het noorden van Groenland, Canada en Siberië. Veel Inuït wonen inmiddels permanent in houten huizen, anderen wonen ‘s zomers in tenten en ‘s winters in iglo’s (tijdens de jacht). Sneeuw is ruimschoots aanwezig, maar moet ook geschikt zijn om blokken van te snijden. Iglo’s worden half­rond gemaakt zodat de wind er gemakke­lijk overheen waait.

INDIANEN IN HET AMAZONEGEBIED In Zuid-Amerika bevinden zich nog steeds honderden Indianenstammen, vooral in het Amazonegebied waar het dichte regenwoud hen beschermt tegen indringers. De woning op de foto is een oerwoudwoning, die waarschijnlijk toebehoort aan een lid van een inheems volk. De woningen in het Amazone-gebied bestaan door-gaans uit een geraamte van palen, bedekt met palm­bladeren of gras.

ABORIGINALS IN AUSTRALIË Veel Aboriginals wonen inmiddels in gewone huizen. Sommige Aboriginals wonen nog steeds in hutten zoals op de foto, gemaakt van droge

grassen uit de omgeving. Soms uit vrije wil, soms omdat ze geen andere keus hebben.

BEDOEÏENEN IN TUNESIË Nomadische volken trekken rond in kleine groepen door uitge­strekte gebieden. Dit doen ze niet op goed geluk, maar volgens vaste patronen. De nomaden in dit gebied trekken door droge gebieden, zoals de woestijn. Ze moeten hun huis gemakkelijk kunnen vervoeren, vandaar dat het gemaakt is van geweven lappen en palen.

INDIANEN IN NOORD-AMERIKA ­ eel Indianen leven in speciaal aangewezen reservaten, V met scholen, gezondheidsvoorzieningen en stenen huizen. Anderen kiezen nog steeds voor het wonen in een tipi, een puntvormige tent ge­maakt van palen of stokken, bedekt met huiden (afkom­stig van de jacht). De tent op de foto werd gebruikt door Indianen die veel reis­den. Wigwams zijn koepel­vormige tenten met matten van stro als bedekking, die minder makkelijk te verplaatsen zijn.

SIBERIË De Russische taiga (betekent ‘ongebaand’) is een woud dat zich uitstrekt over 40% van de hele voormalige Sovjetunie, in totaal 900 miljoen hectare. Het beroep van houthakker is karakteristiek voor Siberië en het verdient goed. Uiteraard worden veel huizen in Siberië van hout gemaakt; Siberiërs schijnen erg trots te zijn op de opvallende, kleurige versier­de huizen.

MEXICO In Mexico-city, zoals in veel Amerikaanse steden, bestaat een groot verschil tussen woningen van rijke en arme mensen. Sjieke haciënda’s (een soort landhuizen) met zwem­bad vormen een scherp contrast met de ­krot­ tenwijken die gebouwd zijn op de vuil­nis­belt met materialen die daar gevonden worden.

INDIA India is een zeer dichtbevolkt land. In Bombay, de grootste stad van India, is veel armoede en speelt het leven zich vooral af op straat. De huizen zijn gemaakt van lappen, golfplaat en ander materiaal dat in de buurt gevonden wordt.

8


DOSSIER BOUWEN – DOCENTENHANDLEIDING

ZUID-AFRIKA Op het platteland van Zuid-Afrika heerst armoede. Daarom worden huizen gemaakt van goedkoop materiaal uit de directe omgeving, in dit geval leem. Er zitten weinig ramen in, om koelte in het huis te houden.

INDONESIË In verband met overstromingen, maar ook vanwege eb en vloed, worden veel huizen op deze eilandengroep gebouwd op palen.

NEDERLAND Het bouwen van huizen was afhankelijk van verschillende factoren. Wie in de stad woonde, had een heel ander huis dan wie op het platteland woonde. In het Openluchtmuseum zullen vooral de woningen van het platteland, boerderijen dus, te zien zijn. Ook boeren hadden niet allemaal hetzelfde huis. Het hing ervan af hoeveel geld ze hadden en in welk gedeelte van Nederland ze woonden. Wie op zandgrond woonde, woonde op onvruchtbare grond. Met slechte oogst hield de boer ook maar weinig over om te verkopen in de stad. De boeren op zandgrond waren dus lang niet zo rijk als de boeren op vruchtbare, vette kleigrond. Zij moesten hun huizen dus bouwen van goedkope materialen die in de buurt voor handen waren. Dat was hout en vaak ook leem. De rijke boeren, die op de vette, vruchtbare rivierklei woonden, konden op een gegeven moment huizen bouwen met bakstenen en echte dakpannen. Hieronder volgt een overzicht van verschillende gebieden in Nederland en de consequenties die het wonen in dat gebied had voor het gebruik van bouwmaterialen.

De zand­gronden gaven de boeren die hierop leefden aan opbrengst vaak net genoeg om zichzelf en hun vee te voe­den. De foto’s tonen dan ook een grote boerderij met een grote Vlaamse schuur in West-Brabant, en een armoedige boerde­rij uit Oost-Brabant. Op de foto uit Oost-Brabant zijn met enige moeite twee gezinnen te zien; beide families woonden in deze boerderij.

NOORD-HOLLAND Op de natte veengebieden in Noord-Holland konden geen stenen huizen worden gebouwd; die zouden in de drassige grond wegzak­ken. Daarom werden er houten huizen gebouwd die op palen werden gefundeerd.

WEST-NEDERLAND (ZUID-HOLLAND) In West- en Noord-Nederland w ­ erd voor het eerst baksteen gebruikt als bouwmate­riaal (baksteen is stevig en gaat lang mee). De vruchtbare grond en handel brachten voldoende rijkdom om de dure bakstenen te kunnen betalen. Door hun boerde­rijen met baksteen te bouwen, kregen de boeren meer aanzien in de gemeenschap.

ZUID-LIMBURG In Limburg, evenals in Brabant, was onvoldoende geld en er waren geen rivieren om bakste­nen over te vervoeren. Daarom werd gebruik gemaakt van (goedkoop) materi­aal uit de omgeving. Vakwerkwo­ningen waren karakteristiek voor deze streek, gemaakt van hout en leem. Ook natuursteen, afkom­stig van de mergel­grotten, werd als bouwmateriaal gebruikt.

BRABANT In Brabant was een contrast tussen de vruchtbare vette klei­gronden in West-Brabant en de onvruchtbare zandgronden in Oost-Brabant. De grond in WestBrabant bracht meer gewassen en dus meer geld op. De opbrengst van de boeren in Oost-Nederland was minder overvloe­dig dan die van de boeren die op de kleigron­den woon­den.

9


DOSSIER BOUWEN – SPELREGELS ‘IK BOUW EEN HUIS’

SPELREGELS IK BOUW EEN HUIS

INHOUD: 24 KAARTJES VOOR 2 – 4 PERSONEN Alle spelers pakken om beurten een kaartje, laten dat aan iedereen zien en lezen de tekst die erop staat voor. Dan leggen ze het kaartje op de kop op tafel. Alle spelers proberen te onthouden wat ze gezien hebben en waar de kaartjes neergelegd zijn. Tenslotte liggen alle kaartjes omgekeerd op tafel. Let op: er zitten ook ‘fopkaartjes’ tussen, waarop dingen staat afgebeeld, die niet bij vroeger thuishoren, maar bij nu. De jongste speler begint en zegt bijvoorbeeld: ‘Ik bouw een huis, dus ik maak een deur’ en pakt één van de kaartjes. Als hij/zij het goede kaartje heeft gepakt, dan mag hij/zij het houden en verder gaan. Als hij/zij een verkeerd kaartje omdraait, dan is de volgende speler aan de beurt. Hij/zij mag niet het laatst omgedraaide kaartje oppakken, dat mag de daarop volgende speler pas weer. Wie een fopkaartje omdraait, moet dat kaartje nemen en daarvoor in de plaats een eerder gewonnen kaartje in het spel terugleggen. Als hij/zij nog geen kaartje gewonnen heeft, dan moet hij/zij het fopkaartje bewaren totdat hij/zij daarvoor een gewonnen kaartje kan terugleggen. Als alle kaartjes zijn gepakt, is het spel afgelopen. Winnaar is degene die de meeste goede kaartjes bezit. Fopkaartjes worden niet meegeteld.

10


DOSSIER BOUWEN - ACHTERGRONDINFORMATIE BIJ HET SPEL ‘IK BOUW EEN HUIS’

ACHTERGRONDINFORMATIE ‘IK BOUW EEN HUIS’

BOUWMATERIAAL VROEGER DE WANDEN Als er niet met baksteen werd gebouwd, bestonden de wanden uit een houten raamwerk. Deze houten constructies worden vakwerk­wanden genoemd. De openingen in de wanden werden later opge­vuld met vlechtwerk van (wilgen)tenen en later besmeerd met een dikke laag leem (een soort klei, die in de omge­ving te vinden was). Wanneer leem in de naaste omgeving niet te vinden was, vulde men de openingen in de wanden ook wel met houten planken. Als leem opdroogt is het brok­kelig. Om het ster­ker te maken deed men er stro door. De leem werd stevig tegen het vlecht­werk aangedrukt, zodat het goed tussen de takken bleef zitten. Tenslotte werd de boven­laag mooi glad gemaakt. Uiteraard werd ruimte open gelaten voor deuren en ramen, die vaak werden voorzien van houten luiken.

HET DAK Het skelet van een boerderij werd gebouwd van hout, dat in het oosten en zuidoosten gemakkelijk voor handen was. Dit skelet, dat men gebint noemt, moest de dakconstructie dra­gen. Riet, stro, leem of takken waren niet sterk genoeg om het dak te kunnen dragen, dikke houten balken daar­entegen wel. Het skelet of gebint werd vaak door de timmerman op zijn bouw­plaats gemaakt.

Het gebintwerk draagt de dakconstructie. Het dak werd gedekt met riet, stro of dakpannen. Dakpannen zijn niet plat, maar gegolfd. Ze liggen op het dak altijd een beetje over elkaar heen, zodat de regen er niet tussendoor kan. Om het minder te laten tochten, stopte men die kieren dicht met stro. De bosjes stro onder de dakpannen heten stro­dokken.

DE VLOEREN In de stal van een oude boerderij zijn de vloeren van leem en aarde. Dat is moeilijk schoon te houden. Daarom waren de vloeren in het woonhuis van steen. Men gebruikte hiervoor stenen (keitjes) uit in de omgeving. Om het extra mooi te maken, legde men de steentjes in een patroon, of bijvoorbeeld in de vorm van een jaartal of een naam.

OVERIGE FACILITEITEN De pronkkamer was de mooie kamer die rijkere boeren zich konden veroorloven. Er werd praktisch geen gebruik van ge­maakt, behalve bij hoog bezoek. In de pronkkamer bevond zich vaak wel de bedstee van de boer en boerin. De houten plee diende als toilet, water werd gehaald uit een put. Om aan te geven wanneer een huis gebouwd was, werden metalen muurankers aan de buitenmuur gesmeed in de vorm van jaartallen of vormden gekleurde dakpannen een jaartal op het dak.

Daarna werd het vervoerd naar de plaats waar de boerderij moest worden gebouwd. Met behulp van telmerken (merktekens in het hout in de vorm van zaagsneden, krasmerken, gegutste putjes of gebeitelde Romeinse cijfers) werd het gebint op deze plaats in elkaar gezet. Wanneer het gebint in elkaar gezet was, moest het nog rechtop worden gezet. Dit opzetten was een zwaar karwei, waarbij vakkennis, kracht en samenwerking nodig waren. Het (hele) dorp kwam vaak helpen. Het richten van een gebint was een heel spektakel, dat meestal werd afgerond met een stevige borrel.

11


12

Indianen: oerwoud bouwmaterialen uit de omgeving

Mexico-city: armoede wonen op een vuilnisbelt

Indianen: veel reizen tipi (=tent) van bisonhuid

Zuid-Afrika: armoede platteland leem materiaal uit de omgeving

Bedoeïenen: veel reizen gemakkelijk af te breken/op te bouwen

Nederland: rijk veel regen

India: veel mensen veel armoede gebruiken wat je kunt vinden in de buurt

Indische oceaan: nogal moeilijk bouwen hier...

Siberië: veel bossen

Aboriginals: natuurvolk bouwmateriaal uit de omgeving

Indonesië: eilanden eb en vloed overstromingen

Eskimo’s: woningen zijn halfrond, zodat de wind er overheen gaat bouwmateriaal dichtbij te vinden

DOSSIER BOUWEN - WERKBLAD 1 - WERELDVEL


DOSSIER BOUWEN - WERKBLAD 2 - BOUWGELD

VIJFENTWINTIG CENT

ÉÉN EURO

€ 0,25

€ 1,00

BOUWGELD

BOUWGELD

TWEE EURO VIJFTIG

VIJF EURO

€ 2,50

€ 5,00

BOUWGELD

BOUWGELD

TIEN EURO

VIJFENTWINTIG EURO

€ 10,00

€ 25,00

BOUWGELD

BOUWGELD

HONDERD EURO

TWEEHONDERDVIJFTIG EURO

€ 100,00

€ 250,00

BOUWGELD

BOUWGELD

VIJFHONDERD EURO

DUIZEND EURO

€ 500,00

€ 1000,00

BOUWGELD

BOUWGELD 13


DOSSIER BOUWEN - WERKBLAD 3 KNIPBLAD LOCOSPEL VOORZIJDE

14


DOSSIER BOUWEN - WERKBLAD 3 KNIPBLAD LOCOSPEL ACHTERZIJDE

15


16

deur

rieten dak

waterput

jaaranker

tekening

bedstee

gebint

jaartal op het dak

lemen wand

keitjesvloer

luiken

pronkkamer DOSSIER BOUWEN – WERKBLAD 4 SPEELVEL ‘IK BOUW EEN HUIS’

PRIORI 2 2016 - ONTWIKKELTRAJECT COMMERCIE


✂.............................

17

strodokken

stopcontacten

plee

stookplaats

stenen muur

telmerken

centrale verwarming

telefoonaansluiting

houten gevel

douche

meterkast

vlechtwerk DOSSIER BOUWEN -WERKBLAD 5 SPEELVEL ‘IK BOUW EEN HUIS’

PRIORI 2 2016 - CANON ONLINE


DOSSIER BOUWEN - LEERLINGENMATERIAAL

WERKBLAD 6 BRIEF VAN HET MUSEUM

HALLO ALLEMAAL, Jullie komen binnenkort naar het Nederlands Openluchtmuseum voor het project ‘Dossier Bouwen’. Dit project gaat over hoe mensen vroeger hun huizen bouwden. Mensen bouwen van alles: schuren, stallen, fabrieken, maar vooral huizen. Want daar wonen mensen immers in. In een huis vinden mensen niet alleen beschutting tegen het weer maar ook tegen gevaar; in een huis loop je minder kans overvallen te worden door dieven dan in de open lucht. Mensen vinden bovendien warmte in een huis. Wanneer je een vuurtje aanlegt in huis of de verwarming aanzet, blijft de warmte langer hangen tussen de muren en het dak, dan buiten. Tegenwoordig wonen er meer mensen in de steden dan op het platteland. Dit is niet altijd zo geweest. Vroeger woonden er meer mensen op het platteland. Zij leefden van de landbouw en woonden in boerderijen. De meeste boerderijen die je ziet, zijn van steen gebouwd maar dat is niet altijd zo geweest. De mensen gebruikten vroeger vaak materialen uit de omgeving om hun huizen mee te bouwen zoals wilgentenen, leem en stro. Dat was namelijk goedkoper. Op het museum gaan jullie zelf aan het werk. Jullie gaan vlechten met wilgentenen en daarna een stukje vlechtwerk belemen, een patroon leggen van tegels en dakpannen leggen. Aan het eind van het project gaan jullie met elkaar een gebint in elkaar zetten. Wij wensen jullie alvast veel plezier. Tot ziens in het museum! Groeten van de medewerkers van de afdeling Educatie

18


DOSSIER BOUWEN - BEGELEIDERSMATERIAAL

WERKBLAD 7 BEGELEIDING TIJDENS MUSEUM BEZOEK

EEN SCHOOLPROJECT IN HET NEDERLANDS OPENLUCHTMUSEUM HOE GAAT HET IN Z’N WERK? BEGELEIDERS Uw groep wordt ontvangen op het Entreeplein door een museummedewerker, die het project tijdens het museumbezoek begeleidt. De begeleider verzorgt de introductie en de afsluiting van het project. U gaat dus zelf met de leerlingen aan de slag. Wij vragen minimaal vier begeleiders (waarvan één leerkracht) op een groep van 30 leerlingen en verwachten van de begeleiders een actieve rol. Natuurlijk is de museummedewerker tijdens de activiteiten aanwezig ter ondersteuning en advies. Zorg dat u op tijd bij het project bent.

5

5

LEGENDA 1 Parkeren bussen, toiletten 2 Betalen bij kassa 3 Entreepaviljoen: - Kaartcontrole - Toiletten 4 Ontvangst museummedewerker 5 Even lekker spelen

4

3

2 1

19


OVERZICHT VAN ONS AANBOD PER GROEP OVERZICHT EDUCATIEVE PROJECTEN Educatieve projecten

Kenmerkende thema’s

Keuterboeren

Opa & oma, groeien, de boerderij, dieren, de supermarkt, koken, eten

Wat wil je later worden?

Beroepen, ambachten, dit ben ik!

Bakkers en boeren

Discriminatie, pesten, jezelf en elkaar leren kennen, respect en tolerantie, samenwerken

Brood! Dat koop je toch in de winkel?

Waar komt ons voedsel vandaan, eten, land bewerken, de bakker, de boerderij

Feest! In Nederland

Feesten van alle culturen

Dossier bouwen

Bouwen, huisvesting, uitvindingen, hout- en vlecht constructies, vloeren, muren, daken

Kinderarbeid

Opa en oma, werkervaringen opdoen, derde wereld, kleding, de rechten van het kind, meningsvorming

Architecten gezocht

Ontwerpen, bouwen, huis en wonen, inrichten, van boerderij tot woonhuis, samenwerken

Canonproject

De hele Nederlandse geschiedenis

Sint Nicolaas

Feesten van nu zoals ze vroeger gevierd werden

Elfstedentocht

Friesland, wintertradities, bewegen

GROEPEN 1

2

3

4

5

6

7

8

Hoeferlaan 4, Arnhem, Reserveringen: T 026 357 61 23, res@openluchtmuseum.nl, www.openluchtmuseum.nl


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.