Herdenken en vieren
Wie is Gerrit Jan Wolffensperger? Gerrit Jan Wolffensperger (1944) is onder andere fotograaf, oud-fractievoorzitter van D66 en oud-omroepbestuurder. Hij studeerde rechten en economie. Wolffensperger is de zoon van de vermoorde verzetsstrijder en beeldhouwer Gerrit van der Veen. Hij is getrouwd en woont in Amsterdam.
Judith Belinfante in het kort Judith Belinfante (1943) is historica. Zij was directeur van het Joods Historisch Museum en werd in 1987 de eerste voorzitter van het Nationaal Comité 4 en 5 mei. Ook was zij Tweede Kamerlid voor de PvdA. Belinfante woont in Amsterdam, is getrouwd en heeft een zoon. terecht, dat is een schaal van emoties die je niet aankunt. Zo heb ik het zelf ook gedaan: als je niet voor jezelf een heel duidelijke lijn trekt, dan haal je het niet. Ik hield afstand tot mijn vader toen hij mijn moeder verliet. Ik kon niet én voor mijn moeder zorgen en daarnaast bij mijn vader en zijn vriendin langsgaan. Ik moest het wel zo doen om zelf te overleven. Ik had geen keus.” Kun je je moeder begrijpen? Judith: “Het woord begrijpen is hier niet van toepassing, want depressiviteit is niet rationeel. Mensen die niet meer in staat zijn om het leven in de ogen te zien, krimpen weg. Een angstig proces om naast te zitten. Niks is meer leuk, alles wordt steeds kleiner, ongelukkiger en akeliger.” The conspiracy of silence, noemt Wolffensperger het grote zwijgen van zijn moeder en tweede vader. “Tot haar vijfenzeventigste heeft mijn moeder nooit over de oorlog willen praten, en toen kwam het. En ik werd boos. Al die tijd niks, en opeens eindeloze verhalen. Ik was er nog niet aan toe. We kregen daar wrijving over.” Judiths vader is altijd blijven zwijgen. “De laatste keer dat ik probeerde met mijn vader over de oorlog te praten was in 1985, vlak na het interview dat Ischa Meijer met mij hield. Ik dacht: ik ga het nog één keer proberen. Het bleek een totale no go area. Mijn vader, mijn stiefmoeder en ik zaten te praten en ik begon met een simpele vraag over de oorlog. Mijn vader draaide zich om, begon te huilen en ik dacht: oké, ik zal het nooit meer doen.” Gerrit Jan, nog even terug naar je vader. Je bent behoorlijk kritisch over hem. Hoe komt dat? Gerrit Jan: “Ik heb niet de minste twijfel over wat de belangrijkste drijfveer van mijn vader was: verontwaardiging, woede. Vanuit een basisgevoel: dit kàn niet, dit mag je niet accepteren. Maar één van de dingen waar ik veel over heb nagedacht, is wat mijn vader ertoe gebracht heeft om zodanig risicovolle verzetsdaden te plegen dat het aan de rand van de zelfdestructie kwam. De laatste verzetsacties die mijn vader heeft ondernomen, werden hem aan alle kanten afgeraden, zoals de overval op de Weteringschans om zijn vrienden te bevrijden. Het was bijna suïcidaal. Wat bezielde die man? Zou hij geweten hebben dat hij het einde van de oorlog niet zou halen? Zou hij dat ook gewíld heb-
ben? Nu kom ik op een wankel terrein. Misschien gaan mijn gedachten hierover wat ver. (Aarzelend) Ik heb weleens het gevoel gehad dat mijn vader enigszins teleurgesteld was in zijn carrière als beeldhouwer. Hij was geen kunstenaar die volkomen grensverleggend en vernieuwend werkte. Ik heb diep in mijn hart weleens het gevoel gehad dat hij teleurstelling voelde over zijn werk en dat dat mede heeft geleid tot die andere ‘carrière’, als ik het zo mag uitdrukken. Mijn vader was iemand die boven iedereen uit wilde steken, en die ook heel veel kon. Hij kon zingen, muziek maken, hij schreef operettes. Ik denk dat hij in zijn verzetswerk verder wilde gaan dan iedereen. Zijn grootste verdienste is het opzetten van de Persoonsbewijzencentrale geweest, die duizenden mensen aan valse papieren heeft geholpen, die hun de mogelijkheid heeft gegeven de oorlog te overleven. Daar ben ik trots op.” Judith: “En terecht. De vrouw die mij twee keer het leven heeft gered, is ook een held. Zij is iemand die vanuit dezelfde emotie redeneerde: ‘Wat krijgen we nou?’ Waar ik ben opgegroeid, was een echt eenvoudige omgeving in de Haagse Schilderswijk, in een bordpapieren huisje. Het waren het dienstmeisje van mijn ouders en haar familie die hun leven waagden voor mij. In een kamertje waar nu één student woont, woonde zij met haar familie van zeven mensen. En die zeiden tegen elkaar: we nemen die baby er wel bij. Dit is klein verzet, maar heel groot binnen hun eigen kader. Iedere schaal heeft zijn eigen mogelijkheden en binnen die mogelijkheden doen mensen wat ze kunnen.” Inmiddels begint Wolffenspergers ‘Tweede Wereldoorlog-weerzin’ langzaam af te nemen. Hij vertelt: “Kortgeleden was ik bij de zoveelste herdenking van de aanslag op het Bevolkingsregister. Daar hield de voorzitter van het 4 en 5 mei-comité van de Plantagebuurt (Amsterdam/red.) een fantastische toespraak. Gewoon een verhaaltje recht voor zijn raap. En toen moest ik huilen. Opeens brak er toen iets door. En daar schaam ik me niet voor. Voor het eerst van mijn leven heb ik erom gehuild.”
‘Ik was hartstikke op weg naar de dood’
33