Administratie
Sorteren
1. Pagina’s sorteren op soort document
2. Het soort document op datum sorteren
3. Inboeken
1. Inkoopfactuur
Het bedrijf All for Animals koopt producten in.
2. Verkoopfactuur
Het bedrijf ‘All for Animals’ verkoopt producten
3. Kasbewijs
Het bedrijf ontvangt contant geld
1.
1.
Dit tabblad voor de verkoopfacturen
Administratie controle
• Mappenstructuur (controleren)
Administratie → Blok 1 → All for Animals (inclusief excelbestand)
Karremans transport (met excelbestand)
Scootergigant
→ Blok 2 → Bringham Park
→ Blok 3
→ Blok 4 (zo doorgaan t/m Blok 9)
Inkoopfacturen kan je onderverdelen in:
1. Inkoopfacturen → Voor de inkoop van je voorraad
2. Kostenfacturen → Kosten voor je ondersteunende processen, zoals huisvesting, energie en ict.
Inkoopfactuur Kostenfactuur
1. Afmaken blok 1 (en deel blok 2)
2. Zet je map administratie in Onedrive → vervolgens deel je de bestanden met slg@lindecollege.nl, bam@lindecollege.nl, mnk@lindecollege.nl
3. Typ in een document wat je in blok 1 hebt geleerd (5 punten)
4. 3 vragen bedenken voor een Kahoot (3 vragen met 4 antwoorden)
Blok 2 → Inkoopadministratie
Afdeling inkoop → verantwoordelijk voor het hele inkoopproces
Geplaatste bestelling → orderbevestiging → binnenkomst goederen (pakbon) → Controle goederen → Factuur
1. Klant vraagt aan het bedrijf A een offerte
2. Bedrijf A stuurt een offerte naar de klant.
3. Klant plaatst order.
4. Bedrijf stuurt een orderbevestiging
5. Bedrijf A verzamelt en verzend de goederen naar de klant.
7. Bedrijf A stuurt een factuur
6. Klant ontvangt en controleert de goederen met de pakbon.
8. Klant controleert en betaalt de factuur binnen 30 dagen.
9. Bedrijf A checkt op het bankafschrift of de factuur is betaald.
A. Begrippen opzoeken (en in een Word document zetten → opslaan in Blok 2 administratie)
1. Inkoopproces
2. Betalingsvoorwaarden
3. Leveringsvoorwaarden
4. Offerte
5. Inkooporder
6. Orderbevestiging
7. Pakbon
8. Factuur
9. BTW (betekenis + btw-tarieven)
10. Stappenplan inkoopproces in kaart brengen (9 stappen)
B. Telefoongesprek doen
C. Afmaken blok 2
Order ‘De blije vis’ en ‘Orderbevesting’ (opdracht 5.1) Order Orderbevestiging
Balans
Overzicht van de bezittingen, het vermogen en schulden van een onderneming op een bepaald moment.
Activa Alle bezittingen van een onderneming.
Vaste activa: zijn posten die voor langer dan een jaar aan je onderneming zijn gebonden
Inventaris: De waarde van alle goederen die in het bedrijf aanwezig zijn. Bijvoorbeeld: Meubilair en computers.
Vlottende activa: zijn bedrijfsmiddelen die een kortere termijn, minder dan één jaar, aanwezig zijn in een onderneming.
Debiteuren: Een klant die nog moet betalen.
Passiva Het eigen vermogen en vreemd vermogen (schulden) van een onderneming.
Het eigen vermogen laat als het ware zien hoeveel geld de eigenaren van een bedrijf op dat moment in het bedrijf hebben gestoken.
Een crediteur is een persoon of leverancier die u nog moet betalen. Denk bijvoorbeeld aan uw leverancier.
Inkoopfactuur
Welke posten veranderen op de balans?
1. Voorraad neemt toe € 3443,05
2. Te vorderen btw neemt toe € 723,04
3. Crediteuren neemt toe → € 4166,09
Voorbeeldsomwinst berekenen
Een bedrijf verkoopt op een sportdag 600 flesjes cola voor € 1,25 per stuk.
De inkoopprijs van 1 cola is € 0,90. De bedrijfskostenzijn € 115,.
A. Wat is de afzet?
B. Bereken de brutowinst voor één flesje Cola.
C. Bereken de omzet.
D. Bereken de totale brutowinst.
E. Bereken de nettowinst.
F. Bereken hoeveel procent de nettowinst is van de omzet.
A. 600 flesjes cola
B. € 1,25 - € 0,90 = € 0,35
C. Omzet → 600 x € 1,25 = € 750,00
inkoopwaarde → 600 x € 0,90 = € 540,00 -
D. Brutowinst →
bedrijfskosten →
E. Nettowinst →
€ 210,00
€ 115,00 -
€ 95,00
F. Deel : geheel x 100% → € 95 : € 750 x 100% = 12,7%
Hulp
Omzet
Inkoopwaarde -
Brutowinst
BedrijfskostenNettowinst
Afzet →aantal verkochte producten
Omzet = afzet x verkoopprijs
Inkoopwaarde = afzet x inkoopprijs
Brutowinst = omzet - inkoopwaarde
Nettowinst = brutowinst - bedrijfskosten
Som 2.
Een bedrijf verkoopt op een dag 500 flesjes cola voor een verkoopprijs van
€ 1,25 per stuk. De inkoopprijs van 1 cola is € 0,95 (exclusief btw). De bedrijfskostenzijn € 105,-.
→ Bereken de omzet, totale brutowinst en de nettowinst per product.
Winst bedrijf berekenen (som 2)
Omzet → 500 x € 1,25 = € 625,Inkoopwaarde → 500 x € 0,95 = € 475,- -
Brutowinst
€ 150,Bedrijfskosten →
Nettowinst →
€ 105,- -
€ 45,-
€ 45 : 500 = € 0,09 nettowinst per product
Afschrijving
Jaarlijkse waardevermindering van een kapitaalgoed.
Afschrijving op basis van aanschafwaarde = (aanschafprijs – restwaarde) economische levensduur
Voorbeeldsom afschrijving op basis van aanschafwaarde
Een transportbedrijf koopt een nieuwe vrachtauto voor € 190.000. De vrachtauto wordt 6 jaar gebruikt. De vrachtauto kan dan voor € 40.000,- worden ingeruild.
A. Bereken de jaarlijkse afschrijving.
B. Wat is de waarde van de vrachtauto na 3 jaar.
Antwoorden →A. (€ 190.000 – € 40.000) : 6 jaar = € 25.000,- afschrijving per jaar
B. € 190.000 – (€ 25.000 x 3 jaar) = € 115.000, - waarde na 3 jaar
Afschrijving Jaarlijkse waardevermindering van een kapitaalgoed.
Afschrijving op basis van aanschafwaarde = (aanschafprijs – restwaarde)
economische levensduur
1. Afschrijving op basis van de aanschafwaarde
Een kopieerapparaat heeft een aanschafprijs van € 5500,-. Het jaarlijkse afschrijvingspercentage is 10%. De economische levensduur is 8 jaar.
A. Bereken de jaarlijkse afschrijving.
B. Wat is de waarde van het apparaat na 4 jaar?
Antwoorden
A. 5.500 : 100% x 10% = € 550
B. € 5.500 – (€ 550 x 4 jaar) = € 3300,-
Een bedrijf koopt een laptop voor € 1200,-. Hij gaat 5 jaar mee en kan dan verkocht worden voor € 250,.
A. Bereken de jaarlijkse afschrijving.
B. Wat is de waarde van laptop na 3 jaar?
Antwoorden
A. (€ 1200 - € 250) : 5 jaar = € 190,-
B. € 1200 – (€ 190 x 3 jaar) = € 630,-
1. Afschrijving op basis van de aanschafwaarde
Een kopieerapparaat heeft een aanschafprijs van € 5500,-. Het jaarlijkse afschrijvingspercentage is 10%. De economische levensduur is 8 jaar.
A. Bereken de jaarlijkse afschrijving.
B. Wat is de waarde van het apparaat na 4 jaar?
Antwoorden
A. 5.500 : 100% x 10% = € 550
B. € 5.500 – (€ 550 x 4 jaar) = € 3300,-
2. Afschrijving op basis van de boekwaarde
De aanschafwaarde van een auto is € 15.000. Het jaarlijkse afschrijvingspercentage is 12% van de boekwaarde. De auto wordt na 4 jaar ingeruild. Bereken de jaarlijkse afschrijving.
Vanmiddag
Economie & ondernemen
1. Proeftoets basis (blok 1 t/m 3) 2. Proeftoets kader (blok 1 t/m 3) 3. Afmaken blok 1 t/m 5 Mixed 4. Rekenstencil afmaken1. Je koopt voor € 4.000,- aan nieuwe voorraad. De goederen moeten nog betaalt worden.
→ Voorraad neemt met € 4.000 toe. (debet + € 4000)
→ Crediteuren neemt met € 4.000,- toe. (credit + € 4000)
2. Je verkoopt op rekening voor € 30.000,- aan goederen. De inkoopprijs van deze goederen was € 3.000,.
→ Voorraad neemt met € 3.000,- af. (debet - € 3000)
→ Debiteuren nemen met € 30.000,- toe. (debet + € 30000)
→ Eigen vermogen neemt 27.000,- toe. (credit + € 27000)
3. Je koopt inventaris ter waarde van € 2.000,-. Je betaalt contant.
→ Inventaris neemt toe met € 2.000,- (debet + € 2000)
→ Kas neemt af met € 2.000,- (debet - € 2000)
4. Je lost € 10.000,- af op een hypothecaire lening. Je betaalt per bank.
→ Bank neemt met € 10.000 af. (debet - € 10.000)
→ Je hypothecaire lening neemt met € 10.000 af (credit - € 10.000)
5. Afschrijving
Je schrijft € 5.000,- afschrijving op je transportmiddelen.
→ Transportmiddelen nemen met € 5.000 af. (debet - € 5.000)
→ Je eigen vermogen neemt met € 5.000 af. (credit - € 5.000)
Oefensom bakker
Een bakker heeft twee vestigingen. De omzet van vestiging 1 verhoudt zich ten opzichte van vestiging 2 tot 8 : 5. De totale omzet is € 7.150.
➔Wat is de omzet van vestiging 1 en wat is de omzet van vestiging 2?
• Vestiging 1: € 7.150 : 13 x 8 = € 4.400,-
• Vestiging 2: € 7.150 : 13 x 5 = € 2.750,-
Vandaag
Ochtend
1. Afmaken blok 6
2. Deel blok 7 (max t/m vraag 9)
3. Samenvatting van het rekenen tot nu toe
* Verkoopprijs en consumentenprijs
* Kostprijs van 1 product
* Afschrijving (op 2 manieren)
* Omzet en winst berekenen voor een bedrijf
* Balans
* Veranderingen op de balans
Geld brengen van de kas naar de bank
(grootboekrekening)
1. Carol brengt op 24 februari € 1.500 uit de kas naar de bank. Zij ontvangt een stortingsbewijs (K18).
Geld brengen van de kas naar de bank
(grootboekrekening)
1. Carol brengt op 24 februari € 1.500 uit de kas naar de bank. Zij ontvangt een stortingsbewijs (K18).
2. Op 28 februari print ze een bankafschrift (B02) waarop staat dat de € 1.500 is bijgeschreven op de bankrekening.
Ondernemingsvormen
1. Eenmanszaak
✓ 1 persoon is eigenaar en kan mensen in dienst hebben.
✓ Je bent zakelijk en privé aansprakelijk bij faillissement.
✓ De winst van het bedrijf is het inkomen van de eigenaar. Hij betaalt hierover inkomstenbelasting.
3. B.V. ( besloten vennootschap)
✓ De eigenaar/ eigenaren van het bedrijf zijn aandeelhouder (en deze zijn niet vrij overdraagbaar).
✓ Alleen zakelijk aansprakelijk (bij eventueel faillissement).
✓ Over de winst moet
vennootschapsbelasting worden betaald.
2. V.o.f. (vennootschap onder firma)
✓ Twee of meer personen zijn eigenaar van een bedrijf.
✓ Zakelijk en privé aansprakelijk.
✓ De winst van het bedrijf is het inkomen van de eigenaren. Zij betalen hierover inkomstenbelasting.
4. N.V. (naamloze vennootschap)
De aandelen zijn vrij overdraagbaar.
✓ Alleen zakelijk aansprakelijk (niet privé).
✓ Over de winst moet
vennootschapsbelasting worden betaald.