Auschwitz bulletin, 2013, nr 04

Page 1

A-Bulletin2013nr4vs02_DEF_fc 19-11-13 13:54 Pagina 1

Jaargang 57, nr. 4, december 2013

Opening Verzets museum Junior


A-Bulletin2013nr4vs02_DEF_fc 19-11-13 13:54 Pagina 2

2 Inhoud

3 4 7 10

13 14

9 15 2

Auschwitz Bulletin

Herdenken Nationale Holocaust Herdenking 2014 Nooit Meer Auschwitz Lezing 2014 - Luis Moreno Ocampo / David Hammelburg Wouter van Zeytveld, een bescheiden held / Steven Musch en Max Arian Een Duitse inval … geen ontruiming - Maasoord / Janneke de Moei Column Geen reden om te zwijgen / Max van Weezel Actueel Opening Verzetsmuseum Junior in Amsterdam / Willem Duijvelshoff Cultureel Kaddisj voor Leo Meijer / Gedicht van Egbert Barten Cultureel / Boekbespreking Recent verschenen / Marjon de Klijn Berichten Oproep: Sara van Cleef–Vleesdrager Voor de inhoud van de artikelen die ondertekend zijn is alleen de auteur verantwoordelijk. Overname van artikelen is toegestaan, mits met toestemming van de auteur en de redactie.

Toezending van het Auschwitz Bulletin (4 afleveringen per jaar) kan men aanvragen - via www.auschwitz.nl/bulletin/abonnement - per email info@auschwitz.nl - per post Nederlands Auschwitz Comité, Postbus 74131, 1070 BC Amsterdam - per telefoon 020 – 6003455 Portokosten per jaar: binnenland € 12,50 / in Europa € 17,50 / buiten Europa € 25

De activiteiten van het Nederlands Auschwitz Comité worden mede mogelijk gemaakt door het vfonds met middelen uit de Nationale Postcode Loterij, de BankGiro Loterij en Lotto. Uw deelname aan deze loterijen wordt daarom van harte aan bevolen.

57ste jaargang, nr. 4, december 2013. Verschijnt 4x per jaar

Herdenking en lezing In dit nummer opgavekaart voor de Nationale Holocaust Herdenking 2014 en reserveren toegang voor de Nooit Meer Auschwitz-lezing 2014 Sinds lang wordt de inhoud van het decembernummer bepaald door de Herdenking en de Lezing die in januari daarna, in dit geval 2014, volgen. Eerst de Nooit Meer Auschwitz-lezing, deze keer te houden door Luis Moreno Ocampo, op donderdag 23 januari. En op zondag 26 januari volgt de grote Nationale Holocaust Herden king bij het Spiegelmonument ‘Nooit Meer Auschwitz’ in het Wertheimpark. De lunchbijeenkomst daarna vindt weer plaats in Hotel Casa 400 Amsterdam. Voor de evenementen lezing en lunchbijeenkomst vindt u de mogelijkheid tot opgave in dit nummer. De herdenking in het park is natuurlijk voor alle belangstellenden vrij toegankelijk. Veel in dit nummer valt onder de rubriek Herdenken. Het begin is – natuurlijk bijna – het programma van de Herdenking. Traditiegetrouw komt hierna een groot interview met Luis Moreno Ocampo, de spreker van de Lezing. Ook de twee grote artikelen die er op volgen blijven in de sfeer van het herdenken. Eerst een interview met een van de grondleggers van het zogenaamde ‘kinderwerk’ in Amsterdam, wat staat voor het onderbrengen van Joodse kinderen in de onderduik. En dan volgt een verrassend verhaal uit Rotterdam over een Duitse inval in een psychiatrische inrichting die wonderbaarlijk goed afliep. In onze tijd keren we terug met de Column door de oproep niet te blijven zwijgen bij de steeds verder voortwoekerende onverdraagzaamheid en discriminatie in het huidige politieke landschap. Een vrolijker actualiteit biedt de opening van het nieuwe Verzets museum Junior in Amsterdam. Nu alvast een introductie van dit bijzondere initiatief. In het komende Herdenkingsnummer hopen we er uitgebreider op terug te komen. Het boekenaanbod met één signalering in ‘Recent verschenen’ is wat karig deze keer. Het vormt de afsluiting van het altijd wat beperkte decembernummer. – H.S.

Oproep Informatie wordt gevraagd over Sara van Cleef–Vleesdrager, geboren 29-08-1914 in Amsterdam. Zij werd gearresteerd op 29-09-1943 in Amsterdam en verbleef in Westerbork in barak 68. Gedeporteerd van Westerbork naar Auschwitz op 16-11-1943 en na aankomst direct vergast. Zij was koerierster voor het illegale Parool en haalde hiervoor ook geld op. Zij had contact met Joop of Jaap Melkman, die vermoedelijk vanuit de Gaaspstraat in Amsterdam-Zuid werkte. Alle informatie is welkom. Gaarne zenden aan Hans van Ekelenburg, Rillandhoeve 30, 3137 EJ Vlaardingen, tel. 010-4749463 / 06-81541181, email j.ekelenburg494@upcmail.nl


A-Bulletin2013nr4vs02_DEF_fc 19-11-13 13:54 Pagina 3

3

Herdenken

Nationale Holocaust Herdenking bij het Spiegelmonument ‘Nooit Meer Auschwitz’ Zondag 26 januari 2014 p 27 januari 2014 zal het negenenzestig jaar geleden zijn dat het concentratie- en vernietigingskamp Auschwitz werd bevrijd. De VN hebben deze dag van de bevrijding uitgeroepen tot Holocaust Memorial Day. Deze dag staat symbool voor het Herdenken en is ter nagedachtenis van alle slachtoffers van de Holocaust. In Nederland wordt de bevrijding ieder jaar herdacht op de laatste zondag van de maand januari. Het Nederlands Auschwitz Comité organiseert op zondag 26 januari 2014 de Nationale Holocaust Herdenking bij het Spiegelmonument ‘Nooit Meer Auschwitz’ in het Wertheim-park te Amsterdam, gevolgd door een lunchbijeenkomst in Hotel Casa 400 Amsterdam.

O

Herdenking Vanaf 10.00 uur is de Boekmanzaal van het Amsterdamse Stadhuis geopend, ingang Amstel. Om 11.00 uur vertrekt vanaf het Stadhuis de Stille Tocht naar het Wertheimpark. De herdenking begint om 11.30 uur met een toespraak door de burgemeester van Amsterdam, waarna het Jizkor en Kaddisj worden uitgesproken. Hierna is er gelegenheid voor organisaties en particulieren hun kransen en bloemen bij het monument te leggen. Voor diegenen die slecht ter been zijn, is in het Wertheimpark een aparte zittribune aanwezig. Om kracht bij te zetten aan het belang van de doelstelling ‘Nooit Meer Auschwitz’ is een grote opkomst, als een signaal naar recente ontwikkelingen, van buitengewone betekenis. Dus is niet alleen uw deelname maar ook die van uw familie, vrienden en kennissen, meer dan ooit, van grote waarde.

Lunchbijeenkomst De lunchbijeenkomst vindt na de herdenking plaats in Hotel Casa 400 Amsterdam, Eerste Ringdijkstraat 4, 1097 BC Amsterdam. Deelnemers kunnen gebruik maken van gratis busvervoer van het Wertheimpark naar Hotel Casa 400 Amsterdam. De zaal in Hotel Casa 400 Amsterdam gaat om 12.30 uur open. De lunchbijeenkomst begint om 13.00 uur. Evenals voorgaande jaren zijn wij genoodzaakt u voor de lunch een bijdrage in de kosten te vragen van € 12,50 en voor een kosjere lunch € 15,–. De wijze van bestellen vindt u onder deze aankondiging.

Inspirerend De lunchbijeenkomst heeft altijd een informeel karakter. Standaard is de boekentafel aanwezig, waar men boeken over o.a. de Holocaust, Auschwitz, andere kampen en herdenken in het algemeen kan aanschaffen. De lunchbijeenkomst biedt de gelegenheid om elkaar jaarlijks weer eens te ontmoeten. Het is zeker niet zo, dat het alleen overlevenden van de diverse kampen en hun nabestaanden zijn die elkaar daar treffen. De bijeenkomst is bestemd voor iedereen! Ieder jaar opnieuw blijkt dat dit buitengewoon inspirerend kan zijn en dat er bijzondere contacten worden gelegd.

Programma samengevat: 10.00 uur: verzamelen voor de Stille Tocht in de Boekmanzaal van het Stadhuis te Amsterdam, hoofdingang aan de Amstelzijde 11.00 uur: begin Stille Tocht naar het Wertheimpark 11.30 uur: Herdenking bij het Spiegelmonument ‘Nooit Meer Auschwitz’ 12.15 uur: vertrek van bussen naar Hotel Casa 400 Amsterdam 12.30 uur: zaal in Hotel Casa 400 Amsterdam open 13.00 uur: begin lunchbijeenkomst 15.30 uur: einde lunchbijeenkomst

Bestellen Voor het reserveren van plaatsen voor de lunchbijeenkomst verzoeken wij u de in dit blad opgenomen kaart vóór 12 januari 2014 op te sturen naar: Nederlands Auschwitz Comité Postbus 74131 1070 BC Amsterdam Gezien de grote belangstelling ieder jaar voor de lunchbijeenkomst is het raadzaam snel te reageren. Wij verzoeken u het totaalbedrag gelijktijdig met het opsturen van de kaart, over te maken op rekening: 41.46.46.282 t.n.v. Nederlands Auschwitz Comité, Amsterdam (graag alleen deze rekening gebruiken), onder duidelijke vermelding van uw naam en het aantal lunches. Kaarten kunnen wij pas versturen na ontvangst van uw betaling.

Auschwitz Bulletin 57, nr. 4, december 2013


A-Bulletin2013nr4vs02_DEF_fc 19-11-13 13:54 Pagina 4

4 Herdenken

Nooit Meer Auschwitz Lezing 2014 Luis Moreno Ocampo, gedreven zoeker van het recht David Hammelburg

Voor de elfde keer organiseert het Nederlands Auschwitz Comité, in samenwerking met het NIOD, instituut voor oorlogs-, holocaust- en genocidestudies en de Sociale Verzekeringsbank (SVB), de Nooit Meer Auschwitz Lezing, die zal plaats vinden op donderdag 23 januari 2014 in het Koninklijk Instituut voor de Tropen te Amsterdam. De lezing, in het Engels, zal gehouden worden door Luis Moreno Ocampo uit Argentinië. Moreno Ocampo was de eerste hoofdaanklager (juni 2003 – juni 2012) van het nieuwe en permanente Internationaal Strafhof in Den Haag, dat zijn bestaan dankt aan de processen in Neurenberg na de Tweede Wereldoorlog. In de jaren ’80 had hij al in Argentinië een cruciale rol gespeeld bij het herstel van de democratie na het dictatoriale generaalsbewind. De heer Moreno Ocampo zal bij deze gelegenheid tevens de Annetje Fels-Kupferschmidt Onderscheiding ontvangen. De onderscheiding is genoemd naar Annetje Fels-Kupferschmidt, die het concentratiekamp Auschwitz overleefde en tien jaar na de oorlog, samen met andere overlevenden van de kampen, het Nederlands Auschwitz Comité oprichtte. Het leidend motief dat toen voor hen gold: ‘Nooit meer Auschwitz’, geldt nog steeds. Ter introductie van de spreker heeft David Hammelburg een interview verzorgd. Dit is ook verschenen in het blad Aanspraak van december 2013.

Geboren in een gewelddadige dictatuur U hebt heel veel werk verricht bij het vervolgen van oorlogs misdaden en misdaden tegen de menselijkheid. Waar komt uw enorme gedrevenheid voor uw werk vandaan? ‘Ik denk dat mijn gedrevenheid voortkomt uit het feit dat ik geboren ben in een gewelddadige dictatuur die aan veel mensen het leven heeft gekost. Toen ik aanklager was in het proces tegen de junta, was een van de getuigen een vrouw die haar ouders had

Auschwitz Bulletin 57, nr. 4, december 2013

verloren in Auschwitz. Zij was naar Argentinië verhuisd omdat ze daar veilig meende te zijn, maar tijdens de dictatuur werd haar dochter vermoord. Dit maakte een onuitwisbare indruk op mij. Ik heb ongelofelijk veel geleerd tijdens mijn jaren als openbaar aanklager in Argentinië. Bij dit soort conflicten hebben dictators altijd veel steun; mijn eigen moeder was nota bene een aanhanger van Videla…’ Hoor ik dat goed? Uw moeder was aanhanger van Videla? ‘Ja, mijn grootvader, haar vader, was generaal. Toen ik tijdens mijn onderzoek naar de junta eens lunchte bij mijn moeder thuis, zei ze, “Je ziet het verkeerd! Ik ben erg gesteld op Generaal Videla. Hij is een goede man, net als mijn vader. Hij heeft ons beschermd tegen de guerrilla’s. Ik heb nog met hem gewerkt in de kerk.” Ik moest dus niet alleen een jury overtuigen, maar ook mijn eigen moeder. Twee weken na het begin van het proces werd ik gebeld door mijn moeder. Ze zei: “Kijk, ik hou nog steeds van Generaal Videla, maar je hebt gelijk. Nu ik de verhalen van de getuigen heb gehoord, vind ik dat hij de gevangenis in moet.” Ik begreep ook wat voor een belangrijke rol de media speelden en welke invloed communicatie had, omdat we een verandering in het denken van de mensen moesten teweegbrengen en rechtvaardigen, niet alleen in de rechtbank. Het proces was dus op vele fronten een belangrijke missie.’ U moet thuis een aantal interessant discussies hebben gevoerd… ‘Nou ja, onze familie was nogal verdeeld. De vader van mijn vader was een liberale senator, een aanhanger van de democratie. Mijn moeder kwam juist uit een militaire familie, bijna pro-Nazi, maar het waren aardige mensen – erg loyaal en familiegericht. Ik herinner me nog dat ik met de beide kanten van mijn familie discussieerde over de staatsgreep van 1966, toen ik 14 jaar was en toen tot de conclusie kwam dat ik maar rechten moest gaan studeren. Ik wilde begrijpen wat er gebeurde en dat moment staat me nog helder voor de geest. Het was een keerpunt in mijn leven. In Argentinië werden veel mensen van mijn generatie vermoord, waaronder zelfs een aantal van mijn klasgenoten. Ik groeide op met een goed begrip van de standpunten van beide partijen. Mijn oom sprak niet meer met mij toen ik Videla vervolgde. Hij zocht Videla op en zei tegen hem: “Het spijt me zeer. Ik moet accepteren dat hij mijn neef is en dat ik hem niet kan tegenhouden, maar ik beloof je dat ik nooit meer met hem zal praten.” Ik weet nog goed dat een van mijn andere ooms 23 jaar later op een familiefeestje tegen hem zei: “Kom op, praat nou gewoon met Luis; het is nu al zo lang geleden.” Hij zei: “Ik kan het niet; ik heb Generaal Videla een belofte gedaan.” Mijn oom is gestorven zonder ooit nog met mij te praten. Vreemd genoeg heb ik wel respect voor dat gevoel van loyaliteit.’

De rechtszaak in Argentinië, een opmaat Het proces in Argentinië in 1985 was en is nog steeds de enige procedure van een dergelijke omvang in Latijns-Amerika van


A-Bulletin2013nr4vs02_DEF_fc 19-11-13 13:54 Pagina 5

5

Interview met Luis Moreno Ocampo (r) (foto’s David Hammelburg)

een democratisch gekozen regering tegen een voormalig regime in hetzelfde land. Het was de eerste grote rechtszaak over oorlogsmisdaden sinds de processen van Neurenberg in Duitsland, en het eerste dat werd gevoerd door een civiele rechtbank. En u was toen pas 32… ‘Ach, destijds was de hoofdaanklager in Neurenberg pas 26… U heeft gelijk, maar ik had geluk. Ik was net begonnen bij het kantoor van de Advocaat-Generaal, en de hoofdaanklager had twee assistenten op het gebied van strafrecht. Een daarvan nam ontslag en ik was de andere, en ik werd toen assistent-aanklager bij de rechtszaak. Ik heb daar geleerd me volledig op een zaak te concentreren en me niet te laten beïnvloeden door kritiek. Gaf de succesvolle berechting van Videla en de anderen u het gevoel dat u in staat was wat dan ook te bereiken in uw leven? ‘Ik dacht altijd dat ik het belangrijkste in mijn leven al had bereikt toen ik 32 was, omdat ik als advocaat waarschijnlijk nooit een grotere zaak zou krijgen, aangezien er in Argentinië niet nog een rechtszaak zou plaatsvinden wegens misdaden tegen de menselijkheid. Ik hoefde in mijn leven niets meer te bewijzen, omdat ik het al had bereikt toen ik jong was. Ik bleef nog zeven jaar werkzaam als aanklager waarbij ik ingewikkelde zaken behandelde die betrekking hadden op overheidscorruptie. Daarna opende ik een advocatenkantoor dat zich met succes toelegde op strafrecht en internationale mensenrechten, en werd mij een positie aangeboden als gastdocent op de universiteiten van Stanford en Harvard. Ik vond het heerlijk om les te geven.’ Het proces in Neurenberg was het eerste in zijn soort. Niemand wist dus van tevoren hoe een dergelijk proces georganiseerd en uitgevoerd moest worden, of welke strafmaat moest worden toegepast bij de ‘gewillige beulen’. Hebben ze het daar goed gedaan? ‘Voor het grootste gedeelte wel, maar twee van de misdaden – agressie en misdaden tegen de menselijkheid – waren niet dui-

delijk gedefinieerd in het internationale recht. Dus dat was nogal controversieel. Maar ze hebben geweldig werk geleverd, vooral gezien de uiteenlopende ideologieën van de Amerikanen, Russen, Fransen en Britten. Neurenberg vormde de opmaat voor de oprichting van het Internationale Strafhof (ICC) in 1998 via het Statuut van Rome. Al sinds het einde van de 19e eeuw was geprobeerd een internationaal tribunaal op te richten. We hebben het procesaspect van Neurenberg overgenomen in het ICC, maar vanwege de bevoegdheden van de Verenigde Naties zijn de procedures geheel verschillend.’

In dienst van de wereld U bent in 2003 unaniem verkozen tot Eerste Aanklager van het nieuwe Internationale Strafhof in Den Haag. U hebt onderzoeken ingesteld naar acht situaties in Afrika, waaronder Libië, Darfur, Oeganda, Joseph Kony en het Verzetsleger van de Heer en de Congolese militieleider Thomas Lubanga. Had u ooit gedacht dat u het mandaat en de bevoegdheid zou krijgen deze zaken voor het gerecht te brengen? Er was immers weinig steun toen u aantrad in uw functie, en u had ook niet bepaald een eigen legermacht … ‘Ik gaf met veel plezier les toen ik hoorde dat ik een van de namen was die werden genoemd voor deze positie bij het nieuwe Strafhof. Ik vond het een interessante functie, maar had nooit gedacht dat ze mij zouden aanstellen. Ik was zeer verbaasd dat ik bovenaan de lijst stond. Het had 130 jaar geduurd om het ICC van de grond te krijgen en het was aan mij om het in beweging te zetten. Toen ik bij het ICC arriveerde, waren er achttien rechters die vlak voor mij waren aangesteld en nu zaten te wachten op de zaken die ik ze zou geven. De regering van Bush was fel gekant tegen de oprichting van het ICC, en veel mensen dachten dat het ICC zonder steun van de Amerikanen binnen twee jaar ineen zou storten. Een van mijn collega’s op Harvard zei: “Luis, het is een enorme eer, maar je moet het afwijzen. Hoe kun je zonder de VS onderzoek doen, of mensen arresteren?”

Auschwitz Bulletin 57, nr. 4, december 2013


A-Bulletin2013nr4vs02_DEF_fc 19-11-13 13:54 Pagina 6

6

Dat was toentertijd een logische opmerking van uw collega. Hoe moeilijk was het om te beginnen met uw werk terwijl de VS zich verzette tegen uw bestaan? ‘Kijk, de VS is een interessant land met twee kanten. Het is gebouwd op universele waarden, maar omdat het als kolonie vocht tegen het machtige Britse wereldrijk, gelooft het niet in globalisme. Vanuit hun geschiedenis geloven de Amerikanen in nationalisme en isolationisme, en niet in wereldwijde soevereiniteit. Ik kan dat wel begrijpen. De positie van het ICC zou zonder meer sterker zijn met de VS aan onze kant, maar ik heb vanaf het begin al gezegd dat we het ook zonder de VS konden doen. Met mijn achtergrond heb ik wel geleerd dat je in ons werk niet veel vrienden zult hebben. Ik was in dienst van de wereld en moest een klus klaren. We moesten een instelling opbouwen en ik vond dat we dit het beste konden doen via de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties. Een vriendin zei tegen mij: “Ook zij zullen je vervloeken.” En ze had gelijk. Maar twee jaar later al kwam Darfur, en 11 leden stemden voor. Acht jaar later kwam de zaak tegen Libië en kregen we alle 15 stemmen. Als ik terugkijk op wat we hebben gedaan, hebben we dat toch maar bereikt. De droom is daarmee werkelijkheid geworden. Het idee op zich was natuurlijk heel sterk en we boeken nog steeds vooruitgang. En er was ook eigenlijk geen andere optie dan de richting op te gaan van het ICC. Het resultaat is ongelofelijk.’ Wat kunt u ons vertellen over uw negen jaar als aanklager bij het ICC? ‘We zijn gestart met acht onderzoeken. Twee daarvan werden aangedragen door de VN Veiligheidsraad (Darfur en Libië), vier door de betrokken staten zelf, en twee zijn gestart op mijn eigen initiatief, wat tot mijn bevoegdheid behoorde. We hebben 32 mensen aangeklaagd, onder wie drie staatshoofden: Bashir van Sudan, Khadaffi van Libië en Gbabgo van Ivoorkust, en militaire leiders als Kony uit Oeganda en Katanga uit Congo. Een van de moeilijkste onderdelen van ons werk was het arresteren van deze mensen, maar uiteindelijk hebben slechts zes mensen arrestatie weten te ontlopen, onder wie Bashir en Kony. Alle anderen zijn gearresteerd en voor onze rechters verschenen. Het ICC heeft

niet alleen tot taak gehad deze mensen te berechten, het is ook opgericht om de mensheid te helpen met behulp van de wet. Een voorbeeld hiervan is Colombia. We wilden de FARC berechten vanwege hun misdaden tegen de menselijkheid. Naar onze mening doet de Colombiaanse regering wat ze kan om verder geweld te voorkomen, en wij waren daar om ze te helpen. Maar ik kan u vertellen dat we nog een lange weg te gaan hebben omdat ik streef naar volledige onafhankelijkheid van het ICC. Onze documentatie moet aan wetenschappers beschikbaar worden gesteld, om in de toekomst nog beter te kunnen werken.’

De mensheid onderwijzen Het klinkt alsof u nog niets van uw bezieling hebt verloren. Wat staat er hierna voor u op stapel? ‘Deze keer is het echt waar. Ik kan me geen betere baan wensen. Ik ben bezig met een boek over de rol van het ICC en de hindernissen op weg naar onafhankelijkheid. Ik geef ook een serie lezingen over dit onderwerp aan de universiteit van New York. Daarnaast vind ik het van het grootste belang dat we kinderen hiervan bewust maken. Als we de verspreiding van wereldwijde ideeën willen bevorderen, hebben we leiders nodig die zich hiervoor inspannen. Nu doen ze dit vaak niet omdat hun mensen de nodige achtergrond missen, en omdat ze daarvoor niet genoeg stemmen krijgen. Het is dan ook van cruciaal belang dat we ons richten op de jongere generaties. We moeten dus een manier vinden om jongeren bewust te maken met behulp van de moderne technologie. Ik ben samen met de historische stad Neurenberg bezig een programma te organiseren voor augustus 2014 in de oorspronkelijke rechtszaal: een wedstrijd voor leraren over de hele wereld gericht op de beste manier om les te geven over historische gebeurtenissen, waaronder de Holocaust. Elk jaar wordt een finalegroep bekend gemaakt, en de winnaar krijgt de mogelijkheid om les te geven over de Holocaust aan de hand van zijn of haar eigen lesprogramma. We zorgen er ook voor dat iedereen dat op internet kan volgen. Het moet een grootse campagne worden om de mensheid te onderwijzen. We willen hier twee miljard jongeren mee bereiken.’

Reserveren toegangsbewijzen Nooit Meer Auschwitz Lezing 2014 Voor de Nooit Meer Auschwitz Lezing door Luis Moreno Ocampo op donderdag 23 januari 2014 in het Koninklijk Instituut voor de Tropen te Amsterdam is een beperkt aantal toegangsbewijzen beschikbaar. Indien u bij de lezing aanwezig wilt zijn, verzoeken wij u zich digitaal aan te melden vóór 1 januari 2014 via www.svb.nl/NMAlezing. Mocht digitaal aanmelden voor u niet mogelijk zijn dan kunt u dit ook telefonisch doen via telefoonnummer 020-6564802 (uitsluitend bereikbaar op werkdagen van 14.00 – 16.00 uur). De organiserende instellingen streven ernaar de boodschap ‘Nooit Meer Auschwitz’ ook bij de jongere mensen levend te houden. U kunt dus uw kinderen en/of kleinkinderen ook aanmelden voor de lezing. Toedeling van de toegangsbewijzen geschiedt op volgorde van binnenkomst. De lezing begint om 15.00 uur en duurt tot 16.30 uur. Aansluitend is er tot 18.00 uur gelegenheid om na te praten. De zaal is open om 14.30 uur. De lezing zal in het Engels gehouden worden.

Auschwitz Bulletin 57, nr. 4, december 2013


A-Bulletin2013nr4vs02_DEF_fc 19-11-13 13:54 Pagina 7

7

Herdenken

Wouter van Zeytveld, een bescheiden held Over het Amsterdamse ‘kinderwerk’ in de oorlog Steven Musch en Max Arian

Achter de fictie de werkelijkheid In het boek Süskind van Alex van Galen, het geromantiseerde levensverhaal van deze Joodse verzetsman naar de gelijknamige film van Rudolf van den Berg (2012), is een bescheiden rol toegeschreven aan iemand die de naam Wouter van Zeytveld draagt. Iets te bescheiden, zou je kunnen zeggen. Deze naam is gegeven aan een politieagent, die verzetsman Piet Meerburg tijdens de Tweede Wereldoorlog helpt met het redden van Joodse kinderen uit de crèche aan de Plantage Middenlaan in Amsterdam. Een kijkje in het veelomvattende historische werk Omdat hun hart sprak (1996) van geschiedschrijver Bert-Jan Flim leert echter al snel dat de agent een samenvoeging is van verschillende mensen, die weliswaar echt hebben bestaan, maar geenszins lijken op de werkelijke persoon Wouter van Zeytveld. Deze was namelijk helemaal geen agent, hij was nog maar een jongen van zestien toen de Duitsers Nederland bezetten en nauwelijks klaar met de middelbare school toen hij zijn belangrijke verzetswerk begon. Want wat zeker wel klopt is dat Van Zeytveld gedurende de oorlog samen met student Piet Meerburg ‘kinderwerk’ deed. Hij was in werkelijkheid de medeoprichter van de Amsterdamse Studentengroep. Samen met Piet Meerburg had hij de leiding over deze groep en met tal van andere verzetsmensen – voornamelijk meisjes – wisten zij ongeveer 350 Joodse kinderen uit de handen van de nazi’s te redden. Piet Meerburg – de verzetsman in de film van Rudolf van den Berg heet niet voor niets Piet – is de bekendste van de twee. Als hij over het verzetswerk in de oorlog vertelde, noemde hij altijd Wouter en hemzelf de twee coördinatoren van de groep. Piet is intussen gestorven, maar gelukkig kunnen we nog aan Wouter van Zeytveld zelf vragen wat zijn precieze rol was in het verzet tegen de Duitsers. Door zijn na-oorlogse carrière in het uitgeverswezen kwam hij in Overijssel terecht. Nog altijd woont

hij gezond en wel in Gorssel en hoopt op 16 december in besloten kring zijn negentigste verjaardag te vieren. Hij herinnert zich de oorlog nog levendig. ‘Ik heb nu eenmaal een goed geheugen’, zegt hij zelf. ‘Maar ik heb het gevoel dat het de laatste tijd wel wat achteruit gaat.’

Ook een Holocausttrauma Wouter van Zeytveld is op 16 december 1923 geboren en groeide op in een rood nest. Zijn ouders ontmoetten elkaar in 1917 in de Communistische Partij Holland. Thuis waren de coryfeeën dan ook Leon Trotski en Rosa Luxemburg. ‘Ik ben grootgebracht met het geloof dat de kerk, de kroeg, het koninklijk huis en het kapitaal de grote vijanden zijn van de arbeidersklasse. Met de kroeg heb ik me snel verzoend, aan het kapitaal heb ik me redelijk aangepast, maar met de kerk en het koninklijk huis is het nooit goed gekomen’, zegt hij lachend. Minder vrolijk is wat hij vertelt over zijn ervaringen in het begin van de Tweede Wereldoorlog: ‘Je hoeft niet per se Joods te zijn voor een Holocausttrauma. Mijn ouders woonden toen ik geboren werd op de Transvaalkade. Later verhuisden we naar de Transvaalstraat en daarna naar de Pretoriusstraat. Daar, in Amsterdam-Oost, woonden veel Joden en daar werd ik in 1942 voor het eerst geconfronteerd met de Joden die werden weggevoerd door de zwarte politie.’ ‘Elke avond kwam dat Schalkhaar-tuig, in hun zwarte uniformen, mensen uit hun huizen halen. Mijn buurmeisjes, waar ik op straat mee speelde toen ik een jongetje van drie of vier was, werden al vrij vroeg weggevoerd. En zo kan ik doorgaan. Dat is niet te geloven.’ ‘Waar ik altijd nog aan moet denken is de knecht van de fietsenstalling. Sallie, heette hij. Een schat van een jongen, niet veel ouder dan ik. Sallie, was niet helemaal bij de tijd, geen mongool,

Auschwitz Bulletin 57, nr. 4, december 2013


A-Bulletin2013nr4vs02_DEF_fc 19-11-13 13:54 Pagina 8

8

Wouter van Zeytveld (foto’s Max Arian)

maar het kwam in de buurt. Ik herinner me nog dat ik aan mijn vader vroeg of Sallie wel een vrouw zou kunnen krijgen. Mijn vader gaf toen het bekende antwoord: op elke pot past wel een deksel. Maar Sallie heeft dus nooit een vrouw hoeven krijgen, want hij is ook vermoord.’

Joodse kinderen onderbrengen Met de eerste deportaties in 1942 begon ook het verzetswerk van de destijds achttienjarige Wouter van Zeytveld. Zelf ziet hij het achteraf als een aaneenschakeling van toevalligheden, dat hij in het verzet terecht kwam. ‘Tineke Haak zat net als ik op het Montessori Lyceum. Wij gingen met elkaar, zoals dat toen nog heette. Later is zij ook mijn eerste vrouw geweest. Haar broer, Jur Haak, had contact met Jan Meulenbelt van het Utrechts Kindercomité, dat Joodse kinderen onderbracht op onderduikadressen. Ik wilde graag wat doen, dus via hen rolde ik er eigenlijk in.’ Piet Meerburg ontmoette hij voor het eerst in 1942 bij Jur en Tineke Haak. Piet was vier jaar ouder, studeerde al Rechten en zat bij het Studentencorps. ‘Ik moest wegwezen uit de Pretoriusstraat, omdat die buurt te gevaarlijk was als je illegaal werk deed. Piet zocht net als ik een adres, dus zijn we samen terecht gekomen bij een tante van Tineke. Daar hebben we een hele tijd samen gewoond.’ Via dokter Fiedeldij Dop, een bevriende huisarts met contacten bij de politie, hoorden Van Zeytveld en Meerburg vroegtijdig van op handen zijnde razzia's. Daarnaast wist deze huisarts meestal heel goed wie van zijn patiënten bereid waren hun kinderen af te staan. ‘Ik was nog niet aan de Arbeitseinsatz toe, dus ik kon nog vrij reizen’, vertelt Van Zeytveld. ‘Zodoende werd ik koerier naar Utrecht. Ik ging op pad met de gegevens van de kinderen van dokter Fiedeldij Dop.’ In Utrecht had Van Zeytveld ontmoetingen met Jan Meulenbelt van het Utrechts Kindercomité. Die had inmiddels al een heel netwerk aan onderduikadressen. Indien de ouders ermee instemden, werden de aanwezige kinderen door iemand opgehaald en

Auschwitz Bulletin 57, nr. 4, december 2013

door koeriersters via een aantal onderduikadressen de stad uitgebracht. ‘Er werd zoveel mogelijk rekening mee gehouden of een kind er Joods uit zag. Kinderen met zwart haar gingen naar Limburg en de andere kinderen werden eerder ondergebracht in Friesland en Overijssel.’ Al snel kregen Piet en Van Zeytveld hun eigen contacten en konden ze onafhankelijk van Utrecht opereren. De meeste kinderen waarmee de groep te maken kreeg, kwamen intussen niet meer via dokter Fiedeldij Dop, maar uit de crèche tegenover de Hollandse Schouwburg. Daar waren ze geplaatst in afwachting van transport naar Duitsland. De kinderen werden bij de Joodse Raad administratief verwijderd door contactpersonen als Felix Halverstad en Walter Süskind, de directeur van de Hollandse Schouwburg. ‘Ik heb zelf niet zo gek veel met die crèche te maken gehad’, zegt Van Zeytveld. ‘Piet had het contact met Süskind en Halverstad. Ik heb ze wel eens ontmoet, maar dat was heel vluchtig. De belangrijkste contacten zijn uiteindelijk via Piet gekomen: in Sneek, Venray en vooral het contact met Süskind natuurlijk.’ ‘We waren eigenlijk een soort makelaars’, legt hij uit. ‘Piet en ik gingen over de contacten en de meisjes brachten de kinderen weg.’ Tineke Haak, Iet van Dijk, Hansje van Loghem, Mieke Mees en Alice Brunner behoorden tot de kern van de koeriersters. Van Zeytveld herinnert zich dat hij zelf maar één keer kinderen heeft weggebracht. ‘Een tweeling was het, de neefjes van een klasgenoot van mij. De dominee van Blankenham nam kinderen op, dus heb ik ze daar naartoe gebracht. Die jongens hebben het overleefd. Ik heb ze een tijdje geleden nog gesproken.’ Verder moest Van Zeytveld voor bonkaarten zorgen. ‘We haalden een hele mooie stunt uit. We hadden een relatie op de Burgerlijke stand, Nano, en die voegde niet bestaande kinderen toe in die kaartenbakken van het Bevolkingsregister. Het ging om de tweede stamkaart. Daar moest je aan komen om bonnen te krijgen. Dus vanuit die Burgerlijke Stand gingen dan oproepen naar relaties van ons. Die gingen vervolgens de tweede stamkaart innen en via een relatie bij de bonnendistributie verstrekten zij dan bonnen aan ons. Met dat soort grappen, hielden we ons dus bezig.’ Later huurden Wouter en zijn vriendin Tineke een aantal verdiepingen op de Muiderschans – Muiderschans was de ‘ontjoodste’ naam van de Sarphatistraat – waar zij een aantal volwassen onderduikers in huis namen. Vier mensen permanent en soms een vijfde. ‘Piet huldigde heel sterk het principe, dat het te gevaarlijk was ook volwassen onderduikers te verzorgen. Achteraf gezien was het ook stom om dat met het kinderwerk te combineren. Het kinderwerk was natuurlijk veel minder kwetsbaar en gevaarlijk dan vier volwassen Joodse onderduikers.’ ‘Ik heb het ook nog gepresteerd om die kaartenbak van de Burgerlijke Stand mee naar huis te nemen. Die konden die volwassen onderduikers dan mooi invullen en dat deden ze graag, omdat ze toch niets te doen hadden. Daarmee konden zij ook een bijdrage leveren.’


A-Bulletin2013nr4vs02_DEF_fc 19-11-13 13:54 Pagina 9

9

Cultureel

Bijna ging het mis, toen de SD op een dag prompt het huis binnenviel. ‘We hebben heel veel geluk gehad. Het is goed afgelopen, want we hadden twee schuilplaatsen. Een daarvan was zo gevonden, maar daar zaten ze niet. De ander, onder het dak, bleek wel goed genoeg te zijn, want ze hebben twee uur daar gezeten, terwijl de SD bezig was met het doorzoeken van het huis. En ze hebben niets gevonden, dus dropen ze weer onverrichter zake af.’

‘We hadden vaker bang moeten zijn’ Volgens Van Zeytveld was dit de enige gebeurtenis waarbij hij echt bang was. ‘Ik vind het zelf ook wel vreemd hoor, dat ik niet vaker bang was. We hadden vaker bang moeten zijn, denk ik. Het was een soort onverantwoordelijkheid. Je geloofde niet in het gevaar.’ ‘Dat is een kwestie van leeftijd, denk ik. Als je achttien of negentien bent, dan denk je dat jou niets kan gebeuren. En je hebt ook geen verantwoordelijkheden. Want wat als je die oorlog had moeten meemaken met een gezin, hoe had je het dan gedaan? Waarschijnlijk was dat heel anders geweest. Ik kan het me moeilijk voorstellen. Wij waren in ieder geval aan niemand verantwoording schuldig. We waren zo vrij als een vogeltje.’ ‘Bovendien viel de dreiging in onze ogen toen wel mee. We gingen er van uit dat op hulp aan Joodse kinderen niet de doodstraf stond, maar wel een concentratiekamp. Je geloofde dat je dat wel zou overleven. Eigenlijk had ik een ongelooflijk zelfvertrouwen wat nergens op sloeg. Het idee van: mij gebeurt het niet en anders red ik het wel. Als ik opgepakt word, dan kom ik de trein wel uit. Je had natuurlijk ook allerlei romantische ideeën. Dat je, als je in de situatie zou komen dat je door martelingen door zou kunnen slaan, op de een of andere manier wel een kans zou zien om er een eind aan te maken.’ In de film Süskind komt maar één verzetsman voor, Piet, een samenvoeging van meerdere personen, die ook met Piet Meerburg maar weinig gemeen heeft. Het valt natuurlijk te begrijpen dat je in een twee uur durende film niet alles precies zo kunt laten zien als het in werkelijkheid heeft plaatsgevonden. Zelf vindt Wouter van Zeytveld het ‘niet belangrijk’. Toch keek hij vreemd op hoe zijn naam – overigens perfect gespeld – in het op de film gebaseerde boek werd gebruikt: ‘Het is in het boek een agent die goed was, maar die een in mijn ogen rare en grove taal uitslaat. Hij heeft het bijvoorbeeld over een ‘jodenkoppie’. Dat is een uitdrukking die ik niet uit mijn mond zou kunnen krijgen. Soms wordt wat we hebben gedaan wel erg overschat. Maar schrijf dat maar niet op, want dat klinkt dan weer zo bescheiden.’

Kaddisj voor Leo Meijer De gids vertelt over het schooltje in Westerbork. Klein want de meeste kinderen bleven niet lang in het doorgangskamp. Eentje wel; Leo Meijer, een jochie van negen de zoon van de apotheker. Hij had het er naar z’n zin schreef enthousiaste brieven naar huis, naar Zwijndrecht. Over de Joodse onderwijzeressen en hoe fijn hij hier kon tekenen. Totdat maanden later ook het gezin Meijer op transport werd gesteld naar Theresienstadt; kennelijk was vader Herman als apotheker waardevol voor de nazi’s: een Verdienstjude. Leo’s vader trachtte ook in de door Hitler geschonken stad aan werk te komen: werk maakte niet vrij maar was wel leven.

Westerbork, 12 juni 2012 Gedicht van Egbert Barten

Auschwitz Bulletin 57, nr. 4, december 2013


A-Bulletin2013nr4vs02_DEF_fc 19-11-13 13:54 Pagina 10

10 H e r d e n k e n

Een Duitse inval … geen ontruiming Het wonder van de psychiatrische inrichting Maasoord Janneke de Moei

Maasoord is, voor zover bekend, de enige psychiatrische inrichting in Nederland waar tijdens de bezetting de Joodse patiënten niet zijn weggevoerd. Terwijl in geen inrichting zoveel medewerkers lid waren van de NSB en Duitsers bijna iedere dag op het terrein waren. Steeds weer werd de instelling bedreigd met ontruiming en bezetting. Maasoord, de psychiatrische inrichting van Rotterdam, later Delta Psychiatrisch Centrum, was ver van de stad gebouwd, aan de Oude Maas in de gemeente Poortugaal. Met 17 paviljoens voor 1100 patiënten en 300 inwonende medewerkers behoorde Maasoord in 1940 tot de grootste inrichtingen. Als op 10 mei 1940 de oorlog uitbreekt, is deze voor Maasoord dichtbij. Gedreun van bommenwerpers op weg naar het nabij gelegen militaire vliegveld Waalhaven, explosies van bommen. Afweergeschut is hoorbaar en branden laaien op. Duitse vliegtuigen cirkelen gedurende de hele eerste dag boven de inrichting, wachtend tot zij kunnen landen. Een paar dagen later brandt Rotterdam. De strijd is over, de bezetting begint.

Duitsers in Maasoord Het duurt enige tijd, maar nadat in Poortugaal een Ortskommandatur is ingericht en soldaten daar worden ingekwartierd, zijn de Duitsers dagelijks op het terrein van Maasoord, soms zonder duidelijke reden. Aan het haventje aan de Oude Maas komt een wachtpost. Officieren, ook van de Marinetroepen, beginnen herhaaldelijk over het vorderen van de inrichting. Geneesheerdirecteur Van der Spek moet steeds weer Duitsers te woord staan. Later zegt hij daarover: 'Talloos waren hun verlangens en bezwaren en toch moest ik de aandacht zoveel mogelijk van Maasoord afleiden en geen sfeer scheppen waarin besprekingen onmogelijk waren.' Zo is het zwembad van de inrichting een aantrekkelijke

Auschwitz Bulletin 57, nr. 4, december 2013

Waarschuwingsbord op het terrein van de inrichting. ‘Besmettelijk’ kon het toverwoord zijn om Duitsers buiten de deur te houden.

plek voor de Duitsers en de directeur begrijpt dat zij het kunnen vorderen. Zij komen er regelmatig, maar dankzij afspraken kunnen patiënten, medewerkers en kinderen uit Poortugaal tijdens de zomers blijven zwemmen, ondanks terugkerende voorvallen en strubbelingen. Van der Spek weet zich verantwoordelijk voor het wel en wee van patiënten en personeel. Hij is bekend met het standpunt van de nazi's ten opzichte van krankzinnigen en is zeer bezorgd omdat de NSB deze visie deelt. Hij komt te weten dat ook Duitse officieren en hun ondergeschikten op de hoogte zijn van de vergassingen van krankzinnigen in Duitsland. Joodse patiënten waren daar de eerste slachtoffers. 'Daarom was het onvoorwaardelijk nodig dat ik op voorzichtigheid aandrong en dreigende gevaren persoonlijk oppakte en iedere dag was er wat met de Duitsers. Het was weleens geven en nemen. Als een Duitser beleefd iets vroeg, was ik hoffelijk terug. Maar probeerde intussen te bereiken wat mogelijk was.' Deze houding is niet altijd door iedereen begrepen. Na de bezetting wordt de geneesheerdirecteur door enkele medewerkers een pro Duitse houding verweten. Zo had hij bijvoorbeeld aan Duitsers bloemen aangeboden. Inderdaad had Van der Spek op de vraag van een Duitse officier of hij seringentakken mee mocht nemen, hem toegestaan deze te plukken. Met deze officier had hij zojuist onderhandeld over de wachtpost bij de haven en aan al zijn wensen was tegemoet gekomen. Van der Spek was bang dat als hij de seringen weigerde, de man terug zou komen op zijn toezeggingen.


A-Bulletin2013nr4vs02_DEF_fc 19-11-13 13:54 Pagina 11

11

De NSB in Maasoord Onrust en gevaar komen niet alleen van buiten. In de inrichting voeren medewerkers felle politieke discussies. NSB'ers, in de minderheid, voelen zich in het nauw gedreven en beklagen zich bij de NSB afdeling Poortugaal, later ook hogerop in de NSB-organisatie. Ook brengen zij verslag uit over wat in Maasoord in hun ogen niet goed gaat. Zo komt in november 1940 de Sicherheitspolizei naar Maasoord, omdat twee verpleegsters naar de Engelse radio hebben geluisterd en er sprake is van een anti-Duitse sfeer in de inrichting. De zusters zullen worden overgebracht naar de gevangenis in Scheveningen. De directeur gaat met de Duitsers in gesprek en uiteindelijk worden zij niet gearresteerd. De radio wordt in beslag genomen, de verpleegsters veroordeeld tot een geldboete van driehonderd gulden. Personeel brengt dit bedrag bij elkaar. Hierna maakt de geneesheer-directeur bekend dat hij door de officieren van de Sicherheitspolizei er op is gewezen dat zij tijdens de verhoren in de inrichting een vijandige geest tegenover de Duitse bezettingsoverheid hebben ervaren. Als deze zo blijft kunnen gevolgen niet uitblijven. Van der Spek draagt de medewerkers op 'in het belang van de inrichting en henzelf geen uitdrukking te geven aan die gezindheid, welke deze heren meenden te moeten constateren. Noch in woord, noch in gebaar, noch in gezelschap, noch als men zich alleen waant.' Meer dan veertig medewerkers zijn lid of sympathisant van de NSB. Een aantal van hen is voortdurend alert. Zij rapporteren alle voorvallen die zij ervaren als uitsluiting en achterstelling vanwege hun politieke gezindheid. Zij blijven klagen over hun moeilijke positie. De geneesheer-directeur wordt ontboden bij de Ortskommandant en nog geen maand later moet hij op het matje komen, nu in Den Haag, bij de Procureur Generaal Van Genechten. Daarna ontvangt hij een brief die op dreigende toon stelt: 'Van de door Van der Spek toegezegde maatregelen is niets terecht gekomen.' Een medewerker wordt als NSB Sociale Voorman aangesteld. Hij heeft geen duidelijke taakstelling, bemoeit zich echter met bijna alles. Van der Spek is voortdurend op zijn hoede voor deze medewerker, ook vanwege diens contacten. De aanstelling van een Sociale Voorvrouw kan worden voorkomen.

Joodse patiënten, onderduikers en verzet Extra zorg is er om de Joodse patiënten onder de ruim 1100 verpleegden. De steeds nieuw doorgevoerde maatregelen tegen de Joden treffen ook hen. Reizen zonder toestemming wordt Joden verboden. Op proefverlof gaan kan alleen na aanvraag en via een ingewikkelde procedure. Van der Spek verzoekt de inspectie zich in te zetten voor een eenvoudiger procedure. Dat lukt. In mei 1942 worden ook in de inrichting de gele sterren bezorgd, maar ze worden niet uitgereikt. Eind juli krijgen de eerste Joden in Rotterdam een oproep zich te melden voor werk in Duitsland. In Maasoord neemt men nieuwe 'patiënten' op. Onder hen Elkan Eddy Moses die later verklaart: 'Toen de oproep bij ons binnenkwam wisten we niet wat te doen. Als door een wonder kreeg ik 's nachts een droom waarin mij

Het hoofdgebouw van Maasoord na de opening in 1909

werd verteld wat ik moest doen: een van ons beiden moest in een ziekenhuis worden opgenomen, dan kreeg de ander uitstel. Ik ben toen naar een voor mij volkomen vreemde zenuwarts gegaan, dokter Regensburg, en heb met hem open kaart gespeeld. Gelukkig was het een goede en hij werkte direct mee. Mijn vrouw is toen naar de psychiatrische inrichting Maasoord in Poortugaal gegaan, waardoor ook ik uitstel kreeg. Deze arts heeft op deze manier ons nog vele maanden geholpen. Toen het moeilijker werd, ben ik daar ook gekomen.' Dat jaar worden veel Joden ook uit Rotterdam gedeporteerd. Maar de Duitsers laten ziekenhuizen en inrichtingen vooralsnog met rust. Het lijken aanvankelijk goede schuilplaatsen, zowel voor de patiënten als voor Joodse onderduikers. Op 31 december 1942 blijkt echter ook dit een illusie. In de psychiatrische inrichting Oud-Rosenburg in Loosduinen wordt een razzia gehouden en honderd Joodse patiënten worden weggevoerd. In januari volgt de dramatische ontruiming van de Joodse psychiatrische inrichting Het Apeldoornsche Bosch. Hierna vinden in het hele land invallen in inrichtingen en instellingen plaats en alle Joodse patiënten die men kan vinden worden weggevoerd, veelal in vrachtwagens. Op 26 februari 1943 wordt het Israëlitisch Ziekenhuis in Rotterdam leeggehaald. In Maasoord vragen de artsen zich af of het voor de Joodse patiënten en de Joodse onderduikers in de inrichting met zijn vele NSB'ers niet gevaarlijker is dan daarbuiten. Een arts van de Joodsche Raad wordt gevraagd te komen. Deze adviseert om patiënten, die dat kunnen, uit Maasoord weg te laten gaan. Zo vertrekken ook Elkan Moses en zijn vrouw. Na de Bevrijding schrijft dokter Visser, een van de artsen van Maasoord, hem: 'Ik heb mij dikwijls achteraf afgevraagd: hebben wij indertijd goed gedaan U te adviseren weg te gaan met alle risico's van dien, of was het risico bij ons groter geweest en tevens voor alle Joodse patiënten?' Maar tegen alle angstige verwachtingen in worden in het voorjaar van 1943 geen Joodse patiënten uit Maasoord weggehaald. In de zomer worden twee artsen uit het ziekenhuis vanwege deelname aan het artsenverzet opgepakt en naar Amersfoort overgebracht. Met de Rotterdamse NSB-burgemeester Müller en

Auschwitz Bulletin 57, nr. 4, december 2013


A-Bulletin2013nr4vs02_DEF_fc 19-11-13 13:54 Pagina 12

12

de Beauftragte van de stad Rotterdam Völckers worden gesprekken gevoerd over hun vrijlating. Administrateur Van der Leen reist naar Amersfoort en na een paar dagen komen de artsen vrij. Wanneer studenten moeten onderduiken vindt een aantal medische studenten een plaats in Maasoord. Steeds meer jonge mannen komen er onderduiken om zich te onttrekken aan de Arbeidsdienst. En voortdurend wordt de inrichting bedreigd met bezetting. Enkele paviljoens moeten worden ontruimd waar Duitse gezondheidsofficieren worden ondergebracht. Dit geeft nieuwe onrust. Ook al omdat NSB-verpleegsters er steeds op bezoek gaan. Onder hen zijn minderjarige leerlingen. De geneesheer-directeur kan dit niet toestaan. Er ontstaat wrijving, de spanning loopt op en overleg heeft geen resultaat. Ook niet als de Commandant van Rotterdam Zuid eraan te pas komt. Onder het personeel zijn keer op keer conflicten en ruzies over allerlei zaken, zoals de collecte voor de winterhulp. NSB-personeel blijft voor onrust zorgen. In de inrichting vormt zich echter een groeiende verzetsgroep. Op geheime plekken wordt geoefend. Later worden op het terrein geweren en karabijnen verstopt.

Inval en redding Dan, op 28 maart 1944, komen 's morgens vroeg naar schatting 70 Duitse militairen en 30 man van de Sicherheitspolizei naar Maasoord. Zij zetten onmiddellijk alle uitgangen af en gaan in groepen de paviljoens binnen. Directeur Van der Spek wordt gebeld en krijgt in het Duits te horen dat hij onmiddellijk naar het hoofdgebouw moet komen. Daar aangekomen ziet hij in de hal Joodse patiënten staan en broeders die af en aan lopen. Op het kantoor zoeken rechercheurs in de cartotheek van patiënten en personeel. De overvallers blijken goed geïnformeerd over waar zij moeten zijn. De Duitse leider deelt Van der Spek mee dat men op de Aussendienststelle van verschillende kanten berichten heeft ontvangen dat op Maasoord Joden en veel onderduikers zijn. De directeur ontkent dit: hier zijn geen onderduikers. Zij worden ook niet gevonden. De Duitse leider is Burghoff, Untersturmführer bij de SD in Rotterdam. De geneesheer-directeur ontvangt hem en begint een gesprek over het wegvoeren van Joden. In september 1945 schrijft Van der Spek hierover: 'Ik heb lang en ernstig met hem gesproken. Wat ik allemaal gezegd heb, weet ik niet meer. Ik was als geïnspireerd. Het resultaat was dat hij toestond dat de Joden naar hun paviljoens konden terugkeren. Bij de bespreking heb ik hem gevraagd of zij ook voor de toekomst veilig zouden zijn. Hij heeft me dat bevestigd. Ik moest hem persoonlijk een lijst van de aanwezige Joden doen toekomen. Ik had op grond van de bespreking de indruk gekregen dat zijn toezegging ernstig bedoeld was. Op dat ogenblik had hij de Joden, nog bijeengedreven, in zijn macht en een weigering zou naar mijn mening de positie van de Joden verergeren. Op 1 april is de lijst toegezonden. Geen enkele Jood is sindsdien bij ons weggehaald.' Iedereen is zeer opgelucht als de militairen en rechercheurs vertrekken. Tot de bevrijding

Auschwitz Bulletin 57, nr. 4, december 2013

worden de Joodse patiënten in Maasoord ongemoeid gelaten. Ook voor Van der Spek zelf is deze afloop onbegrijpelijk en wordt door hem later als een wonder gezien. Na de bevrijding wordt hem echter verweten dat hij de namenlijst van de 20 Joodse patiënten naar de SD heeft gestuurd. Administrateur Van der Leen krijgt van de Zuiveringscommissie van Maasoord de vraag voorgelegd of het als een gelukkig toeval moet worden gezien of als resultaat van handig optreden. Hij antwoordt: 'Beide. De geneesheer directeur is voor de Joden opgekomen, daar ben ik bij geweest. Dat had hem zeker in een moeilijke positie kunnen brengen. Een onaangename SD-man had hem als Jodenvriend aangemerkt.' De Aussendienststelle van de SD in Rotterdam was berucht en gevreesd, een wreed instituut. SS-Untersturmführer Burghoff werkte daar in de functie van Kriminalobersekretär en waarnemend Dienststelleleiter. Hij was van beroep politieman. Geen overtuigde nazi, katholiek, en van de NSDAP lid geworden toen dit voor ambtenaren 'dringend gewenst en verwacht' werd. In het laatste half jaar van de oorlog was hij betrokken bij executies en voerde enkele malen het commando over het vuurpeloton. In de gevangenis na 1945 beschrijft hij voor zijn verdediging dat, wanneer een persoonlijk beroep op hem werd gedaan, hij Nederlanders in uiteenlopende situaties heeft kunnen helpen …

Met complimenten aan Het Auschwitz Comité dat ze dit weer elk jaar tot stand brengen

telefoon: +31 20 644 00 34 fax: +31 20 644 74 56 e-mail: info@devries-bam.nl Uw expert in het oplossen van zakelijke problemen


A-Bulletin2013nr4vs02_DEF_fc 19-11-13 13:54 Pagina 13

13

Column

Geen reden om te zwijgen Max van Weezel

E

en paar weken geleden viel ik bijna van mijn stoel van verbazing. Nou ja, spreekwoordelijk dan. De Tweede Kamer vergaderde, Kamervoorzitter Anouchka van Miltenburg was er niet en haar plaatsvervanger Khadija Arib nam de honneurs waar. Meteen sloeg Geert Wilders aan het twitteren: ‘Het zal nooit wennen. Een Marokkaanse vanmiddag als Kamervoorzitter met de Koran voor haar neus in de Nederlandse Tweede Kamer’. Voor goed begrip: Arib is Nederlander maar wel van Marokkaanse komaf. De Koran ligt inderdaad op het tafeltje van de griffier maar naast de bijbel, een boek over het humanisme, een aantal woordenboeken en het reglement van de Tweede Kamer. Mijn verbazing was zo groot omdat het tweetje van Wilders nauwelijks reuring veroorzaakte. In de persruimte vlak naast de vergaderzaal sprak ik er een aantal collega-journalisten op aan. Was dit geen nieuws? Ging Wilders dit keer niet te ver? De meeste collega’s haalden nonchalant hun schouders op. Iedereen wist toch dat Wilders de pik op moslims had? Oud nieuws vonden ze het, daar gingen ze echt geen stukkie over maken. Een paar dagen later noemde premier Rutte de aanval van Wilders op Arib ‘beneden peil’. Maar daar bleef het wel zo’n beetje bij. De gewenning aan zulke discriminerende opmerkingen gaat snel. Is er wat de PVV betreft niets nieuws onder de zon? Ik waag dat te betwijfelen. Natuurlijk: hatelijke opmerkingen over migranten maken doet Wilders langer dan vandaag. Zijn waarschuwing dat Nederland overspoeld dreigde te worden door een ‘tsunami van islamisering’ dateert van 2006. Tijdens de algemene beschouwingen van september 2009 deed hij het voorstel een ‘kopvoddentaks’ in te voeren: elke vrouw die een hoofddoekje droeg moest voortaan een vergunning aanvragen die duizend euro per jaar ging kosten. Want hoofddoekjes ‘lust ik rauw’. Marokkanen en Turken waren al snel niet het enige doelwit van de PVV. Ze kregen gezelschap van de Polen, Bulgaren en Roemenen die hier werken. In 2011 stelde de partij voor OostEuropeanen die hun baan verloren naar hun land van herkomst te deporteren, want ‘ze zijn vaak dronken en maken zich schuldig aan kleine criminaliteit’. Een jaar later volgde de website waarop Nederlanders overlast door Midden- en Oost-Europeanen konden melden. Al die tijd hielden Wilders en zijn partijgenoten vol

dat ze niets tegen individuele immigranten hadden. Het ging hen om de bestrijding van de islam (‘deze fascistische ideologie’), de criminaliteit, het misbruik van ons stelsel van sociale voorzieningen. Daarom vond ik zijn tweet over ‘een Marokkaanse als Kamervoorzitter’ zo shockerend. Het was puur een slag onder de gordel. Wilders radicaliseert. Dat blijkt ook uit de samenwerking die hij bij de komende Europese verkiezingen wil aangaan met partijen die hij in 2009 nog als de pest schuwde: het Franse Front National, het Vlaams Belang, de FPÖ in Oostenrijk. Partijen die er allemaal een ‘bruin’ verleden op na houden. Van Jean-Marie Le Pen is de uitspraak dat de gaskamers maar een ‘detail in de geschiedenis’ waren, Jörg Haider sprak in zijn tijd als FPÖ-leider met liefde bijeenkomsten van veteranen van de Waffen-SS toe. Mauthausen was volgens hem alleen een ‘strafkamp’. Reden waarom Wilders als ‘vriend van Israël en het Joodse volk’ aanvankelijk afstand hield van de rechts-radicalen uit de rest van Europa. Maar dat is nu veranderd. In een restaurant in Parijs genoot de PVV’er de lunch met de huidige leider van het Front National, Le Pens dochter Marine. ‘Ik vond het een indrukwekkende vrouw’, vertrouwde hij na afloop de pers toe. Kort daarna volgden een ‘fantastische ontmoeting’ met Filip Dewinter van het Vlaams Belang en een goed gesprek in Wenen met HeinzChristian Strache, de FPÖ-leider die in opspraak kwam toen hij op zijn site een cartoon van een bankier met een haakneus en davidssterren op zijn manchetknopen liet afbeelden. Ook met die ‘indrukwekkende man’ wil Geert Wilders de krachten nu bundelen in de strijd tegen ‘Brussel’ en de ‘massa-immigratie’. Het onrustbarende is dat niemand hem die samenwerking met hele en halve antisemieten lijkt kwalijk te nemen. In de peiling van Maurice de Hond stond de PVV eind oktober boven de dertig zetels. Bij de Europese verkiezingen zou de partij met gemak het grootst kunnen worden. Toen ik deze zomer een column over de radicalisering van Wilders schreef, kreeg ik een boze reactie uit Joodse kring. Waarom keerde ik me tegen een politicus die de ‘islamisering’ wilde bestrijden? Wist ik niet hoe slecht de Joden in moslimlanden werden behandeld? Dat weet ik als geen ander. Maar dat kan geen reden zijn om te zwijgen over de flirt van Wilders met Le Pen, Dewinter en Strache.

Max van Weezel is politiek commentator van Vrij Nederland en presentator bij Radio 1

Auschwitz Bulletin 57, nr. 4, december 2013


A-Bulletin2013nr4vs02_DEF_fc 19-11-13 13:54 Pagina 14

14 A c t u e e l

Het oude verhaal compleet nieuw verteld Bij de opening van het Verzetsmuseum Junior in Amsterdam Willem Duijvelshoff (foto’s Merijn Soeters)

Zo’n twintig kinderen uit groep 8 van de Dr. E. Boekmanschool in Amsterdam hebben zich woensdag 16 oktober verzameld in de voorlichtingszaal van het Verzetsmuseum. Zij mogen als eerste een kijkje nemen in het gloednieuwe Verzetsmuseum Junior. De tentoonstelling daar is bedoeld voor kinderen vanaf 9 jaar. Sommige van de scholieren schrijven voor hun schoolkrant en maken notities, anderen filmen de hele inleiding met hun tablet. ‘We willen de nieuwe generatie verder kennis laten maken met de vele kanten van de oorlog, vooral nu het nog kan en de mensen die het hebben meegemaakt nog leven’, aldus Liesbeth van der Horst, directeur van het Verzetsmuseum Amsterdam.

Tijdreis Er is natuurlijk een groot verschil tussen de kinderen en de oudere ervaringsdeskundigen. Het Verzetsmuseum heeft zich met deze expositie de taak gesteld om de generaties bij elkaar te

Anne en Nelia in het onmiskenbaar Joodse huis van Eva Auschwitz Bulletin 57, nr. 4, december 2013

De scholieren Anne en Anouar kijken naar animaties

brengen. Dit doen zij door de kinderen kennis te laten maken met vier personen: Eva, Jan, Nelly en Henk. Het zijn de centrale vertellers in de vier hoofdthema’s van de tentoonstelling: vervolging, verzet, collaboratie en dagelijks leven/aanpassing. Dit is een korte impressie van het bijzondere initiatief van de tentoonstelling. In een volgend nummer van het Auschwitz Bulletin hopen wij uitgebreid op de inhoud terug te komen. Eva, Jan, Nelly en Henk vertellen hun persoonlijke, waargebeurde verhalen aan de hand van originele objecten, beelden en geluidsfragmenten. Bezoekers ontdekken zo hoe ten tijde van de Duitse bezetting van Nederland hun jeugd er uitzag. Gingen ze naar school, hadden ze vrienden? Met welke problemen kregen ze te maken en voor welke keuzes kwamen ze te staan door onvrijheid, vervolging en schaarste? Het bezoek begint in de tijdmachine. Via een introductiefilm op een groot doek worden we meegenomen terug in de tijd, de jaren tellen af. De tijdreis is zo samengesteld dat deze toegankelijk is voor de kinderen vanaf 9 jaar. Op het scherm komen popiconen en muziekstromingen langs om elke tijd te typeren. De tijdmachine stopt bij de jaren ‘40 –‘45. Als we uitstappen komen we aan op een dorpsplein met daaromheen de fictieve huisjes van Eva, Jan, Nelly en Henk. De plekken zijn in collagestijl ingericht, met een combinatie van originele objecten en een nagebootste inrichting. Overal zijn knoppen, beeldschermen en luikjes te vinden die het verhaal van de bewoners verder uitdiepen, alles vanuit het perspectief van de kinderen verteld.

De kinderen van de Verzetsbende: Anne, Nelia, Anouar en Titus (vlnr) bij het huis van Jan Slomp (m)


A-Bulletin2013nr4vs02_DEF_fc 19-11-13 13:54 Pagina 15

Cultureel

Verzetsbende Er is bij de voorbereidingen een zogenoemde Verzetsbende gevormd van vier kinderen van de Dr. E. Boekmanschool: Anouar (12), Titus (12), Nelia (11) en Anne (11), die actief heeft meegeholpen met de inrichting en de inhoud van de tentoonstelling. De organisatie liet de kinderen teksten lezen om een idee te krijgen van hun niveau. Wat zijn anno nu nog begrijpelijke woorden voor deze doelgroep, vroeg hoofd educatie Gerard Mensink zich af. En waar zijn de kinderen bang voor? Duitse soldaat – Zo gaf Anne aan wat zij eng vond. ‘Ik schrok van de Duitse soldaat die bij de ingang stond’, vertelt ze. ‘Maar ik vond wel dat hij moest blijven.’ Zodoende hielpen de kinderen om abstracties concreet te maken: ‘Henk moest op zijn velgen fietsen om eten te vinden tijdens de Hongerwinter. Titus zag dat de animator banden om de fiets had gemaakt, dus hebben we dat moeten veranderen’, vertelt Gerard Mensink. Verzamelaar – Elk kind van de Verzetsbende is gekoppeld aan één van de centrale vertellers. Titus (12) gekoppeld aan Henk, loopt door het huis van Henk alsof hij er zelf is opgegroeid. Hij vertelt uitgebreid over het leven dat Henk had in de oorlog en dat hij als jongen een fanatieke verzamelaar was. Te merken is dat Titus zich langdurig verdiept heeft in zijn personage en de Tweede Wereldoorlog in het algemeen. NSB-familie – Voor het huis van Nelly, die afkomstig is uit een NSB-familie, staat Nelia (11). Zij vindt het belangrijk dat ook dit verhaal aan de orde komt: ‘Het verhaal van de kinderen wordt vaak vanuit Anne Frank verteld, ik vind het goed dat deze kant nu ook belicht wordt.’ Directeur Liesbeth van der Horst voegt daaraan toe: ‘Het was een moeilijke opgave om Nelly’s medewerking voor dit project te krijgen.’ Vaak speelt schaamte een grote rol bij deze mensen. De Zwerver – Verderop, in zijn voormalige huis, staat Jan Slomp. Hij is de zoon van predikant en verzetsman Frits Slomp, ook wel De Zwerver genoemd. Jan komt als kind in de oorlog bij meerdere onderduikadressen terecht en gaat door het leven als Jan de Jong (zijn schuilnaam). Hij leest indianenverhalen om te ontsnappen aan de bittere realiteit, blijkt uit een animatie in zijn huis. Jan vindt het decor ‘prachtig gemaakt’, toch vindt hij het echte huis waar hij destijds woonde gezelliger, vertelt hij. Over de hele tentoonstelling is gebruik gemaakt van technologie en interactieve elementen om een snel afgeleide internetgeneratie te blijven boeien. De organisatie heeft met inspraak van kinderen de juiste middelen gekozen die begrijpelijk zijn voor een jong publiek en tegelijkertijd niet te simpel. Het Verzetsmuseum Junior biedt hiermee een genuanceerd palet aan thuissituaties van kinderen in de oorlog. Dit alles is gegoten in een vorm die gebruik maakt van moderne middelen en aansluit bij de behoeftes van kinderen van nu. Zoals Jan Slomp het samenvatte: ‘de nieuwe techniek ten dienste van het oude verhaal.’

Boekbespreking

Recent verschenen Marjon de Klijn

Gevoelige bewustwording Dit boek bevat een aantal door Fedia Jacobs opgetekende, geanonimiseerde verhalen uit de praktijk van de Joodse psychiater Samuel Rubinstein die zich wil inzetten voor mensen die lijden aan de gevolgen van oorlog en geweld. Rubinstein laat de lezer meekijken met de behandelingen van een zoon van een Joods kampslachtoffer, een oorlogsveteraan, een dochter van een politieke vluchteling, een dochter van een troostmeisje, een Joodse oorlogswees en een burgeroorlogsgetroffene. Tevens zijn opgenomen enkele interacties tijdens een lezing voor direct betrokkenen en een wetenschappelijke voordracht. Bij de lezing van de gevoerde gesprekken wordt gebruik gemaakt van 'innerlijke decors', in de spreekkamer van de psychiater. Hoe kan de innerlijke band met de betekenisvolle ander worden hersteld? Soms laat een geschrift zien dat leed niet altijd ten goede gewend kan worden. Zo pleegt iemand zelfmoord. Uit de gevalsbeschrijvingen blijkt dat niet alleen de primair getroffenen, de eerste generatie, te maken krijgen met de ingrijpende gevolgen van oorlogsgeweld. Ook de omgeving wordt erdoor geraakt. Het contact tussen de eerste generatie en hun naasten verloopt daardoor vaak moeizaam. Van dichtbij volgt de lezer de problematiek waarmee de cliënten worstelen. Ook de menselijke twijfels en emoties die de ontmoetingen bij dokter Rubinstein teweegbrengen, deelt hij met de lezer. De sobere werkwijze van dokter Rubinstein is het gebruik maken van de mogelijkheid van de menselijke geest om actief aan omstandigheden en ontmoetingen betekenis te geven. Niet alleen wordt de kennis als psychiater gedeeld, er is ook de wens om mensen die lijden onder oorlogsgeweld en hun naaste omgeving een leefbaarder bestaan te laten krijgen. Fedia Jacobs (1956) is als psychiater verbonden aan het Sinai Centrum in Amstelveen. Hij schreef een hoopgevend boek over psychotherapie met oorlogsgetroffenen en hun kinderen. Fedia Jacobs, Pijnlijke verrijking, Rouw en herboren relaties in de slagschaduw van oorlogsgeweld, Uitgeverij Voetspoor, in samenwerking met Totem, Amstelveen 2013, (120 bladzijden), ISBN 978 90 77557 93 8, € 14,95

Auschwitz Bulletin 57, nr. 4, december 2013

15


A-Bulletin2013nr4vs02_DEF_fc 19-11-13 13:54 Pagina 16


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.