PO
KopKrant
Do’s en don’ts: hoe help je wel en hoe niet?
4
Heftige gebeurtenissen op school
6
PO-bijeenkomst Schagen: gebruik elkaar!
14
VO
november 2017
Peter Mol: de leerkracht is geen hulpverlener GBO verlaagt drempels in de zorg voor het kind Doe- en praatgroepen geven kinderen weer veerkracht
‘Samen optrekken voor de juiste zorg’
Elk kind een passende onderwijsplek
2
KopKrant, november 2017
Kopstuk
Partners
PO
Stichting Flore De heer S. Konst Postbus 279 1700 AG Heerhugowaard www.stichtingflore.nl (072) 566 02 00
Gereformeerd Primair Onderwijs West-Nederland De heer H. Eilander ’s-Molenaarsweg 1 2401 LL Alphen a/d Rijn www.gpown.nl (0172) 41 88 30
a.groot@stichtingflore.nl
h.eilander@gpown.nl
Stichting SARKON De heer G.J. Veeter Postbus 6040 1780 KA Den Helder www.sarkon.nl (0223) 67 21 50
info@meerwerf.nl
Stichting Schooltij De heer J. Bot Postbus 444 1780 AK Den Helder www.schooltij.nl (06) 53 78 71 50 info@schooltij.nl
gjveeter@sarkon.nl
Stichting SURPLUS Mevrouw J. Vosbergen Postbus 394 1740 AJ Schagen www.stichtingsurplus.nl (0224) 27 45 55
Stichting Kopwerk De heer J. Deckers Postbus 444 1780 AK Den Helder www.kopwerk.nl (085) 273 40 00
Stichting Comenius De heer Th. Gauw Postbus 6032 1780 KA Den Helder www.abscomenius.nl (0223) 61 38 64
J.vosbergen@stichtingsurplus.nl
info@kopwerk.nl
directie@abscomenius.nl
Doen is het nieuwe denken! Passend onderwijs maken we samen, dat kan niet anders. Alleen als onderwijs, (jeugd)hulp, leerplicht, ouders en jongeren samenwerken, kunnen we passend onderwijs waarmaken. Intensieve samenwerking heeft echter één groot risico; het veelvuldig overleggen, denken en weer overleggen gaat ten koste van het handelen, het doen. Zaken hoeven niet onnodig ingewikkeld gemaakt te worden. Maak optimaal gebruik van de mogelijkheden die er zijn, wees creatief en durf te handelen. In het belang van het kind en met de minste werkdrukte voor het onderwijs en de samenwerkingspartners. Overigens zijn normaliseren en ontmedicaliseren daarbij voor mij belangrijke uitgangspunten. We kunnen toe met minder (medische) etiketten. Kinderen mogen best een beetje anders zijn. We zijn wellicht wat doorgeschoten in het labelen van kinderen. Onderwijs bieden dat het kind nodig heeft, moet ook zonder zo’n label kunnen.
‘Het uitproberen van nieuwe dingen getuigt van durf en lef’
Anne Hoekstra voorzitter samenwerkingsverband Kop van Noord Holland VO
Laten we elkaar aanmoedigen om nieuwe wegen te bewandelen. Als het lukt, vieren we de successen. Als het niet lukt, zeggen we ‘fouten maken mag’. Je zou ook kunnen zeggen ‘fouten maken moét’. Het beste bewijs daarvoor is de mens zelf. Wij zijn ontstaan uit een opeenvolgende serie van onverwachte resultaten. Evolutie is immers niets anders dan systematisch fouten maken. Alles in de natuur ontwikkelt zich zonder plannen en strategie, gewoon door te proberen. Alles wat werkt, blijft behouden. Fouten maken is daarbij onvermijdelijk en een wezenlijk onderdeel van het proces. Het maken van plannen is een unieke toevoeging door de mens en heeft natuurlijk waarde. Je bedenkt hoe iets kan lopen en regelt daar je strategie of je handelen omheen. Maar het sluit ook andere opties uit. Iets anders wat ook zou kunnen werken, durf je niet te proberen. Er is tenslotte al een plan gemaakt. En met plannen voorkom of minimaliseer je fouten, toch? Het uitproberen van nieuwe dingen getuigt van durf en lef. Eigenlijk zou je het maken van fouten moeten vieren. Je hebt moed getoond en er zit heel veel waarde in het doén. Op basis van doen en ontdekken ontstaan de mooiste toevalstreffers die effectief blijken te zijn bij de (extra) ondersteuning van onze leerlingen. Vandaar het adagium: doen is het nieuwe denken!
www.swvkopvannoordholland.nl
Stichting Meerwerf De heer H. Uri Timorlaan 45a 1782 DK Den Helder www.meerwerf.nl (0223) 65 93 00
Partners
PO VO
Stichting Samenwerkingsschool regio Den Helder De heer T. Jong Postbus 6038 1780 KA Den Helder www.sodenhelder.nl (06) 15 31 25 82
Stichting Heliomare Onderwijs De heer J. Welmers Postbus 78 1940 AB Beverwijk www.heliomare.nl (088) 920 80 02
Stichting Aloysius De heer R. Prast Postbus 98 2215 ZH Voorhout www.aloysiusstichting.nl (0252) 43 40 00
bestuurssecretariaat@heliomare.nl
sb.nh@aloysiusstichting.nl
Stichting Clusius College Mevouw A. Lugtig-Ouweltjes p/a Voltastraat 1 1817 DD Alkmaar www.clusius.nl (0224) 21 27 25
Stichting Regius College De heer A. Hoekstra Postbus 282 1740 AG Schagen www.regiuscollege.nl (0224) 29 78 41
Stichting Scholen aan Zee De heer R. de Voogd Sportlaan 38 1782 ND Den Helder www.scholenaanzee.nl (0223) 54 03 00
a.lugtig-ouweltjes@clusius.nl
directiesecretariaat@regiuscollege.nl
secretariaat@scholenaanzee.nl
Stichting Ronduit De heer J.M.M. Zijp Rubenslaan 2 1816 MB Alkmaar www.ronduitonderwijs.nl (071) 514 78 33
Stichting Texel De heer M.C. Uitdehaag Emmalaan 15 1791 GT Den Burg www.texel.nl (0222) 36 22 16
Stichting Openbaar VO NHN De heer R.A. Gase Arubastraat 4 1825 PV Alkmaar www.sovon.nu (0227) 51 38 30
bestuur@ronduitonderwijs.nl
bestuurlijkassistent@texel.nl
ragase@sovon.nu
speciaalonderwijs@live.nl
Partners
VO
KopKrant, november 2017
VO
Nieuwe directeur SWV: Myrthe Scheltema de Heere
‘Never a dull moment’
PO
Nieuwe voorzitter: Frans Thomassen
‘Lichtjes schoffelen en dan vooruit’
Sinds 1 september heeft het samenwerkingsverband Kop van Noord Holland een nieuwe directeur VO: Myrthe Scheltema de Heere. Een doener én een netwerker. ‘In deze functie komt eigenlijk alles wat ik tot nu toe in mijn loopbaan heb gedaan samen.’ Rode draad Onderwijs is voor Scheltema de Heere altijd een rode draad geweest. Ze bekleedde diverse Myrthe Scheltema de Heere bestuursfuncties die stuk voor stuk raakvlakken met het onderwijs hadden. Als wethouder had ze bijvoorbeeld steeds onderwijs in haar portefeuille en bij de Intergemeentelijke Sociale Dienst hield ze zich onder meer bezig met leerplicht. Ook begeleidde ze in het begin van haar loopbaan schoolbesturen naar zelfstandigheid en scholen bij hun huisvesting. Haar ervaring als toezichthouder bij het Regius College, Sarkon en als directeur bij Allure gaven haar het perspectief vanuit scholenbesturen mee. Al met al een ruim voldoende cv om als directeur bij het samenwerkingsverband aan de slag te gaan. Knopen doorhakken Scheltema de Heere heeft in de afgelopen jaren gezien dat er grote stappen zijn gemaakt in het onderwijs. ‘Maar we zijn er nog niet. Wat ik zeker wil versterken, zijn de ondersteuningspunten op de scholen. Ik heb daar veel mensen van gesproken en gemerkt dat de osp’s in een grote behoefte voorzien. Verder ga ik de komende tijd proberen de samenwerkingen in de regio nog hechter te maken en zorgen dat die samenwerkingen ook tot actie leiden. Alle partijen in de regio hebben natuurlijk hun eigen insteek, maar we willen allemaal hetzelfde: goed onderwijs voor ieder kind. Mijn kwaliteit is het zoeken naar overeenkomsten en het doorhakken van knopen.’ Passend onderwijs is volgens Scheltema de Heere geen statisch begrip. ‘Onderwijs moet je altijd zien in de geest van de tijd. Het is een wisselwerking van mensen, middelen en steeds veranderende regelgeving. Ik wil streven naar 100% passend onderwijs, maar realisme leert ook dat dat misschien niet haalbaar is. De praktijk blijkt weerbarstig, maar kan ons wel iedere dag weer wat leren. Never a dull moment..!’
3
Zet 10 onderwijsexperts bij elkaar en je hebt 10 eigen meningen. Zo ook binnen het samenwerkingsverband Kop van Noord Holland. Het doel is duidelijk: passend onderwijs voor ieder kind.
Frans Thomassen
Onafhankelijk voorzitter Maar wat we daarvoor moeten doen, dat is steeds weer onderwerp van discussie. Om die discussie in goede banen te leiden, is Frans Thomassen aangetrokken. Als extern, onafhankelijk voorzitter van het Algemeen Bestuur zorgt hij voor gestroomlijnde discussies met een hoge opbrengst.
Op één lijn Al een paar maanden terug benaderde het samenwerkingsverband Thomassen met de vraag of hij de overlegstructuur binnen het AB wilde analyseren en optimaliseren. ‘Wanneer je zoveel kennis bij elkaar hebt, is het belangrijk dat iedereen goed weet wat zijn of haar rol is en dat je iedereen op een prettige manier op één lijn krijgt’, vertelt Thomassen. Dat bleek hij voor het samenwerkingsverband zo goed te doen, dat hem gevraagd werd de vergaderingen te blijven leiden. ‘Ik heb daar veel ervaring mee, met het begeleiden van besturen. Bovendien heb ik ontzettend veel voor het onderwijs en het passend onderwijs gewerkt, dus inhoudelijk kan ik prima meepraten en adviseren. Al heb ik geen stemrecht in het AB. Ik blijf onafhankelijk’, vertelt Thomassen. Slagvaardig bestuur Wat Thomassen tot nu toe vooral heeft gedaan is analyseren en vastleggen wat het Dagelijks Bestuur moet gaan doen en hoe het Algemeen Bestuur toezicht houdt. ‘Lichtjes schoffelen, noem ik dat, en dan vooruit. Ik zorg dat de rollen voor iedereen duidelijk zijn en dat iedereen zich aan de gemaakte afspraken houdt. Resultaat is een efficiënt, soepel en slagvaardig bestuur. Dat uiteindelijk beslissingen maakt waar kinderen het meest van profiteren.’
Middenmoot In haar jeugd had Scheltema de Heere zelf ervaring met een vorm van passend onderwijs die inmiddels ter ziele is: het tussenjaar. ‘Ik was een goede leerling, maar een echt buitenkind. Na mijn lagere school was ik er nog niet aan toe al naar het voortgezet onderwijs te gaan. Ik mocht daarom een tussenjaar volgen. Ik weet zeker dat ik dankzij dat jaar daarna mijn vwo probleemloos en in 1x doorliep. Misschien is dat nog een leerpunt voor vandaag de dag. Bij passend onderwijs kijken we vooral naar leerlingen in de boven- en onderlaag. Terwijl er voor de ‘middenmoot’ ook voorzieningen in het leven kunnen worden geroepen die het onderwijs voor hen leuker, makkelijker en dus beter maken.’
CV Myrthe Scheltema de Heere
CV Frans Thomassen
Sinds 1 sept: directeur SWV Kop van Noord Holland VO Sinds 2016: lid Raad van Toezicht Sarkon Sinds 2016: commissaris woningstichting Woonwaard Sinds 2015: voorzitter Raad van Toezicht Slot Schagen 2015 - 2017: senior adviseur/manager BDO Nederland 2013 - 2015: directeur ISD Kop van Noord-Holland 2010 - 2013: wethouder, locoburgemeester gemeente Harenkarspel 2009 - 2010: directeur Allure 2008 - 2015: lid Raad van Toezicht Regius College 2008 - 2009: manager afdeling Beleid & Maatschappelijke Ontwikkeling gemeente Velsen 2006 - 2008: wethouder gemeente Harenkarspel 2000 - 2006: senior Consultant Deloitte ICS Adviseurs 1995 - 2000: information manager PPGH/JWT
Sinds 2015: partner BMC|Advies 2011 - 2015: lid Centrale Directie Yulius Onderwijs 2008 - 2015: directeur BMC Groep 2001 - 2014: interim algemeen directeur/bestuurder bij diverse onderwijsorganisaties 2012 - 2013: interim sector directeur Aloysiusstichting Onderwijs en Jeugdzorg 2011 - 2012: algemeen directeur a.i. Baasis 2009 - 2012: interim directeur WEC Raad 2008 - 2009: interim directeur Passend Onderwijs Samenwerkingsverband PO 2008 - 2009: projectleider Samenwerkingsverbanden PO en VO 2001 - 2004: senior adviseur BMC Groep 2001 - 2002: wegbereider Implementatie LGF 1999 - 2001: interim bestuurder zorg- onderwijsinstelling 1999 - 2001: onderwijskundig adviseur VBS
4
KopKrant, november 2017
PO
VO
Verbinding maken met een getraumatiseerd kind helpt
‘Connect before correct’
Kinderen van vluchtelingen uit oorlogsgebieden komen in onze scholen en klassen. Zij hebben veel meegemaakt en zijn vaak getraumatiseerd. Maar er zijn ook kinderen die te maken hebben (gehad) met kindermishandeling of een vechtscheiding. Of ze worden al lange tijd gepest. Getraumatiseerde kinderen zijn niet altijd makkelijk te herkennen. Wat kun je doen om hen te herkennen, erkennen en te helpen?
Jantien van der Veen
‘Daarom is dat complete beeld zo cruciaal’
Om maar bij de belangrijkste vraag te beginnen: wat is een getraumatiseerd kind? ‘Dat kan van alles zijn’, onderkent Jantien van der Veen de complexiteit van het onderwerp. Van der Veen is orthopedagoog en heeft een eigen praktijk. Daarnaast is ze verbonden aan het samenwerkingsverband en geeft ze workshops op scholen. Intern begeleidt, coacht en ondersteunt zij begeleiders
op de ondersteuningspunten in de scholen. Ze wordt ook gevraagd voor workshops en trainingen, intern en extern. ‘Ik ga uit van negatieve ervaringen in de kindertijd. Ja, dat is heel breed. Maar een trauma kan uiteenlopen van kindermishandeling en oorlogservaringen, tot langdurig gepest worden. Of kinderen zijn de dupe van verbaal geweld in een thuissituatie, of een vechtscheiding.’ En dan
geldt nog dat het ene kind gevoeliger is dan het andere. Van der Veen constateert dat een eenmalig trauma in de regel makkelijker te verwerken is, maar verschillende zaken spelen een rol. De sociale context, gezinsfactoren, je eigen persoonlijkheid: het doet er allemaal toe.’ Doorvragen In een workshop die Van der Veen gaf aan medewerkers
KopKrant, november 2017
PO VO
van het samenwerkingsverband ging het vooral om bewustwording van de mogelijke impact die een traumatische ervaring kan hebben op de ontwikkeling van een kind. Een trauma kan effect hebben op het gedrag van een kind en heeft invloed op het leren. Vaak komt een dergelijk kind bij het ondersteuningspunt van de school terecht, waar de medewerkers het kind met het groeidocument in kaart brengen. ‘Het is heel belangrijk om goed door te vragen, ook naar ouders. Hoe gaat het thuis? Wat is er in het verleden gebeurd? Dat is lastig, want soms klapt een kind juist helemaal dicht. Daarom is dat complete beeld zo cruciaal.’
met maatregelen of straf. ‘Terwijl je deze kinderen niet moet afstoten; je moet juist een band met ze opbouwen’, legt Van der Veen uit. ‘Hun gedrag uit zich in boosheid, onverschilligheid, zoeken naar controle. Maar het kind kan zich ook terugtrekken en stil zijn. Het zijn twee uitersten. De signalen zijn heel divers, maar als het goed is, valt je dat als leerkracht wel op.’ In de klas is het vervolgens belangrijk om de regel ‘connect before correct’ toe te passen: eerst die band opbouwen. En focussen op het verminderen van de stress in plaats van teveel op het probleemgedrag. Het is belangrijk dat deze kinderen hun emoties leren reguleren.
Van der Veen zit soms ook in een intern zorgoverleg op scholen, luistert naar de verhalen en leest in het groeidocument of een dossier. ‘Dan gaan er wel eens wat alarmbellen rinkelen. Als ik hoor en lees over probleemgedrag en ik zie vervolgens dat vijf jaar geleden een behoorlijke vechtscheiding heeft gespeeld, dan ga ik die koppeling wel maken. Veel leerkrachten vergissen zich in het tijdstip waarop een trauma heeft plaatsgevonden, omdat het speelde toen een kind misschien nog een peuter was. Maar als de impact van het trauma groot genoeg was en langere tijd aanhield, kan het zelfs in de puberteit en volwassenheid nog van invloed zijn op een persoon.’
Effect Het is nog te prematuur om al iets te kunnen zeggen over het effect van de workshops van Van der Veen, want heel veel zijn er nog niet gegeven. Maar: ‘Ik vertel over hoe trauma’s ontstaan en welke impact ze kunnen hebben op de ontwikkeling van kinderen. Ik zie dat het met de deelnemers aan de workshops ook iets doet, soms betrekken ze het op zich zelf en zien bepaalde patronen. Het maakt wel wat los.’
Ten slotte is het voor leerkrachten goed om te begrijpen welke impact traumatische ervaringen kunnen hebben op de ontwikkeling. In de workshop legt Van der Veen uit hoe dit in het brein van het kind werkt en hoe voortdurende stress bij een kind invloed heeft op het functioneren. ‘Voor cognitief denken staat het brein niet meer aan. Dat maakt het heel moeilijk om te leren.’ Herkennen en erkennen Wat vaak fout gaat: het is lastig om een kind met een trauma te herkennen en te erkennen. Internaliserend gedrag wordt vaak niet opgemerkt, terwijl externaliserend gedrag regelmatig wordt aangepakt
Do’s en don’ts Do’s: • Connect before correct. • Zorg voor structuur in de klas. Getraumatiseerde kinderen zijn op zoek naar veiligheid en voorspelbaarheid. • Vergroot het gevoel van controle. • Geef getraumatiseerde kinderen verantwoordelijk over het eigen leerproces. • Durf in een gesprek door te vragen, maar ken je grenzen. • Time-in in plaats van time-out. • Focus op het verminderen stress in plaats van verminderen probleemgedrag.
Don’ts: • Onverwachte dingen. Het zorgt voor extra stress en dat wil je als leerkracht juist vermijden. • Teveel focus op probleemgedrag gevolgd door straf, en daarmee afwijzing van het kind
Contact In contact komen met Van der Veen om ook eens een workshop te doen? Van der Veen is te bereiken via het samenwerkingsverband. E-mail: j.vanderveen@vo.swvkopvannoordholland.nl
‘Je moet juist een band met ze opbouwen’
5
6
KopKrant, november 2017
PO
De praktijk
Heftige gebeurtenis op school? Blijf communiceren! [case 1] Hoe ga je om met ingrijpende gebeurtenissen op school? Hoe begeleid en informeer je de leerlingen, je team en de ouders? Twee cases van basisscholen in Noord-Holland; de
Zomaar weg
plotselinge verdwijning van twee kinderen en een grote brand. Wat gebeurt er in een klas als een leerling van de ene op de andere dag niet meer op school komt, terwijl niemand weet waarom? Wat doet dat met de klas? En hoe ga je daarmee om als school? Vanwege de gevoeligheid van de case hebben we dit verhaal geanonimiseerd.
‘Dus steeds moest ik mezelf de vraag stellen: wat kan ik wel en wat kan ik niet delen?’
‘Het is heel heftig als een leerling opeens niet meer op school verschijnt, en niemand weet wat er aan de hand is’, vertelt een directeur van een basisschool in Noord-Holland. ‘Ook ik wist het in eerste instantie niet, maar door volhardendheid en vasthoudendheid kwam ik er gelukkig toch achter, en kon ik contact leggen met de kinderen. Dat vond ik heel belangrijk: ik wilde graag dat de kinderen wisten dat ik er voor ze was.’ Contact Het verhaal: een ouder heeft zijn kinderen meegenomen naar het buitenland, omdat uithuisplaatsing dreigde, waar hij het niet mee eens was. De directeur: ‘De politie, het
wijkteam en de Raad voor de Kinderbescherming beseften heel goed wat voor impact deze verdwijning had op de school. Met hun hulp lukte het me om contact te houden met de kinderen, en ze uiteindelijk ook te bezoeken. Aan de andere kant waren hun klasgenootjes natuurlijk ongerust. Als opeens je vriendjes weg zijn, wil je geïnformeerd en gerustgesteld worden, en je wilt contact met je vriendjes! Ik wilde iedereen heel graag blijven informeren, maar moest wel opletten dat ik in het belang van de kinderen handelde en sprak. Dus steeds moest ik mezelf de vraag stellen: wat kan ik wel en wat kan ik niet delen? Zowel met het team als met de klas deelde ik de stukjes informatie die ik kon delen.’ Vriendschapsboek ‘Ook in het geruststellen van de kinderen hebben het team en ik veel energie gestoken. Ik heb eerlijk tegen de leerlingen gezegd dat ik dit nog nooit eerder had meegemaakt. Ik wilde ze duidelijk maken dat dit een uitzonderlijke situatie was, en heb ze verteld dat ze niet bang hoefden te zijn dat dit hen zou overkomen en dat hun ouders heel goed voor hen zorgen. Uiteraard wilden de leerlingen ook heel graag contact met hun klasgenootjes. Ik vind het
heel belangrijk om de band in stand te houden, ondanks dat we elkaar niet kunnen zien. Ze hebben een vriendschapsboek gemaakt, en dat heb ik naar hun klasgenootjes gebracht. En later is het ook gelukt om ze met elkaar te laten Skypen.’ Ruimte Zowel voor de emoties van het team, als voor die van de kinderen was ruimte. ‘Ik heb het hele team op een avond bij elkaar geroepen om erover te praten, omdat dit zo veel deed met iedereen. Het moest er uit. En ook de leerlingen hebben altijd de kans gekregen om met iemand over te praten als ze die behoefte hadden, bijvoorbeeld tijdens de kringgesprekken.’ Inmiddels zijn de kinderen weer terug in Nederland en zitten ze in een pleegsituatie. De directeur: ‘Ik houd contact met ze, omdat ik ze wil laten weten dat we er voor ze zijn. Ze hebben verder helemaal niemand, dus ik wil en moet iets blijven betekenen voor ze. Mijn tips voor leerkrachten in een dergelijke situatie: geef ruimte voor emoties, houd mensen zoveel mogelijk op de hoogte en zorg ervoor dat kinderen in een noodsituatie weten dat er iemand voor ze is.’
KopKrant, november 2017
7
PO
bron 112noordholland
[case 2]
In mei van dit jaar trof een uitslaande brand basisschool de Keerkring in Schagen. Martijn ten Broeke is directeur van de Keerkring en vertelt: ‘Ik was op zondagmiddag aan het winkelen in Alkmaar toen ik werd gebeld door een collega. Op de achtergrond hoorde ik een alarm afgaan en ik hoorde paniek. Mijn collega zei: “Je moet onmiddellijk komen, want de school staat in brand.” Eenmaal bij school zag ik dat het zwart zag van de mensen; zowel volwassenen als kinderen. Gelukkig werd iedereen op een afstand gehouden. De vlammen sloegen metershoog uit het dak.’ Toen het sein brand meester was gegeven mocht Ten Broeke samen met de burgemeester als eerste naar binnen. ‘Het was verschrikkelijk wat we aantroffen. De waterschade was enorm, alles was nat, vloeren stonden blank en de bovenverdieping was he-
lemaal uitgebrand. Het team mocht na mij in groepjes naar binnen. Iedereen kwam ontluisterd naar buiten.’ Verontwaardiging Het schoolteam bleef samen en ging uit eten; ze wilden bij elkaar blijven. Meteen die avond stuurde het team een mail naar alle ouders, om te melden dat de kinderen in ieder geval de eerste twee dagen vrij waren van school. Ten Broeke: ‘Zo konden wij inventariseren hoe groot de schade was en wat er moest gebeuren. De dinsdag daarop hebben we een informatiebijeenkomst gehouden voor alle ouders en kinderen, op de school naast de onze. We hebben ze toen alles verteld wat we wisten. We hebben geen foto’s laten zien van de schade. Dat vonden we te confronterend. Uiteraard wilden mensen ook graag weten hoe het gebeurd was. Er circuleerden inmiddels allerlei verhalen. Voor zover bekend hadden twee kinderen het aangestoken. Hier was veel verontwaardiging over, maar die hebben we kunnen temperen. Het was ongetwijfeld een uit de hand gelopen kwajongensstreek. Na de bijeenkomst gingen alle
groepen met hun leerkracht naar hun lokaal (in de naastgelegen school, red.), waar ze de ruimte kregen om te praten over hun beleving van de brand. De schrik zat er goed in bij de kinderen, dus we wilden ze ruimte geven om hun verhaal te doen.’ Communicatie Het team stuurde de ouders elke dag een bericht met de stand van zaken, bijvoorbeeld dat de noodlokalen neergezet waren. Ook als er niet veel te melden was, ging er een bericht uit. Ten Broeke: ‘Dat werkte heel goed. Iedereen wilde graag op de hoogte zijn en van betekenis zijn. De consequente communicatie werd als heel prettig ervaren door de ouders en we kregen ook alle medewerking. Als we vroegen of mensen niet naar de school wilden komen vanwege het valgevaar van losse dakpannen, dan deden ze dat ook niet.’ Een week en een dag na de brand, op maandag, kon De Keerkring weer open. Er was keihard gewerkt om de school weer begaanbaar te maken, waarbij zowel de gemeente als stichting Surplus intensief hebben geholpen. Ten Broeke: ‘Toen hebben
we de foto’s van de brandschade tentoongesteld in de gemeenschappelijke ruimte. Veel kinderen zeiden toen ze de school binnenkwamen: “Oh, er is niet zoveel gebeurd!” Tot ze de foto’s van net na de brand zagen. We wilden het hele verhaal vertellen: ja, het was heel erg, maar het kan allemaal weer goed komen. Mijn adviezen: blijf communiceren, ook als er niet zoveel te communiceren valt. En geef ruimte aan de leerlingen om hun verhalen en ervaringen met elkaar te delen.’
‘Blijf communiceren, ook als er niet zoveel te communiceren valt’
bron 112noordholland
Uit de brand
8
KopKrant, november 2017
PO VO
De pedagogische gereedschapskist
Omgaan met getraumatiseerde leerlingen moet je leren Een kind dat alleen maar tekeningen maakt over dood en verderf. Of een moeder die een complete scene schopt. Getraumatiseerde kinderen of ouders die onverwacht of emotioneel reageren: iedere leerkracht wordt er vroeg of laat mee geconfronteerd. Is het een kwestie van (levens)ervaring om hier goed mee om te gaan? Op de verschillende opleidingen wordt aan deze kwesties wel degelijk aandacht besteed. Gevlucht voor een oorlog, een auto-ongeluk, kindermishandeling of incest: er zijn nogal wat aanleidingen om als kind getraumatiseerd te raken. Voor leerkrachten is het vaak moeilijk om deze kinderen te herkennen of met hen om te gaan. ‘Het is ook lastig om een relatie met zo’n kind aan te gaan, omdat hij of zij anders reageert dan andere kinderen. Ze vragen veel aandacht of juist helemaal niet. Hoe moet je daar als leerkracht mee omgaan?’ Kees Bakker, opleidingsmanager van de Ipabo, stelt daarmee de vraag die veel aankomende leerkrachten ook stellen.
Joëlle Tiebie-Woudstra
Contra-intuïtief Welke handvatten geeft de opleiding mee om deze situatie het hoofd te bieden? ‘We hebben een minorfase, gericht op speciaal onderwijs. De vraag daarin is: hoe ga je om met kinderen die afwijkend gedrag vertonen? In de minor observeren studenten kinderen en krijgen ze theoretische handvatten. Contra-intuïtief reageren, dus niet primair. Bedenk goed hoe je bij dit kind gaat reageren.’ Dan is wel belangrijk dat je als leerkracht het kind en de context waarin het reageert, goed kent. Op dat moment kan de pedagogische gereedschapskist open. De taak van de opleiding is om die kist te vullen. ‘Je moet genoeg kennis hebben om gedrag te herkennen. En daarnaast communicatieve vaardigheden om te zorgen dat je zelf gepast reageert en de zaak niet laat escaleren. Dat wordt onderwezen en geoefend in rollenspellen.’ Hulp Dergelijke technieken kan de leerkracht ook toepassen in bijvoorbeeld een onverwach-
te confrontatie met een boze en/of emotionele ouder. Maar ook in een ouder- of tienminutengesprek kan de boel ontsporen. Al in het begin van de studie loopt de student mee met de mentor, zodat hij of zij bij de oudergesprekken aanwezig kan zijn. Dat is erg leerzaam. Bakker: ‘En als je als beginnende leerkracht al voelt dat een gesprek lastig gaat worden, roep dan de hulp in van een ervaren collega of de IB’er om het gesprek goed te voeren.’ Workshops De ervaringen van Joëlle Tiebie-Woudstra zijn weinig anders. Tiebie-Woudstra is docent pedagogiek en onderwijskunde en voorzitter van de hele sectie pedagogiek aan de Hogeschool Inholland. ‘Als het gaat om ouders, leren we studenten al snel om met hen in gesprek te gaan. Maar dan heb je het nog niet over emotionele ouders en getraumatiseere kinderen. In jaar 3 komen diverse experts workshops geven, waarbij studenten leren om op een goede manier een gesprek aan te gaan.’
Voor de leerkracht is het cruciaal om zicht te krijgen op de oorzaak van een trauma. In onze opleiding besteden we aandacht aan diverse gedragsstoornissen die verband houden met trauma’s die kinderen hebben opgelopen. ‘We leren onze studenten niet alleen op het gedrag van kinderen te reageren, maar verder te kijken naar de oorsprong ervan. Wat denkt het kind? Wat voelt het kind? Wat wil het kind? We leren hen manieren om met kinderen hierover in gesprek te gaan’, vertelt Tiebie-Woudstra. Als leerkracht kun je behalve op het gedrag letten op het fysiek van een kind: zijn er bijvoorbeeld blauwe plekken op vreemde plaatsen? Of: gebruikt het kind woorden
die niet bij de leeftijd passen? ‘Dan is het zaak om het tijdig contact op te nemen met Veilig Thuis, het advies- en meldpunt voor huiselijk geweld en kindermishandeling. Het is een moeilijk gesprek met ouders over zo’n onderwerp, je moet oppassen hen nergens van te betichten. We werken nauw samen met No Kidding, die ook workshops verzorgen met een ervaringsdeskundige die vertelt over de impact van een trauma. Als basis voor een goed gesprek met een emotionele ouder zou ik zeggen: blijf professioneel handelen, toon begrip en geef ouders de kans hun emotie te uiten. Blijf rustig en blijf in gesprek.’
Richard Kuijper, sinds vorig jaar parttime docent wiskunde bij Scholen aan Zee ‘Ik geef les aan 3e klas leerlingen van het vmbo. Sinds die tijd ben ik bezig met de opleiding aan NHL Leeuwarden. In de reguliere lessen is enige aandacht gegeven aan problemen en stoornissen bij kinderen. Het wordt dus wel aan de orde gesteld, maar niet uitgebreid. In een extra aangeboden cursus van circa zeven sessies is er aandacht gegeven aan gedragingen van leerlingen en de mogelijke oorzaken daarvan. Hoe zou je het kunnen herkennen en hoe ga je er het beste mee om? Hierbij moet je denken aan AD(H)D, angsten, ASS, problemen bij hechting etcetera. Ook zijn daarbij getraumatiseerde kinderen genoemd. In het boek dat je bij deze cursus kon bestellen is veel te lezen over allerlei mogelijke stoornissen, problemen, trauma’s e.d. Het boek heeft als titel ‘Gedragsproblemen in de klas’ van Anton Horeweg.
Richard Kuijper
Dineke van Veen, docente Scholen aan Zee ‘Ik deed de opleiding dertig jaar geleden. Destijds was er voor dit onderwerp helemaal geen aandacht. Overigens geven nieuwe en nog studerende collega’s aan dat dat nog steeds het geval is…’
KopKrant, november 2017
9
PO VO
Peter Mol, auteur Een stille leerling in de klas
‘De leerkracht is geen hulpverlener’
‘Werken met mishandelde kinderen is ontzettend moeilijk. Ze zijn vaak onvoorspelbaar en kunnen soms buitenproportioneel reageren. Je kunt hun problemen meestal niet oplossen en wanneer je het probeert, hoef je niet altijd dankbaarheid te verwachten.’ Peter Mol heeft als orthopedagoog en directeur van Gedragondersteuning, training en advies de nodige ervaring met getraumatiseerde kinderen. Ook weet hij dat voor mishandelde kinderen de leerkracht een belangrijke rol in hun leven kan spelen. ‘Niet als hulpverlener, maar als iemand die hem ziet, begrijpt en er voor hem is.’
Peter Mol
Een stille leerling in je klas van Peter Mol Peter Mol is orthopedagoog en directeur van Gedragondersteuning, training en advies. Daarnaast is hij auteur van boeken over gedragsproblemen en professioneel lerarengedrag. Zijn boek Een stille leerling in je klas is een praktisch boek over hoe je als leerkracht om kunt gaan met mishandelde kinderen. Het beschrijft deels theorie, geeft talloze tips en wordt geïllustreerd aan de hand van het verhaal van Paul, een inmiddels volwassen man die vroeger als kind mishandeld werd.
Kinderen die mishandeld worden vallen soms niet op, weet Mol. ‘Vooral kinderen die in zichzelf gekeerd zijn, maken het signaleren van mishandeling lastig. Want we letten nu eenmaal vooral op de kinderen die de aandacht trekken. Dat is schrijnend, want júist voor deze kinderen maakt begrip het verschil tussen vallen of opstaan.’ Mol schreef onlangs het boek Een stille leerling in de klas. Met dit boek wil hij leerkrachten en docenten handvatten bieden om mishandelde kinderen te signaleren en er op een goede, professionele manier mee om te gaan. Zo geeft hij tips over hoe je een mishandeld kind kunt herkennen. ‘Kinderen die thuis mishandeld worden zijn vaak schichtig, reageren geschrokken op kleine aanraking. Ook kunnen ze heftig of ‘vreemd’ reageren op voor ons onbeduidende gebeurtenissen. Zo was er een kind dat helemaal door het lint ging toen de directeur het kopieerhok binnen kwam lopen. Het kind bleek thuis misbruikt te worden en “die man in de deuropening” triggerde angst en paniek.’ Gesprek Wat doe je als leerkracht wanneer je dit soort signalen bij een kind oppikt? ‘Ten eerste is het belangrijk professioneel te blijven reageren. Betrek het niet op jezelf wanneer een kind boos wordt. Het is niet boos op jou. Probeer het gesprek aan te gaan. Niet heel direct natuurlijk, maar vraag gewoon eens naar een hobby, of naar dingen die een kind thuis doet. En vooral: geef het kind de veiligheid op school die het thuis wellicht niet heeft. Soms heeft oogcontact of een kleine opmerking op het juiste moment een enorme positieve invloed op het kind. Probeer daarnaast ook de ouders te spreken. Niet om ze te vragen of ze hun kind mishandelen, maar vraag naar kleine dingen. En onthoud dat mishandeling ook voor de ouder een probleem is. Als er inderdaad sprake is van mishandeling, realiseer je dan vooral dat je als leerkracht géén hulpverlener
bent. Maar dat je wel ontzettend belangrijk bent. Je bent een betekenisvolle andere. En dat doe je niet door een stappenplan te maken of een dossier aan te leggen, dat doe je door er voor een kind te zíjn. Praat met het kind, steun het, laat weten dat je er voor hem bent. Geef het ook bijvoorbeeld een prettige plek in de klas. En zorg voor positieve momenten. Die kunnen de negatieve misschien wat compenseren. Eerste stap Mol beseft zich dat het voor leerkrachten niet makkelijk is te bepalen wat de juiste aanpak is. ‘Een kind zal er niet zelf mee komen. Het weet soms niet eens dat zijn situatie niet normaal is. Als leerkracht zul je dus de eerste stap moeten zetten. Observeer, let op stil maar opvallend gedrag, signaleer als het gedrag ineens verandert of als een leerling schrikachtig is, moeite heeft met zich omkleden bij de gymles. Als je iets vermoedt, praat erover met een collega, dat is altijd goed. En als er inderdaad iets serieus aan de hand is, zorg dat het gemeld wordt bij Veilig Thuis. Verder zijn er voor de leerkracht geen echte regels. Zolang je oprecht achter het kind staat, kun je
weinig fouten maken, maar het vraagt van de leerkracht wel een actieve, professionele houding en vooral moed om moeilijke situaties niet uit de weg te gaan.’
‘Als leerkracht zul je dus de eerste stap moeten zetten’
10
KopKrant, november 2017
PO VO
Kinderen van Ouders met een Psychisch Probleem/Kinderen van een Verslaafde Ouder
Kijk KOPP niet over het hoofd Een kind van een ouder met een verslaving of een psychisch probleem valt vaak tussen wal en schip. Alle focus is op de ouder. Terwijl het kind verwaarloosd wordt, voor de ouder moet zorgen, iedere dag een stressvolle thuissituatie treft en weinig ruimte heeft voor eigen emoties. Studies laten zien dat de kans dat een kind in deze situatie ook een psychische stoornis ontwikkelt, varieert van 41% tot 77%. De doe- en praatgroepen (de KOP/ KVO-groepen) van de GGZ Noord-Holland-Noord bieden deze kinderen een plek om te praten en te ontdekken hoe ze het heft weer in eigen handen kunnen nemen. In Nederland zijn 405.000 ouders van kinderen tot 18 jaar geregistreerd met een psychisch probleem en/of een verslaving. Samen hebben deze ouders 577.000 kinderen onder de 18 jaar waarvan 423.000 kinderen van 12 jaar of jonger. En volgens Marianne Frieling van GGZ Noord-Holland-Noord en Petra Poland van Triversum is dat alleen nog het officiële topje
‘Het is belangrijk dat deze kinderen ook eens gevraagd wordt hoe het met hén gaat’
van de ijsberg. ‘In de praktijk kun je deze cijfers ongeveer verdubbelen. Het gaat hier immers alleen om alles wat geregistreerd is. Bovendien laten deze cijfers bijvoorbeeld borderline en alcoholisme nog buiten beschouwing.’ Teiltje Met een korte casus geeft Frieling een klein kijkje in het leven van een kind van een ouder met een verslaving. ‘Ik liep met een meisje mee het huis in. Moeder lag op de bank, kwam nauwelijks uit haar woorden. De gordijnen waren dicht en er hing een dikke wietlucht. Het eerste wat het meisje deed was de gordijnen opentrekken, aan haar moeder vragen hoe het ging, om vervolgens een teiltje voor haar te halen. Gelukkig had dit meisje goed contact met iemand in de buurt, wat haar op de been hield. En ze mocht naar onze doe- en praatgroep.’ Tijdens de doe- en praatgroepen KOPP/KVO (Kinderen van Ouders met een Psychisch
Probleem/Kinderen van een Verslaafde Ouder) komen kinderen van ouders met psychische problemen of een verslaving bij elkaar om te praten. ‘In hun leven gaat alle aandacht altijd naar de ouder. Er wordt altijd gevraagd: ‘Hoe gaat het met je moeder of je vader? Het is belangrijk dat deze kinderen ook eens gevraagd wordt hoe het met hén gaat’, vertelt Frieling. ‘Maar het is niet alléén een praatgroep. We richten ons er echt op het kind weer veerkracht en zelfvertrouwen te geven. Het probleem van de ouder kunnen wij niet oplossen, maar we kunnen kinderen wel leren hoe ze er het best mee om kunnen gaan. We leren ze gevoelens te benoemen en om te gaan met stress. Dat laatste doen we met de “stressemmer”. Wat kun je doen als die vol dreigt te lopen? Iets leuks doen bijvoorbeeld of met iemand praten. Ook nodigen we altijd een deskundige uit die ze meer vertelt over wat er aan de
Petra Poland, Triversum en Marianne Frieling, GGZ Noord-Holland-Noord
hand is met hun ouder. Of het overgaat, of ze het zelf kunnen krijgen en wat ze kunnen doen om dat te voorkomen.’ Beschermende factoren Heel belangrijk voor KOP/ KVO-kinderen zijn de beschermende factoren. Dit zijn bijvoorbeeld: - een goede relatie met de betreffende ouder - goede ondersteuning door de gezonde ouder - sociale steun (emotioneel en praktisch) buiten het gezin (bijvoorbeeld de leraar/ mentor) - ondersteuning door hulpverleners (bijv. goede uitleg over de stoornis) - ontsnappingsmogelijkheden zoals sport en afleiding (geboden door school, sportclub). Frieling: ‘Tijdens de KOPP/ KVO-groepen leren we de kinderen deze factoren te herkennen en ze te gebruiken.
Ze verkleinen namelijk het risico dat een kind zelf een psychische stoornis of verslaving ontwikkelt.’ Ook scholen en leerkrachten kunnen een belangrijke rol spelen, met name in de signalering. Plotselinge koppigheid, faalangst, er moe uitzien; het zijn signalen die op een probleem kunnen wijzen. Vervolgens is een vertrouwensrelatie een voorwaarde om een kind verder te kunnen helpen. ‘Denk je dat je die zelf niet voldoende hebt, zorg dan dat er iemand met het kind praat dat die wél heeft’, adviseert Frieling. Blijkt er inderdaad sprake van een ouder met een psychische stoornis of verslaving, dan is een doe- en praatgroep een zinvolle stap. ‘Een kind ontmoet daar kinderen die in hetzelfde schuitje zitten, ziet dat het niet “de enige” is en het krijgt belangrijke bagage mee om het hoofd boven water te houden.’
Vragen naar aanleiding van dit verhaal, kunnen direct aan Marianne Frieling gesteld worden: (06) 12 93 78 46 of m.frieling@ggz-nhn.nl. Meer informatie staat ook op: www.ggz-nhn.nl/praatgroepvoorkinderen
KopKrant, november 2017
PO In onderstaand overzicht staat de procedure rondom
Procedure Toelating
aanmelding voor extra ondersteuning schematisch weergegeven. Ter aanvulling verwijzen wij ook naar het Groeidocument op de website www.swvkopvannoordholland.nl (PO). Wij willen u van harte uitnodigen om te reageren. Suggesties, voorstellen en ideeĂŤn ter verbetering zijn van harte welkom. U kunt mailen naar:
BINNENSCHOOL
secretariaat@swvkopvannoordholland.nl
Groepsbespreking
In de volgende editie komt het schema
Gesprek kind, ouders
van VO.
Leerling bespreking Gesprek kind, ouders
Consultatie, interne bespreking Gesprek kind, ouders
Aanmelden Ondersteuningsteam (OT) Groeidocument invullen School & Ouders
GROEIDOCUMENT INVULLEN SCHOOL EN OUDERS 2.Reden van aanmelding & hulpvragen
1.Leerlinggegevens
3.Overzicht
4. Doelen
A t/m G
Ter voorbereiding OT H.
1 t/m 7
H. Blz. 5
ONDERSTEUNINGSTEAM (OT) SCHOOL, OUDERS, EXTERN DESKUNDIGEN 5. Van OVERZICHT en INZICHT naar
6. UITZICHT
ONDERSTEUNINGSTEAM op school
Samenvatting + doelen komende periode
Groeidocument is gespreksleidraad
Invullen H.
BINNENSCHOOLS Doelen zijn haalbaar in de gegeven omstandigheden:
BINNEN SCHOLENGROEP OF BOVENSCHOOLS Om de doelen te bereiken is een onderwijsarrangement nodig. Indien de SWV-ondersteuningsmiddelen volledig zijn ingezet: aanmelding bij OTG
Invullen: H.2. plan van aanpak
Doelen zijn niet haalbaar in de gegeven omstandigheden: Inzet eigen SWVondersteuningsmiddelen Invullen: H.2 plan van aanpak,
Invullen: J. en H.2: plan van aanpak, OPP, handtekening orthopedagoog / psycholoog, ouders en directeur, meezenden overzicht ingezette middelen.
Om de doelen te bereiken is een plaatsing bij de Plusklas nodig Aanmelding bij OTG: invullen J.2. handtekening orthopedagoog / psycholoog, ouders en directeur
Denk aan: toestemming ouders De doelen zijn niet haalbaar binnen het regulier onderwijs. Er is een diepte arrangement nodig.
OPP, vermelden op totaal overzicht .
Denk aan: toestemming
Aanmelding bij CTO: Invullen: K: aanmelding, OPP, handtekening orthopedagoog / psycholoog, ouders en directeur
11
12
KopKrant, november 2017
PO VO
Groot Bestuurlijk Overleg
Drempelvrije zorg voor het kind
Dat je al stappen maakt door partijen samen in één ruimte te zetten, bewees het Groot Bestuurlijk Overleg op 6 oktober in Den Helder. Bestuurders en uitvoerders uit het onderwijs, gemeente en zorg kwamen bij elkaar om te praten over hoe we kinderen en gezinnen met problemen het best kunnen helpen. De interactieve sessie bleek direct al veel gaten te vullen doordat betrokkenen hun eigen rol konden toelichten.
‘Kennis van elkaars doelen en werkwijzen blijkt onmisbaar’
Een deskundig panel voorzag na iedere vraag de deelnemers van haar professionele mening. Van links naar rechts: Peter Gunst (expert privacy en samenwerking), Andre de Groot (medewerker crisisdienst en schoolmaatschappelijk werker), Cecil van Tiel (klantmanager Jeugd en schoolmaatschappelijk werker), Lindsey Billar (gedragswetenschapper Veilig Thuis), Helma Brinkman (kwaliteitsmedewerker wijkteam Schagen) en Nicky Hoogervorst (relatiemanager verwijsindex NHN).
Tijdens dit GBO stond vooral de signalering centraal. Wat doe je als professional wanneer je het vermoeden hebt dat het bij een kind niet goed gaat? Al in dit vroege stadium blijken er veel wegen te bewandelen en iedere instantie speelt hierbij een eigen rol. Maar ook blijken er nog weleens lacunes te ontstaan, of in ieder geval te worden ervaren. Waar kan ik terecht, wat gebeurt er met mijn melding, wie doet wat? Vooral onbekendheid met de
rol van middelen en partijen leek een obstakel te zijn. Toch antwoordde 50% van de zaal met ‘geen’, toen ze gevraagd werd naar welke drempels ze ervaren bij het melden van een signaal. Doel van deze dag was het wegnemen van de andere helft. Eensgezind Terwijl tijdens dit soort bijeenkomsten de telefoons vaak uit moeten, moesten ze tijdens het GBO juist aan. Door in te loggen op een speciale web-
site, konden de deelnemers antwoord geven op vragen en stellingen. De resultaten werden direct op een groot scherm zichtbaar waarna de discussie met het deskundige panel kon losbarsten. Niet zozeer over het antwoord op de vragen, want daarover was iedereen redelijk eensgezind. Zo zag het overgrote deel de ouders als belangrijkste verantwoordelijke bij het signaleren van jeugdproblemen, op de voet gevolgd door de leerkracht. Ook wist ieder-
een vrij goed waar je terecht kunt voor het melden van een signaal. Maar wanneer het gesprek zich verdiepte, werd het pas echt interessant. Vooral de rol van Veilig Thuis, het meldpunt voor huiselijk geweld, werd uitgebreid besproken. In eerste instantie aan de hand van een casus waarbij een vrijwilliger vertelde een aantal jaar geleden geen kant op te kunnen met een 18-jarige verstandelijk gehandicapte jongen die
KopKrant, november 2017
13
PO VO
mishandeld werd. Het oude meldpunt AMK was namelijk alleen voor jongeren tot 18 jaar. Meteen bleek het voordeel van bij elkaar zitten, want een vertegenwoordiger van Veilig Thuis kon direct verhelderen dat Veilig Thuis er tegenwoordig is voor iedereen “van 0 tot 100”. Dit bleek ook bij de vertegenwoordigers van de vroegschoolse opvang nog niet altijd bekend te zijn. Schoolmaatschappelijk werk Ook de rol van het schoolmaatschappelijk werk kwam ruimschoots aan bod. Er werden grote voordelen gezien in het bestaan van deze constructie. Iedereen was het er over eens dat wanneer een leerkracht iets signaleert, dat eerst binnen het zorgteam besproken moet worden. De schoolmaatschappelijk werker werd vervolgens als de ideale schakel met de ‘buitenwereld’ gezien. Wanneer bijvoorbeeld de stap gemaakt wordt naar een melding bij Veilig Thuis, ervaren veel scholen daarna een periode van stilte. ‘We horen 4 weken lang niets, terwijl wij het kind wel iedere dag zien.’ Veilig Thuis gaf aan in die periode onderzoek te doen, waar alom begrip voor was. Maar dat nam niet weg dat scholen een lacune voelen. Volgens Andrew Albers van het samenwerkingsverband ligt daar een belangrijke rol voor de schoolmaatschappelijk werker. ‘Als Veilig Thuis voor het onderzoek zorgt en de schoolmaatschappelijk werker voor de informatie, dan kan de school zich weer op het onderwijs richten.’
Een aanwezige schoolmaatschappelijk werker zei direct toe de rol van de schoolmaatschappelijk werk duidelijker te gaan toelichten. Ook bijvoorbeeld richting de vroegschoolse opvang, die vaak niet bleek te weten dat zij hier gebruik van kunnen maken. Ook Veilig Thuis gaf aan meer energie te gaan steken in het onderhouden van het contact met de school. ‘Het staat op ons netvlies. Gaat het niet zoals je wil, geef het alsjeblieft aan!’ Kennis van elkaar En die laatste uitspraak was treffend voor de hele bijeenkomst. In onze regio zijn talloze instanties en vooral ménsen bezig het goed te doen voor het kind. Maar doordat niet iedereen precies weet wat de ander doet, sluit niet alles naadloos op elkaar aan. Kennis van elkaars doelen en werkwijzen blijkt onmisbaar. Vandaar ook het Groot Bestuurlijk Overleg; om elkaar beter te leren kennen en het sámen nog beter te doen.
Presentatie Peter Gunst, expert privacy en samenwerking
‘Het belang van het kind gaat boven alles’ Wanneer je Peter Gunst voor de keuze stelt: privacy of het kind, hoeft hij niet na te denken. ‘Het belang van het kind gaat boven alles.’ En daarom komt hij met een belangrijk pleidooi: stap af van de verplichte toestemming om gegevens te delen. Natuurlijk wil een moeder niet dat je de school vertelt dat ze een drankprobleem heeft. En logisch, dat de vader er problemen mee heeft dat de maatschappelijk werker op de hoogte is van zijn gewelddadige verleden. Wanneer je ze om toestemming vraagt, moet je je ook aan hun weigering houden. ‘Maar dat is natuurlijk niet in het belang van het kind.’ Volgens Gunst zou je de toestemmingsvraag dan ook altijd mogen verwerpen wanneer die het kind schade kan opleveren. Schotten afbouwen Gunst sprak al in ruim 70 gemeentes en overal ziet hij hetzelfde: alles is in verschillende hokjes georganiseerd. En iedereen heeft zijn eigen reglement, richtlijnen, protocol en informatie. Gunst en zijn collega’s willen die schotten afbouwen. En dat doen ze met de Leertuinmethode. Die moet de focus op toestemming ombuigen naar een focus op transparantie. ‘Door informatie te delen kunnen we beter ons werk doen. Ik noem als voorbeeld de GGD-er die op een gezin afgaat terwijl hem niet verteld is dat de vader vuurwapengevaarlijk is. Of een vader die vrijkomt vanwege een geweldsdelict en niemand staat op om moeder en kind in veiligheid te brengen. Terwijl bij de politie bekend is dat hij niet alleen buitenshuis geweld gebruikt.’ Leertuinmethode Natuurlijk kun je niet zomaar allerlei informatie de wereld in gooien. Zijn Leertuinmethode neemt dan ook diverse voorwaarden in acht. Zo bespreek je een casus altijd eerst met de ouders en moet iedereen weten welke informatie vastgelegd en gedeeld wordt. En natuurlijk moet het delen van informatie betrokkenen niet in gevaar brengen. Daarnaast zijn er de zorgvuldigheidsstappen die je altijd doorloopt:
1. Doelredenering: wat is de noodzaak?
2. Overleggen met cliënt en afwegen van de belangen
3. De toetsen van het “juridisch Zwitsers zakmes”:
a. Subsidiariteit: kan het een tandje minder? (Deel alleen wat nodig is)
b. Proportionaliteit: staat het delen van informatie in verhouding tot het doel?
c. Doelmatigheid: wat is de effectiviteit ten opzichte van het doel?
Ook benadrukt Gunst dat het uitwisselen van informatie altijd gedocumenteerd moet worden. ‘Je moet je achteraf wel kunnen verantwoorden voor de afwegingen die je hebt gemaakt. En wat verder belangrijk is: check je reglement. Je kunt wel voor transparantie kiezen, maar wanneer in je eigen reglement nog steeds staat dat je niets deelt zonder toestemming, dan heb je later een probleem.’ Zorgvuldig Met het toepassen van de Leertuinmethode zou volgens Gunst niemand meer drempels moet ervaren bij het melden van problemen. ‘In ieder geval hoeft privacy geen obstakel te zijn. Gegevens uitwisselen moet altijd kunnen als het in het belang van het kind is. Mits het zorgvuldig gebeurt en goed ingeregeld is.’
14
KopKrant, november 2017
PO
PO-bijeenkomst Schagen – Onderwijs en Zorg
‘Elkaar vinden en van elkaar leren’
De bijeenkomst van schooldirecteuren, intern begeleiders en vertegenwoordigers van de wijkteams uit de gemeente Schagen, Schoolmaatschappelijk Werk (SMW), Verwijsindex en Veilig Thuis werd op woensdag 18 oktober goed bezocht. Doel: elkaar leren kennen en kijken waar de samenwerking verbeterd kan worden.
De opening door wethouder Ben Blonk van Schagen was een goede samenvatting van de bijeenkomst in het gemeentehuis van Schagen. ‘We zijn erachter gekomen dat mensen uit het onderwijs vaak niet goed weten hoe zaken rondom jeugdzorg lopen’, stelde hij vast. Dat is op zich niet vreemd: het is complexe materie en het is lastig om een kind de juiste hulp te geven. Want in het speelveld zijn Schoolmaatschappelijk Werk, wijkteams en Veilig Thuis actief en hun werkzaamheden overlappen elkaar soms. ‘Elkaar vinden en van elkaar leren,’ sprak de wethouder, ‘en kijken wat beter kan. Maak gebruik van elkaar.’
Wijkteam op school De zaal met een mix van de zich presenterende partijen, schooldirecteuren en IB’ers, ging aan de slag met de eigen smartphone of tablet, om via het programma Kahoot te reageren op stellingen. Die kwamen allereerst van SWV-coördinator Andrew Albers, waarna Marian Vlaar van het Schoolmaatschappelijk Werk (SMW) het stokje overnam. Uit haar presentatie bleek direct waar voor veel
‘De samenwerking tussen ouders, leerlingen en school is beter dan voorheen’
scholen het probleem ligt. Als er sprake is van zorgen rondom een kind, kan zowel SMW als het wijkteam van de gemeente ingeschakeld worden. Het commentaar uit de zaal: lastig dat er twee instanties zijn. Maar het SMW geldt als vooruitgeschoven post, een ‘wijkteam op school’. De korte lijnen en laagdrempeligheid die het SMW hanteert, werden door het publiek zeker herkend. Vaak is er een vast contactpersoon op scholen.
Een leermoment was dat het SMW ook ingezet kan worden als de school zorgen heeft rondom een kind, maar dit niet met de ouders kan bespreken. Privacy Helma Brinkman verzorgde grotendeels de presentatie van de wijkteams. Zij ging onder meer in op het belang van het zogenoemde keukentafelgesprek. Dat kan plaatsvinden na doorverwijzing door
KopKrant, november 2017
15
PO
het SMW en tijdens dit gesprek kunnen veel zaken uitgevraagd worden. Die samenwerking en de terugkoppeling naar het SMW kunnen nog wel verbeterd worden, bleek uit reacties uit de zaal. Punt van aandacht is echter wel dat de ouders toestemming moeten geven om informatie uit te wisselen tussen school en wijkteams. ‘En daarmee blijft het een complexe zaak’, vond Brinkman. ‘We checken altijd bij ouders of informatie gedeeld mag worden. Maar privacyregels staan soms in de weg.’ Stroomschema In dat kader is de rol van Veilig Thuis in het geheel interessant. Chinouk van Koningsbruggen legde namens de organisatie uit dat Veilig Thuis bijvoorbeeld persoonsgegevens mag opvragen zonder toestemming. Anoniem advies vragen kan eveneens. Niet voor niets is Veilig Thuis een advies- en meldpunt. Het stroomschema dat Van Koningsbruggen met haar collega uitdeelde en toelichtte, maakte veel duidelijk over de werkwijze van Veilig Thuis. Daar zaten ook de verbindingspunten in met de ketenpartners, zoals SMW en de wijkteams. Bij monde van Andrew Albers van het samenwerkingsverband zal de komende tijd worden gewerkt aan een overkoepelend stroomschema en stappenplan. Een mooi resultaat van een bijeenkomst die de behoefte daaraan duidelijk aangaf.
Deelnemer Harry Weijers kijkt terug
En hoe nu verder? De bijeenkomst in Schagen bracht veel antwoorden, maar onthulde tegelijkertijd weer nieuwe vragen. Hoe kunnen de instanties nog veel meer één zijn in handelen en administreren? En waar ligt de leiding bij het nemen van de nodige stappen? Bij de school? Het ondersteuningsteam, wijkteam of SMW? Harry Weijers, directeur van de Sint Barbaraschool in Tuitjenhorn en voorzitter van de Scholengroep Warmenhuizen: ‘Het was goed om mensen te zien en te spreken die in de zorg rondom kinderen werken. Sommigen kende ik tot de bijeenkomst alleen van naam of van de telefoon. Het is een goed streven om elkaar te leren kennen en te zien wat de verschillende instanties doen. Maar ik weet ook dat ambtelijke molens en constructies zich niet makkelijk laten omzetten.’ Verdere samenwerking Weijers zag genoeg kansen om de samenwerking tussen de verschillende instanties verder te verbeteren. ‘Bij de presentaties van de wijkteams en het SMW bleek bijvoorbeeld dat zij vier van de vijf dingen hetzelfde doen. Misschien droom ik, maar het zou mooi zijn als er uiteindelijk één portaal voor alle kindzorg komt. Effectief en kort op daar waar het gebeuren moet. Het zou mooi zijn om in een volgende bijeenkomst nog meer te kijken waar de overlap zit en waar we zaken nader tot elkaar kunnen brengen.’
16
KopKrant, november 2017
PO VO
Verwijsindex Noord Holland Noord
‘De verwijsindex kan de puzzel compleet maken’ Een van de belangrijkste (landelijke) tools voor het vroegtijdig signaleren van problemen is de Verwijsindex Noord Holland Noord (VIN). De tool is nog vrij nieuw en wordt in Noord-Holland gepromoot door Sanne de Moel en haar collega Nicky Hoogervorst. De Moel gaf tijdens de PO-bijeenkomst in Schagen een korte presentatie over de verwijsindex en Hoogervorst deed hetzelfde tijdens het Groot Bestuurlijk Overleg. En dat was nodig, want er blijkt verwarring over wat deze verwijsindex precies is en wat hij doet. Dat kan aan de naam liggen: de verwijsindex is namelijk géén verwijstool. Digitaal register De verwijsindex is een digitaal contactsysteem voor professionals, die soms onwetend van elkaar met een zorg rondom een kind of meerdere kinderen uit hetzelfde gezin worden geconfronteerd. De Moel legt uit: ‘Niet iedereen weet wie met welk kind bezig is. De verwijsindex zorgt voor afstemming, maakt een puzzel soms compleet en zorgt ervoor dat een gezin bij een verhuizing niet van de radar verdwijnt.’ Doel van de verwijsindex is partijen bij elkaar te brengen. Geven twee partijen hun betrokkenheid aan met een signaal, dan kunnen zij contact met elkaar opnemen en samenwerken. Zo kan worden voorkomen dat verschillende partijen met hetzelfde gezin bezig zijn en dat niet van elkaar weten. Ook kunnen meerdere (kleine) signalen in het VIN aanleiding zijn actie te ondernemen. De signalen op zich zijn misschien klein en geen aanleiding voor het signaleren in de VIN, maar samen wijzen ze soms op een groter probleem. Kind centraal Dankzij de Verwijsindex komt het kind centraal te staan en worden de zorgen van verschillende kanten benaderd. De Moel weet dat het lijntje tussen de verschillende instanties vaak ontbreekt. De verwijsindex reikt ze de hand om voor elkaar duidelijk te krijgen of en zo ja wat er al gaande is rondom een kind of gezin. De VIN faciliteert zo het contact tussen betrokken partijen en de instellingscoördinator ziet toe op een tijdige afstemming. Let wel: de verwijsindex is ‘slechts’ een registratietool. De verantwoordelijkheid om vervolgens actie te ondernemen ligt bij de betrokkenen. Veel te winnen De verwijsindex is volgens De Moel en Hoogervorst dé tool om de samenwerking te verbeteren. Duidelijk is wel dat in heel Noord-Holland nog wel wat te winnen. School en leerkracht spelen een belangrijke rol in het vroeg en goed signaleren van problemen. ‘Leerkrachten kennen de kinderen in hun klas heel goed, zij hebben veel contact met ze.
Inkopper Kolder in de kop Het gonst weer van de traumatische ervaringen in de media. Soms uit lang vervlogen tijden, soms recent. De pijn wordt veroorzaakt door seksuele intimidatie. Na de escapades binnen de Katholieke kerk, waar het vooral jongens betrof, zijn het nu meisjes en vrouwen die slachtoffer waren van producenten, regisseurs, directeuren en zelfs hoogleraren. In alle gevallen draait het om macht. Dat macht erotiseert is weliswaar een gegeven, maar aan de uitvoering zitten grenzen en die zullen door de ‘machthebbers’ niet snel getrokken worden. De #metoo-actie laat zien dat veel vrouwen, om wat voor reden dan ook, evenmin een grens getrokken hebben waar zij dat achteraf liever wel gedaan hadden. En dan komt het trauma naar buiten als iemand de moed heeft gevonden het aan de kaak te stellen. Als laatste was het producent Weinstein en daarvoor waren het Dominique Strauss Kahn en Bill Cosby. Dat het elke keer weer gaat knagen als een dergelijke situatie het nieuws haalt is logisch. Maar daarna verdwijnt de commotie meestal weer geruisloos en is er niets veranderd. En dan wordt er naar het onderwijs gewezen, zoals dat ook bij obesitas, gezond eten, toename van misdaadcijfers, opvoedproblemen, integratie, oorlogstrauma’s en meer gebeurt. Wat kunnen we hiermee? Hebben we niet al genoeg trauma’s het hoofd te bieden? ‘Een ongelukkig kind kun je niets leren,’ zei mijn voormalige directeur ooit bij zijn afscheid. Ik ben het nooit vergeten en ik weet zeker dat iedere leerkracht dit kan onderschrijven. Daarom is een goed pedagogisch klimaat zo essentieel om tot leren te komen. En daarom helpen programma’s sociaal-emotionele ontwikkeling, waarin kinderen leren grenzen aan te geven en nee te zeggen. Maar stel, je zit als pubermeisje niet heel geweldig in je vel en dan krijg je plotseling alle aandacht van die mooie jongen, die vaak op het schoolplein zit. Hij spreekt je zelfs aan en zegt dat hij je mooi vindt. Of je een keer meegaat wat drinken in de stad. Hij betaalt natuurlijk alles. En dan krijg je lieve appjes en tot je verrassing zelfs cadeautjes. Is dat dan ook macht? Natuurlijk, maar herken dat maar eens als zodanig. We weten hoe het afloopt met loverboys. Er is weinig ‘lover’ aan. Het zijn jonge, gewiekste criminelen. Hoe de kolder om meisjes te onderdrukken voor financieel gewin al zo vroeg in hun kop is gekomen weet ik niet. Wat ik wel weet is dat het aantal slachtoffers opnieuw is toegenomen. En om dat terug te dringen kunnen we in het onderwijs wel degelijk veel betekenen.
Het zou mooi zijn als zij en IB’ers het belang van de verwijsindex inzien.’ Hoogervorst
Ruud Musman
vult aan: ‘Het succes van de verwijsindex staat of valt bij het gebruik ervan. Hoe meer we de tool gebruiken, hoe minder gevallen onder de radar blijven.’
Colofon KopKrant is een initiatief van Samenwerkingsverband Kop van Noord Holland Projectleiding: Andrew Albers Tekst, ontwerp en productie: Second Opinion, Leeuwarden Redactie: Jan Bot, Andrew Albers Myrthe Scheltema de Heere en Anneke Bouma-de Vries
‘Dé tool om de samenwerking te verbeteren’
Voor meer informatie over deze uitgave kunt u contact opnemen met: T (0229) 25 93 80 E secretariaat@swvkopvannoordholland.nl De KopKrant staat ook op de website: www.swvkopvannoordholland.nl Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opname of enige ander manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.