PO VO
KopKrant
Groep 9 versoepelt overstap PO-VO
9
Nauwere samenwerking leerplichtambtenaar
11
Succesvolle gezamenlijke aanpak dyslexie op Texel
12
februari 2016
Digitalisering ondersteunt passend onderwijs Onderwijs aan nieuwkomers en asielzoekers Erik van Meersbergen: ‘Geef een kind wat het nodig heeft’
‘Ieder kind mag er zijn!’
Elk kind een passende onderwijsplek
2
KopKrant, februari 2016
Kopstuk Harken of netwerken? Wanneer ik deze Kopkrant
Het bewijst dat de kreet
lees, realiseer ik me op-
‘doorgaande lijnen’ niet
nieuw dat er in het onder-
meer alleen iets is voor
wijs in de kop van Noord-
strategisch beleid op papier,
Holland een stille revolutie
maar daadwerkelijk als
gaande is. Daar waar nog
gedeelde lijnen vorm gaat
niet zo lang geleden iedere
krijgen.
docent of leerkracht zijn eigen ding deed en ieder
We opereren steeds vaker
schoolteam vooral naar
en soepeler in netwerken
binnen gericht opereerde,
waarin het vooral gaat om
staat deze krant bol van de
kennis en inspiratie delen en
contacten tussen docenten
inhoudelijke ontwikkelingen
en tussen de scholen onder-
sterker maken. Netwerken
ling.
met collega’s uit verschillende scholen en van verschillende organisaties. Dat levert prachtige resultaten op! Hiërarchie speelt hier nauwelijks een rol, professionaliteit des te meer. Wij als bestuurders hebben
Partners
PO
Stichting Flore De heer S. Konst Postbus 279 1700 AG Heerhugowaard www.stichtingflore.nl (072) 566 02 00
Gereformeerd Primair Onderwijs West-Nederland De heer H. Scheffer ’s-Molenaarsweg 1 2401 LL Alphen a/d Rijn www.gpown.nl (0172) 41 88 30
s.konst@stichtingflore.nl
h.scheffer@gpown.nl
Stichting Meerwerf De heer D. Scholte Timorlaan 45a 1782 DK Den Helder www.meerwerf.nl (0223) 65 93 00
Stichting Schooltij Mevrouw N. Kant Postbus 61 1790 AB Den Burg www.schooltij.nl (0222) 31 65 16
Stichting SARKON De heer G.J. Veeter Postbus 6040 1780 KA Den Helder www.sarkon.nl (0223) 67 21 50
ad@meerwerf.nl
info@schooltij.nl
gjveeter@sarkon.nl
Stichting SURPLUS Mevrouw J. Vosbergen Postbus 394 1740 AJ Schagen www.stichtingsurplus.nl (0224) 27 45 55
Stichting Kopwerk De heer J. Deckers Postbus 444 1780 AK Den Helder www.kopwerk.nl (085) 273 40 00
Stichting Comenius De heer Th. Gauw Postbus 6032 1780 KA Den Helder www.abscomenius.nl (0223) 61 38 64
J.vosbergen@stichtingsurplus.nl
info@kopwerk.nl
directie@abscomenius.nl
www.swvkopvannoordholland.nl
Partners
PO VO
soms moeite met deze ontwikkeling. Steeds meer beleid en actie ontstaan bottom up, terwijl wij zijn opgeleid en ‘groot ge-
‘We opereren steeds vaker en soepeler in netwerken waarin het vooral gaat om kennis en inspiratie delen en inhoudelijke ontwikkelingen sterker maken’
worden’ met top down. Het oude harkmodel met uitvoerders en beslissers/ bazen blijft vast af en toe nodig, omdat er nu eenmaal besluiten genomen moeten worden. Maar mijn streven is om 90 procent
Stichting Samenwerkingsschool regio Den Helder De heer T. Jong Postbus 6038 1780 KA Den Helder www.sodenhelder.nl (06) 15 31 25 82
Stichting Heliomare De heer S. Silvius Postbus 78 1949 EC Wijk aan Zee www.heliomare.nl (088) 920 82 55
Stichting Aloysius De heer R. Viejou Postbus 98 2215 ZH Voorhout www.aloysiusstichting.nl (0252) 43 40 00
info-onderwijs@heliomare.nl
secretariaat@aloysiusstichting.nl
Stichting Clusius College Mevouw A. Lugtig-Ouweltjes p/a Voltastraat 1 1817 DD Alkmaar www.clusius.nl (0224) 21 27 25
Stichting Regius College De heer A. Hoekstra Postbus 282 1740 AG Schagen www.regiuscollege.nl (0224) 29 78 41
Stichting Scholen aan Zee Sportlaan 38 1782 ND Den Helder www.scholenaanzee.nl (0223) 54 03 00
a.lugtig-ouweltjes@clusius.nl
directiesecretariaat@regiuscollege.nl
Stichting Ronduit De heer J.M.M. Zijp Rubenslaan 2 1816 MB Alkmaar www.ronduitonderwijs.nl (071) 514 78 33
Stichting Texel Mevrouw F.C. Giskes Emmalaan 15 1791 GT Den Burg www.texel.nl (0222) 36 22 16
Stichting Openbaar VO NHN De heer R. Bijeman Arubastraat 4 1825 PV Alkmaar www.sovon.nu (0227) 51 38 30
bestuur@ronduitonderwijs.nl
bestuurlijkassistent@texel.nl
r.bijeman@wiringherlant.nl
speciaalonderwijs@live.nl
Partners
VO
te netwerken en 10 procent te harken. En ik daag alle onderwijsgevenden en bestuurders uit om met me mee te doen. Zo maken we onderwijs meer passend, meer inspirerend en steeds beter. De kinderen en de jongeren in onze regio zullen er wel bij varen.
secretariaat@scholenaanzee.nl
Alle onderwijsmensen veel netwerkinspiratie en alle lezers veel leesplezier toegewenst.
Jan Bot, voorzitter samenwerkingsverband Kop van Noord Holland PO
KopKrant, februari 2016
3
PO VO
Op één lijn over de doorgaande lijn
Afgelopen oktober ontmoetten PO en VO elkaar tijdens de PO/VO middag van het samenwerkingsverband Kop van Noord Holland. Door elkaar een kijkje in de keuken te geven en belangrijke thema’s te bespreken, worden er stappen gemaakt om de doorgaande lijn te verbeteren. En zo de overstap van groep 8 naar de brugklas voor kinderen makkelijker te maken. Het doel van de dag was volgens Anneke Bouma, directeur van het samenwerkingsverband VO, vooral om ervaringen uit te wisselen en die om te zetten in concrete acties en afspraken. ‘Er moet vooral meer uitwisseling komen tussen het PO en het VO. Iedere keer blijkt weer dat er meer te bepraten is dan vooraf gedacht. Iedereen weet dat er verschillen zijn die de over-
‘Er moet vooral meer uitwisseling komen tussen het PO en het VO’
stap voor kinderen lastig maken, maar de kwaliteit van de doorgaande lijn hangt af van je perspectief. Bewustwording en kennis van elkaars werkwijze is al een enorme stap vooruit. Bovendien kunnen PO en VO erg veel van elkaar leren. Tijdens de PO/ VO dag zag ik bijvoorbeeld weer hoezeer het VO onder de indruk is van de mate van differentiatie op het PO. Natuurlijk kan het VO de
wijze van differentiëren niet kopiëren, maar het VO kan er wel inspiratie uit opdoen.’ Goede stappen Volgens Bouma is er nog veel werk aan de winkel, maar worden er ook al goede stappen gezet in de regio. Als voorbeeld noemt ze de ELO pilot in Julianadorp waarin kinderen in groep 8 alvast kunnen wennen aan de manier van werken op het VO. Als gezamenlijk aandachtspunt valt vooral de doorgaande lijn in het Engels op. De verschillen in instroom-niveau blijken het voor het VO lastig te maken het Engelse onderwijs goed
PO/VO dag
af te stemmen. Ook de grote onderlinge verschillen in werkmethodes maken de overstap van het PO naar het VO lastig voor kinderen. ‘Praktische afstemming op die gebieden is lastig, maar het scheelt al veel wanneer je in ieder geval op de hoogte bent van elkaars manier van werken en oog hebt voor de verschillen tussen kinderen. Daarover moet je praten, maar vooral afspraken en plannen maken voor een doordacht wen- en opstapprogramma. Ik denk dat we daar weer een stukje verder mee gekomen zijn.’
4
KopKrant, februari 2016
PO VO
PO/VO dag
Regionale aandachtspunten
Regio Den Helder Kitty van Loenen, directeur van basisschool ’t Tuselant in Den Helder: ‘De doorgaande lijn is natuurlijk al jaren een onderwerp van gesprek, maar nu heb ik het gevoel dat de plannen ook steeds inhoudelijker worden. Wat mij vooral is opgevallen tijdens de dag is dat de verhalen vanuit het PO en het VO erg op elkaar aansluiten. We hebben het allemaal over hetzelfde en stellen dezelfde prioriteiten. Dat lijkt mij een hele goede basis om verder te komen.’ In Den Helder bespraken de bespreektafels vier onderwerpen:
In opdracht van het samenwerkingsverband is er in de Kop van NoordHolland een projectgroep Doorgaande Lijn opgezet. In deze projectgroep zitten vanuit iedere regio afgevaardigden van het PO en het VO. Tijdens de PO/VO dag bleek iedere regio zo zijn eigen aandachtsen speerpunten te hebben.
OSO overdracht Het digitale overdrachtssysteem OSO blijkt goed te werken, maar er is aan PO én aan VO kant nog een aantal knelpunten op te lossen. Deze bespreektafel sprak onder meer door over de presentatie die Eric van der Veeken van het Comenius College eerder die dag gaf. Zijn belangrijkste tip was om OSO niet alleen aan het eind van het jaar, maar gedurende het hele jaar bij te houden. Toch bleven er nog grote en kleine vragen open. Naar aanleiding van de bespreektafel werden daarom op 9 en 16 december twee inloopdagen georganiseerd bij het Bedrijfsbureau. De opkomst was groot. Aan de hand van een voorbeeldleerling werd de overdracht nagespeeld, wat voor de aanwezigen veel verduidelijkte. ‘Hoogbegaafdheid’ en talent Wat zijn de verschillen en overeenkomsten in aanpak tussen PO en VO? Deze bespreektafel bekeek dat aan de hand van de voorbeelden van het voltijds Eureka HB onderwijs op het PO en het deeltijds Uniq XL van het Lyceum aan Zee. Duidelijk werd dat er veel kennis is en er diverse ontwikkelingen zijn. De kennis die PO en VO op deze manier van elkaar opdeden, zal helpen bij het nemen van vervolgstappen. Doel is over dit onderwerp een leerteam te formeren. Rekenen Deze bespreektafel keek naar waar PO en VO tegenaan lopen bij de overgang van rekenen naar wiskunde. In de praktijk blijkt dat leerlingen die overgang lastig vinden en dat niet zelden de rekenvaardigheid in de midden- en bovenbouw afneemt. Het VO geeft aan veel niveauverschil in kennis- en vaardigheden te zien én veel verschillende manieren van verwerken tegen te komen. Dat laatste komt door de grote variëteit in rekenmethodes op het PO. Naar aanleiding van een eerdere PO/VO dag in september werd al een leerteam Rekenen opgericht. Omdat er naast praten vooral behoefte blijkt aan over en weer in de keuken kijken, maakte het leerteam afspraken om na de kerstvakantie klassenbezoeken te organiseren. Groep 9 In de ELO-pilot van basisschool de Rank en Scholen aan Zee werken kinderen in groep 7 en 8 in een digitale omgeving aan de belangrijkste zaakvakken en de manier van plannen op het VO. Tijdens de dag spraken zes scholieren over de overgang van PO naar VO. Twee hiervan namen deel aan de pilot. Zij gaven aan dankzij de pilot een stuk zekerder aan het VO te zijn begonnen. Leerlingen die de pilot niet volgden, waren het er over eens: de overgang van PO naar VO moet en kan kleiner. Groep 9 lijkt hiervoor dé oplossing. De pilot valt inmiddels onder het samenwerkingsverband. Afgesproken is dat hij komend jaar wordt uitgebreid naar twee andere scholen en dat groep 9 zich als een olievlek uitbreidt over de regio.
Regio Hollands Kroon Rogier van Dijk, directeur basisschool de Kei in Hippolytushoef: ‘Ik hoop dat er uiteindelijk een echte overgangsfase komt waarbij leerlingen en leerkrachten uit groep 8 en de brugklas, elkaar regelmatig opzoeken en ervaringen uitwisselen. De ontmoetingen tussen VO en PO op dagen zoals deze, zijn daartoe in ieder geval een goede stap. Maar het moet hier niet bij blijven!’ In de regio Hollands Kroon praatten de leerkrachten en docenten uit het PO en VO door over de speerpunten die vorig jaar al waren opgesteld. Het afgelopen jaar zijn die speerpunten uitgewerkt in werkgroepen die onder leiding stonden van een expert vanuit Scholen aan Zet. Rekenen De vraag die centraal stond was: hoe lever je kinderen af en hoe ontvang je ze? En zijn eventuele problemen met rekenen/wiskunde op te lossen met gepersonaliseerd leren? Het afgelopen jaar ontwikkelde de werkgroep een document om de doorgaande lijn in het rekenen vast te leggen. Het idee hierachter is dat wanneer er goed zicht is op hoe de kinderen door het PO worden afgeleverd, het VO daar beter op kan aansluiten in het onderwijs. Ook is tijdens de dag gesproken over de mogelijkheid om leerlingen in groep 8 al kennis te laten maken met wiskunde, zoals dat op het VO wordt gegeven. Engels Het PO heeft te maken met grote niveauverschillen bij de instroom, wanneer het gaat om het Engels. Sommige basisscholen beginnen in groep 2 al met Engels, andere pas in groep 7. Hoe ga je in de brugklas om met die niveauverschillen? Het afgelopen jaar had de werkgroep moeite om concrete afspraken te maken. Komend jaar gaat de werkgroep kijken op welke gebieden samenwerking tot stand kan komen. Verder heeft de regio gesproken over de digitale overdracht via OSO. Op technisch vlak bleken er nog wel wat haken en ogen, maar over het algemeen werkt de digitale overdracht goed. Er is een aantal concrete afspraken gemaakt, onder meer over het tijdstip en de wijze van overdracht.
KopKrant, februari 2016
PO VO
Regio Schagen
PO/VO dag
Tineke de Schepper, lid van het college van bestuur van het Regius College in Schagen: ‘Wat mij opviel tijdens de PO/VO dag was de constructieve sfeer. De focus lag niet op wat níet kan, maar vooral op wat wél kan. En op hoe we dat samen kunnen bereiken. Er gaat al heel veel goed, maar er zijn altijd dingen die beter kunnen.’ Voor de regio Schagen stonden zes thema’s centraal die voort zijn gekomen uit de PO/VO-dag 2014. De doorgaande lijn Engels Insteek was hier vooral het ERK (Europees Referentie Kader), dat bepaalt op welk niveau leerlingen uit het VO moeten uitstromen. Om hier aan te kunnen voldoen, is het voor het voortgezet onderwijs belangrijk te weten op welk niveau kinderen ínstromen. Dat niveau loopt echter erg uiteen. Besloten is een denktank in te stellen die gaat onderzoeken wat kinderen op het gebied van Engels minimaal moeten beheersen, wanneer zij het VO binnen komen. De doorgaande lijn Rekenen Net als bij Engels, loopt het niveau waarop kinderen overgaan van PO naar VO, erg uiteen. Een voorgestelde oplossing is om kinderen op het PO onder te verdelen in verschillende groepen, op basis van hun vervolgkeuze. Daar kan het rekenonderwijs op worden afgestemd. Voor kinderen die na het PO doorgaan naar een beroepsgerichte opleiding, zijn de breuken bijvoorbeeld minder belangrijk. Het zou bijvoorbeeld zinvol kunnen zijn hun rekenonderwijs te focussen op praktisch toepasbaar rekenen. Ook stelde de werkgroep voor om meer materialen uit te wisselen én kennis te delen. Werken met thema’s Er werden 2 presentaties gegeven van projecten op het VO. Het Regius College vertelde over het werken met Accent en het Clusius College lichtte toe hoe zij op het moment schoolbreed met het thema Marokko aan het werk zijn. Punt van aandacht is hoe zowel het PO als het VO projectmatig kunnen werken én deze manier van werken kunnen verdiepen. De ELO-pilot op de basisschool de Rank Net als in Den Helder was er binnen deze regio veel belangstelling voor de ELO-pilot op basisschool de Rank. De pilot werd tijdens de dag gepresenteerd. Het enthousiasme om dit concept regionaal verder uit te breiden bleek groot. Meerkunners Novilo, een organisatie die scholen begeleidt bij het onderwijs aan getalenteerde en hoogbegaafde leerlingen, gaf een presentatie over het omgaan met meerkunners. Hoe kunnen talentvolle leerlingen beter tot hun recht komen? Uiteraard speelt de doorgaande lijn hierbij een belangrijke rol. Om dit verder uit te diepen is vanuit het samenwerkingsverband een werkgroep opgericht onder leiding van Johan de Voogd. Zorgondersteuning Dit thema was speciaal ingericht voor IB-ers, zorgcoördinatoren en andere leden van Ondersteuningsteams. Doel van deze werkgroep was vooral het over en weer kennis maken. Wanneer de zorgteams van het PO en het VO elkaar kennen, kunnen ze in een vroeger stadium al samenwerken en ook ná de overstap van het PO naar het VO een kind sámen blijven volgen.
5
Regio Texel Marcella Engbrenghof, rector OSG de Hogeberg op Texel: ‘Een PO/VO dag is leuk, maar ik merkte dat we elkaar zóveel te vertellen hebben dat je echt veel vaker bij elkaar zou moeten komen. We hebben dan ook onder meer afgesproken dat het VO voortaan aansluit bij het Texels schooloverleg, om het contact te waarborgen.’ In de regio Texel werd verder onder meer gesproken over: De terugkoppeling van de doorgaande lijn In het VO blijkt vaak dat leerlingen later doorstromen naar een hoger of een lager niveau. Afgesproken is samen te onderzoeken waar de oorzaken hiervoor liggen. In de aard van het advies, het startniveau van de leerling of in het soort onderwijs? Terugkoppeling van het VO naar het PO is hierbij belangrijk. Rekenen Leerlingen die op het PO goed presteerden op rekenen, blijken soms op het VO slecht te presteren op wiskunde. Afgesproken is de resultaten te analyseren; hoe presteren de leerlingen op het VO en komt dat overeen met hun prestaties op het PO? Pedagogisch klimaat Een aantal basisscholen op Texel hanteert Positive Behaviour Support (PBS). De ervaringen hiermee zijn goed en afgesproken is daarom een projectgroep in te stellen die gaat onderzoeken of het wenselijk en haalbaar is om deze methode op meer of misschien zelfs álle scholen op Texel in te voeren. Het betreft op Texel 7 basisscholen en 1 middelbare school. Gepersonaliseerd leren OSG de Hogeberg is de enige middelbare school op Texel. Sinds kort is de school met een pilot gepersonaliseerd leren bezig. Omdat de basisscholen op Texel al veel ervaring hebben met differentiatie in de groep is afgesproken die ervaring te delen met de Hogeberg en zo het proces te versnellen en optimaliseren.
6
KopKrant, februari 2016
PO
PO aan asielzoekers en nieuwkomers
‘De praktijk is nooit wat je verwacht had’
Primair onderwijs geven aan nieuwkomers en asielzoekers; het is actueel, maar vooral belangrijk en dankbaar werk. Villa Kakelbont in Den Helder doet het al ruim 20 jaar, basisschool de Peppel in Middenmeer pas sinds afgelopen januari. Maar beiden voelen zich pioniers; het blijft gaandeweg ontdekken en hulp en ondersteuning is altijd welkom. Dat er verschillende manieren zijn om het onderwijs aan nieuwkomers en asielzoekers te organiseren, blijkt al uit de slechts twee voorbeelden van Villa Kakelbont en de Peppel. Basisschool Villa Kakelbont, onderdeel van de Meerwerf, staat op het asielzoekerscentrum Den Helder. Zolang kinderen op het AZC verblijven en de Nederlandse taal onvoldoende beheersen,
‘Dat betekent dat sommige kinderen een jaar bij ons zijn, anderen maar een paar weken’
volgen ze onderwijs op Villa Kakelbont. De school heeft voor nieuwkomers speciale Centrale Opvang Klassen (COK’s). Daar krijgen kinderen van basisscholen uit de hele regio 40 weken lang les in de Nederlandse taal. Na die 40 weken gaan ze terug naar de ‘moederschool’. Op de Peppel worden ook nieuwkomers opgevangen. Na 30 weken stromen zij langzaam, voor 1 dag in de week, terug naar de school waarop ze zijn ingeschreven. Per leerling wordt dan gekeken of het nodig is dat hij of zij langer op de Peppel blijft of klaar is om door te stromen. Flexibiliteit De organisatie van het onderwijs heeft grote invloed op de inhoud ervan. Debby Avis van Villa Kakelbont: ‘In de COK groepen kunnen we redelijk planmatig te werk gaan. We weten wanneer de kinderen komen, kunnen een planning voor 40 weken maken en weten precies waar en wanneer een kind weer uitstroomt. In de groepen met
Basisschool de Peppel, Petra Renkema en leerlingen
Basisschool VillaKakelbont, directeur Debby Avis (rechts) en projectleider Jacqueline Moek
AZC leerlingen, op het AZC, ligt dat anders. Kinderen komen bij ons wanneer ze op het AZC geplaatst worden en vertrekken weer wanneer ze er weg moeten. Dat betekent dat sommige kinderen een jaar bij ons zijn, anderen maar een paar weken. En in die tijd willen we ze zo goed mogelijk klaarstomen voor het reguliere onderwijs én het leven in de Nederlandse samenleving. Dat vraagt een enorme flexibiliteit van onze leerkrachten. Boven-
dien moeten zij in hele korte tijd het niveau van een kind kunnen inschatten. Werken met groepsplannen en jaardoelstellingen is onmogelijk. Zelfs klassikale instructie is vaak lastig omdat kinderen zo verschillend instromen. Wij maken per kind een ontwikkelingsperspectief, maar weten nooit hoeveel tijd we daarvoor hebben want een kind kan zomaar weer overgeplaatst worden.’ Ook de Peppel trekt 40 weken uit voor het in de basis aanleren van de Nederlandse taal. Directeur Peter Smit vertelt: ‘In die tijd moeten we de kinderen in principe klaarstomen voor het reguliere basisonderwijs. Na verloop van tijd kijken we hoe ver een kind is, op welk niveau het zit, of het al kan doorstromen en waar naar toe.’ Ontwikkeling Smit geeft toe dat de ontwikkeling van het onderwijs hand in hand gaat met de praktijk. ‘Begin november werd bekend dat we na de Kerst 6 of 7 kinderen zouden krijgen. We namen twee leerkrachten aan die ervaring hebben met NT2 aan volwassenen. Zij zijn enorm enthousiast, maar NT2 aan kinderen is net weer anders. De niveauverschillen zijn bovendien ook in onze kleine groep al enorm.’ Gelukkig biedt de methode
veel houvast, vertelt Smit. Bovendien konden de twee leerkrachten meekijken op Villa Kakelbont en de Jules Verne school in Hoorn. Leerkracht Isabel van ’t Spijker vertelt dat ze vooral onder de indruk was van de zelfstandigheid van de kinderen daar. ‘En ik vond het leuk om te zien hoe ze bijvoorbeeld het verschil tussen ‘het’ en ‘de’ visueel maakten met een handgebaar en stickers. Over een paar maanden gaan we weer op praktijkbezoek. Dan willen we kijken hoe het op andere scholen gaat met toetsen en registreren. Het is heel dankbaar werk, maar we zijn toch min of meer in het diepe gestapt. Het is fijn om op deze manier extra kennis op te doen.’ Valkuil Over één ding zijn Smit en Avis het eens: het enthousiasme, de vrolijkheid en de dankbaarheid van de kinderen overrompelt ze telkens weer. ‘De kinderen zijn heel blij dat ze naar school kunnen en werken ontzettend hard’, vertelt Smit. Ook Avis ziet dat iedere dag weer. ‘Maar,’ waarschuwt zij, ‘dat is ook meteen een valkuil waar we voor moeten oppassen. Hoe vrolijk ze ook zijn, deze kinderen hebben vaak een heel verhaal. Je weet soms
KopKrant, februari 2016
7 PO
niet wat er achter een glimlach schuilgaat. Wij werken daarom ook aan sociaal emotionele ontwikkeling. We hebben daarnaast ondersteuning aangevraagd bij het samenwerkingsverband. De expertise op cognitief niveau hebben we in huis en
we werken al aan expressie, maar vragen ons de laatste tijd af of dat voldoende is. We hebben op het moment veel leerlingen uit Syrië en veel van hen zijn getraumatiseerd door wat ze hebben meegemaakt. We willen daar goed mee om gaan.’
Smit beaamt dat hulp van buiten onmisbaar is. ‘Onze NT2 klas valt onder Surplus, is ontstaan als initiatief van het samenwerkingsverband en uitgewerkt door de Titus Brandsma school, de Wegwijzer en de Peppel. Overal is kennis aanwezig
en alles is goed voorbereid neergezet. Toch is de praktijk altijd weer anders dan je verwacht had, zeker bij de opvang van asielzoekers en nieuwkomers. Er komt zoveel bij kijken. Wellicht starten er in de toekomst nog andere scholen met onderwijs aan
nieuwkomers. Onze deuren staan dan altijd open. We delen onze praktijkervaring graag, anders blijft iedereen pionieren.’
VO
Hoogbegaafdheid: een uitdaging voor het VO
Hoogbegaafde kinderen verdienen aandacht. Vooral de bovenste laag van de getalenteerde kinderen die veel in hun mars hebben, maar niet altijd weten hoe ze dat er zélf uit kunnen krijgen. Om die in het voortgezet onderwijs tot hun recht te laten komen, richtte het samenwerkingsverband Kop van Noord Holland VO een werkgroep op onder de noemer ‘Passend onderwijs voor (hoog)begaafde leerlingen’. Tijdens de PO/VO dag in oktober kreeg de doorgaande lijn Hoogbegaafdheid al speciale aandacht in workshops. Deze groep leerlingen wordt niet vergeten in het VO, maar het VO blijkt wel structurele lijnen te missen om hoogbegaafde en getalenteerde kinderen te bieden wat ze nodig hebben. De werkgroep heeft als taak om daar beweging in te brengen. Extra uitdaging Voorzitter van de werkgroep is Johan de Voogd, directeur van het samenwerkingsverband VO. ‘Met deze werkgroep willen we in beeld brengen wat er voor deze doelgroep al op het VO gebeurt en wat er nog nodig is. Het primair onderwijs focust al lange tijd op handelingsgericht werken en gedifferentieerd leren. Voor het primair onderwijs is in onze regio bijvoorbeeld de Eureka klas opgericht, waar hoogbegaafde kinderen extra uitdaging krijgen. Een dergelijk bovenschools initiatief zal er voor het VO niet komen, maar het is wel belangrijk deze kinderen de nodige aandacht te geven.’ Dat een kind slim is, wil niet
zeggen dat school van een leien dakje gaat. ‘De valkuil voor hoogbegaafde kinderen is dat school ze té gemakkelijk af gaat. Ze leren niet te leren, gaan onderpresteren en verliezen hun motivatie. Op het primair onderwijs is veel aandacht voor de specifieke behoeften van een kind, maar wanneer een hoogbegaafd kind vervolgens in het VO ‘ gewoon’ in de vwo-klas komt, valt die specifieke aandacht soms weg. Het punt is dat ze niet alleen op cognitief niveau extra aandacht nodig hebben, maar vaak ook op sociaal emotioneel niveau. Wat betreft dat laatste moet het VO nog stappen maken.’ Meer structuur Volgens De Voogd is het niet zo dat het VO geen oog heeft voor getalenteerde kinderen. Ook op het VO is er verbreding en verdiepingsstof en worden er projecten opgezet voor de beste 20%. ‘Maar ik merk dat het vaak projectmatig is en afhankelijk van één of meer enthousiastelingen op de school. Er is geen structurele onderbouwing, geen vaste doorlopende lijn en vaak ontbreekt het mandaat om door te ontwikkelen’.
De werkgroep wil er voor gaan zorgen dat de structurele aandacht die er in het PO is voor hoogbegaafde en getalenteerde kinderen doorloopt in het VO. ‘Dat past binnen het beleid van ons samenwerkingsverband, zoals dat is beschreven in ons ondersteuningsplan’, aldus de Voogd. ‘Tijdens de PO/VO dag bleek in ieder geval dat het VO er absoluut voor open staat. Wat het nodig heeft, zijn de tools om het vorm te geven.’
adviseren docenten. Deze groep medewerkers krijgt in 2016 extra scholing over het onderwerp Hoogbegaafdheid. Dat moet een olievlekwerking krijgen. Wat scholen zelf kunnen doen is in elk geval zorgen voor een goede, warme overdracht. Ook stimuleren wij het onderling uitwisselen van ervaringen. Verder kan het samenwerkingsverband tips geven over scholingsmogelijkheden voor mentoren en docenten.’
Inbreng expertise Een eerste opdracht voor de werkgroep is te onderscheiden wat de scholen zelf kunnen doen en wat het samenwerkingsverband kan oppakken. ‘Het samenwerkingsverband kan vooral haar expertise inbrengen’, vertelt De Voogd. ‘Op de ondersteuningspunten zijn onze experts aanwezig die ondersteunen bij het vormgeven van passend onderwijs. Zij begeleiden leerlingen en
Passend onderwijs Samengevat zijn de meest urgente taken van de werkgroep: • kijken wat er al gebeurt en zorgen dat het goede blijft en versterkt wordt; • de verbinding leggen tussen PO en VO; • het beschrijven van de ondersteuningsbehoeften van de doelgroep; • het op de kaart houden van het thema binnen het VO.
Ook zal het samenwerkingsverband een symposium over dit onderwerp gaan organiseren. Bij hoogbegaafdheid is de doorgaande lijn belangrijk, dús de verbinding tussen PO en VO. ‘Maar,’ benadrukt De Voogd, ‘de opdracht voor Passend Onderwijs aan hoogbegaafde en getalenteerde kinderen ligt momenteel vooral bij het VO. Het elan is er, nu gaan we voor de stappen zorgen.’
Johan de Voogd
8
KopKrant, februari 2016
VO
VO aan asielzoekers
‘De groepen en het aanbod veranderen iedere week’ De laatste maanden heeft Gea Koops haar vermogen voor ‘omdenken’ volop kunnen benutten. Van de ongeveer 200 Alleenstaande Minderjarige Vreemdelingen (AMV’s) die ze met Schakel aan Zee vanaf eind september op zou vangen, stonden er 140 al half september voor de deur. ‘Het enige wat je kunt doen, is aan de slag gaan. Bij het VO aan asielzoekers, heb je niets aan vaste denkpatronen; alles loopt anders dan je had gedacht.’ Schakel aan Zee is als EOA (Eerste Opvang Anderstaligen) sinds september onderdeel van Scholen aan Zee. Het verzorgt onderwijs voor de AMV’s die worden opgevangen in het AZC de Doggershoek in Den Helder. Gea Koops is projectdirecteur en -coördinator EOA: ‘Dit is een hele bijzondere groep, van 85% jongens. Ze zijn helemaal alleen en hebben zonder familie de gigantische reis hier naartoe afgelegd. Bovendien zitten ze in de leeftijd 12 tot 18 jaar en dus in de belangrijkste ontwikkelingsfase van hun leven.’ Popelen Toen de eerste tachtig AMV’s eerder dan verwacht al begin september in Den Helder aankwamen, was de onderwijslocatie nog niet klaar. ‘Maar dit zijn getraumatiseerde jongeren,’ vertelt Koops, ‘die moet je snel opvangen en begeleiden.’ Het bestuur van Scholen aan Zee besloot dan maar te beginnen met een avondschool in de bestaande gebouwen van Scholen aan Zee. ‘Ik mocht voor het onderwijs aan de AMV’s een nieuw team samenstellen en deed dat met mensen van binnen en buiten Scholen aan Zee. We keken onze ogen uit
‘Als team moeten we heel erg flexibel zijn en steeds kritisch kijken naar wat wel en niet werkt’
de eerste dag dat we opengingen: er stonden 140 Syrische en Eritrese jonge mannen voor de deur, te popelen om met school te beginnen!’ Hoewel de aanpak van Koops er vooral één was van ‘de mouwen opstropen en aan de slag’, zette ze de school vanaf de basis goed in de steigers. Ze stelde een divers team samen van onder meer 1e graads en 2e graads bevoegde docenten, pabodocenten, een conciërge, een praktijkbegeleider en een tolk. ‘Je weet met zo een groep niet goed wat je kunt verwachten, dus ik wilde voorbereid zijn op elke onderwijsvraag. Natuurlijk geef je ze onderwijs, vooral heel veel in de Nederlandse taal, maar ook in andere vakken zoals wiskunde en rekenen. Belangrijker is echter nog ze een gevoel van veiligheid te geven, ze de Nederlandse cultuur te leren, contact te maken. Doel is ze zelfstandig te laten integreren in de Nederlandse samenleving. Daarbij is rekenen natuurlijk niet het belangrijkst. Je moet de reguliere onderwijsdidactiek eigenlijk loslaten. Ons ‘vakkenpakket’ bestaat onder meer uit gym, koken, beeldende vorming, burgerschap en sociale vaardigheden. Dat zijn belangrijke vakken om de jongeren te laten wennen aan het leven hier en ze te helpen schakelen naar het reguliere onderwijs.’ Diverse groep De groep AMV’s op Schakel aan Zee bleek al snel bijzonder divers te zijn. ‘De één is nog nooit naar school geweest en spreekt geen woord Engels of kan zelfs niet lezen of schrijven. De ander is daar veel verder in. En ook sociaal emotioneel lopen de verschillen enorm uiteen.
Ons onderwijssysteem is dan ook niet vakgericht maar gepersonaliseerd’, vertelt Koops. ‘Groepen rouleren en zijn niet op leeftijd maar op niveau ingedeeld. Het onderwijs blijft flexibel en per week maken we met het team een nieuwe groepsindeling. Waarschijnlijk wordt die dynamiek na verloop van tijd wel wat rustiger, maar je blijft met in- en uitstroom te maken hebben waardoor je je groepsindeling en je aanbod steeds weer moet aanpassen. Als team moeten we heel erg flexibel zijn en steeds kritisch kijken naar wat wel en niet werkt. We gaan alleen verder met wat wél werkt en streven naar een paar verbeteringen per week.’ Om het aanbod te bepalen en te beoordelen wat wel en niet werkt, kan Koops gebruik maken van expertise uit het samenwerkingsverband. Daar zijn twee docenten aanwezig die al lange tijd werken met IAA, Internationale Anderstalige Arrangementen. ‘Zij hebben veel kennis over instapniveaus, intake, leerlijnen en testen. Natuurlijk leren wij zelf veel in de praktijk en bouwen we ons eigen concept op, maar het is prettig om ergens te rade te kunnen’, vindt Koops. Omdenken Vooral op het sociaal emotio-
Gea Koops
nele gebied is het volgens Koops leren in de praktijk. ‘Er zijn zoveel schrijnende gevallen; deze kinderen zijn echte overlevers. Je moet daar individueel mee omgaan.’ En leren omdenken, aldus Koops. ‘Wanneer een kind in de les in slaap valt, kan dat bij ons juist een goed teken zijn. Ze zijn uitgeput; hebben zoveel meegemaakt en slapen in het AZC met meerderen op een kamer. Op school voelen ze zich veilig, kunnen ze zich eindelijk ontspannen. Ook het dragen van slippers, wat natuurlijk lastig is bij bijvoorbeeld gym of koken, kan bij vluchtelingen een teken zijn dat ze zich veilig voelen. Stevige schoenen dragen ze wanneer ze het gevoel hebben ieder moment weg te moeten. Wij moeten hier echt onze mental frames aanpassen om kinderen en situaties goed te beoordelen.’ Natuurlijk blijven de AMV’s niet voor altijd onder de hoede van het EOA onderwijsteam van de Schakel. ‘Afhankelijk van hoe goed een kind alles oppikt, stroomt
het binnen 3 tot 24 maanden door naar het reguliere onderwijs. Dat doen we zo zorgvuldig en begeleid mogelijk. Een doorn in het oog van Koops is echter het landelijke beleid dat jongeren automatisch overgeplaatst worden wanneer ze 17½ of 18 zijn. Ongeacht hun onderwijsniveau op dat moment. ‘Iedereen in Nederland heeft recht op een startkwalificatie. Maar wanneer deze jongens overgeplaatst worden, is er geen passend onderwijs meer voor ze. Ze zijn niet meer leerplichtig en worden ergens anders in Nederland in een begeleide woonsituatie geplaatst. Hun leerplicht en -recht eindigen hier. Terwijl sommigen daar echt nog niet aan toe zijn. Op een gegeven moment stonden hier drie jongens voor de deur die al waren overgeplaatst naar een AZC in Almere. Ze wilden weer naar school en in Almere was er geen VO voor ze. Ik vind dat tragisch. En gelijkertijd geeft het aan hoe graag deze jongens willen leren en hoezeer wij bijdragen aan wat zij nodig hebben.’
KopKrant, februari 2016
9
PO VO
Elektronische Leeromgeving, ELO
‘Groep 9 weet wat ze straks te wachten staat’
In 2013 startte op basisschool de Rank en de VO Scholen aan Zee de pilot Groep 9, met één Elektronische Leeromgeving (ELO). Inmiddels werken de PO-leerlingen daadwerkelijk met de VO-materialen binnen ELO en gonst het door de regio: ELO is dé manier om de doorgaande lijn PO-VO te bevorderen.
enthousiast over ELO. ‘Ze vinden het prettig werken en hebben een beter idee van wat ze straks te wachten staat.’
Fred van der Vaart, ICTcoördinator op de Rank, is duidelijk enthousiast over het project. ‘We zijn in 2013 begonnen met het invoeren van de digitale leeromgeving. Vervolgens konden leerlingen via die leeromgeving vast wennen aan de manier werken en plannen op het VO en sinds vorig jaar werken de leerlingen uit groep 8 ook echt met VO materiaal. Iedereen is positief, vooral de kinderen en daar gaat het om!’
november met Engels en in januari met wiskunde. In een werkgroep van PO- én VO-leerkrachten bepalen we wat de kinderen per vak krijgen aangeboden. Het is de bedoeling dat ze kennis maken met het vak, de terminologie en de aanpak. Ze beginnen dus niet bij hoofdstuk 1 en zo verder, dan zou het straks in de brugklas een herhalingsoefening worden. Uit het hele jaar kiest de werkgroep stukken die interessant zijn, zodat de kinderen voorkennis hebben waar ze straks mee verder kunnen.’
Verbetering Hoewel ELO goed draait, is er nog altijd ruimte voor verbetering. ‘De techniek loopt goed; we richten ons nu echt op de inhoud. Dat doen we binnen de werkgroep maar ook in samenwerking met de uitgeverijen. Volgens Van der Vaart moet dit uiteindelijk leiden tot een universele werkwijze. ‘We kijken nu nog per school, per vak wat het aanbod moet zijn. Wanneer je het aanbod zó samenstelt dat het toepasbaar is op iedere school, dan maak je de stap voor scholen om er mee te werken kleiner.’
De groep 8 leerlingen van vorig jaar zitten inmiddels op het VO en die beamen volgens Van der Vaart dat ELO werkt. ‘Ze geven vooral aan sneller te weten wat ze moeten doen.’ Ook de huidige groep 8 leerlingen zijn
Want dat er interesse bij andere scholen is, weet Van der Vaart wel zeker. Na de voorjaarsvakantie wordt het project Groep 9 ook opgestart op de basisscholen de Schoter Duijn in Den Helder, de Vloedlijn in
‘De techniek loopt goed; we richten ons nu echt op de inhoud’
Voorkennis In 2014/2015 werkte de eerste groep 8 via ELO met VO materiaal. ‘Daar hebben we van geleerd’, vertelt Van der Vaart. ‘We voerden toen alle vakken in één keer in, maar dat bleek teveel van het goede. Dit schooljaar begon groep 8 in september met rekenen en spelling, in
Julianadorp en de Hofstee, ook in Julianadorp. Van der Vaart is blij met deze ontwikkeling. ‘De brug tussen PO en VO moet sterker worden. ELO bereidt de leerlingen goed voor op wat er komen gaat én doordat PO en VO veel over de inhoud overleggen wordt dát contact ook beter. De eilandjes verdwijnen zo langzaam maar zeker.’
Laptops Om thuis en op school goed met ELO te werken, hebben de leerlingen uiteraard een computer nodig. De Rank werkt daarom samen met The Rent Company. Voor € 12,50 per maand hebben de kinderen een eigen laptop die na vier jaar hun eigendom is. Fred van der Vaart: ‘Die kunnen ze mee naar huis nemen en straks nemen ze hem mee naar het VO. Ze zijn dan vertrouwd met de apparatuur, met de digitale omgeving én de inhoud van de vakken. Dat maakt de overstap echt een stuk makkelijker.’
Electronische leeromgeving De Rank
10
KopKrant, februari 2016
PO VO
Erik van Meersbergen:
‘Passend onderwijs is geloven in ontwikkeling’ ‘Het beoordelen van wat gedragsproblemen zijn, is subjectief en situatiegebonden. Sterker nog; problemen met het gedrag van jongeren hebben vaak niet zozeer met gedragsproblematiek te maken, maar met de manier waarop het onderwijs al of niet voldoende tegemoetkomt aan de (onderwijs) behoeften van een leerling.’ Het mag duidelijk zijn, Erik van Meersbergen houdt van controverse. Zijn doel is het onderwijs te veranderen en dan mag je de boel best wat opschudden.
Erik van Meersbergen
‘Het besef groeit dat kinderen niet in problemen in te delen zijn, maar in mogelijkheden’
Erik van Meersbergen is orthopedagoog en lerarenopleider bij Fontys Opleidingscentrum Speciale Onderwijszorg (OSO). Hij heeft diverse publicaties over Passend Onderwijs op zijn naam staan en verzorgde twee keer een scholing binnen het Samenwerkingsverband VO Kop van Noord-Holland. Hij pleit ervoor om, met name in het VO, ‘probleemgedrag’ in de juiste context te plaatsen en niet te snel toe te wijzen aan kindeigenschappen. ‘Gedrag kan ook een signaal zijn. Of een gevolg van onjuiste verwachtingen, van onvoldoende ontwikkelde sociale en emotionele competenties, veranderingen in de thuissituatie of van handelingsverlegenheid van de leraar.’ Beeldvorming Preventie van gedragsproblemen begint volgens Van Meersbergen bij de eerste beeldvorming van gedrag. ‘Hoe kijk je naar jonge mensen in ontwikkeling?’ Klassiek is de vertaalslag die vaak gemaakt wordt van het signaleren van probleemgedrag naar het stellen van een diagnose. ‘Vaak wordt gezocht naar wat er mis is met het kind’, weet Van Meersbergen. ‘Die neiging heeft zijn oorsprong in het medisch model en het zoeken naar wat iemand mankeert. In het onderwijs zien we dat terug in de bekende rugzakjescultuur die aan ieder label een zak geld hangt. Het enige wat je daar mee bereikt is dat kinderen in een hokje worden gestopt en daar bijna niet meer uitkomen. Wat je in plaats daarvan moet doen, is de signalen van probleemgedrag vertalen naar onderwijsbehoeften. Dus je niet langer afvragen ‘wat heeft dit kind?’ maar ‘wat heeft dit kind nódig? Vertoont een leerling probleemgedrag in de klas? Dan krijgt het niet wat het nodig heeft. Je verlegt op die manier het probleem, en daarmee de verantwoordelijkheid voor de oplossing,
van de leerling naar de leraar. En dat is de enige juiste weg naar Passend Onderwijs.’ Handelingsgericht werken Bij passend onderwijs stem je af op de onderwijsbehoeften van een leerling en die zijn per definitie voor iedere leerling anders. Een tovermiddel is er dus niet. Maar wel iets wat volgens Van Meersbergen dicht in de buurt komt: Handelingsgericht werken. Door voortdurend de cyclus te doorlopen van waarnemen, begrijpen, plannen en realiseren, kom je steeds dichter bij een situatie waarin het onderwijs aansluit bij de onderwijsbehoeften. En wanneer een leerling krijgt wat het nodig heeft, wordt het uitgedaagd, voelt het zich veilig en wíl het leren. Bovendien gaat handelingsgericht werken uit van wat een leerling wél kan, in plaats van wat het níet kan. ‘Ik ben er van overtuigd dat je met die aanpak nog maar 1 tot 5% overhoudt met hardnekkige gedragsproblemen. Voor die kinderen kun je een apart plan opstellen.’ Interpretatie van gedrag Omgaan met gedrag begint met het waarnemen en het
duiden van gedrag. ‘We moeten ons realiseren dat de interpretatie van gedrag altijd samenhangt met de eigen kaders. Bovendien is gedrag veranderlijk en ingegeven door de situatie. Niemand gedraagt zich 24 uur per dag en 7 dagen in de week druk of ongeconcentreerd.’ Hoe kun je gedrag dan toch goed beoordelen? Van Meersbergen heeft hiervoor diverse tools ontwikkeld. Zo stelde hij een kijkwijzer op die inzicht geeft in de factoren die de ontwikkeling van een kind stimuleren of belemmeren. Ook ontwikkelde hij een checklist die de leraar helpt de werkhouding te observeren en zo de relatie te bepalen tussen leren en gedrag. Bovendien ontwikkelde hij een instrument waarmee een leerkracht de eigen interpretatie van gedrag nog eens onder de loep kan leggen. Is het gedrag leerlinggebonden of situatie-gebonden? Is het gedrag uit onmacht, onkunde of onwil? En: wie heeft het probleem: de leerling, de groep of de leraar? Doel van Van Meersbergen is te voorkomen dat probleemgedrag te snel gekoppeld wordt aan kindkenmerken. Differentiatie Van Meersbergen bestrijdt dat zijn visie een geheel nieuwe werkwijze vraagt. Hij verwijst graag naar klassieke pedagogen en onderwijsexperts zoals Kok, Stevens en Van der Wolf & van Beukering die de vraag
van het kind centraal stelden en zo hielpen het adaptief onderwijs in te richten. ‘De ideeën van passend onderwijs zijn echt niet nieuw. Alleen er structureel naar handelen, dat is wel nieuw. Misschien niet zozeer in het PO, maar wel in het VO.’ Leraren kunnen volgens Van Meersbergen niet meer volstaan met het overbrengen van kennis. ‘De manier waarop het primair onderwijs al langere tijd omgaat met differentiatie in de klas moet ook gemeengoed worden op het voortgezet onderwijs. Van Meersbergen pleit voor training op schoolniveau voor leraren op dit gebied. ‘Het vraagt om een nieuwe waardeset en daar moeten leraren in ondersteund worden.’ Groeiend besef Hoewel er op dit gebied nog veel te winnen is, ziet Van Meersbergen vooral in de regio Kop van Noord-Holland steeds meer positieve voorbeelden. ‘Alle betrokkenen staan open voor verandering. Het besef groeit dat kinderen niet in problemen in te delen zijn, maar in mogelijkheden. En wanneer je weet wat de mogelijkheden van een kind zijn, wanneer je gelooft in de volgende stap in ontwikkeling en in perspectief, dan raken de problemen vanzelf ondergeschikt en komen oplossingen sneller in beeld.’
Meer lezen? Erik van Meersbergen heeft twee interessante publicaties geschreven over passend onderwijs: Handelingsgericht werken in passend onderwijs. Over de onderlinge verbindingen tussen passend onderwijs en handelingsgericht werken. Geïllustreerd door talloze praktijkvoorbeelden en aangevuld met een cd met 35 hulpmiddelen.
TIBtools - Gedragsvraagstukken?: zo pak je ze aan! In dit boek geeft Van Meersbergen concrete tips en tools die de leraar en de school leren hoe ze naar gedrag kunnen kijken en hoe ze hun onderwijs kunnen afstemmen op de onderwijsbehoeften van kinderen in ontwikkeling.
11
KopKrant, februari 2016
PO
Transitie jeugdzorg
Samenwerkingsverband intensiveert samenwerking leerplichtambtenaren
Scholen kunnen geschorste leerlingen melden bij: Katja Walstra-Groot, voorzitter CTO T (06) 11 62 60 06 E kgroot@obdnoordwest.nl
Katja Walstra-Groot
Om samen te zorgen dat zo veel mogelijk kinderen naar school gaan en (goed) onderwijs krijgen, is het belangrijk dat alle partijen binnen de regio goed samenwerken. Alle reden voor het samenwerkingsverband om de samenwerking met de leerplichtambtenaren in de regio te versterken. Sinds de invoering van de Wet op het Passend onderwijs is het samenwerkingsverband Kop van Noord Holland (mede)verantwoordelijk voor de thuiszitters in de regio. Zij moet zorgen dat scholen ouders aanspreken wanneer hun kind verzuimt naar school te gaan. Ook is het samenwerkingsverband verplicht om elke twee maanden het ministerie te rapporteren over het aantal thuiszitters in de regio en de acties die daarop ondernomen zijn. Wanneer de acties van de school geen effect hebben, benadert de school de leerplichtambtenaar van de gemeente waarin het kind woont. Die moet er sámen met de school, de ouders en het kind voor zorgen dat het kind weer naar school gaat. Toeleiding speciaal onderwijs Ook is met de Wet op Passend onderwijs de structuur rondom de toeleiding naar het speciaal (basis)onderwijs veranderd. Die ziet er nu zo uit:
• Het Ondersteuningsteam van de school bespreekt de situatie van het kind. • Indien nodig vragen school en ouders bij het ondersteuningsteam scholengroep (OTG) een onderwijsarrangement voor het kind aan. • De Commissie Toelating Onderwijsvoorziening (CTO) beoordeelt uiteindelijk of een kind mag doorstromen naar het speciaal (basis)onderwijs. Wanneer de leerplichtambtenaar een melding ontvangt over een leerling uit het primair onderwijs neemt hij of zij contact op met de voorzitter van de CTO. Om nu te zorgen dat alle partijen goed samenwerken en sámen zo snel mogelijk een kind weer een passende plek binnen het onderwijs bezorgen, intensiveert het samenwerkingsverband de banden met de leerplichtambtenaar. Dat houdt onder meer in dat ze samen met de ambtenaar wil:
• meedenken over een oplossing voor leerplichtige leerlingen die thuis zitten; • ondersteunen bij conflicten tussen school en ouders/ leerlingen; • (mee)adviseren bij trajec ten rondom tijdelijke leerplichtontheffing van onderwijs en de overgang naar (hernieuwde) deel name aan onderwijs.
Duidelijk kader Momenteel stemt het samenwerkingsverband de banden tussen de leerplichtambtenaren, de CTO en de school steeds verder af, zodat er voor iedereen een duidelijk kader is. In de tussentijd blijkt de samenwerking steeds meer vorm te krijgen en konden partijen al verschillende keren met elkaar sneller een (passende) onderwijsplek vinden of ondersteuning bieden voor leerlingen die vastliepen.
Vanwege de verplichte verzuimrapportage moet iedere school via het bestuur doorgeven welke leerlingen er thuiszitten en wat de stand van zaken is van de thuiszittende leerlingen. Daarnaast is het belangrijk dat scholen geschorste leerlingen direct melden bij de leerplichtambtenaren en bij de voorzitter van de CTO. Samen kunnen zij dan kijken wat nodig is om de leerling weer zo snel mogelijk passend onderwijs te laten volgen.
12
KopKrant, februari 2016
PO
Software programma Sprint ondersteunt kinderen met dyslexie
Koppiekoppie
‘De kracht is de doorgaande lijn’ Op Texel werken kinderen met ernstige dyslexie, op het primair én het voortgezet onderwijs, met het softwareprogramma Sprint. Hoewel dit programma pas sinds begin dit jaar volledig draait, merkt IB-er Mariken van der Laan van de Jozefschool nu al dat het rust brengt bij kinderen, leerkrachten én ouders.
Van der Laan is tevens taalcoördinator op het VO én voorzitter van de stuurgroep Sprint Texel. Deze stuurgroep begeleidt de invoering van Sprint, een product van Lexima, kenniscentrum voor dyslexie. ‘Het voordeel van een softwareprogramma,’ vertelt Van der Laan, ‘is dat je het op alle niveaus kunt inzetten. Bovendien werken ook kinderen zonder dyslexie met een computer waardoor de speciale aanpak niet opvalt. Geen kind wil immers een uitzondering zijn.’
‘Ze kunnen zo veel zelfstandiger werken, wat goed is voor de kinderen én prettig voor de ouders’
Tevreden Hoewel de technische invoering nogal wat voeten in de aarde had, is Van der Laan erg tevreden over Sprint. ‘We moesten op een aantal basisscholen het programma integreren in de digitale werkomgeving Skool. Dat was lastig. Maar inmiddels draait het goed en kunnen we er probleemloos mee werken. Het blijkt ideaal. Via een koptelefoontje kunnen de kinderen alles laten voorlezen, ook bijvoorbeeld de proefwerken. Er zit een woordenboek in, een woordvoorspeller en we kunnen bij Dedicon schoolboeken digitaal bestellen zodat die voorgelezen kunnen worden.’ De enige middelbare school van Texel, OSG de Hogeberg, werkte al langer met Sprint. ‘Maar het kon alleen gebruikt worden op de laptops van school. Om er thuis mee te werken, moesten ouders het zelf aanschaffen en dat bleken ze in de praktijk lang niet altijd te doen. Het PO en VO hebben nu gezamenlijk 40 licenties aangeschaft waarmee kinderen ook thuis kunnen inloggen. Dat blijkt genoeg voor de ongeveer 60 leerlingen op Texel met ernstige dyslexie, omdat niet iedereen tegelijkertijd inlogt. Kinderen
Meer weten over Sprint van Lexima? Neem contact op met Mariken van der Laan, T (0222) 31 23 19 of E marikenvanderlaan@sarkon.nl
Inkopper
kunnen nu thuis hun huiswerk met Sprint maken. Ze kunnen zo veel zelfstandiger werken, wat goed is voor de kinderen én prettig voor de ouders’, weet Van der Laan. Doorgaande lijn Succesfactor op Texel is volgens Van der Laan het feit dat Sprint op het PO én het VO wordt gebruikt. ‘Voorheen merkten we dat kinderen echt wel even een periode nodig hadden op het VO om te leren werken met Sprint. Nu kunnen ze er al vanaf groep 6 mee werken, dat maakt de overstap naar het VO een stuk makkelijker. Als ze dan straks op het VO komen, weten ze immers al hoe Sprint werkt.’ Gezien de positieve ervaringen en op Texel, onderzoekt het samenwerkingsverband of het programma is uit te breiden binnen de hele Kop van Noord-Holland. Tijdens het voorzittersoverleg van de scholengroepen werd dit voorstel goed ontvangen. Er is een offerte van Lexima en de schoolbesturen kijken momenteel wat het draagvlak is om Sprint op hun scholen in te voeren. Pilotcase Wanneer ook andere scholen binnen de regio met Sprint gaan werken, kan Texel als pilotcase dienen. ‘Wij hebben al heel wat beren uit de weg geruimd, vooral op technisch gebied’, vertelt Van der Laan. We helpen andere scholen graag, zodat het wiel niet twee keer uitgevonden hoeft te worden.’
‘Leraren voortgezet onderwijs kunnen vaker lesgeven op de basisschool’, stond er in het nieuwsbericht van het ministerie. Tot nu kon dat al in de moderne vreemde talen en de creatieve vakken. Nu heeft de ministerraad ingestemd met het wetsvoorstel om het ook voor de wereldoriënterende vakken en wis- en natuurkunde te laten gelden. De redenen? Het is goed voor een soepelere overgang PO-VO en er kan een verdiepingsslag plaatsvinden. Want te veel kinderen schijnen zich te vervelen op de basisschool. Ik denk dat dit op nog te veel scholen inderdaad zo is. Het nogal mechanische, directe instructiemodel met zijn vaste opbouw en in wezen klassikale aanpak geeft voor een aantal kinderen best veel houvast. Maar voor wie echt staat te popelen en op onderzoek uit wil blijft er, ondanks de IGDI-variant, veel te gapen. Maar nu de praktijk. Hoe gaan we dat aanpakken met die VO-docenten? En dan bedoel ik niet financieel en rechtspositioneel; daarin is ons samenwerkingsverband doorgaans creatief genoeg. Misschien eerst maar eens starten in de plusklassen en Eureka? Natuurkundeproeven, wiskundekrakers (die de leraren wel zelf kunnen oplossen), maatschappijleer? Of juist op de reguliere basisscholen beginnen? Waarschijnlijk kunnen we daar de grootste verdiepingsslag maken. Ik heb nog altijd eye-openende herinneringen aan de bezoeken met groep 8 aan het VO. Zo vroeg de docent Nederlands tijdens zo’n proefles eens aan de klas: ’In welke taal denk je dat de meeste medeklinkers achter elkaar in een woord voorkomen?’ Nog nooit zoveel vingers tegelijk de lucht in zien schieten. Misschien wilden ze vast een goede beurt maken voor straks. Russisch, Tsjechisch, Roemeens? De docent schudde olijk zijn hoofd: ‘Nee hoor; Nederlands.’ Hij schreef op het bord: NGSTSCHR. Verbaasde gezichten alom; acht medeklinkers achter elkaar, uit welk woord komt dit? Ik weet niet hoe het met mijn leerlingen zit, maar ik ben het nooit meer vergeten: angstschreeuw. ‘En bedenk nu eens het woord met de meeste klinkers achter elkaar.’ Allerlei varianten met eieren kwamen langs tot hij opschreef OEIEUIE. Zeven maar liefst, maar uit welk woord? Koeieuier. Helaas heeft de nieuwe spelling hier een -n voor gestoken. Wellicht staan dit soort opdrachten inmiddels ook in de nieuwe taalmethodes, maar dan weten de vakdocenten er nóg wel een paar. Aan de eerste reden, een soepele overgang PO-VO, wordt in de Kop al even gewerkt. Leraren VO en PO kijken in elkaars keuken. Zo kunnen de docenten VO onder andere zien, dat hun toekomstige leerlingen voor de vakantie toch al meer wisten dan na de vakantie vaak blijkt. Mits deze uitwisseling niet eenmalig was natuurlijk. Ruud Musman
Colofon KopKrant is een initiatief van Samenwerkingsverband Kop van Noord Holland Projectleiding: Andrew Albers Tekst, ontwerp en productie: Second Opinion, Leeuwarden Redactie: Jan Bot, Andrew Albers en Anneke Bouma-de Vries Voor meer informatie over deze uitgave kunt u contact opnemen met: T (0229) 25 93 80 E info@swvkopvannoordholland.nl De KopKrant staat ook op de website: www.swvkopvannoordholland.nl Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opname of enige ander manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.