PO VO
Special Ouders
KopKrant
Nieuwe OPR-voorzitter streeft naar synergie
6
De mentor als spin in het web voor ondersteuning
7
Ouders vol lof over Pluspunt
12
oktober 2015
Peter Mol: ‘Pubers horen afwijkend gedrag te vertonen’ Bollebozen krijgen extra uitdaging in de plusklas Hoe worden ouders en leerkrachten cyberpesten de baas?
‘Samen werken aan passend onderwijs’
Elk kind een passende onderwijsplek
2
KopKrant, oktober 2015
Kopstuk Passend onderwijs, drama? Is het inderdaad zo slecht
Partners
PO
Stichting Flore De heer S. Konst Postbus 279 1700 AG Heerhugowaard www.stichtingflore.nl (072) 566 02 00
Gereformeerd Primair Onderwijs West-Nederland De heer H. Scheffer ’s-Molenaarsweg 1 2401 LL Alphen a/d Rijn www.gpown.nl (0172) 41 88 30
s.konst@stichtingflore.nl
h.scheffer@gpown.nl
Stichting Meerwerf De heer D. Scholte Timorlaan 45a 1782 DK Den Helder www.meerwerf.nl (0223) 65 93 00
Stichting Schooltij Mevrouw N. Kant Postbus 61 1790 AB Den Burg www.schooltij.nl (0222) 31 65 16
Stichting SARKON De heer G.J. Veeter Postbus 6040 1780 KA Den Helder www.sarkon.nl (0223) 67 21 50
ad@meerwerf.nl
info@schooltij.nl
gjveeter@sarkon.nl
Stichting SURPLUS Mevrouw J. Vosbergen Postbus 394 1740 AJ Schagen www.stichtingsurplus.nl (0224) 27 45 55
Stichting Kopwerk De heer J. Deckers Postbus 444 1780 AK Den Helder www.kopwerk.nl (085) 273 40 00
Stichting Comenius De heer Th. Gauw Postbus 6032 1780 KA Den Helder www.abscomenius.nl (0223) 61 38 64
J.vosbergen@stichtingsurplus.nl
info@kopwerk.nl
directie@abscomenius.nl
www.swvkopvannoordholland.nl
extra ondersteuning nodig
gesteld met de invoering
hebben optimaal te begelei-
van passend onderwijs zoals
den. Natuurlijk zijn er ruim
de media ons doen gelo-
een half jaar na de invoering
ven? In de Tweede Kamer
veel leraren die het nieuwe
is bezorgd gereageerd
systeem ingewikkeld vinden
op de resultaten van een
en natuurlijk is er nog veel
onderzoek over passend
werk aan de winkel, maar
onderwijs. Volgens DUO
de resultaten die het afge-
Onderwijsonderzoek zijn de
lopen schooljaar zijn bereikt
meeste leraren negatief, ze
zijn hoopgevend.
vinden dat de extra zorg ten koste gaat van de andere
In het rapport van DUO on-
kinderen in de klas. Behalve
derzoek staat ook te lezen:
veel oppositiepartijen is ook
‘Verder wordt door vrijwel
regeringspartij PvdA ge-
alle respondenten gezegd
schrokken. PvdA-Kamer-
dat ze de achterliggen-
lid Ypma noemde de resul-
de gedachte van passend
taten zorgwekkend.
onderwijs geweldig vinden
SP-woordvoerder Siderius
en volledig steunen, maar
vindt passend onderwijs een
dat in de praktijk (nog) veel
“marketing-term”. Volgens
problemen ontstaan door de
haar raken in de praktijk
invoering van passend on-
leraren over hun toeren en
derwijs’. Laat de politiek zich
worden leerlingen gedu-
onthouden van stoere one-
peerd. D66-Kamerlid Van
liners aan de zijlijn van de
Meenen zei dat de vergelij-
onderwijspraktijk. Laat ze
king met het “pgb-drama”
de professionals die passend
zich opdringt en dat het idee
onderwijs uitvoeren con-
van het passend onderwijs
structief ondersteunen door
faalt.
de praktische uitvoering van passend onderwijs nog beter
Het is zorgwekkend dat de
te faciliteren.
volksvertegenwoordigers van de SP en D66 deze uit-
Staatsecretaris Dekker
spraken doen op basis van
noemde het goed dat de
dit onderzoek, dat ruim een
“Chinese muren” tussen het
half jaar na de invoering van
speciaal en het regulier on-
passend onderwijs plaats-
derwijs zijn weggehaald. Hij
vond. De collega’s die uit-
zei ook dat de invoering van
voering geven aan passend
het passend onderwijs geen
onderwijs in de Kop van
bezuiniging is en dat scholen
Noord-Holland doen hun ui-
de manier waarop ze ermee
terste best om leerlingen die
omgaan zelf kunnen organiseren. Dit laatste hebben we dan ook gedaan in de Kop
Partners
PO VO
Stichting Samenwerkingsschool regio Den Helder De heer T. Jong Postbus 6038 1780 KA Den Helder www.sodenhelder.nl (06) 15 31 25 82
Stichting Heliomare De heer S. Silvius Postbus 78 1949 EC Wijk aan Zee www.heliomare.nl (088) 920 82 55
Stichting Aloysius De heer P. Mol Postbus 98 2215 ZH Voorhout www.aloysiusstichting.nl (0252) 43 40 00
info-onderwijs@heliomare.nl
secretariaat@aloysiusstichting.nl
Stichting Clusius College Mevouw A. Lugtig-Ouweltjes p/a Voltastraat 1 1817 DD Alkmaar www.clusius.nl (0224) 21 27 25
Stichting Regius College De heer A. Hoekstra Postbus 282 1740 AG Schagen www.regiuscollege.nl (0224) 29 78 41
Stichting Scholen aan Zee Sportlaan 38 1782 ND Den Helder www.scholenaanzee.nl (0223) 54 03 00
a.lugtig-ouweltjes@clusius.nl
directiesecretariaat@regiuscollege.nl
Stichting Ronduit De heer J.M.M. Zijp Rubenslaan 2 1816 MB Alkmaar www.ronduitonderwijs.nl (071) 514 78 33
Stichting Texel Mevrouw F.C. Giskes Emmalaan 15 1791 GT Den Burg www.texel.nl (0222) 36 22 16
Stichting Openbaar VO NHN De heer R. Bijeman Arubastraat 4 1825 PV Alkmaar www.sovon.nu (0227) 51 38 30
bestuur@ronduitonderwijs.nl
bestuurlijkassistent@texel.nl
r.bijeman@wiringherlant.nl
speciaalonderwijs@live.nl
Partners
VO
secretariaat@scholenaanzee.nl
van Noord-Holland: maatwerk in de regio met mooie voorbeelden van passend onderwijs in de praktijk. We werken hard en enthousiast aan een 100% dekkend aanbod van passende trajecten, binnen en buiten het onderwijs. De volksvertegenwoordigers zijn van Anne Hoekstra voorzitter samenwerkingsverband Kop van Noord Holland VO
harte welkom om een kijkje te komen nemen!
KopKrant, oktober 2015
3
PO VO
Wat kunnen wij voor u betekenen? Met tientallen basisscholen, voortgezet– en speciaal onderwijs verzorgt het samenwerkingsverband een dekkend netwerk in de Kop van Noord-Holland. Maar wat kunnen ouders van het samenwerkingsverband verwachten? Anneke Bouma, directeur voortgezet onderwijs en Andrew Albers, directeur primair onderwijs, leggen uit. “Wij hechten veel belang aan een goed gesprek met ouders.”
Anneke Bouma
‘Bijna elke leerling kunnen wij leiden naar een passend onderwijstraject’
Samenwerkingsverband streeft naar volledige transparantie “We streven bij het samenwerkingsverband naar volledige transparantie naar ouders en leerlingen”, meent Andrew Albers. “Daarom brengen we onze informatie op een toegankelijke manier op onze website. Verder kunnen ouders verhalen over onze werkwijze lezen in de Kopkrant, die twee en soms drie keer per schooljaar uitkomt. Het meeste contact hebben de ouders vanzelfsprekend met de scholen.”
Om maar meteen een misverstand uit de wereld te helpen: volgens Bouma is het samenwerkingsverband geen onderwijsinstelling. “Wij bezitten zelf geen scholen, maar zijn een overkoepelend orgaan”, vertelt ze. “We faciliteren de scholen in hun taak om leerlingen de juiste ondersteuning te bieden, maar hebben geen directe relatie met de ouders.” “Het personeel van het samenwerkingsverband – zoals onze begeleiders in het ondersteuningspunt op school en de mensen die de arrangementen verzorgen – voeren vanzelfsprekend wel de gesprekken met de ouders. Wat zij van ons mogen verwachten? Dat wij de kwaliteit van deze ondersteuning in de Kop van Noord-Holland waarborgen. Bijna elke leerling kunnen wij leiden naar een passend onderwijstraject. En als dat niet kan, bijvoorbeeld omdat een kind een ernstige lichamelijke beperking heeft of langdurig ziek is, dan hebben we goed contact met de instellingen die buiten ons samenwerkingsverband vallen en die wél de mogelijkheden hebben om die leerlingen op te vangen.” Meer contact Bouma stelt dat ze steeds vaker contact met de ouders heeft. Dat heeft alles te maken met de Commissie Toelaatbaarheid Passend Onderwijs, die afgelopen jaar in het leven is geroepen. “Deze commissie behandelt de aanvraag voor bijvoorbeeld de extra arrangementen die we kinderen kunnen bieden, of verwijst door naar het speciaal onderwijs (zie kader). De school meldt het kind, als het nodig is, bij deze commissie aan. Wij willen echter ook graag het verhaal van de ouders in onze beoordeling meenemen.” “Met het basisonderwijs zijn we ook gestart met het betrekken van de ouders in het
ondersteuningsteamoverleg”, bevestigt Andrew Albers. “We hebben onlangs een enquête gehouden (zie kader). De ouders die daarop reageerden, waren positief over hoe ze door ondersteuningsteams werden ontvangen en over de werkwijze van de scholen in relatie tot hun kind.” Ander beeld Ook Albers benadrukt het faciliterende en ondersteunende karakter van het samenwerkingsverband. “We hebben niet direct met de ouders en kinderen te maken, maar proberen wel een belangrijke bijdrage te leveren voor degenen die dat wél hebben – zoals de leerkrachten en ib-ers. We raden hen dan ook aan: ‘Betrek alsjeblieft de ouders erbij, want zij vormen immers de primaire omgeving van het kind.’” “Ouders hebben toch vaak een ander beeld van hun kind”, vult Bouma aan. “En dat is logisch – want een kind gedraagt zich thuis nu eenmaal niet altijd hetzelfde als op school. Die ervaringen van ouders zijn dus heel waardevol voor ons. Daarom gaan we graag op een constructieve manier met ze in gesprek. Vanaf dit schooljaar worden ouders dan ook altijd uitgenodigd bij de commissie, als hun kind extra ondersteuning of mogelijk een andere onderwijsplek nodig heeft.”
Niet eens met onderwijsadvies? Het komt soms voor dat ouders het oneens zijn met een arrangement of verwijzing. “Bijvoorbeeld als hun kind naar het speciaal onderwijs wordt verwezen”, vertelt Anneke Bouma. Volgens Bouma is de eerste stap een gesprek tussen de ouders en commissie. “We gaan dan kijken of we iets voor elkaar kunnen betekenen.” Wanneer zo’n gesprek geen vruchten afwerpt, is er voor ouders een bezwaar- en beroepsprocedure. “Dan kunnen ze een second opinion aanvragen bij onze buren van het samenwerkingsverband West-Friesland”, legt Bouma uit. “Die afspraak verloopt via ons secretariaat. En mocht de Commissie Toelaatbaarheid Passend Onderwijs van West-Friesland onvoldoende antwoord geven op de vraag, dan kunnen ze nog naar de landelijke geschillencommissie. Het is dus niet zo dat ons besluit per definitie vaststaat.” Bij het basisonderwijs volgt een vergelijkbare procedure. “Ouders die het niet eens zijn met een arrangement of een verwijzing, kunnen bij de verwijzingscommissie terecht”, vertelt Andrew Albers. “Wanneer zo’n geschil heel hoog oploopt, is er altijd nog de landelijke klachtencommissie. Gelukkig is deze het afgelopen jaar nog niet ingeschakeld. Onze werkwijze is erop gericht om er samen met de ouders uit te komen.” De procedure is te vinden op de website van het samenwerkingsverband (www.samenwerkingsverbandkopvannoordholland.nl)
Enquête Het samenwerkingsverband hield afgelopen schooljaar een enquête onder ouders, leerkrachten en ib-ers. “Kortom: onder alle betrokkenen in het proces van kinderen die extra ondersteuning nodig hebben”, vertelt Andrew Albers. “We hebben begin 2014 een nieuwe route uitgestippeld voor deze leerlingen, waarbij de ouders een prominentere rol hebben gekregen. En ja, natuurlijk was er bij de scholen in het begin sprake van enige koudwatervrees. Het was namelijk ongewoon dat ouders bij dergelijke overleggen van leerkrachten en ib-ers aan tafel schoven.” “Gelukkig is de nieuwe werkwijze inmiddels helemaal ingeburgerd”, vervolgt Albers. “Toch is het altijd goed om te controleren of onze nieuwe route deugt en op welke punten we hem mogelijk moeten bijstellen. We weten dat we behoorlijk positief op de enquête hebben gescoord. De uitslag staat binnenkort op onze website.”
Andrew Albers
4
KopKrant, oktober 2015
PO VO
‘Pubers horen afwijkend gedrag te vertonen’
Peter ging al op jonge leeftijd roken. “Mijn vader was vrij streng en beweerde allebei mijn benen te breken als ik een sigaret aan zou raken. Dat maakte het spannend genoeg om het eens te proberen. Als hij mij rustig uitgelegd had waaróm ik beter niet kon gaan roken, had ik er waarschijnlijk heel anders over gedacht.” Dit voorbeeld vat in een notendop de visie van Mol samen. We moeten kinderen serieus nemen. Natuurlijk, grenzen stellen, maar vooral práten.
Peter Mol
“Er is pas echt iets mis als een puber de hele dag braaf in een hoekje zit”, vindt Peter Mol. Als orthopedagoog, directeur van Gedragpunt en schrijver van columns en boeken, heeft hij regelmatig te maken met opstandige pubers. “Loslaten”, is over het algemeen zijn advies. “Ook al is dat soms nog zo moeilijk.”
Ruzie met de school Peter Mol heeft jarenlange ervaring als leraar en leidinggevende op scholen. Ouders en leerkrachten hebben volgens hem sámen de verantwoordelijkheid te zorgen dat kinderen zich goed ontwikkelen. Maar in de praktijk ziet hij dat bij ongeveer 75% van de kinderen met gedragsproblemen, ouders en leerkracht niet op één lijn zitten en zelfs ruzie hebben. Het kind is daar de dupe van. Terug naar het kind Mol snapt waar veel frustratie vandaan komt. “Met het passend onderwijs zijn scholen gebonden aan bergen papierwerk. Maar wanneer je als ouder op school komt vragen hoe het met je kind gaat, is het antwoord “ik zal even in mijn leervolgsysteem kijken”, niet waar je op zit te wachten. Ook het tienminutengesprek waar een aantal cijfers de revue passeert, werkt vooral frustrerend; er is geen tijd om over het kínd te praten. Mijn doel op scholen is dan ook om ze los te weken van alle
plannen en theorieën. Om ze weer terug te brengen naar de praktijk: wat heeft dít kind nodig om verder te komen?”
Mopperen aan de keukentafel Hoewel de relatie tussen school en ouders volgens Mol een opdracht voor de school
Stempels
‘Hoe hard het ook is, van hun eigen fouten leren ze het meest’
Kinderen met gedragsproblemen krijgen al snel een stempel opgedrukt. Mol is niet tegen het stellen van een diagnose bij afwijkend gedrag. “Een diagnose helpt bepaald gedrag te plaatsen waardoor je een kind beter kunt begrijpen.” Wel waarschuwt Mol niet te snel al het gedrag onder die stempel te schuiven. “Ik werd eens gevraagd naar een leerling te kijken met adhd. Hij was zo ontzettend druk en onrustig in de klas, zei de leerkracht. Zat voortdurend te wiebelen op zijn stoel. Wat bleek: zijn stoel was te hoog. Een andere jongen, met Asperger, kwam altijd te laat op school. Iedereen dook erop en de theorieën en plannen stapelden zich op. Ik besloot hem gewoon eens te vragen waaróm hij altijd te laat kwam. Het onthutsend eenvoudige antwoord was dat er thuis geen goede klok was!”
KopKrant, oktober 2015
is, moet het wel van twee kanten komen. Mol pleit er bij ouders dan ook voor om, vooral als je kinderen in de pubertijd hebt, open te blijven staan voor de school. “Aan de keukentafel mopperen op de juf helpt niet. Het werkt zelfs averechts want een kind neemt het over, voelt zich gesterkt in zijn of haar verzet tegen de juf en dan worden de problemen vooral groter.” Loslaten Pubers kunnen niet alleen op school, maar vooral ook thuis voor grijze haren zorgen. “Dat is op zich niet erg. Pubers horen afwijkend gedrag te vertonen”, lacht Mol. “Maar ik kan me voorstellen dat ouders
iets willen ondernemen tegen rondvliegend huiswerk of verkeerde vrienden. Er is helaas geen kant-en-klaar recept om met opstandige tieners om te gaan. Natuurlijk grijp je in als de boeken door de kamer vliegen, maar probeer er ook
achter te komen waaróm ze daar vliegen. Ik heb wel eens aangeraden een kind een tijdje geen huiswerk meer mee te geven. Gewoon om weer even rust in de tent te krijgen en naar de basis van het probleem te gaan.
In andere gevallen moet je het ook kunnen loslaten. Laat een kind zelf maar de consequenties van zijn of haar gedrag ervaren. Dan maar een onvoldoende. Hoe hard het ook is, van hun eigen fouten leren ze het meest.”
Wakker schudden
5
‘Er is helaas geen kant-en-klaar recept om met opstandige tieners om te gaan’
Naar aanleiding van zijn boek ‘Passend Onderwijs, Pedagogisch vakmanschap in de klas’ wordt Peter Mol aan de lopende band gevraagd lezingen te houden. Hij doet dat graag. “Ik pleit voor meer aandacht voor het kind in de klas, in plaats van voor de hele mikmak aan groeps-, ontwikkel-, en handelingsplannen. Hopelijk kan ik onderwijzend Nederland een beetje wakker schudden.”
VO
‘Help, ik herken mijn puberkind niet meer’
Atie van der Plaat, jeugdverpleegkundige van de GGD, heeft het druk. Dagelijks voert ze op de middelbare scholen in Den Helder en op De Hogeberg op Texel veel gesprekken met pubers over de meest uiteenlopende onderwerpen. Voor tweedejaars scholieren is een bezoekje aan de schoolverpleegkundige verplichte kost. “Ik meet lengte en gewicht en vraag hoe het met ze gaat”, vertelt Atie van der Plaat. “Komt daar iets bijzonders uit, dan plannen we een vervolggesprek.” Puberteit is een heel onzekere periode, Van der Plaat merkt het in de praktijk. De eerstverantwoordelijke voor het kind is uiteraard de ouder. “Zij moeten ervoor zorgen dat ze blijven communiceren met hun kind, weten wat er speelt. In de meeste gevallen gaat het ook goed en stroomt het wel door, maar in sommige gevallen strandt het aan alle kanten.” De laatste tijd is ziekteverzuim een hot item in het onderwijs. Een kind dat zich vaker ziek meldt, moet langs de schoolverpleegkundige. Ouders zijn bij dat gesprek altijd welkom. Van der Plaat:
“In een aantal gevallen is de oorzaak dan: ‘Ik ben puber, ik word niet begrensd door mijn ouders, ik heb geen zin, dus ik kom niet.’ Anderen hebben adhd, add, autisme of last van de druk op school. Overgewicht is ook groot probleem en je hebt de scheidingsproblematiek waardoor kinderen niet lekker in hun vel zitten. Sociale media en pesten zijn ook items waar thuis en op school aandacht voor moet zijn.” Voor die kinderen zoekt Van der Plaat oplossingen, vaak met collega’s uit het zorgteam en als het nodig is, wordt er doorverwezen. Het gros rolt toch – soms met vallen en opstaan – door de puberteit. Wat kunnen ouders doen om die weg naar volwassenheid een beetje te vergemakkelijken? “Altijd luisteren, altijd serieus nemen en begrenzen. Pubers moeten weten waar ze aan toe zijn. Maak basisafspraken binnen je gezin,
Atie van der Plaat
bijvoorbeeld altijd aan tafel eten, altijd om zes uur eten, of computer, tablet en telefoon zo laat uit, en voer die afspraken consequent door. Pubers zijn daarbij gebaat. Maar ze mogen ook builen vallen, door schade en schande worden ze wijzer. Jongeren moeten over eigen grenzen heen om hun eigen grenzen
te leren kennen.” En mocht het kind onverhoopt toch dreigen te ontsporen? Van der Plaat: “Bespreek het dan eerst in je eigen netwerk: familie, vrienden, misschien de buren en/of de huisarts. En stap altijd naar de mentor toe. De mentor is het eerste aanspreekpunt op school die moet weten van
het reilen en zeilen van jouw kind. De mentor staat weer in contact met de zorgcoördinator. Ouders kunnen ook altijd aangeven dat ze met de GGD-verpleegkundige willen spreken. En mocht er op medisch of psychisch gebied iets niet lekker zitten: aan iedere school is ook een jeugdarts verbonden.”
6
KopKrant, oktober 2015
PO
‘We moeten ervoor zorgen dat ons warme bad op temperatuur blijft Germy Meijer is sinds juni voorzitter van de achtkoppige Ondersteuningsplanraad (OPR) van het primair onderwijs. “Ik werk in het speciaal onderwijs bij Heliomare en heb met veel samenwerkingsverbanden te maken”, zegt Meijer. Ze heeft hierdoor vergelijkingsmateriaal. “Het samenwerkingsverband Kop van Noord Holland is een mooi voorbeeld van hoe er synergie tussen de schoolgroepen kan ontstaan.” Wat doet de OPR? “Het is onze taak om in gesprek te blijven over het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband (zie kader). Denk dan aan vragen als: wordt nageleefd wat er staat geschreven? Voldoet het plan aan de doelstelling om zoveel mogelijk kinderen binnen het reguliere onderwijs te houden? De OPR is geen toezicht- of toetsingskader. Daar is de onderwijsinspectie voor. Wat wij vooral doen is meedenken, meepraten en adviseren. Daarnaast heeft het samenwerkingsverband een pot met geld voor diverse projecten en extra ondersteuning beschikbaar gesteld. Wij brengen onze stem uit over deze financiën.”
‘Het samenwerkingsverband heeft de zaakjes goed op orde’
Wie zitten er in de OPR? “Het samenwerkingsverband bestaat uit tien schoolbesturen. Elk bestuur heeft één OPR-lid afgevaardigd. Dat kan een ouder of een personeelslid zijn. Deze groep houden we bewust klein, want met veel mensen is het lastig vergaderen. Bij de samenstelling van de OPR wordt een verdeelsleutel gehanteerd. We willen namelijk evenveel ouders als personeelsleden van de scholen in onze OPR hebben.” Waarom? “Dat heeft te maken met de wet medezeggenschap op scholen. Deze wet stelt dat de belangen van zowel ouders als personeel behartigd moeten worden. Daarom moeten ze evenredig vertegenwoordigd zijn in de OPR. Een kanttekening is dat sommige OPRleden een dubbelrol hebben: ze zijn ouder van een kind op de basisschool én werken in het onderwijs.” Hoe kom je als ouder bij de OPR? “Daar gaat best een lange weg aan vooraf. De eerste stap is om bij de eigen basisschool te kijken of er plaats is in de medezeggenschapsraad (MR). Daar word je voor gekozen. De basisschool waar je kind op zit, valt onder één van de tien schoolbesturen van het samenwerkingsverband. En elk schoolbestuur heeft weer haar eigen gemeenschappelijke medezeggenschapsraad (GMR). Ouders kunnen alleen op een GMR-functie solliciteren, als zij in de MR van de basisschool zitten. En op het moment dat zij voor de GMR worden gekozen en er komt een vacature voor de OPR – dan kunnen ze zich daarvoor kandidaat stellen. De ouders die OPR-lid zijn, hebben dus veel ervaring met de mede-
zeggenschap in het onderwijs.” Het samenwerkingsverband kreeg vorig schooljaar bezoek van de onderwijsinspectie. Wat was hun oordeel? “De inspectie kwam in 2014 ook al in de Kop van NoordHolland voor een pilotbezoek en was toen al erg enthousiast. Het samenwerkingsverband kreeg eind vorig schooljaar nog een bezoek van de inspectie. Ze gaven toen een basisarrangement. Dat betekent dat het samenwerkingsverband de zaakjes goed op orde heeft. Dat er de komende vier jaar niet beoordeeld wordt, zegt wat dat betreft veel.” Jij bent sinds mei voorzitter. Kom je in een gespreid bedje? “Nou, laat ik vooropstellen dat we een heel goed ondersteuningsplan hebben, waar de OPR zich goed in kan vinden. Ik ben de GMR-vertegenwoordiger van het schoolbestuur van Heliomare. Een organisatie voor leerlingen met een beperking. Deze organisatie heeft veel te maken met verschillende samenwerkingsverbanden, maar niemand is zover als het samenwerkingsverband Kop van Noord Holland.” Hoe komt dat? “Het bestuur van het samenwerkingsverband heeft goed
in kaart gebracht wat er speelt in onderwijsland. Neem de gemeenten Texel, Wieringermeer en Den Helder. Zij liepen jaren geleden al voorop bij pilots over taalonderwijs, kinderen van buitenlandse ouders, vroegsignalering en voorschoolse opvang. Daar krijg je automatisch een voorsprong, zeker als je een paar sterke schoolbesturen hebt die de plannen verder ontwikkelen. Bovendien heeft het samenwerkingsverband door de scholengroepen heel krachtige netwerken gecreëerd. Dan ontstaat synergie: doordat
ze elkaar ondersteunen, kunnen we samen heel veel leerproblemen tackelen.” Ga jij als nieuwe OPR-voorzitter veranderingen doorvoeren? “Nee, dat denk ik niet, omdat er zoals gezegd een goed ondersteuningsplan ligt. We zijn op de goede weg. Hoe ik het zie: we zitten bij het samenwerkingsverband in een warm bad. Nu moeten we ervoor zorgen dat het water niet afkoelt, maar mooi op temperatuur blijft.”
Ondersteuningsplan In het ondersteuningsplan staat hoe het samenwerkingsverband Kop van Noord Holland vorm en inhoud geeft aan passend onderwijs. Naast informatie over de organisatie, de begroting en de kengetallen van de regio, geeft het plan inzicht in hoe de ondersteuning vorm krijgt en de kwaliteit gewaarborgd wordt. Verder behandelt het de positie en de samenwerking met de ouders en andere onderwijspartners, zoals het primair onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs.
‘Dan ontstaat synergie waardoor we samen heel veel leerproblemen kunnen tackelen’
7
KopKrant, oktober 2015
VO
Ondersteuningsteam
‘De mentor als spin in het web voor ondersteuning’ De Ondersteuningsteams van het samenwerkingsverband werken nauw samen met de scholen in de regio. Maar hoe gaat dat? En wat is de rolverdeling? “Het uitgangspunt is dat iedereen met een diploma van school gaat”, zegt Hans Fehling, zorgcoördinator van Mavo aan Zee uit Den Helder. “En daarvoor bieden wij alle mogelijke hulp aan.” Vooropgesteld, zegt Fehling, verreweg het grootste deel van de leerlingen haalt probleemloos zijn of haar diploma. “Maar een aantal heeft maatwerk nodig. Ik vind dat er een grote deskundigheid is onder onze docenten om die extra aandacht te bieden.” “Elke school heeft te maken met leerlingen die bijvoorbeeld niet kunnen meekomen”, vult Annemieke van der Giessen aan. Namens het Ondersteuningspunt van het samenwerkingsverband werkt ze vaak op de school in Den Helder. “Maar de zorgvraag is echt enorm divers.”
‘De mentor is het eerste aanspreekpunt, voor zowel leerlingen als ouders’
Van der Giessen somt op: “Sommige leerlingen hebben faalangsttrainingen nodig, maar we vragen soms ook ambulante begeleiding voor slechthorenden of hebben te maken met structureel zieke leerlingen en spijbelaars. En ja, natuurlijk krijgen wij dan ook vragen van ouders. Deze leerlingen en de vragen bespreken wij allemaal in ons zorgteam. Dit gebeurt altijd in samenwerking met de ouders.” Zorgteam Maar wie schuiven dan bij zo’n zorgteam aan? Naast Van der Giessen, namens het Ondersteuningspunt, en Fehling zijn steevast drie zorgspecialisten en een medewerker jeugdhulp op school, die ook de schakelfunctionaris naar het wijkteam is, aanwezig. “We kunnen daarnaast de politie, de leerplichtambtenaar of de GGD uitnodigen”, vertelt Fehling. “Dit zorgoverleg wordt om de week georganiseerd. De andere week gaan de zorgspecialisten met de mentoren aan de slag. Zij krijgen dan bijvoorbeeld handelingsadviezen voor de leerlingen die in het zorgoverleg zijn besproken.” Want volgens Van der Giessen en Fehling is de mentor het eerste aanspreekpunt, zowel voor leerlingen als ouders. “De mentor is eigenlijk de spin in het web”, beweert
Fehling. “Het is immers de mentor die als eerste de signalen krijgt wanneer het niet goed met een leerling gaat. De ouders weten dan ook dat ze bij de mentor terecht kunnen. Die lijnen zijn erg kort. Soms kan een probleem met één of twee gesprekjes worden opgelost. En lukt dat niet, dan staat er een team van zorgspecialisten voor hun kind klaar.” Meerwaarde De vraag die beklijft: wat is de meerwaarde van het
Ondersteuningspunt, dat twee jaar geleden door het samenwerkingsverband is geïnitieerd? “Vroeger werden kinderen met een specifieke hulpvraag sneller naar het speciaal onderwijs verwezen”, vertelt Van der Giessen. “Door de expertise van het Ondersteuningspunt kunnen we docenten, ib-ers en leerlingen meer tips en trucs geven. Daar ontbrak het namelijk aan. Tegenwoordig functioneren meer kinderen in het reguliere onderwijs.”
“Kijk, elke mentor wil een leerling op een goede manier ondersteunen”, vult Fehling aan. “De beste zorg vindt natuurlijk altijd plaats in de klas, maar voor specifieke vragen is de samenwerking met het Ondersteuningspunt van het grootste belang. De aangepaste programma’s en individuele begeleiding zorgen ervoor dat zoveel mogelijk leerlingen de school met een diploma verlaten.”
PO VO
Meer informatie en contact Voor meer informatie over het samenwerkingsverband Kop van Noord Holland verwijzen wij u naar onze website: www.swvkopvannoordholland.nl – u kunt daarna kiezen voor Primair Onderwijs of Voortgezet Onderwijs. Indien u vragen op opmerkingen heeft, bijvoorbeeld naar aanleiding van deze krant, dan kunt u een e-mail sturen naar: info@swvkopvannoordholland.nl.
8
KopKrant, oktober 2015
PO
PLUSKLAS
Bollebozen gedijen goed in plusklas
Meester Eelco aan het werk
Nu de bomen langzaam hun blad verliezen, ziet het achterste lokaal van basisschool ’t Tuselant weer uit op de voetbalvelden van FC Den Helder. Binnen heeft geen enkel kind daar oog voor. Ze hangen aan de lippen van juf Annelies of meester Eelco. Hun honger naar informatie moet gestild.
‘Ze weten niet dat ze moeite moeten doen om iets te leren en juist dat is hun grote valkuil’
Wat ze later willen worden? Nee, geen profvoetballer. Ryan (11) gaat zijn brood verdienen als architect en Jasper (8) wordt luchtverkeersleider. Jari (9) twijfelt nog even. Eerst wilde hij dokter worden, maar met al die virussen en zo dacht hij: laat maar. Ook het leraarschap heeft hij afgeschoten want dat wordt straks toch alleen maar gedaan door robots. Nu wordt het ‘iets met games; ontwerper of zo.’ Welkom in de plusklas. In het zeshoekige lokaal aan de westkant van Den Helder komen elke donderdagochtend leerlingen samen die op hun eigen school te weinig uitdaging vinden. Eelco Eijkhout is een van de leerkrachten die zich vanuit het samenwerkingsverband Kop van Noord Holland met de kinderen
bezighouden. In de Helderse plusklas zitten leerlingen van vijf basisscholen uit Den Helder, Julianadorp en Breezand. Binnen het samenwerkingsverband zijn in totaal vijf plusklassen. “We zijn er vier jaar geleden mee begonnen”, vertelt Eijkhout. “De eerste drie jaar was het een pilot. De resultaten waren zo goed dat het een permanent project is geworden.” Grote valkuil De kinderen van de plusklas verteren de lesstof op hun eigen school fluitend. Sommigen hebben zichzelf al vaardigheden als lezen en schrijven aangeleerd. Ze weten niet dat ze moeite moeten doen om iets te leren en juist dat is hun grote valkuil, zegt Eijkhout. “Er komt een moment dat ze iets niet in één keer kunnen leren. Dan zeggen ze: oh, dit kan ik niet, ik stop ermee. Ze doen ook geen tweede poging. Als deze
kinderen voor het eerst op de fiets stappen en ze vallen om, dan stappen ze niet opnieuw op. “ In de plusklas krijgen de leerlingen opdrachten die ze niet in één keer kunnen leren. Ze worden gedwongen een andere strategie te bedenken. Ze leren bijvoorbeeld dat ze extra informatie moeten vergaren of hulp kunnen inroepen. “Ik leer hier te leren”, zegt Ryan van basisschool Schoter Duyn. “En dat als je iets niet snapt, je het altijd aan je medeleerlingen kan vragen. Ook vind ik het fijn dat ik met kinderen van mijn eigen niveau ben. In mijn eigen klas moet ik vaak andere kinderen helpen.” Jari, leerling van groep 6 op De Trimaran, vindt vooral de afwisseling leuk. “Op mijn eigen school is het elke dag dit en elke dag dat. Hier weet ik niet wat we gaan doen.” Jas-
per vindt alles van de plusklas leuk. “Op school heb ik heel snel mijn weektaken af”, vertelt De Kameleon-scholier. “De plusklas is heel uitdagend. Ik zou graag twee keer per week willen.” Jongens in de meerderheid Eva en Demy zijn vandaag de enige meisjes in de plusklas. Jongens zijn sowieso in de meerderheid, zegt Eijkhout. Hoe dat komt? “Jongens laten eerder in hun gedrag zien dat ze niet op hun plek zitten. Meisjes hebben meer de neiging om zich aan te passen. De uitdaging voor een leerkracht is om bij meisjes in te schatten: jij kunt meer dan je laat zien. Dat onderpresteren komt omdat ze niet uit de toon willen vallen of omdat ze bang zijn om fouten te maken; dat zijn ze zelf – en hun omgeving ook – immers niet gewend.” Jongens daarentegen zeggen soms letterlijk dat ze zich vervelen of gaan zich volgens
9
KopKrant, oktober 2015
PO
Het Samenwerkingsverband Kop van Noord-Holland telt vijf plusklassen: Den Helder: in OBS 't Tuselant Den Burg: in OBS Jac. P. Thijsseschool Schagen: in PCB De Wegwijzer Warmenhuizen: in de Brede School van OBS De Torenven en basisschool RKBS De Doorbraak Middenmeer: in RKBS Titus Brandsma
Eijkhout dwars en uitdagend gedragen. “Of ze worden thuis vervelend. Ze willen geprikkeld worden. Ouders zijn ook heel blij dat de kinderen hiernaartoe kunnen. Ze krijgen extra ademruimte, zijn zichtbaar opgelucht. Voor sommigen is school niet zo leuk; dit ochtendje is dan net voldoende om het boogje gespannen te houden. Ze halen hier extra energie vandaan.” De plusklas is bestemd voor leerlingen vanaf groep 4, omdat ze soms als kleuter al laten zien dat ze meer aankunnen. In de les die de kinderen deze dag volgen gaat het over evolutie. Charles Darwin komt voorbij, gekruiste diersoorten zoals de lijger (kruising tussen leeuw en tijger), terwijl het Slakken Evolutie Spel de kinderen leert hoe slakken zich aanpassen aan hun omgeving en hoe natuurlijke selectie werkt. Hoofdpijn Kinderen moeten plezier houden in het naar school gaan. Eijkhout: “Als ze het gevoel hebben dat ze voor niets naar school gaan, dat ze niets leren, waarom zouden ze er dan morgen weer naartoe gaan? Kinderen die het niet naar hun zin hebben beginnen vaak over fysieke klachten als buikpijn of hoofdpijn. Ouders denken dan dat er iets met ze aan de hand is, halen soms de dokter erbij.” De plusklas is niet zozeer om extra kennis in de kinderen te pompen, maar gaat vooral om het aanleren van vaardigheden. “Zodra scholen aangeven dat een leerling meer aankan,
zelfs meer dan de scholen zelf kunnen bieden, kunnen ze een test en toelating tot de plusklas aanvragen. De norm ligt bij een IQ van 130. Maar dat is geen slagboompolitiek: het komt ook regelmatig voor dat kinderen de 130 niet halen omdat ze denken dat ze het niet kunnen. Velen hebben faalangst.” Volgens Eijkhout wordt daarom niet alleen gekeken naar de uitkomsten van de test, maar ook naar begaafdheidskenmerken. “Is het kind leergierig, vraagt het door, heeft het een creatieve manier van oplossingen zoeken? De test is niet heilig en dat is maar goed ook, want velen hebben faalangst, een slechte werkhouding of ze hebben zich aangepast aan hun omgeving. Als de omgeving niet voldoende vraagt, zullen ze daar nooit bovenuit komen. Aanpassen is natuurlijk een vaardigheid, maar het kan dus ook in je nadeel werken.”
Op de foto met juf Annelies
van alle scholen van het samenwe rkingsverband.
Plusklas ‘Kinderen moeten plezier houden in het naar school gaan’
Op de volgende locaties zijn de plusklassen gesitueerd: • Den Burg (Texel) in de Jac. P. Thijsseschool • Den Helder in OBS De Kluft • Schagen in PCB De Wegwij zer • Anna Paulowna in OBS De Meerpaal • Middenmeer in RKBS Titus Brandsma Alle scholen in het samenwerkingsverband zijn op basis van afstand gekoppeld aan één van de locaties. Ouders/verzorgers zijn zelf verantwoordelijk voor het vervoer naar en van de plusklas.
Twee maal per jaar kunnen kinderen in de plusklassen instromen; na de zomervakantie en in februari. Hoe lang? Kinderen blijven zo lang als nodig en mogelijk is in de plusklas. Tweemaal per jaar wordt de ontwikke ling van elk kind door de plusklasl eerkracht(en) geëvalueerd met de ouder(s)/verzorger(s) en school van het kind. Er wordt beoordeeld of de noodzaak aanwezig is langer deel te nemen aan de plusklas. Meer informatie?
De aansturing en coördinatie van de plusklassen is in handen van het projectteam ’Uitdagend Onderwij s voor hoogbegaafde leerlingen in de Kop van Noord Holland’. Portefeuillehouder van dit project is de heer G.J. Veeter en projectle ider is mevrouw T.A.E. Lont-Zuidem a. Voor meer informatie: E: alont@obdnoordwest.nl T: 06 523 468 16.
Er is ook een folder beschikbaar over de Plusklas bij de ib’er. U kunt de folder ook downloaden op www.swvkopvannoordholland.nl. Hoe? Kinderen worden door hun school s amen met hun ouder(s)/verzorger(s) aangemeld bij de Zorgcommissie van het samenwerkingsverband. Hiertoe wordt een aanmeldingsform ulier ingevuld dat kan worden gedownlo ad via de website van het samenwe rkingsverband www.swvkopvanno ordholland.nl/scholen/aanvraag-plusklas-en-leonardo-1). Kinderen zijn alleen toelaatbaar als recenteli jk psychodiagnostisch onderzoe k naar begaafdheid is uitgevoerd en hoogbegaafdheid is vastgesteld. Meer informatie over de precieze criteria vindt u op de website of kunt u opvragen bij de school van uw kind. W anneer uw kind wordt toegelaten tot de plusklas, ontvangt u vervolgen s een persoonlijke uitnodiging voor uw kind met daarin praktische informati e.
Plusklas Uitdagend Onderwijs voor hoogbegaafde leerlingen. Postbus 80 1620 AB Hoorn T: (0229) 25 93 80 E: info@swvkopvannoordhollan d.nl I: www.swvkopvannoordhollan d.nl
Elk kind een passende onder wijsplek
10
KopKrant, oktober 2015
PO VO
Wat kunnen we doen tegen cyberpesten?
‘Maak kinderen expert van hun eigen online wereld’
Met de komst van social media en WhatsApp ontstond een nieuwe variant op pesten: cyberpesten. Maar wat is het? En wat kunnen ouders en leerkrachten doen? Niels Baas, eigenaar van ‘Cyberpesten de Baas’ en auteur van ‘Samen de online wereld verkennen’, specialiseerde zich de afgelopen jaren in dit onderwerp. “Het belangrijkste is dat ouders en leerkrachten zich laagdrempelig opstellen.”
betekenen én dat het relatief eenvoudig moest zijn om er bekendheid mee te genereren.” Hij lacht: “Beide doelen zijn geslaagd. Dat verbaast me soms wel.” Welke vorm van cyberpesten komt vooral voor? “Pesten in de WhatsAppgroep. Denk aan kinderen die worden buitengesloten en waarover wordt geroddeld. Of dat ze wel in een groep participeren, maar dat er een extra groep is geopend zonder hen. De vormen van groepsdynamiek zijn overigens niet nieuw. Het verschil is dat het nu niet real life gebeurt, maar in WhatsApp-verband.
Niels Baas
‘Ik ben als kind vroeger zelf gepest, daarom heb ik altijd een extra drive gehad om andere kinderen te willen helpen’
Het is niet eenvoudig om een afspraak met Niels Baas (29) te maken, want de geboren Enschedeër heeft een volle agenda. Hij werkt fulltime als docent aan de Universiteit Twente en daarnaast timmert hij met zijn bedrijf ‘Cyberpesten de Baas’ stevig aan de weg. Door het hele land geeft hij workshops en lezingen aan kinderen, scholen en ouders. Baas hield onlangs zelfs een toespraak voor de Verenigde Naties in Genève. “De koningin van België was er ook”, lacht Baas. “Het was een bizarre uitdaging. De VN wil aantonen dat ze cyberpesten een belangrijk thema op wereldniveau vinden. En blijkbaar zagen ze in mij iemand die daar genoeg over kan vertellen.” Baas geldt in zijn vakgebied dan ook als een expert. “Er wordt veel onderzoek gedaan naar pestgedrag. De laatste jaren is de interesse van sommige wetenschappers enigszins verschoven naar cyberpesten. Maar volgens mij ben ik de enige in Nederland die zich op deze manier bezighoudt met de praktische kant van het verhaal. Dat is ongelooflijk, want cyberpes-
ten is heel erg van deze tijd. Er wordt in kranten en op televisie ook veel aandacht aan besteed. Meestal is de insteek van de media dat cyberpesten iets heel groots en engs is. Daar heb ik moeite mee, omdat cyberpesten geen losse vorm van gedrag is, maar een onderdeel van pesten dat we al heel lang kennen.” Hij studeerde zes jaar geleden op het onderwerp af. “Ik ben als kind vroeger zelf gepest”, zegt Baas. “Daarom heb ik altijd een extra drive gehad om andere kinderen te willen helpen. En dat vertaalde zich in mijn afstudeerscriptie. De uitgangspunten waren dat ik iets voor anderen wilde
Hoeveel kinderen last hebben van cyberpesten is lastig te zeggen. Volgens cijfers van het CBS wordt elf procent van de kinderen structureel gepest, maar er zijn ook onderzoeken die beweren dat één op de vijf kinderen slachtoffer zijn van dit gedrag. Cyberpesten is niet een op zichzelf staand fenomeen, maar meestal een onderdeel van het pesten op school, in de buurt of bij de sportclub. De dreiging die kinderen daar ervaren, wordt online verder aangewakkerd. Daarbij is de taal via chatberichten vaak nog harder dan face-to-face. Mensen durven namelijk meer te zeggen, omdat ze hun gesprekspartner niet zien en de dus de non-verbale feedback missen.” Op welke leeftijd begint het? “De eerste meldingen krijgen we van kinderen uit groep 6. Dat heeft ermee te maken dat zij soms een mobiele telefoon hebben. De meeste gevallen van cyberpesten vinden echter plaats in de laatste
twee jaren van de basisschool en de eerste twee jaren van de middelbare school. Dat is verklaarbaar: dan maken kinderen namelijk de stap naar de puberteit. En als ze van het basis- naar voortgezet onderwijs gaan, worden er nieuwe groepen gevormd en vallen sommige kinderen buiten de boot.” Wat kunnen ouders doen? “De basis van onze opvoeding is: ouders doen iets voor, waarna kinderen het gedrag herhalen. Bij mediaopvoeding werkt dat principe niet meer. Dat betekent dat we nieuwe opvoedingsvormen moeten creëren. Het is een enorme open deur, ik weet het, maar de eerste stap is dat ouders hun expert-pet moeten afzetten. Dat is voor de huidige generatie ouders vaak best moeilijk en eigenlijk is dat heel logisch. Elke ouder denkt immers te weten wat het beste is voor zijn of haar kind. Op dit gebied kunnen en hoeven ze echter niet alles te weten. Die gedachte is voor mensen vaak geruststellend. Het belangrijkste is dat je je laagdrempelig opstelt. Ik raad mensen altijd aan om de journalist van hun kind te spelen. Dus wees geïnteresseerd en stel open vragen. Niet alleen over hun schooldag of sportclub, maar vraag ook over wat er is gebeurd in het computerspel dat ze spelen. Maak ze dus expert in hun eigen online wereld.” Waarom? “De meeste kinderen die gepest worden, stappen door schaamtegevoelens niet op anderen af om hulp te zoeken. Ze gaan dus ook niet naar hun ouders toe. Daarom is het heel belangrijk dat je
Samen de online wereld verkennen In zijn pas verschenen boek ‘Samen de online wereld verkennen: Een reisgids voor in de klas en thuis’ helpt Niels Baas ouders en leerkrachten met hun mediaopvoeding in de online wereld. Verder komen de thema’s cyberpesten, sexting (sturen van naaktfoto’s/filmpjes) en grooming (online kinderlokkers) aan bod. “Ik beschrijf hoe ouders en leerkrachten problemen zoveel mogelijk kunnen voorkomen, maar ook hoe ze het moeten aanpakken als het helemaal mis is gegaan”, zegt Baas, die in zijn boek onder meer politieagenten, psychologen en seksuologen aan het woord laat. “Natuurlijk is het vreselijk als van jouw kind naaktfoto’s opduiken op het internet, maar deze specialisten hebben me ervan overtuigd dat er veel technieken zijn, waarmee ouders en kinderen deze hobbels kunnen overwinnen.”
KopKrant, oktober 2015
vooral geen communicatiekloof creëert, omdat je simpelweg geen idee hebt wat je kind allemaal doet op internet en telefoon. Oordeel en veroordeel dus niet de online wereld waarin je kind zich begeeft, maar laat je informeren. Een tip die daarbij aansluit, is dat ouders hun kinderen om een online rondleiding vragen. Laat ze aan jou zien wat ze doen op internet. Leerkrachten kunnen dit idee trouwens eenvoudig in hun lessen implementeren.
Bedenk zoiets als de YouTubevideo of de internetpagina van de week. Of laat ze video’s over cyberpesten zien, om het vervolgens met de klas te bespreken. Stel een gedragsprotocol op, wat wel en niet toelaatbaar is via de WhatsApp-groep of op social media. Kortom: maak het onderwerp bespreekbaar. Dat gaat de laatste jaren trouwens beter en dat heeft alles te maken met de bewustwording, die bij ouders en leerkrachten steeds meer toeneemt.”
11
‘Ik raad mensen altijd aan om de journalist van hun kind te spelen. Dus wees geïnteresseerd en stel open vragen’
PO VO
Michiel Pam, kinder- en jeugdpsychiater
‘Een kind zegt vaak: Ik ben toch niet gek?’ Als een kind de praktijk van jeugdpsychiater Michiel Pam binnenstapt, dan is er al een tijdje iets aan de hand. Er zijn gesprekken op school geweest, bezoekjes gebracht aan de huisarts en soms ook aan de kinderpsycholoog. De stap naar de psychiater is echter enorm. Voor een bezoek aan de kinder- en jeugdpsychiater moeten ouders vaak een drempel over, merkt Michiel Pam in zijn praktijken in Den Helder en op Texel. Dat geldt ook voor het kind, vooral als het al wat ouder is.
‘Vroeger werd gedacht: psychiatrie, dat helpt toch geen klap. Nu is er meer het besef dat ik een dokter ben zoals andere dokters en dat je daar gewoon naartoe kunt gaan’
“Heel vaak hoor ik een kind zeggen: ‘Ik ben toch niet gek?’ En daar hebben ze groot gelijk in. Ze zijn niet gek, maar er is wel een groot probleem. Trouwens, wat is dat, gek? Ik weet het niet. Kinderen die echt zo in de war of zo achterdochtig zijn dat ze compleet buiten de realiteit staan, die heb ik in mijn praktijk, maar die komen gelukkig niet heel frequent voor.” De drempel om naar de jeugdpsychiater te gaan is volgens Pam al een stuk lager dan twintig jaar geleden. “Vroeger werd gedacht: psychiatrie, dat helpt toch geen klap. Nu is er meer het besef dat ik een dokter ben zoals andere dokters en dat je daar gewoon naartoe kunt gaan. En we kunnen ook veel meer dan het publiek denkt. Een heleboel kinderen knappen gewoon op van hulp. En daar gaat het ouders om; ze willen dat het goed gaat met hun kind.”’
De problematiek die Pam in zijn praktijk tegenkomt, is gevarieerd. “Denk aan disfunctioneren op school vanwege somberheid, angsten, concentratieproblemen, drukte, slecht aanvoelend sociaal vermogen waardoor ze in problemen komen, dwangmatigheden, het is maar een greep.” En hoe zit het met hoogbegaafdheid, kan een IQ boven de 130 tot problemen leiden? “Hoogbegaafdheid op zich is geen probleem, wel kan de problematiek die daarmee samenhangt dat zijn. Veel hoogbegaafde kinderen zijn bijvoorbeeld hoogsensitief of zijn kinderen – en dit bedoel ik vriendelijk – bij wie wat autistische snufjes aanwezig zijn. Ook kan niet onderkende hoogbegaafdheid tot onderpresteren leiden of tot problemen op het sociale vlak en kan dan reden zijn voor nader onderzoek. De meeste hoogbegaafde kinderen doen het prima, als dat goed wordt
Michiel Pam
gezien en ze goed worden gestimuleerd.” Walk a mile in their shoes. Dat is de belangrijkste tip die Pam kan geven aan ouders. “Stel je goed voor wat er aan de hand is en benoem het zodat het kind herkent dat zijn ouders snappen wat er aan de hand is. Een voorbeeld: ‘Mama, het gaat niet goed, meester snapt er niks van.’ Dan zegt de moeder: ‘Jantje, naar de meester luisteren!’ Maar je kunt ook vragen: ‘Jongen, voel je je niet goed
omdat je niet gehoord wordt?’ Dan zal hij zeggen: ‘Juist!’ Je moet dus iets zeggen waarop het antwoord van het kind ‘Ja!!’ zal zijn. En vervolgens ga je verder praten en heb je meer kans dat dat beter binnenkomt. Deze tip kan trouwens ook handig zijn voor de leerkracht.” Voor meer informatie: www.pam.nl
12
KopKrant, oktober 2015
VO
Kind dat in aanraking kwam met het Ondersteuningspunt
Niets dan lof voor het Wiringherlant
Jan en Trudy van der Lee uit Medemblik zochten naar een geschikte middelbare school voor hun zoon Thijs, die een autismespectrumstoornis heeft. Die vonden ze in het Wiringherlant in Wieringermeer. Moeder Trudy aan het woord over hun keuze, die de juiste bleek. “Je hoopt als ouder dat je kind wordt geaccepteerd in zijn klas, dat hij met plezier naar school gaat en zich veilig voelt. In de eerste twee jaren hebben we geprobeerd een veilige situatie voor Thijs te creëren met hulp van Pluspunt, het Ondersteuningspunt van het Wiringherlant. Daar werd hij geholpen met het plannen van huiswerk, met het leren leren en training in de sociale omgang. Ook at Thijs in het eerste jaar zijn boterham bij Pluspunt, zodat hij geen prikkels kreeg van buitenaf, geen last had van herrie van andere leerlingen. Dat was voor hem heel veilig. Aan het einde van het eerste jaar draaide Thijs pauzes mee met de rest van de klas. Dan zocht hij vaak een jongen op bij wie hij zich prettig voelde.
‘Alleen als het echt niet ging, zou hij naar Pluspunt gaan’
Team Pluspunt
Toch merkten we dat hij soms de pispaal was. Thijs zocht dan al gauw Pluspunt weer op, zijn veilige haven. Desondanks zijn we in het tweede jaar weer verder gegaan met het normaal meedraaien in de pauze. Het klinkt misschien stom, maar hij moet in de normale wereld kunnen functioneren. Alleen als het echt niet ging, zou hij naar Pluspunt gaan.” Thijs zit nu in 3 havo en sinds dit schooljaar is hij niet meer vast bij Pluspunt. Alle pauzes zit hij in de aula, heel regulier. Hij krijgt nog wel enige begeleiding bij Pluspunt. Eén keer per week heeft hij een afspraak bij Pluspunt om te bespreken wat er die week is gebeurd. Ook wordt dan zijn agenda doorgenomen. Danny Burger en Marja Zijp van het Pluspunt op het Wiringherlant hebben een grote rol gespeeld in zijn ontwikkeling op school.
Ik stuur Danny bijvoorbeeld een WhatsApp-bericht als Thijs vervelend de deur is uitgegaan. Ik krijg dan altijd bericht terug en Danny vraagt vervolgens op school aan Thijs wat er aan de hand is, wat er speelt, waarom hij boos is. Het is altijd actie-interactie en dat is heel prettig. Ik heb nog nooit gehad dat ik erachter aan moest bellen, het wordt direct opgelost. Dat is echt heel belangrijk, voor ons en voor Thijs.”
‘Het is altijd actie-interactie en dat is heel prettig’
Ondersteuningspunt In het Ondersteuningspunt worden leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte begeleid. Deze begeleiding wordt afgestemd op de leerling en zijn of haar hulpvraag. Voor elke scholier is het doel om zelfstandig mogelijk te worden. Ze krijgen de ruimte om dit in hun eigen tempo te doen. Er zijn kinderen die zes weken nodig hebben om hun persoonlijke doel(en) te halen, maar sommigen krijgen vanaf dag één tot het examen ondersteuning. Leerlingen krijgen onder meer begeleiding bij het plannen, vergroten van sociale vaardigheden, omgaan met boosheid en verbeteren van de werkhouding. De samenwerking tussen leerling, ouder(s), docenten is hierin erg belangrijk.
Inkopper Koppie erbij Ouders, kinderen, school, opvoeden, leerkrachten. Het is een logische combinatie en iedereen heeft er alle belang bij, deze te doen slagen. Zelfs als de ideeën niet helemaal synchroon lopen. De school heeft, als het goed is, een geëxpliciteerde visie op haar pedagogische benadering en de ouders nemen die, als het goed is, als belangrijk criterium voor hun keuze. Tot zover een kansrijke situatie. Ik sla er wat persberichten op na: ‘Moeder mishandelt docente in Ouderkerk – Metro’, ‘Boze vader kneust kaak leerkracht – NOS’, ‘Opnieuw lerares mishandeld door een ouder – Elsevier’. Is het dan allemaal zo droevig gesteld met de gezamenlijke opvoedingstaak? Volgens mij niet. Elk bericht overspoelt ons uitvergroot in veelvoud zolang er leed in zit. Ik denk wel, dat er meer ouders zijn, die in hun kind een onaantastbare prins of prinses zien of al bij de aanmelding menen dat het hoogbegaafd is en minder, die tegen de leraar zeggen: ‘Pak hem maar flink aan,’ of: ‘Zij zal het wel verdiend hebben.’ Maar meestal gaat het natuurlijk prima met de oudercontacten. Mits de leerkrachten zich realiseren, dat zij de professionals zijn. Tenslotte zijn zij getraind in het voeren van professionele gesprekken (toch??). Ik weet eigenlijk nog niet zo net of de opleiding hieraan genoeg aandacht besteedt. Vooral jonge leerkrachten vinden het vaak doodeng, zeker als zij zelf geen kinderen hebben of als zij minder positieve boodschappen moeten geven. Natuurlijk, thuis is het kind anders, maar een groep van 28 of een gezin, dat maakt nogal verschil. Gelukkig leren we niet alleen op school, dus laten we vooral gebruik maken van de verschillende leersituaties. Soms een beetje extra ondersteuning of bemoediging, soms een beetje oefenen of uitzoeken, maar vooral niet thuis de school overdoen. Dat kan de sfeer aan tafel behoorlijk verpesten evenals de zin in school. Dan ouders als groep. Daar zien zoveel leerkrachten tegenop. Dat zal veel ouders nog verbazen. Eens gaf ik in Den Helder een team Leefstijltraining. Op het programma stond de voorbereiding van een ouderavond. Toen duidelijk werd dat alle leerkrachten daarin een rol zouden spelen, buitelden ze over elkaar: ‘Daarvoor zijn wij niet opgeleid.’ Angst. Terwijl de invulling met hun eigen ideeën mislukking zo goed als uitsloot. Een groep ouders is net een klas, net als een team. Ze houden ook van duidelijkheid, pret maken en actie. Dezelfde dynamiek, dezelfde interventies. De kunst is om ervan te genieten. Gewoon koppie erbij houden. Dan bijten, schelden, mishandelen of kneuzen ze heus niet. Ruud Musman
Colofon KopKrant is een initiatief van Samenwerkingsverband Kop van Noord Holland Projectleiding: Andrew Albers Tekst, ontwerp en productie: Second Opinion, Leeuwarden Redactie: Jan Bot, Andrew Albers en Anneke Bouma-de Vries Voor meer informatie over deze uitgave kunt u contact opnemen met: T (0229) 25 93 80 E info@swvkopvannoordholland.nl De KopKrant staat ook op de website: www.swvkopvannoordholland.nl Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opname of enige ander manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.