psl327

meet music magazine afgifte kantoor voor belgië / TURNHOUT p509335

SOUND PRO

&.L.I.G.H.T

29e jaargang – Augustus 2016 29ième année – Août 2016

GR ATIS IT GR ATU

maandblad over materiaal voor klank en licht mensuel sur le matériel de son et lumière

Nr.327

JBL EON ONE Portable PA

HILITES

• RECORDING & PRODUCING • PA & STUDIO • LIVE SOUND • DJ GEAR • LIGHT GEAR

SHURE

APOGEE

STEINBERG

WaveLab Pro 9

Electronics Symphony I/O mkII

WaveLab Pro 9

INHOUD - SOMMAIRE Apogee Electronics Symphony I/O mkll

HILITES Live Sound ������������������������������������������� 4 Light Gear �������������������������������������������� 5

RECORDING & PRODUCING Apogee Electronics Symphony I/O mkII ���� 14 Steinberg WaveLab Pro ������������������������ 18

LIVE SOUND EAW Redline ��������������������������������������� 10 Shure KSM8 Dualdyne �������������������������� 12 MAANDBLAD OVER MATERIAAL VOOR KLANK EN LICHT MENSUEL SUR LE MATÉRIEL DE SON ET LUMIÈRE ABN Amro Bank IBAN: NL70ABNA0432038949 BIC: ABNANL2A Directie/Gestion Erk Willemsen, Ronald Willemsen, Marcel Willemsen Pro Sound & Light is een uitgave van/est une édition de: Keijser 18 Mediaproducties bv Postbus 11497 • 1001 GL Amsterdam Bezoekadres: Rozenstraat 206 • 1016 PA Amsterdam • +31 20 675 5308 info@meetmusic.com , www.prosoundlight.net

Druk/Impression Mediacenter Rotterdam De auteursrechten van deze uitgave en van alle artikelen, die erin verschijnen, worden door de uitgever voorbehouden / La reproduction, même partielle, de ce numéro est strictement interdite sans l’autorisation écrite de l’éditeur.

Hoofdredacteur/Editeur Erk Willemsen Redacteuren/Redacteurs Andy “DJ ND” Vercauteren Hans Lauwens Ludo Lauwens Kevin “A.L.F.” Jaspar Luc Henrion Roger Roland Vertalingen/Traductions Jean-Pierre Irgel Michel Van den Bosch

Sales/marketing: Ronald Willemsen Sales: Keijser 18 Mediaproducties, Ronald Willemsen, Ollie Schmitz, Erk Willemsen ads@k18.nl, +31 20 675 5308 Vormgeving/Conception Nils Jonkers (LandGraphics), Marcel Willemsen (Keijser 18 Mediaproducties) Boekhouding /Comptabilité Vanja van Dam factuur@k18.nl

ADVERTEERDERSLIJST | LISTE DES ANNONCEURS PRO SOUND & LIGHT Highlite ������������������������������������������2 Heremans �������������������������������������6 Adam Hall ��������������������������������������7

PRO SOUND & LIGHT 2016/327

EMD �������������������������������������������17 Interface �������������������������������������17 Pro Sound & Light ������������������������22

www.prosoundlight.net

3

Hilites CHAPEAU

Bose

LIVE SOUND

LIVE SOUND

BOSE Vorig jaar introduceerde Bose de F1 Model 812 flexible array. Recent sleepte het product de PIPA-award voor ‘portable sound’ in de wacht. Nog even snel het opzet in een notendop? Wel, de F1 is de eerste kast waarvan je in enkele seconden het verticale afstraalpatroon mechanisch kan aanpassen. Daartoe zijn er vier standen mogelijk (recht, C, J en reverse J). De naam van de standen refereren naar de letter die de array-zuil aanneemt wanneer je hem mechanisch omvormt. De bijhorende eq-standen worden na het mechanisch aanpassen meteen automatisch veranderd. Met dat zuiltje bedoelen we de ‘midkolom’, die bestaat uit acht boven elkaar geplaatste drivertjes. Achter de zuil schuilt er nog een 12 inch woofer die voor een stevig fundament zorgt. Bose ziet in de kasten een enorme flexibiliteit. Recent werd ook een passieve versie van de F1 Model 812 uitgebracht. Deze zou nu klaar zijn om uitgeleverd te worden.

BOSE L’année passée, Bose avait lancé son ‘F1 Model 812 flexible array’. Récemment, à la Musikmesse de Francfort, ce produit a emporté le prix PIPA dans la catégorie du ‘portable sound’. Je vous rappelle le concept en quelques mots ? Eh bien, le F1 est la première enceinte dont on peut, en quelques secondes, adapter ­mécaniquement le taux de dispersion sonore vertical. A cet effet, 4 positions sont possibles : droit, C, J et J inversé. Les noms de ces positions se réfèrent à une forme de lettre dont s’approche la colonne quand on modifie mécaniquement la position de ses éléments. Les statuts d’égalisation appropriés s’adaptent ­automatiquement une fois l’adaptation mécanique terminée. Quand nous parlons de la “petite colonne”, nous désignons l’ensemble des 8 petits haut-parleurs ­placés l’un au dessus de l’autre. Derrière cette colonne se cache encore un woofer de 12” pour dispenser de puissantes basses. Bose voit dans ces enceintes une flexibilité hors du commun. Récemment, la marque a aussi sorti une version passive de ce modèle F1 812, modèle qui devrait à présent être disponible dans les magasins.

L-ACOUSTICS De Kiva II is een feit! Een ultra compact modulair line array systeem, dat ten opzichte van zijn voorganger ongeveer 6dB aan maximum output wint. Daarmee haalt de kast een mooie 137dB aan maximum SPL. Niet slecht voor een kleine jongen ! Een tweede belangrijke vernieuwing is het aanpassen van de impedantie van 8 naar 16 Ohm. De kastjes mogen dan een klein beetje duurder zijn geworden dan de originele Kiva, het feit dat je minder versterkers nodig hebt om een systeem te sturen, compenseert dat ruimschoots. De kast zelf is een beetje gemoderniseerd, maar ziet er voor iemand die niet alle dagen met het merk bezig is quasi hetzelfde uit dan de voorganger. Voor het laag in de modules zorgen nog steeds 2 woofertjes van 6,5 inch. De hoogdriver gaat van 1,5 naar 1,75 inch. Om af te ronden is er ook wat gesleuteld aan de features van de kast, zodat de doelgroep wat ruimer is geworden. Onder andere de weerprotectie is verbeterd en enkele nieuwe rigging accessoires vervoegen het rijtje. De Kiva II zal eind dit jaar worden uitgevoerd.

LD SYSTEMS LD is door de jaren een vaste waarde geworden. Ook bij ons, want we kregen reeds heel wat materiaal van het merk over de vloer om te reviewen. LD lijkt er een impressionant gamma op na te houden, vol met producten die enerzijds over hele toffe specificaties en designs beschikken, en anderzijds over een ­realistisch prijskaartje.

LD sprong enkele jaren geleden op de kar van mobiele geluidsinstallaties.

Een booming business, maar wel eentje met strenge klanten. Het is allesbehalve

4

www.prosoundlight.net

L-ACOUSTICS La Kiva II est enfin devenue une réalité ! Il s’agit d’un système de line array ­modulaire qui, par rapport à ses prédécesseurs, gagne 6 dB en termes de puissance de sortie. Grâce à cela, l’enceinte projette un étonnant maximum de 137 dB SPL ! Pas mal, pour un petit format ! Une seconde innovation importante, c’est le passage de l’impédance de 8 à 16 ohms. Ces nouvelles enceintes sont sans doute devenues un peu plus chères que les Kiva d’origine, mais le fait que l’on a besoin de moins de puissance au niveau des amplis pour donner vie au système compense largement cette augmentation. L’enceinte elle-même s’est un peu modernisée, mais pour quelqu’un qui n’est pas confronté régulièrement à la marque, elle est pratiquement identique à la précédente version. Pour les basses émises par ces modules, il y a toujours deux petits woofers de 6,5”, alors que le diffuseur des ­aiguës passe de 1,5” à 1,75”. Pour clôturer ces améliorations, les caractéristiques de l’enceinte ont aussi été quelque peu revues de manière à élargir le groupe cible. En autres, la protection contre les intempéries s’est améliorée, et quelques nouveaux accessoires de suspension parachèvent la série des adaptations.

La Kiva II sera disponible à la fin de cette année.

LD SYSTEMS Au cours des années écoulées, LD Systems est devenu une valeur sûre. Et c’est aussi notre avis, puisque nous recevons régulièrement du matériel de la marque

PRO SOUND & LIGHT 2016/327

L-Acoustics

evident om voor iedereen goed te doen. De ene wil muziek afspelen van op zijn gsm, de andere wil toch nog een cd-tje kunnen inleggen. LD is slim en biedt de keuze…

De nieuwe Roadboy 65 B5 en B6, respectievelijk versies met ingebouwde headset en draadloze handmicro, beschikken over een CD-speler, USB, SD… Alles wat je maar wil! Er werd een 100W versterker ingebouwd, een 6,5 inch breedbandwoofertje en natuurlijk een oplaad­ bare accu.

IMG STAGELINE Ondergebracht bij Monacor biedt IMG Stage Line een scala van audio-apparatuur op en om de podia. IMG zit onder andere mee op de trein van de kolomluidsprekers en de line-array trend. De C-Ray heeft een erg interessante prijssetting, maar ook de heuse line-arrays L-Ray 1000 en 2000 zijn lager geprijsd dan wat men zou verwachten. Verder heeft IMG Stageline nog sub-satelliet sets in de catalogus (Proton). Als nieuwigheid werden onlangs op de Prolight+Sound beurs de Drive-Serie versterkers voorgesteld, die terug te vinden zijn in de actieve boxen van IMG. DBTECHNOLOGIES dB-Tech, zoals we dat wel eens afkorten, is in de lage landen een populair merk. Ze brengen veel producten uit, voor elk wat wils, met mooie specificaties en uiteraard ook steeds met een fris Italiaans design. Onlangs verscheen de Ingenia-serie van dB. Een reeks actieve speakers die de voordelen van de line array technologie combineert met het gemak van een klassiek tweeweg systeem. Handig in gebruik, uiterst compact en handzaam, maar toch een uitmuntende verstaanbaarheid op wat langere afstanden. Dat effect zou al merkbaar moeten zijn bij gebruik van één kast, maar Ingenia gaat nog een ­stapje verder. De kasten zijn uitgerust met een infrarood communicatie­ systeem. Dat houdt in dat zo’n kast zelf herkent of er al dan niet een tweede exemplaar is aangesloten. Wanneer dat het geval is, zal de onderste kast de DSP-instellingen van de bovenste automatisch overnemen en worden de kasten dus elektronisch gelinkt. Het OLED display zorgt er voor dat je het overzicht kan bewaren.

LIGHT GEAR AYRTON Het relatief jonge Franse merk Ayrton, opgericht in 2001, gaf eerder dit jaar in Frankfurt een preview van enkele leuke nieuwigheden. Eentje daarvan, dat nu op de markt wordt losgelaten na 4 voorafgaande jaren van ontwikkeling, is de Alienpix-RS, een moving-head die de RS-serie vervoegt. Al mogen we misschien niet zomaar ‘moving-head’ zeggen… Het is eigenlijk officieel een ‘conceptual multi-rotational luminaire’, aldus de fabrikant. Het design en het concept zijn gebaseerd op de vroege generaties bewegende lichteffecten uit de jaren ’80, zoals de Astra en de Helicopter, maar dan uiteraard in een heel modern jasje. De ALIENPIX beschikt over vijf ‘kopjes’, als het ware vijf aparte kleine moving-head spotjes, geplaatst rond een centrale vaste spot. Er zijn dus in totaal zes individueel aanstuurbare spotjes, ‘geladen’ met high-power RGBW leds, goed voor maximaal 6000 lumen lichtoutput. Iedere led wordt met een openingshoek van 3,5° naar buiten gestuurd. De Alienpix-RS beschikt over 3-fasige stappenmotors voor snelle, accurate en stille bewegingen. Het toestel draait werkelijk langs alle kanten rond en is voorzien van de modernste technologieën op vlak van features en aansturingsmogelijkheden. DMX, Art-net, wireless DMX, het kan allemaal. Wil je graag eens iets anders, iets vernieuwend, tof speelgoed, ‘3D-belichting’… Check it out!

CHAUVET Multi-moving-heads zijn blijkbaar in de mode, want Chauvet stelt ons eveneens een fixture voor met vijf individuele ‘kopjes’: de Rogue R1 FX-B. Chauvet zet de vijf aparte lichtbronnen op een rij. De pan-beweging wordt op die manier verzorgd vanuit het center (zoals bij iedere ‘normale’ moving-head). Ieder kopje zorgt individueel voor de tilt-bewegingen. Het licht wordt voortgebracht uit pixel mappable 15W RGBW leds, die dus individueel aanstuurbaar zijn. Dat kan via DMX, Art-net, sACN en Kling-Net. Om de pixel mapping te benadrukken, kunnen de pixels in een speciale ‘dual-mode’ met een aparte controller worden aangestuurd, los van de andere functies van het toestel. Chauvet deelt mee dat de Rogue R1 FX-B vanwege zijn opmerkelijk stille bewegingen ook geschikt is voor gebruik in omgevingen waar ‘technisch kabaal’ ongewenst is. De masterdimmer van de R1 dimt op 16 bit en er wordt gebruikt gemaakt van individuele kleuren en ingebouwde kleurenmacro’s om perfect in het plaatje te passen van iedere light designer. Chauvet brengt het toestel onder in het ‘professional-gamma’.

PRO SOUND & LIGHT 2016/327

pour le tester. LD Systems gère une gamme impressionnante de produits qui, d’une part, possède des caractéristiques très intéressantes, et d’autre part, propose des prix très réalistes.

Il y a quelques années, LD Systems a sauté dans le train en marche des installations sonores mobiles. Un segment en pleine expansion, mais aussi, destiné à des clients exigeants.

Car il n’est vraiment pas évident de contenter tout le monde ... Les uns veulent diffuser de la musique en provenance de leur GSM, d’autres veulent pouvoir se servir d’un petit lecteur de CD. Et très intelligemment, LD Systems propose ... les deux : les nouveaux Roadboy 65 B5 et B6, des versions disposant respectivement d’un micro serre-tête et d’un micro à main sans fil, sont équipés d’un lecteur de CD, d’entrées pour USB et SD 5, etc. Bref, de tout ce que l’on veut ! Il y a un ampli de 100 watts à ­l’intérieur, un petit woofer de 6,5”, et naturellement, des accus rechargeables.

IMG STAGELINE Evoluant au sein du groupe Monacor, IMG Stage Line propose une gamme d’appareils audio destinés à se trouver sur les podiums, ou encore, sur leurs pourtours. IMG fait partie, entre autres, du mouvement en vogue des ­haut-parleurs à colonnes et à line arrays. Leur C-Ray ­propose un prix très intéressant, mais leurs énormes line ­arrays comme les modèles L-Ray 1000 et 2000 ont des prix plus raisonnables que ceux auxquels on s’attendrait ... De plus, dans leur catalogue, IMG Stageline propose également des ensembles constitués de subs et de satellites : la série Proton. Récemment, une nouveauté a été présentée lors de la foire ­Prolight+Sound, la série des amplis Drive, qui se retrouve dans les séries des ­enceintes actives d’IMG. DBTECHNOLOGIES “dB-Tech” - c’est la manièredont on l’écourte assez souvent - est une marque très en vue dans nos plates contrées : cette firme propose beaucoup de produits, dans tous les genres, avec de belles caractéristiques et bien entendu, qui gardent l’élégance de tout design italien qui se respecte. Récemment, nous avons vu apparaître la série Ingenia. Il s’agit d’une série de haut-parleurs actifs qui associent les avantages de la technologie des line arrays avec la facilité d’utilisation d’un système classique à deux voies. Pratiques à l’usage, particulièrement compacts et maniables, avec une netteté parfaite du son à longue distance. Cet effet est déjà décelable en utilisant une seule enceinte, mais Ingenia va encore un pas plus loin : ces enceintes sont équipées d’un système de communication à infra-rouge. Il permet à une telle enceinte de déceler si un second exemplaire est raccordé ou pas. Et quand tel est le cas, l’enceinte la plus proche dans la chaîne reprend automatiquement les réglages de l’enceinte la plus éloignée : les deux enceintes sont donc “accordées électroniquement”. Quant à l’écran OLED, il permet de garder une vue d’ensemble sur les processus en cours.

ECLAIRAGE AYRTON Ayrton, une marque française relativement ­récente, fondée en 2001, a dévoilé, à la foire de Francfort qui a eu lieu plus tôt en cours d’année, quelques-unes de ses intéressantes nouveautés. L’une d’entre elles, qui vient d’être lancée sur le marché après quatre longues années de développement, est l’Alienpix-RS, une moving head qui vient compléter la série RS. Mais peut être est-il quelque peu inapproprié de parler de ‘moving head’ ... Officiellement, selon le constructeur, il s’agit plutôt d’un ‘conceptual ­multi-rotational luminaire’.

Son design et sa conception sont basés sur les anciennes générations d’effets lumineux mobiles des années 80, comme l’Astra et l’Helicopter, mais évidemment, remis au goût du jour. L’Alienpix dispose de 5 ­“petites têtes”, comparables à 5 petites moving heads séparées et placées en rond

Aytron

www.prosoundlight.net

>>

5

Hilites >>

CAMEO Ongeacht wanneer je bij Adam Hall de lijst met nieuwe producten bekijkt, staat daar altijd wel het een en ander tussen. Zo stelt Cameo, het ‘lichtmerk’ binnen de Adam Hall groep, de Zenit P40 en Zenit P130 voor.

Het hoeft niet altijd ingewikkeld en vooruitstrevend te zijn, want de Zenit’s zijn ‘gewone’ ledspots. Of toch niet helemaal… De Zenit P40 bevat vier Osram Ostar RGBW leds van 10W elk, terwijl zijn grote broer het doet met maar liefst vier keer 32W aan ledpower. En dat is toch echt al wel een hele boterham. Om de Zenit nog wat aantrekkelijker te maken, kreeg hij een IP65 rating, wat hem dus tot een échte outdoor projector maakt. De fixtures zijn passief gekoeld, wegen 4,2kg, beschikken over heel wat verrassende features (zoals bijvoorbeeld een heleboel aansturings- en configuratiemogelijkheden, een OLED display, vier instelbare dimcurves etc.) en zullen respectievelijk net boven de 500 euro en net boven de 650 euro over de toonbank gaan. Standaard beschikken ze over een spreidingshoek van 8°. Bijgeleverd worden diffusors van 25° en 45°. Dat maakt die op het eerste gezicht ‘gewone’ spot toch plots een heel aantrekkelijk hebbeding! Afmetingen en gewicht blijven binnen de perken, de prijs is ook overzichtelijk en de lichtopbrengst zou wel eens fenomenaal kunnen zijn… Uitlevering is voorzien eind dit jaar.

autour d’un spot central fixe. Il y a donc au total 6 petits spots qui peuvent recevoir des commandes et qui sont équipés de LED RGBW de grande puissance, ce qui donne au final une puissance d’un maximum de 6.000 lumens, chaque LED possédant un angle de dispersion de 3,5°. L’Alienpix-RS possède des moteurs à trois phases pour répondre aux exigences de ses mouvements rapides, précis et silencieux. En réalité, l’appareil est à même de tourner dans tous les sens, et il renferme les technologies les plus modernes en termes de fonctionnement et de possibilités de ­déplacements : DMX, Art-net, DMX sans fil : il est capable de tout faire ! Si vous désirez vous offrir quelque chose de vraiment différent, d’innovant, bref, un jouet génial, un éclairage “en 3D” ... allez le tester !

Cameo

COEMAR Coemar, een van de ‘oude rotten in het vak’, een merk dat van oudsher aan de top staat en nog steeds in één zin wordt gebruikt met de woorden ‘kwaliteit’ en ‘betrouwbaarheid’. Ze brengen niet extreem veel producten uit, de Italianen, maar als ze met iets nieuws komen, doen ze dat meestal ook wel goed. Recent werden de SoftLite LED RGBW, de SoftLite LED White 3200K en de SoftLite LED VariWhite 3000/7000K gelanceerd. Drie, zoals de naam vrij duidelijk aangeeft, softlights. Extreem krachtige washers (120°), met in totaal telkens 250W aan LED-vermogen. Bij de RGBW-versie wordt dat vermogen bereikt door 24 CREE leds per kleur. Voor de witte exemplaren zijn er dat 48. De apparaten komen met elektronische dimmer (0 tot 100 procent) en met een elektronische controle van de koeling. De fan is daarbij in 4 modes regelbaar (lownoise, auto-silent, DMX en maximum speed). De softlights werken geheel ‘flicker-free’, en zijn daarmee uitermate geschikt voor televisiewerk. Coemar klasseert de apparaten dan ook onder ‘broadcast’. Wat niet wegneemt dat ‘onze’ entertainmentsector nooit rouwig is om een handige washer met veel lichtopbrengst en een professionele uitstraling.

advertentie

CHAUVET Les multi moving heads sont à la mode, semble-t-il, car Chauvet nous présente lui aussi un appareil muni de 5 mini-têtes individuelles : il a pour nom le Rogue R1 FX-B. Mais ici, Chauvet a opté pour 5 sources lumineuses disposées en ligne. De cette manière, le mouvement de ‘pan’ démarre du centre, comme d’ailleurs sur toutes les moving heads ­“normales”. Par contre, chaque petite tête s’occupe de ses propres mouvements de ‘tilt’. La source lumineuse est assurée par des LED (pixel mappable 15W RGBW), qui sont donc pilotables individuellement. Pilotage qui peut être assuré via DMX, Art-net, sACN et Kling-Net. Pour accentuer l’effet de ‘pixel mapping’, les pixels peuvent être gérés par un mode ‘dual’ spécial via un contrôleur séparé, indépendamment des autres fonctions de l’appareil. Chauvet insiste également sur le fait qu’en raison de ses mouvements particulièrement silencieux, ce Rogue R1 FX-B est aussi tout à fait approprié dans les environnements où les déploiements excessifs de technique sont proscrits. Le master dimmer de l’appareil travaille en 16 bits et via des couleurs individuelles et des macro-couleurs intégrées. Tout cela, afin d’adapter l’offre aux moindres souhaits des ‘light designers’. A noter que ­Chauvet sort cet appareil au sein de sa gamme professionnelle.

CAMEO Pratiquement impossible de repérer un élément ou l’autre quand on regarde la liste complète des nouveautés chez Adam Hall. Mais en regardant mieux, il y a quand même une chose où l’autre à remarquer ... La preuve, c’est que Cameo, la “marque d’éclairage” propre au groupe Adam Hall, présente le Zenit P40et le Zenit P130. Tout n’a pas besoin d’être nécessairement compliqué et d’avant-garde : ces Zenit sont de “simples” spots. Ou plutôt, pas tout à fait ... Le Zenit P40 renferme 4 LED Osram Ostar RGBW de 10 watts chacune, tandis que le gros modèle possède la bagatelle de 4 X 32 watts de puissance ! Voilà qui n’est pas rien ! Et pour rendre les Zenit encore plus attractifs, ils sont certifiés aux normes IP65, ce qui les consacre donc comme de véritables spots d’extérieur. Ces appareils ont une ventilation passive, pèsent 4,2 kilos, disposent de pas mal de fonctions assez surprenantes (comme par exemple une flopée de possibilités de gestion et de configuration, un écran OLED, 4 courbes réglables pour les dimmers, etc.). Leur prix est, respectivement, de 500 et 650 euros. Au départ, leur degré de dispersion est de 8°, mais ils sont livrés avec des optiques de diffusion de 25° et 45°. Bref, ­finalement, ce qui paraissait être au départ de “simples” spots, se révèle à ­l’arrivée comme un gadget particulièrement attirant ! Les dimensions et le poids restent acceptables, le prix est aussi en ordre, et la puissance lumineuse pourrait être phénoménale ... Les premières livraisons sont attendues pour la fin de cette année.

COEMAR Coemar, une des “toutes vieilles peaux” dans le métier, une marque qui, de longue date, est et reste au top, est encore aujourd’hui synonyme de mots comme ‘qualité’ et ‘fiabilité’. Cette marque italienne ne propose pas beaucoup de produits, mais quand elle lance une nouveauté, la plupart du temps, elle le fait avec brio. C’est ainsi que récemment, elle a présenté le SoftLite LED RGBW, le SoftLite LED White 3200K et le SoftLite LED VariWhite 3000/7000K. Voici donc, comme leur nom l’indique très clairement, trois ‘softlights’. Il s’agit de ‘washers’ (120°) extrêmement puissants, chacun disposant donc d’un total de 250 watts de ­puissantes LED. Dans la version RGBW, cette puissance est atteinte grâce à 24 LED CREE par couleur. Quant à la version de couleur blanche, il y en a 48. Les appareils disposent d’un dimmer électronique qui va de 0 à 100 % et d’un contrôle électronique du refroidissement. A cet effet, le ventilateur présent est réglable suivant 4 modes différents : low-noise, auto-silent, DMX et maximum speed.

Ces ‘softlights’ fonctionnent tout à fait en ‘flicker-free’ et pour cette raison, ils sont tout indiqués pour être utilisés sur les plateaux de TV. D’ailleurs, Coemar place ces appareils dans sa catégorie ‘broadcast’. Ce qui n’empêche pas que ­“notre” secteur, celui de l’animation, ne sera jamais attristé de savoir qu’un washer professionnel, aussi pratique que puissant, est à sa disposition ...

6

www.prosoundlight.net

PRO SOUND & LIGHT 2016/327

LIVE SOUND

JBL Eon One all-in-one-PA

Hans Lauwens

Een gerespecteerd merk én de claim dat voorliggend te testen product de eerste échte all-in-one-PA op de markt is. We zijn reuze benieuwd de JBL Eon One ­onder de loep te nemen.

We zijn weer eens verheugd! Waarom? Omdat we een JBL over de vloer krijgen, tiens! JBL… Het blijft toch een ‘ronkende’ naam hoor.

Een merk dat niet enkel heel wat jaartjes op de teller heeft staan, maar dat ook quasi door iedereen aan kwaliteit wordt gelinkt, en bijgevolg ook dikwijls als referentie wordt gebruikt. Het is ook een van de grootste ‘warme speakerbakkers’ wereldwijd. Heel wat klankkasten werden ontworpen naar de parameters van JBL-drivers. Zelfbouwers die graag in de topklasse willen meespelen (en er de nodige centjes voor hebben), grijpen – en grepen – heel vaak naar JBL. Wereldwijd gerespecteerd, door de jaren een mooie constante om trots op te zijn. Dat is waarom we verheugd zijn! Anderzijds schept zo’n lofzang wel erg hoge verwachtingen en is het voor JBL allicht bang afwachten of een nieuw product al dan niet zal scoren. Zeker wanneer de Amerikanen voor hen nieuw terrein verkennen…

ALGEMEEN CONCEPT Het concept van de Eon One is eigenlijk helemaal niet nieuw, integendeel zelfs! Zowat ieder zichzelf respecterend merk heeft de dag van vandaag wel ergens een luidsprekersysteem in het gamma dat bestaat uit een slanke zuil op een iets breder uitgevallen sub, waar bovendien al de systeemelektronica in verwerkt zit. Voortbouwend op de principes – en dan vooral de voordelen – van de line array technologie, ­experimenteren enkele merken al jaren met dit soort producten. In de beginjaren was het enorm vooruitstrevend en speciaal; tegenwoordig kijkt waarschijnlijk niemand er nog van op. Terwijl de verschillen met een conventioneel systeem toch wel erg uitgesproken zijn.

De belangrijkste kenmerken van een dergelijk ontwerp zijn de zeer ­gedetailleerde en directe klank, de interessante horizontale spreiding van de kleine drivertjes, gekoppeld aan de verticale bundeling van het zuiltje en de daaruit volgende draagkracht, en natuurlijk ook de compactheid en dus bijgevolg het gebruiksgemak. Omdat de subwoofer in zo’n opstelling meestal de gehele systeemelektronica bevat (versterkers voor sub en top, mengpaneel, processing etc.), klasseren de fabrikanten de systemen niet geheel onterecht onder de noemer ‘all-in-one’.

JBL claimt echter dat de Eon One de eerste échte all-in-one-PA op de markt is. Ergens een begrijpelijke stelling, want de Eon One draag je letterlijk in één hand naar binnen, zonder dat je nog een keer extra naar de wagen moet om topkasten en statieven op te pikken (wat bij veel vergelijkbare systemen wél het geval is). Anderzijds kennen we – sorry JBL – nog wel een paar andere échte all-in-one systemen, maar inderdaad, zo dik zijn ze zeker niet gezaaid. En de Eon One, dat is echt wel een bijzonder handig ding!

De subwoofer vormt het hart van de set. Hij is voorzien van een krachtige front loaded 10” woofer in bass-reflex opstelling, een 6-kanaals mixertje met ­reverb, de systeemprocessing en 2 klasse D versterkerkanalen. 250W is voorzien om de 10” woofer accuraat in beweging te brengen; 130W gaat naar de topmodule. Deze laatste bevat 6 drivertjes van 2”. De topmodule inclusief de 2 ‘afstandshouders’ – deze hebben dezelfde afmetingen als de topmodule, maar dan gesloten en uiteraard zonder drivers

8

www.prosoundlight.net

Voilà une marque respectée ... qui n’hésite pourtant pas à clamer haut et fort que le produit que nous ­allons tester est en fait la première “vraie de vraie” sono tout-en-un lancée sur le marché ! Après une telle déclaration, nous sommes vraiment extrêmement ­curieux de passer sous la loupe cet appareil qui ­répond au nom de JBL Eon One. Nous voilà, une fois de plus, tout réjouis ! Et pourquoi ? Tout simplement parce que nous avons devant nous un produit JBL, tiens ! JBL ... Cela reste quand même un des noms les plus prestigieux, non ? Car c’est non seulement une marque qui se maintient au top depuis de nombreuses années, mais en plus, pratiquement tout le monde associe ce nom à la notion même de qualité, et par conséquent, il n’est pas rare que la marque soit citée en tant que référence. Et après tout, il s’agit de l’un des plus gros constructeurs de haut-parleurs de par notre vaste monde ! En fait, il existe une flopée d’enceintes acoustiques qui sont conçues en fonction des haut-parleurs de JBL. Quant à ceux qui construisent leurs enceintes eux-mêmes, qui veulent accéder au top dans le genre ... et qui ont l’argent nécessaire, eh bien, ces gens-là se tournent, aujourd’hui comme par le passé, très souvent vers JBL. La marque est donc respectée dans le monde entier depuis de nombreuses années, et elle peut être fière d’une telle constance. Voilà donc pourquoi nous sommes si contents, c’est vrai, de tester du JBL ! Par ailleurs, un tel cortège de louanges ne peut qu’engendrer un niveau d’attentes très élevé ... et évidemment, créer une certaine tension pour la marque elle-même, le temps de savoir si ce nouveau produit va, lui aussi, rencontrer le succès.

Et ce, d’autant plus que dans le cas présent, la firme américaine se risque dans ce qui est pour elle un nouveau créneau du marché ...

GENERALITES CONCEPT Le moins que l’on puisse dire, c’est que le concept suivi par l’Eon One n’est pas nouveau, bien au contraire ! C’est tellement vrai que toute marque qui se respecte un tant soit peu possède de nos jours, au sein de sa gamme, un produit qui se compose d’une fine colonne reposant sur un woofer à la base un peu plus large, et dans lequel se trouve également l’entièreté du système électronique. En capitalisant sur les principes - et bien entendu, sur les ­avantages avant tout ! - de la technologie des line arrays, depuis déjà quelques années, chaque marque s’est donc lancée dans des ­recherches sur ce type de produit. Au début, une telle approche apparaissait très spéciale, et même d’avant-garde. Mais aujourd’hui, il est vraisemblable que plus personne n’y prête vraiment ­attention ... Et pourtant, les différences avec un système conventionnel sont très marquées !

Les caractéristiques les plus importantes d’une telle conception, ce sont : le son, très détaillé et très direct ; la dispersion horizontale très intéressante des petits haut-parleurs d’aiguës ; l’ensemble de ceux-ci, disposés verticalement dans la petite colonne, avec pour conséquence une excellente portée sonore ; et naturellement, la compacité du système et son corollaire, la facilité d’utilisation et de transport. Etant donné que la plupart du temps, dans un tel système, l’entièreté du système électronique (amplis pour le sub et le top, table de mixage, processing, etc.) se trouve dans le sub, les constructeurs ont tendance à appeler ces systèmes des ­tout-en-un (‘all-in-one’), et non sans de bonnes raisons ! Ce qui n’empêche pourtant pas JBL de prétendre que l’Eon One est en fait le premier “vrai” tout-en-un à paraître sur le marché ... Et d’une certaine manière, on comprend ce que la firme veut dire : en effet, l’Eon One peut se porter d’une seule main et se met dans la voiture en un seul trajet, sans que l’on ait encore ­besoin d’y revenir pour y mettre les satellites et/ou leurs

PRO SOUND & LIGHT 2016/327

statifs, ce qui est effectivement le cas pour la plupart des systèmes comparables.

Ceci dit, nous connaissons - pardon à JBL ! - quelques autres “vrais” systèmes tout en-un, mais effectivement, ils ne sont pas très nombreux ... Et l’Eon One est tellement, tellement pratique !

Comme cela a déjà été dit, le subwoofer est au coeur du système. Il est équipé d’un puissant woofer de 10”, tourné vers l’avant et monté en bass reflex, d’une ­petite table de mixage à 6 canaux et disposant d’une réverbe, d’un système de ­processing et de 2 canaux d’amplification de Classe D. Le woofer de 10” est ­desservi par une puissance de 250 watts, 130 watts étant dévolus au module des ­aiguës. Cette petite colonne renferme 6 petits haut-parleurs de 2”. Ce module ­supérieur comprend aussi 2 “rehausses”, de mêmes dimensions que le module des aiguës, mais elles ne comportent pas d’ouverture car elles n’ont pas de haut-parleurs.

Astuce : le woofer comporte un espace de rangement à l’arrière qui peut accueillir les 3 éléments de cette colonne. Et pour tout cela, la balance n’accuse qu’un poids très modeste, soit ... 18,5 kilos !

CRÉNEAU VISÉ / CHAMP D’APPLICATION L’Eon One n’est pas conçu pour jouer dans de grandes salles ou lors de concerts en plein air ; il est plutôt à sa place pour créer une ambiance agréable via une ­installation musicale sans souci. Quand on se rend sur le site de l’Eon One, on voit au dessus l’image d’un duo - un guitariste et un chanteur - dont les membres se trouvent à côté de l’Eon One et qui manifestement, sont en train de prendre du bon temps à jouer ... C’est exactement le groupe cible que je m’imaginais ! Un DJ qui utiliserait ce set pourrait sans doute en être très satisfait, mais personnellement, je vois mieux l’Eon One gagner ses galons dans le milieu des musiciens. Ou tout simplement dans les firmes de location de matériel, qui disposeraient ainsi d’un matériel rapidement installé, simple à manier et possédant un bon son (ce dernier élément n’étant, à ce stade de notre test, qu’une supposition). En raison de leur bonne portée sonore et de leur excellente restitution de la voix, ces systèmes ­d’arrays compacts sont aussi tout indiqués pour des applications de type ­multimédias ou pour des réunions. Ainsi que pour la diffusion de la voix en ­général ... Ben oui, finalement, voilà un ensemble aussi pratique, on peut l’utiliser pratiquement pour tous les cas de figures ...

CONSTRUCTION

– kunnen netjes achteraan in de sub worden opgeborgen. De weegschaal klokt voor het geheel af op een luttele 18,5kg!

DOELGROEP/TOEPASSING De Eon One is niet bedoeld om grote zalen en concertweides plat te spelen, maar is eerder geconcipieerd om sfeer te brengen in een gezellige muzikale setup. Als je de productwebsite van de Eon bekijkt, zie je bovenaan het beeld van een duo – gitaar en zang – waarvan de leden naast de Eon zitten en duidelijk genietend aan het performen zijn. Dat is meteen ook de doelgroep die ik me voorstelde. Een dj die van deze set gebruik mag maken, mag heel blij zijn, maar persoonlijk zie ik de Eon eerder zijn strepen verdienen in het muzikantenmilieu. Of gewoon op locaties waar je snel, efficiënt en eenvoudig een goede klank wil neerzetten (dat laatste hopen we alleszins). Vanwege de goede draagkracht en de heldere stemweergave zijn compacte array-systemen ook goed geschikt voor multimedia- en vergadertoepassingen.

En voor algemeen vocaal werk. Ach ja, zo’n handig setje kan je eigenlijk wel voor alles gebruiken…

BOUW AFWERKING, BEDIENING, AANSLUITINGEN, ERGONOMIE De bouw en het ‘concept’ van dit setje komt wel enigszins origineel en verrassend over: bovenaan op de subwoofer zit een stevig handvat waarmee je de set binnendraagt, maar bij nader inzien blijkt dat een opklapbaar luikje te zijn, waaronder de afstandshouders en het topzuiltje weggeborgen zitten. Het ingebouwde mengpaneeltje is schuin aflopend, zodat je onder het deurtje nog wat ruimte over hebt om een kabeltje en dergelijke op te bergen. Het klopt dus rigoureus: je draagt echt je hele set in één keer, met één hand. Daar maakt JBL dan toch wel het verschil. De Eon is niet alleen handig om te dragen, maar kan even efficiënt worden vervoerd: het bakje past echt in om het even welke auto! Het handvat-deurtje voelt solide aan en sluit met grendelhaken (die je met een knop kunt wegduwen om het deurtje te openen) van stevig metaal. We vonden het wel een beetje eigenaardig dat die metalen haken in een kunststof opening vastgrijpen. Misschien is het voor de gebruiker wel een goede gewoonte voor de betrouwbaarheid op lange termijn, om het luikje niet met een smak ‘dicht te gooien’ maar om het te sluiten door de grendelhaken met de knop even uit de weg te schuiven. Zowel de afstandshouders als het topzuiltje zijn heel lichte constructies, die net niet té plastiekerig aanvoelen en die uiteraard wel erg licht en handig zijn, waardoor het hele setje nog zeer goed draagbaar blijft door één persoon.

PRO SOUND & LIGHT 2016/327

FINITION, UTILISATION, CONNEXIONS ET ERGONOMIE La construction et la conception de cet ensemble sont à la fois quelque peu ­originales et surprenantes : sur la face supérieure du subwoofer, il y a une poignée qui permet de porter le set, et en regardant mieux, c’est aussi une sorte de clapet mobile qui donne sur un compartiment où se rangent la colonne des aiguës et ses deux rehausses. La petite table de mixage est orientée en oblique, de sorte qu’il reste encore un peu de place pour y ranger un câble et ce genre d’accessoires. Tout est donc rigoureusement “calculé” : on transporte effectivement l’ensemble en une seule fois, et une seule main suffit à la tâche ! C’est ici que JBL “fait la différence” : l’Eon One est non seulement pratique à transporter, mais en plus, son transport se révèle d’une efficacité redoutable dans la mesure où l’ensemble se loge aisément dans n’importe quel véhicule ! La poignée / clapet a l’air solide et se ferme via un système de verrouillage fait d’un solide métal. Il suffit de pousser sur un bouton pour ouvrir la petite porte du compartiment où se trouvent les trois colonnes. Ceci dit, il nous parait assez singulier que des crochets en métal soient en contact avec des parties en matière synthétique ... Pour l’utilisateur, c’est peut être une bonne habitude pour la fiabilité à long terme, afin de ne pas fermer le compartiment juste en “tapant un bon coup” dessus pour le fermer et mais de le fermer grâce aux ­crochets et au bouton. Le module des aiguës et ses 2 rehausses sont des éléments très légers, qui ne ressemblent pas trop à du plastique et qui sont pourtant aussi ­légers que pratiques, ce qui explique que le set reste donc très facile à porter par une seule personne.

La petite table de mixage intégrée possède 6 canaux : les plus “évidents” sont les deux canaux principaux, qui sont commutables entre micro et ligne via un bouton poussoir, et qui possèdent des connecteurs combinés jack / XLR. Sur ces 2 canaux, on trouve des boutons pour le volume, les basses, les aiguës et une “vraie” réverbe. Tout cela, de nouveau, est très pratique !

Ensuite, il y a un canal réservé à la réception via BlueTooth et un connecteur mini-jack, ainsi qu’un canal où on a le choix entre des connecteurs de type double jack ou double Cinch. Sur ces canaux, il n’y a qu’un bouton de volume, donc, pas de réglage de tonalité séparé. Vient ensuite une sortie moniteur au standard Cinch pour compléter le tableau, et bien entendu, il y a également un bouton pour le master volume. A noter que le volume du subwoofer n’est pas réglable séparément par rapport au volume global. Le fonctionnement de cet ensemble ne posera sans doute de problème qu’à des débutants : tout qui a une connaissance, ne serait-ce que minime, des appareils de sonorisation, s’y retrouvera immédiatement face à un tel système. Nous estimons que ce point est important pour une bonne partie des utilisateurs pour qui ce set a été conçu : facile à transporter, vite monté, facile d’emploi, avec une détection Bluetooth rapide ... Que peut-on donc bien vouloir de plus ? Petite précision : l’utilisateur peut choisir, selon la situation rencontrée, s’il pose l’array des aiguës directement sur le subwoofer, ou s’il y intercale une ­rehausse, ou les deux. Il y a donc 3 “positons d’écoute” possibles ! De cette >>

www.prosoundlight.net

9

>> Het ingebouwde mengpaneeltje heeft zes kanalen. Het opvallendste zijn de twee hoofdkanalen, die met een drukknop omschakelbaar (mic/line) zijn, met combi jack/XLR connectoren. Op deze beide kanalen treffen we een volumeknop aan, een bassregelaar en een trebleregelaar, en ook een heuse reverb! Dat is wel handig.

Verder is er één kanaal met bluetooth ontvangst en mini-jack aansluiting, en een kanaal waar je de keuze hebt om binnen te komen via dubbel jack of dubbel cinch.

Hier treffen we alleen een volumeregelaar aan, geen aparte toonregeling. Verder maakt een monitoruitgang op cinch het geheel compleet, en uiteraard zit er ook een mastervolumeknop aan. Het volume van de subwoofer is echter niet apart regelbaar ten opzichte van het totaalvolume. De bediening stelt waarschijnlijk enkel problemen bij marsmannetjes: wie ook maar iets van geluidsapparatuur af weet, is in no-time vertrouwd met het systeem. Dat vinden we een belangrijk punt voor een flink deel van het gebruikerssegment waar het setje op mikt. Makkelijk, snel opgesteld, overzichtelijk, de bluetooth is snel gekoppeld… Wat willen we nog meer?

Bovendien kan men als gebruiker kiezen of men het topzuiltje direct op de sub klikt, of dat men een of twee afstandshouders er tussen monteert. Er zijn dus drie luisterposities realiseerbaar! Zodoende kan je je topzuiltje steeds op de beste hoogte laten stralen, of je nu op de begane grond staat, of op een podium.

KLANK KWALITEIT EN WEERGAVE Om de klankkwaliteit te beoordelen, hebben we een paar tracks afgespeeld via onze gebruikelijke bronnen, en we hebben ook met een door de importeur meegeleverde nieuwe D7 microfoon van AKG geëxperimenteerd. Uiteindelijk heb ik er ook mijn Tyros 4 even op aangesloten. Globaal gezien denk ik dat we mogen zeggen dat de Eon One ‘herkenbaar’ klinkt. Herkenbaar in die zin dat de klank van een compact array systeem de dag van vandaag meer en meer vertrouwd in de oren klinkt. Het klankbeeld is enerzijds opgebouwd uit zeer gedetailleerde en kristalheldere hoge tonen, en anderzijds – merk- en conceptafhankelijk – uit een subwoofer die een stevig fundament legt. Vaak horen we een soort ‘gat’ in het middengebied, dat we soms wel wat kunnen compenseren met de equalizing, maar dat toch meestal het visuele aspect volgt. We ‘zien’ immers ook een ferme opening tussen enerzijds de ruime subwoofer en anderzijds de veelal minuscule drivertjes in de topmodule. We zijn die klank echter helemaal gewoon geworden, en gaan hem zelfs meer en meer als een referentie beschouwen. De Eon is helemaal mee met die visie! Een erg herkenbare JBL-sound trouwens! De gebruikte drivertjes zijn zo klein dat je haast niet kan geloven dat het hoog en het hoog-mid zo performant en glashelder worden weer­ gegeven. En toch… Ook de opstelling van de drivertjes onderling speelt daar een

10

www.prosoundlight.net

­ anière, l’utilisateur est toujours à même de positionner la petite colonne à la m hauteur qu’il estime la mieux adaptée pour l’assistance.

SON QUALITÉ ET RESTITUTION SONORE Afin de pouvoir juger de la qualité du son, nous avons écouté une série de ­morceaux via nos sources sonores habituelles, et nous avons également fait des tests avec un nouveau micro D7 d’AKG fourni par l’importateur. A la fin du banc d’essai, j’ai aussi branché mon Tyros 4. Globalement, je pense qu’on peut dire que le son de l’Eon One est “reconnaissable”. Je veux dire par là que de nos jours, nos oreilles sont de plus en plus habituées au son d’un array compact. D’une part, l’image sonore est construite sur base d’aiguës aussi détaillées que cristallines, et d’autre part, indépendamment de la marque et de la conception, sur base d’un subwoofer qui procure de puissantes basses. Souvent, on remarque une sorte de “chaînon manquant” dans le registre médium que l’on peut parfois compenser via l’égalisation, mais qui a en tout cas tendance à “correspondre” à l’aspect visuel de l’appareil. On “voit” - pour ainsi dire - une sorte de “fossé” entre, d’un côté, le subwoofer à la taille respectable, et de l’autre, les haut-parleurs logés dans le module des aiguës, la plupart du temps, minuscules. Nous sommes donc maintenant bien habitués à ce type de son, et de plus en plus, nous avons même tendance à le considérer comme une référence. Eh bien, l’Eon One s’inscrit totalement dans cette “vision” ! Et il s’agit d’ailleurs d’un son à la JBL, parfaitement reconnaissable !

Les mini-haut-parleurs utilisés sont tellement petits que l’on a peine à croire que les aiguës et les hauts-médiums sont restitués de manière aussi performante et ­cristalline par de si petites choses ! Et pourtant, tel est bien le cas ... Mais la position des mini-haut-parleurs les uns par rapport aux autres y joue un rôle déterminant.

En effet, grâce à une telle “matrice” (‘array’ en anglais), il faut diffuser le son beaucoup moins fort et moins “agressivement” pour que les aiguës restent claires et stables dans toute la pièce. Et c’est précisément cet “effet”, que nous avons ­immédiatement ressenti comme “agréable”, à l’écoute de l’Eon One. D’ailleurs, cette dispersion spécifique est vraiment perceptible : que l’on se poste à côté, en face ou même presque derrière l’enceinte, la netteté et le côté détaillé du son restent vraiment identiques partout. Personnellement, je trouve très important que le son puisse “atteindre” tout le public de manière agréable, et non pas que les ­auditeurs qui se trouvent juste en face d’un angle de dispersion étroit soient ­“massacrés” par vos haut-parleurs, alors que ceux qui se trouvent en dehors de ce champ doivent tendre l’oreille pour entendre ce qui se passe ... Peut être est-ce une description un peu caricaturale de ma part, mais la conclusion la plus importante,

PRO SOUND & LIGHT 2016/327

grote rol in. Je moet immers veel minder luid en ‘snijdend’ spelen om overal in de luisterruimte een duidelijk en consistent hoog te krijgen. Het is precies dat wat we bij de Eon meteen als ‘aangenaam’ ervoeren. De spreiding is trouwens echt opvallend. Of je nu naast, voor of zelfs quasi achter de speaker gaat zitten, de verstaanbaarheid en het detail zijn echt overal gelijk. Ik vind het persoonlijk wel belangrijk dat je het publiek op een rustige manier kan bereiken in plaats van dat je de luisteraars die in de enge openingshoek van je (hoorn)speakers zitten doof speelt, terwijl de mensen er naast moeite moeten doen om te verstaan wat er gaande is. Misschien stel ik het wat extreem voor, maar de belangrijkste conclusie is toch dat de Eon goed scoort op dat vlak! En lang niet alleen op dat vlak hoor… Ik vond het ook verrassend hoe de sub presteerde in combinatie met de topmodule. Aanvankelijk had ik wat schrik omdat het volume niet apart regelbaar is, maar JBL laat hier duidelijk zien dat ze ervaring hebben. Ze weten hoe het moet klinken. Als je power vraagt, krijg je die. De sub blijft voor een mooi fundament zorgen, met een heel fijn ‘kickje’. Ga je stiller, dan vangt de processing dat goed op en komt er als het ware een soort ‘loudness’ opdraven. Veel concurrenten durven op dat punt wel eens de mist in gaan. JBL zorgt er voor dat er ook op lage volumes een goede balans behouden blijft.

Ook stemgeluiden worden met voldoende ‘body’ weergegeven. De AKG D7 is trouwens een steengoede zangmicrofoon die heel mooi presteert in combinatie met de Eon. Het meest overtuigd was ik zelf wanneer ik de Tyros zijn gangen liet gaan. Het ‘live-gevoel’ is erg aanwezig bij de Eon One. Strak en helder. Af en toe eens wat minder mid – laag-mid, maar daar gaat niemand van wakker liggen…

De output is best oké. Volgens de specs haalt het systeem een 118dB (peak). Als je de volumeregelaars ver open draait, komt er een tikkeltje agressie om de hoek loeren, hoewel de limiters efficiënt en zacht ingrijpen. De set is goed beveiligd en kan een tikkeltje meer bieden wanneer het echt nodig is. Vervorming is bij JBL uit den boze: de zuiverheid die we op lage volumes ervaren, blijft ook bij uitsturing tegen de limieten aan aanwezig.

c’est que l’Eon One est très bon de ce point de vue ! Et bien sûr, pas seulement de ce point de vue ... Car j’ai également été surpris par la manière dont le sub se comportait par rapport au module des aiguës. Au départ, j’avais certaines craintes du fait que le volume du sub n’était pas réglable séparément, mais c’était compter sans l’expérience de JBL, qui se fait clairement sentir : ces gars-là savent comment le son doit “péter un max” ! Si vous voulez de la puissance, vous en avez sans problème : le sub veille à diffuser de belles basses dotées d’une très jolie “pêche”. Mais quand on veut jouer moins fort, le processing prend les choses en main et réagit comme s’il enclenchait une sorte d’effet de ‘Loudness’ (renfort des graves et des aiguës). Sur ce point, pas mal de concurrents n’osent même pas se risquer, alors que JBL parvient donc à garder une bonne balance sonore, même quand le volume est faible. Les voix, elles aussi, sont restituées avec une parfaite “présence”.

L’AKG D7 est d’ailleurs un excellent micro pour le chant, qui s’est acquitté d’une excellente prestation, associé à l’Eon One. Nous arrivons à la partie du test la plus convaincante pour moi : c’est quand je me suis laissé aller avec mon Tyros ! La sensation du “direct” était vraiment perceptible grâce à cet Eon One. Avec un son aussi ferme que clair. De temps à autre, avec un peu moins de médiums et de hauts-médiums, mais vraiment pas de quoi éveiller l’attention outre mesure ... Et la puissance est tout à fait satisfaisante : selon les caractéristiques, le système atteint 118 dB (pics). Quand on “ouvre” largement les potentiomètres de volume, un rien d’agressivité monte au créneau, malgré le fait que les ­limiteurs fonctionnent efficacement et en douceur. Ce set est donc bien protégé et peu donner le “coup de rein” bien venu quand c’est nécessaire. Chez JBL, la distorsion est tout simplement ... inadmissible ! Résultat : la pureté du son que nous avons ­c­onstatée à bas volume reste elle aussi au dessus de tout reproche.

PRIX JBL est cher, dit-on ... Vraiment ? Parce que dans le cas présent, c’est nettement moins cher que ce à quoi je m’attendais ! Bien ­ entendu, la qualité exige toujours un certain prix, mais le mariage entre Américains et Chinois pour construire cet Eon One a permis d’aboutir à un prix particulièrement attractif. Un prix officiel ne nous a pas été communiqué, mais quelques vérifications faites sur les sites de vente en ligne montrent qu’un ensemble coûtera environ 1.000 euros. Il s’agit donc d’un prix étonnamment bas ...

BUDGET JBL duur? Wel, dat valt bijzonder goed mee eigenlijk!

Kwaliteit draagt natuurlijk altijd zijn prijs, maar het Amerikaans-Chinees huwelijk van deze Eon heeft toch bijgedragen tot een erg aantrekkelijke vraagprijs. Een officiële prijs werd ons niet meegegeven, maar een snelle blik in enkele gekende webshops, laat zien dat je een setje in huis haalt voor ongeveer 1000 Euro. Verrassend laag geprijsd dus!

CONCLUSION Bon. Super. Professionnel. Pratique. Je prends. A part ça, y a-t-il quelque chose à ajouter ? Ah oui : d’une part, la “colonne” (les haut-parleurs pour les aiguës et ses deux rehausses, donc) ne ­semblera peut être pas construite assez solidement à certains acheteurs potentiels pour s’inscrire dans la durée. Et d’autre part, d’autres amateurs seront peut être déçus par la puissance du système : non, cette sono ne ... décollera jamais le papier peint de votre ­baraque ! Mais personnellement, je trouve que JBL a choisi la bonne approche pour un tel système. Essayez donc de trouver un set comparable, répétons-le : qui est pratique, qui est un “vrai” tout-en-un, et qui, en plus, a un bon son et un bon prix ! C’est une vraie réussite ! Peut être n’avons-nous pas l’habitude de tenir pareil langage pour un produit JBL, mais pour un prix aussi ­intéressant, l’Eon One, il ne faut pas le “laisser passer” ! En tenant compte du haut pouvoir de revente de la marque, l’Eon One est, sans la moindre hésitation, un investissement de premier ordre !

Ceci étant dit, je ne vois aucun motif qui vaudrait à ce set d’être revendu ... Allez, on va quand même trouver un point à critiquer, pour le principe ? En fait, on se demande pourquoi JBL a mis ­autant de temps pour sauter dans le train en marche des petits systèmes à arrays ... Peut être que pour eux, seul le meilleur était envisageable, et qu’ils ont donc pris leur temps pour être certains que leur expérience, forte de 70 ans, ne se concrétise que dans un nouveau produit tout à fait irréprochable ? Qui sait ...

BESLUIT Goed. Tof. Professioneel. Handig. Af. Hoeven we daar nog iets aan toe te voegen? Ach ja, misschien stralen de topmodule en de afstandshouders niet voor iedereen de nodige duurzaamheid uit en misschien verwachten sommige mensen dat het dak van het huis moet worden gespeeld, maar ik vind dat JBL dit goed heeft aangepakt. Begin maar eens te zoeken naar een vergelijkbare set die handig is, die écht ­all-in-one is, die bovendien goed klinkt én die betaalbaar blijft. Succes!

We zijn het misschien niet echt gewend om dit over een JBL-product te zeggen, maar voor de prijs moet je de Eon niet laten staan! Rekening houdend met de hoge doorverkoopwaarde van de merknaam is de Eon One zonder enige twijfel een prima investering! Al zie ik niet meteen in waarom je het setje zou doorverkopen… Misschien een klein puntje van kritiek? We vragen ons eigenlijk wel af waarom het zo lang geduurd heeft vooraleer JBL mee op de kar van de array-systeempjes is gesprongen… Misschien was enkel het beste goed genoeg, en heeft de firma haar tijd genomen om hun 70 jaar ervaring om te zetten in een topproduct? Wie weet…

+ –

• • • • •

cht all-in-one É Design Flexibiliteit Handig in gebruik Prijs/kwaliteit

•T opmodule en afstandshouders komen misschien ietwat plastiekerig over

PRO SOUND & LIGHT 2016/327

+ –

• • • • •

Véritable tout-en-un.

Le design.

La flexibilité.

Se révèle pratique à l’utilisation.

Le rapport qualité / prix.

• Le module des aiguës et ses deux rehausses affichent un look peut être un peu trop “plastique”.

www.prosoundlight.net

11

LIVE SOUND

Shure KSM8 Dualdyne dynamic microphone

Praktisch elke muzikant kent de Shure SM58. Het is, samen met broertje SM57, de meest verkochte microfoon ter­ ­wereld. Je ziet hem in oefenruimtes, op podia en in studio’s, en de SM58 mag terecht ‘een standaard’ genoemd worden.

Zal de nieuwe KSM8 Dualdyne ook zo populair worden?

De populariteit van de SM58 komt door het prettige geluid, maar ook omdat je hem rustig op de grond of in een glas bier kunt laten vallen, of er desnoods een spijker mee in de muur kan slaan. Niet voor niets gebruikt NASA deze mic in hun ruimtestation. Voor de KSM8 zal een dergelijke robuustheid niet voorop hebben gestaan. Wel wil Shure met deze zangmicrofoon een nieuwe standaard neerzetten. Maar liefst zeven jaren waren nodig voor de ontwikkeling van deze Dualdyne dynamische zangmicrofoon.

TWEE MEMBRANEN Om een dynamische microfoon richtingsgevoelig te maken, werden vroeger twee opname-elementen (die de geluidsgolven in elektrische spanning omzetten) gebruikt. In 1939 lukte het Shure om dit met maar één element voor elkaar te krijgen, in hun unidyne-microfoon. Daarmee schreef Shure geschiedenis, want sindsdien zijn alle dynamische microfoons op Shure’s unidyne-principe gebaseerd. Toch vond Shure dat er aan dit universele microfoonprincipe nog iets te

Taco Veltman

Pratiquement n’importe quel musicien connait le Shure SM58. Il s’agit - avec son alter ego, le SM57 - du micro le plus vendu au monde. On le voit dans les salles de ­répétitions, sur les podiums, dans les studios, etc. Bref, le SM58 mérite sans conteste possible le nom de “standard”.

La question est de savoir si le nouveau KSM8 Dualdyne va devenir aussi populaire que son illustre prédécesseur ...

La popularité du SM58 vient évidemment de son agréable sonorité, mais pas seulement : on peut le laisser tomber sur le sol - ou dans un verre de bière ! - et en cas de besoin, il peut même servir de ... marteau si on a un clou à enfoncer dans un mur ! Ce n’est pas pour rien non plus que la NASA utilise ce micro dans ses stations spatiales ... Mais pour le KSM8, ce n’est pas une telle ­robustesse qui est mise en évidence : grâce à ce nouveau micro chant, Shure a pour objectif d’imposer un nouveau standard. Ce n’est pas pour rien, ici non plus, qu’il aura fallu la bagatelle de sept ans de recherches avant que ce micro dynamique dédié au chant, le KSM8 Dualdyne, ne se retrouve dans les magasins !

DEUX MEMBRANES Par le passé, pour qu’un micro dynamique soit directif, on recourait à deux éléments d’enregistrement qui transformaient les ondes sonores en tension électrique. Et puis en 1939, Shure a réussi à réduire ce dispositif à un seul ­élément, via sa technologie Unidyne. Shure écrivit à cette époque une véritable page d’Histoire, car depuis, tous les micros dynamiques sont basés sur le principe Unidyne de la marque. Mais il faut croire que Shure estimait pouvoir encore améliorer quelque chose à ce principe devenu universel ...

C’est ainsi que dans le KSM8, la marque fait usage d’un nouveau principe, nommé ‘Dualdyne’, qui a recours, comme vous l’aurez déjà deviné, à deux membranes : c’est, selon Shure, le développement technologique le plus ­significatif depuis l’avènement de l’Unidyne.

Ces deux membranes sont ultra-minces, et grâce à une astucieuse ­conception, les ondes sonores entrantes sont dirigées de différentes manières vers ces deux membranes. Selon Shure, cela a pour résultat un son plus clair et un effet de proximité moindre (‘proximity effect’). Car quand on chante très près d’un micro, la couleur sonore se modifie dans la plupart des cas : les graves sont beaucoup plus présents que quand on prend un peu de recul.

De plus, le micro ne capte pratiquement pas de sons venant par les côtés, et le KSM8 est ainsi relativement insensible au feedback.

Ce Dualdyne KSM8 est donc un micro dynamique fait pour le chant et destiné avant tout aux situations en direct. Il a hérité de la solidité légendaire de Shure, mais est un peu plus léger que le SM58. Du coup, il est aussi ressenti comme un peu moins costaud par un chanteur habitué à son prédécesseur ...

La caractéristique directionnelle du KSM8 est cardioïde, ce qui signifie qu’il capte principalement les sons qui sont produits juste en face du micro.

“1, 2, 3, TEST !”

Quand on branche le KSM8 sur une installation de sonorisation, on se rend immédiatement compte qu’il réagit différemment par rapport à un micro

12

www.prosoundlight.net

PRO SOUND & LIGHT 2016/327

verbeteren viel. In de KSM8 maakt het merk gebruik van het nieuwe dualdyneprincipe met – je raadt het al – twee membranen. Volgens Shure de belangrijkste ontwikkeling in microfoontechnologie sinds de unidyne.

Die twee membranen zijn ultradun. Door het uitgekiende ontwerp worden de binnenkomende geluidsgolven op verschillende manieren naar de twee membranen in de microfoon geleid. Dit zorgt volgens Shure voor een heldere klank en minder proximity-effect, ofwel nabijheidseffect. Als je dicht bij een microfoon zingt, verandert de klankkleur meestal. Het laag is dan veel meer aanwezig dan wanneer je iets meer afstand neemt. Daarnaast pikt de microfoon nauwelijks ­geluid op van de zijkanten en is de KSM8 relatief ongevoelig voor rondzingen.

De Dualdyne KSM8 is een dynamische zangmicrofoon die vooral voor livetoepassingen bedoeld is. Hij heeft de bekende Shure-degelijkheid, maar is iets lichter dan een SM58 en voelt ook iets minder stevig aan dan het bekende ­zangijzer. De richtingskarakteristiek van de KSM8 is cardioïde, wat betekent dat hij voornamelijk gevoelig is voor geluid aan de voorkant van de microfoon.

TESTING 1-2-3 Als we de KSM8 op een PA-installatie aansluiten, valt meteen op dat hij anders reageert dan een gewone dynamische microfoon. De KSM8 blijkt een stuk gevoeliger. Geluid van voren wordt heel gemakkelijk opgepikt, op een manier die eerder doet denken aan een condensatormicrofoon. Ondanks deze grote gevoeligheid is de output niet veel hoger dan die van mijn referentiemicrofoons, de SM58 en de Shure Beta 57. Ook het contactgeluid, het geluid dat de microfoon maakt als je hem vastpakt, is vergelijkbaar met dat van de referentiemic’s.

De klank van de KSM8 is heel natuurlijk en helder, met een volle body.

Je kunt horen dat de microfoon in eerste instantie gemaakt is voor zang en spraak. Vanwege de helderheid lijkt de KSM8 nog het meest op de Beta 57 (die meer tophoog heeft dan de SM58), maar als we het signaal equalizen, houdt die vergelijking snel op. Bij de KSM8 blijft het natuurlijk en aangenaam fris klinken, terwijl het signaal van de Beta 57 in extremere instellingen meer geprocest klinkt. Het klopt ook dat de KSM8 minder last heeft van het proximity-effect.

Dat is zeker minder aanwezig dan bij de referentiemic’s, maar nog altijd wel waarneembaar.

WINST Nog een bijzondere eigenschap van de KSM8 is het grote gebied waarin geluid dat de microfoon binnenkomt, goed opgepikt wordt (brede sweetspot). Bij dynamische microfoons wordt het geluid gewoonlijk snel zwakker als je niet loodrecht in of dicht bij de microfoon zingt of praat. Je kent het wel: iemand praat ‘onder’ of te ver van de microfoon en het enige wat je nog hoort, is onverstaanbaar gemompel. De KSM8 is op dit gebied heel vergevingsgezind; ook met een slechte microfoontechniek blijft het geluid goed overeind.

De KSM8 is weliswaar relatief ongevoelig voor rondzingen. Gezien de grote gevoeligheid van de Dualdyne is dit toch bijzonder! Condensatormicrofoons hebben veel meer last van rondzingen dan dynamische microfoons, en de KSM8 combineert de grote gevoeligheid van een condensatormicrofoon met de relatieve ongevoeligheid voor rondzingen van een dynamische microfoon; dus dat is toch winst.

Hoewel in eerste instantie bedoeld voor spraak en zang, kun je de KSM8 ­natuurlijk voor van alles gebruiken. Boven een snaredrum heeft hij duidelijk minder proximity dan de Shure SM57, en is er weinig overspraak. Je hoort echt datgene waar de microfoon op gericht is. Op de snare die ik gebruik, pakt dit wat minder uit, dus het blijft een kwestie van uitproberen en vergelijken. Verder kan ik me voorstellen dat deze mic uitstekend geschikt is voor bijvoorbeeld blaasinstrumenten.

CONCLUSIE Zet de KSM8 Dualdyne een nieuwe standaard neer in het overbevolkte land van dynamische microfoons? Een aantal eigenschappen is inderdaad zeer innovatief.

Wat vooral opvalt, is de grote gevoeligheid van deze dynamische microfoon.

Zang uitversterken gaat erg makkelijk, en het stemgeluid wordt heel natuurgetrouw versterkt. De hoge ontwikkelingskosten zie je terug in het prijskaartje.

Je betaalt rond de 500 euro voor deze microfoon, bijna 400 euro meer dan voor de vertrouwde Shure SM58. Of de dualdyne-technologie aanslaat, zal daarom in eerste instantie afhangen van de professionele audiowereld, waar de budgetten iets hoger zijn dan bij de gemiddelde muzikant. Pas als Shure deze technologie ook gaat toepassen in goedkopere modellen, zal blijken of dit dé nieuwe standaard wordt sinds de unidyne uit 1939.

+ –

• grote gevoeligheid • relatief ongevoelig voor rondzingen • klinkt heel natuurlijk en helder • geen

PRO SOUND & LIGHT 2016/327

­ ynamique habituel : en effet, le KSM8 semble nettement plus sensible. Le son d produit face au micro est donc capté avec une très grande facilité, mais d’une manière qui fait plutôt penser à celle d’un micro à condensateur. Malgré cette grande sensibilité, la puissance de sortie n’est pas tellement supérieure à celles de mes micros de référence, les Shure SM58 et Beta 57. Le bruit de contact (comprenez : le bruit produit par le micro quand on le prend en main), lui ­aussi, est semblable à celui des deux micros de référence.

Le son de ce KSM8 est très naturel, très clair, avec beaucoup de corps : rien qu’à l’écoute, on se rend compte que ce micro a été conçu avant tout pour le chant et la parole. Etant donné le caractère très clair du son, le KSM8 semble plus proche du Beta 57, qui rend mieux les aiguës que le SM58, mais quand on commence à appliquer de l’égalisation au signal, la comparaison s’arrête très vite : le son du KSM8 reste très naturel, aussi agréable que vif, alors que le signal du Beta 57, lors de réglages extrêmes, a un son plus “trafiqué”. Et la firme a raison de dire qu’effectivement, l’effet de proximité est moindre sur le KSM8 : il est moins présent que sur les micros de référence, mais il est néanmoins encore perceptible.

LE MEILLEUR DES DEUX MONDES Signalons aussi une autre caractéristique particulière du KSM8 : c’est l’étendue, très large, des sons que le micro capte avec brio. Autrement dit, il bénéficie d’un ‘sweet spot’ très large. Par ailleurs, habituellement, avec les micros dynamiques, le son s’amenuise très vite dès que l’on ne chante ou ne parle pas “pile poil” en face du micro. Vous connaissez tous cela : quand ­quelqu’un parle “en dessous” ou trop loin du micro, la seule chose que l’on entend encore est un murmure devenu incompréhensible. A ce niveau, le KSM8 est beaucoup plus “miséricordieux” : même en présence d’un chanteur ou d’un orateur à la technique microphonique médiocre, le son reste assez égal.

Il est également exact que le KSM8 est relativement insensible au feedback.

Pourtant, vu la grande sensibilité de la technologie Dualdyne, c’est assez ­bizarre ! Les micros à condensateur souffrent beaucoup plus du feedback que les micros dynamiques, et on peut donc se réjouir du fait que le KSM8 arrive à combiner la grande sensibilité d’un micro à condensateur et la relative insensibilité face au feedback d’une micro dynamique. Bref, c’est tout bénéfice, le meilleur des deux mondes !

Bien qu’il soit avant tout destiné pour la parole et le chant, on peut bien entendu utiliser le KSM8 dans toutes sortes de situations. Par exemple, placé juste au dessus d’une caisse claire, il subit clairement moins l’effet de proximité qu’un Shure SM57, et il capte moins les sons alentour : on entend vraiment l’élément vers lequel le micro est dirigé. Sur la caisse claire que j’utilise, cela se ressent moins, donc, cela reste aussi une question d’essais et de comparaisons.

De plus, je peux postuler que ce micro sera excellent pour fonctionner, par exemple, avec des instruments à vent.

CONCLUSION Le KSM8 Dualdyne s’impose-t-il comme un nouveau standard dans le paysage surpeuplé des micros dynamiques ? Un certain nombre de caractéristiques sont, il est vrai, très innovantes. Ce qui frappe avant tout, c’est la grande ­sensibilité de ce micro dynamique. Amplifier le chant est un jeu d’enfant, et le son de la voix est amplifié de manière très fidèle. Par ailleurs, les coûts de développement élevés se retrouvent dans le prix de vente : il faut payer presque 500 euros pour ce micro, soit presque 400 euros de plus que pour l’habituel Shure SM58 ... Rien que de par ce fait, si la technologie Dualdyne rencontre le succès, cela dépendra avant tout des professionnels de l’audio, dont les budgets sont plus élevés que ceux des musiciens “normaux”. Mais ce n’est également que si Shure se met à appliquer cette technologie à des modèles meilleur marché que l’on verra, si oui ou non, la technologie Dualdyne s’imposera comme le nouveau standard depuis le “règne” de l’Unidyne, entamé en ... 1939 !

+ –

• Grande sensibilité.

• Relative insensibilité au feedback.

• Son très naturel et très clair.

• Rien à signaler.

www.prosoundlight.net

13

RECORDING & PRODUCING

Apogee Electronics Symphony thunderbolt-audio-interface

Apogee bevindt zich al jaren aan de absolute top als het gaat om converters en audio-interfaces. Hun zeer flexibel te configureren Symphony I/O-concept heeft een update ­gekregen en is nu leverbaar in een mkII-uitvoering.

Sinds het begin van het cd-tijdperk is Apogee een fabrikant die converters een meer analoog karakter weet te geven. Gedurende de eerste jaren produceerde Apogee upgrades voor bestaande digitale systemen. Beroemd zijn de modificaties voor de eerste generatie digitale multitrackrecorders van Sony en Mitsubishi.

Vooral de ‘analoge’ klank van Apogee converters is befaamd. Mede daarom is de paarse Apogee-huiskleur een vaak geziene tint in beroemde studio’s, en bij opnametechnici die alleen genoegen nemen met het beste. Apogee is na vele ­jaren een beetje afgestapt van die typische huiskleur, maar aan de kwaliteits­ benadering is niets veranderd. Die is nog steeds van de bovenste plank.

MODULAIR CONCEPT Aan het basisconcept van de Apogee Symphony I/O interface is met deze mkIIversie in feite niets veranderd. De Symphony I/O bestaat uit een basismodule,

14

www.prosoundlight.net

Marnix Bosman

Apogee se maintient depuis déjà pas mal d’années au “top du top” en matière de convertisseurs et d’interfaces audio. Leur concept Symphony I/O, d’une configuration ­particulièrement flexible, vient de bénéficier d’une mise à jour et est à présent disponible dans sa version MkII.

Depuis le début de l’ère des CD, Apogee est un constructeur qui le don de donner aux convertisseurs un caractère sonore plus analogique. Pendant les premières années, Apogee ne produisait que des améliorations pour des systèmes digitaux existants. A titre d’exemple, ses modifications sur la première génération des ­enregistreurs digitaux multipistes de Sony et de Mitsubishi sont restées dans les annales ... Mais c’est avant tout le son “analogique” des convertisseurs ­Apogee qui est célèbre. Et c’est aussi pour cette raison que la couleur fétiche d’Apogee - le violet - est une couleur souvent présente dans les studios les plus renommés, couleur qui accompagne aussi les techniciens-son qui ne se ­contentent ... que de ce qu’il y a de meilleur ! Après de nombreuses années, Apogee s’est quelque peu écarté de cette couleur typique, mais pour ce qui est

PRO SOUND & LIGHT 2016/327

I/O mkII een soort mainframe waarin je verschillende i/o-modules kunt plaatsen. Af­ hankelijk van de geplaatste modules kun je zo een audio-interface creëren met maximaal 32x32 in- en outputs. De keuze is volledig aan de gebruiker, en de geplaatste modules bepalen uiteraard de eindprijs. Zo heeft een 2x6 configuratie met 2x6 analoge i/o’s, 8x8 optische i/o’s en 2x2 aes/ebu-i/o’s een prijskaartje van ruim € 2.600,-. Een 16x16 set-up met 16x16 analoge i/o’s en 2x2 s/p-dif-i/o’s kost o ­ ngeveer € 4.900,- en de 8x8+8P (de versie die ik in huis heb gehad) heeft 8x8 analoge i/o’s, 8x8 aes/optische i/o’s en daarbij nog eens 8 mic-preamps en 4 hi-Z instrumentinputs. Deze laatste versie is heel flexibel maar kost ook meteen zo’n € 5.400,-.

De Apogee Symphony is wat dit betreft echt een interface voor professionals.

Mijn Symphony I/O unit was een thunderbolt-versie, maar Apogee kan de mkII ook leveren voor het ProTools HD- of het SoundGrid-platform. De unit is puur ontwikkeld voor een Mac. Niet-Mac-gebruikers kunnen de Symphony I/O alleen in standalone mode gebruiken als losse ad/da-converter (mits je uiteraard daarvoor de juiste kaarten in de unit hebt zitten).

KRAP EN WARM De Symphony I/O is modulair opgezet, maar dat betekent niet dat je zomaar een andere module in een van de twee slots kunt monteren. Een andere i/o-­ module kun je er niet gewoon inschuiven; de unit moet helemaal open. Op zich is dat jammer, maar tegelijkertijd zegt het ook wel weer iets over de degelijkheid van de constructie. Die is namelijk van topkwaliteit.

Maar ondanks die solide constructie, zitten de sub-D-connectoren op modules met meer dan twee sub-D-connectors wel erg dicht boven elkaar. Zelfs heel gangbare sub-D-multikabels kun je er eigenlijk niet netjes in stoppen (zie foto).

Dat was ook al zo op het oorspronkelijke model, en het is jammer dat Apogee dat niet heeft verbeterd.

Voor een optimale warmtehuishouding is de unit voorzien van een ventilator aan de achterzijde die alleen draait als dat nodig is. Hij is zeker niet overbodig, want een uitgebreide Symphony I/O kan behoorlijk warm worden. De ventilator is niet hoorbaar, maar voor een optimale werking en levensduur van de unit is een goede ventilatie in je 19” rack zeker van belang.

EIGEN MONITORINGSYSTEEM Aansluiten, installeren en opstarten via thunderbolt verloopt soepel. Na een ­kleine opstartprocedure toont het touchscreen meteen een overzicht van de ­belangrijkste instelmogelijkheden. Met het touchscreen en de grote controlknop kun je vervolgens een aantal menu’s doorlopen. Het display kan alle i/o-levels tegelijkertijd weergeven, en dat is een grote verbetering ten opzichte van het ­eerste model, dat alleen led-meters had. Het oude model had daarentegen weer wel twee hoofdtelefoonuitgangen in plaats van slechts één. Voor het merendeel van de doelgroep zal dat echter geen probleem zijn. De Symhony I/O mkII is echt bedoeld voor gebruikers die voor hun monitoring een heel eigen systeem in gebruik hebben.

Bij Apogee regel je de i/o-configuratie met de Maestro control software.

Bij de Symphony I/O mkII kun je vrijuit routen en echt elke in- en uitgang aan elkaar knopen. Er zijn eigenlijk geen beperkingen. De Maestro software biedt veel meer mogelijkheden dan het touchscreen, waardoor je de mogelijkheden op het apparaat zelf in de praktijk waarschijnlijk maar weinig zult gebruiken.

BOVENSTE PLANK Apogee heeft natuurlijk een naam hoog te houden als het gaat om converters, dus mijn verwachtingen waren hooggespannen. Apogee maakt die hoge verwachtingen ook echt waar. Je mag natuurlijk best wel iets verwachten van een converter met dit prijskaartje, maar dit is echt convertertechnologie van de bovenste plank. Daar waar veel converters toch een wat klinische klank ­produceren, heeft een Symphony-systeem echt een analoog karakter.

De kracht van deze converter is de volle klank en de solide basis die wordt neergezet. Dat zijn eigenschappen die men zo waardeert in analoge systemen.

Tegelijkertijd is het klankbeeld heel precies en gedetailleerd, en wordt heel soepel een mooi beeld neergezet. Dat zijn weer kwaliteiten van een goed digitaal systeem. Samen is dat in een notendop wat de Symphony zo interessant maakt.

PRO SOUND & LIGHT 2016/327

de son approche qualitative, absolument rien n’a changé : la marque reste toujours au sommet !

CONCEPT MODULAIRE Au niveau du concept de base de l’interface Apogee Symphony I/O, en fait, cette version MkII ne change rien : cette Symphony I/O se compose d’un module de base, une sorte de ‘mainframe’ où l’on peut connecter divers modules d’entrées et sorties. En fonction de ces modules mis en place, on peut ainsi créer une ­interface audio disposant d’un maximum de 32 entrées et de 32 sorties. Le choix revient exclusivement à l’utilisateur, tandis que le prix final dépend du nombre de modules mis en place. A titre d’exemple, une configuration avec 2 x 6 entrées et sorties analogiques, 8 x 8 entrées et sorties optiques et 2 x 2 entrées et sorties aes/ebu coûtera un peu plus de 2.600 euros. Autre exemple : une configuration avec 16 x 16 entrées et sorties et 2 x 2 entrées et sorties s/p-dif coûtera environ 4.900 euros. Quant à la version que j’ai reçue pour ce test, il s’agissait de la ­version 8 x 8 + 8P : soit 8 x 8 entrées et sorties analogiques, 8 x 8 entrées et ­sorties aes/optiques, et en plus, 8 préamplis pour micro et 4 entrées instrument à haute impédance. Cette dernière version est évidemment très flexible, mais le prix “monte” directement aux environs de 5.400 euros !

Dans cette optique, l’Apogee Symphony I/O est vraiment une interface pour les professionnels. Mon appareil Symphony I/O était une version ‘Thunderbolt’, mais Apogee peut aussi livrer la MkII pour les plateformes ProTools HD et SoundGrid. A noter également que cet appareil n’est compatible qu’avec un Mac. Donc, ceux qui n’utilisent pas un Mac ne peuvent utiliser cette Symphony I/O qu’en fonctionnement autonome, en tant que convertisseur AD/DA séparé.

Et bien entendu, à condition aussi d’avoir mis dans l’appareil les cartes ­adéquates.

JUSTESSE ET CHALEUR La Symphony I/O est conçue de manière modulaire, mais cela ne signifie pas non plus que l’on peut monter n’importe quel module dans un des deux slots présents ! On ne peut pas simplement y glisser un autre module d’entrées et de sorties ; l’appareil doit être complètement “ouvert”. En soi, c’est dommage, mais en même temps, cela est, de nouveau, révélateur sur le sérieux de la ­construction : comme cela a déjà été dit, nous avons affaire à de la qualité au top, exclusivement !

Ceci dit, malgré le sérieux de cette construction, il est à noter que, sur les ­modules où il y a plus de 2 connecteurs Sub-D, ces connecteurs sont vraiment très proches les uns des autres. Conséquence : même les multicâbles Sub-D les plus courants sont difficiles à raccorder (voir photo). C’était déjà le cas sur le premier modèle, et c’est dommage de constater qu’Apogee ne s’est pas donné la peine d’améliorer ce point.

Pour assurer une gestion optimale de la chaleur interne, l’appareil est équipé d’un ventilateur à l’arrière, ce dernier n’entrant en mouvement que quand c’est nécessaire. Et ce n’est certainement pas superflu, car un ensemble Symphony I/O assez étendu peut dégager une chaleur assez conséquente. Ce ventilateur a le bon goût d’être inaudible, mais pour assurer un fonctionnement et une durée de vie optimaux à l’appareil, une bonne ventilation à l’intérieur d’un rack de 19” est vivement conseillée !

SYSTÈME DE MONITORING PERSONNEL Alors, on y va : on branche, on installe et on démarre ... Tout cela se déroule de manière très fluide, via Thunderbolt. Après une courte procédure de démarrage, l’écran tactile déploie immédiatement une vue d’ensemble des possibilités de réglage les plus importantes. Grâce à cet écran tactile et à la grosse molette de contrôle, on peut ensuite naviguer dans divers menus. Cet écran permet de ­visualiser tous les niveaux des entrées et des sorties en même temps, et c’est une fameuse amélioration par rapport au premier modèle, qui ne disposait que de ‘LED-meters’. Par contre, l’ancien modèle possédait deux sorties pour casque au lieu d’une seule à présent, mais il faut admettre que pour la plupart des ­groupes-cibles concernée, cela ne posera pas vraiment de problème. En effet, ­cette Symphony I/O MkII est surtout destinée à des utilisateurs qui se servent d’un système qui leur est tout à fait personnel pour leur monitoring.

Chez Apogee, on règle la configuration des entrées et des sorties via le software de contrôle Maestro. Et avec cette Symphony I/O MkII, on peut vraiment opérer tous les branchements que l’on veut : chaque entrée peut être raccordée à chaque sortie, au sens strict de l’expression. En fait, il n’y a donc ­aucune restriction ... Le software Maestro propose beaucoup plus de possibilités que l’écran tactile, ce qui, en pratique, amène à

www.prosoundlight.net

15

>>

>>

Gebruik je deze converter op 96 of 192kHz, dan begrijp je pas goed waarop deze high-res formats eigenlijk zo interessant zijn. Deze Apogee schaart zich net als zijn voorganger(s) tussen de besten in converterland.

UITERMATE CLEAN Bij Apogee denk je aan converters en niet aan preamps. De enige link met preamps die ik me voor de geest kan halen, is de Trak2, een 2-kanaals preamp/daconverter van een aantal jaar geleden. Maar die ken ik alleen op papier. Mijn verwachtingen waren dus niet al te hoog. De 8-channel preampmodule is ook een beetje een vreemde eend binnen het concept. De Symphony I/O is zo’n module die je in een rack monteert, aansluit en waar je vervolgens niet meer naar omkijkt. Maar de preamps en de vier hi-Z-ingangen op de preampmodule zou je dicht in de buurt willen hebben. De configuratie van de Symphony is daar echter niet helemaal op gebouwd.

De preamps worden intern doorgekoppeld naar een van de a/d-ingangen. In Maestro kun je dat vrij configureren. De preamps hebben een gainbereik van maar liefst 85dB en kunnen mede daardoor zelfs de meest onmogelijke microfoon tot leven wekken. Klankmatig hebben ze een uitermate clean karakter. Echte high-end preamps voor een zeer gedetailleerde opname van akoestische bronnen. Clean, analytisch en natuurgetrouw.

CONCLUSIE De Symphony I/O mkII biedt convertertechniek van de bovenste plank. Met uitzondering van de fysieke positionering van de sub-D-connectors heb ik eigenlijk niets aan te merken op deze tweede versie van de Symphony I/O. Echte topkwaliteit met een bijbehorend prijskaartje. De flexibele architectuur maakt dat je zelf je optimale configuratie kunt samenstellen. Een converter die hoge verwachtingen wekt, en deze vervolgens ook volledig waar maakt.

la conclusion que vraisemblablement, on se servira rarement des possibilités ­offertes par l’appareil lui-même.

PLUS HAUT, TOUJOURS PLUS HAUT !

Bien entendu, Apogee a une réputation hors du commun à défendre quand il s’agit de convertisseurs. Par conséquent, mes attentes étaient à l’avenant ... et Apogee ne m’a pas déçu, malgré le très haut niveau de ces attentes !

Evidemment, il est normal d’attendre un certain nombre de (bonnes) choses d’un tel convertisseur quand on connait son prix, mais il s’agit vraiment d’une technologie de conversion du plus haut niveau : là où certains convertisseurs produisent un son un peu “clinique”, le système Symphony I/O fait entendre un caractère résolument analogique.

La force de ce convertisseur, c’est un son plein et la solide base qu’il arrive à restituer. Ces deux caractéristiques sont en fait des qualités que l’on apprécie au plus haut point dans les systèmes analogiques. En même temps, l’image sonore est très précise et détaillée, et elle se déploie “en douceur” dans l’espace sonore.

Et ici, ce sont des qualités appartenant plutôt aux bons systèmes digitaux. ­Rassembler tout cela dans un petit appareil comme la Symphony I/O est ce qui le rend tellement intéressant. Et si on utilise ce convertisseur aux normes 96 ou 192 kHz, on comprend on ne peut mieux l’intérêt de recourir à des formats à haute résolution. Tout comme son prédécesseur, cette Apogee est à ranger parmi les “tout grands” dans le petit monde de la conversion ...

UN SON “CLEAN” COMME PAS POSSIBLE Quand on évoque le nom d’Apogee, on l’associe à des convertisseurs, mais ­certainement pas à des préamplis. Le seul produit de la marque dans ce segment dont je me souvienne, c’est le TRAK2, un préampli / convertisseur à deux canaux qui date de pas mal d’années. Mais je ne le connais que “sur papier” ! Ici, mes attentes n’étaient donc pas trop pressantes ... d’autant plus que le module préampli à 8 canaux était un peu “l’intrus” au sein d’un tel concept. La Symphony I/O est un module que l’on monte dans un rack, puis, une fois qu’on l’a raccordé, on ne le regarde plus. Mais par contre, les 8 préamplis micro et les 4 entrées à haute impédance, on veut les avoir tout près de soi ! Cependant, ce n’est pas vraiment sur ce genre de configuration que la Symphony I/O est bâtie.

En interne, les préamplis sont raccordés vers une des entrées A/D, ce qui se configure très aisément dans le software Maestro. Ces préamplis ont une réserve de gain exceptionnelle, de l’ordre de 85 dB, et grâce à cela, ils sont à même de ­redonner vie au plus improbable des micros ! D’un point de vue sonore, ils ont un caractère tout à fait “clean” . Ce sont donc des préamplis, eux aussi, de très haute qualité, et qui donneront lieu à des enregistrements particulièrement détaillés face à des sources sonores acoustiques. En résumé : “clean”, analytique et “fidèle”.

CONCLUSION La Symphony I/O MkII propose une technique de conversion de la plus haute qualité qui soit. A l’exception de la position “physique” des connecteurs Sub-D, en fait, je n’ai absolument rien à reprocher à cette deuxième version de la ­Symphony I/O : c’est la qualité au top, avec des prix à l’avenant. L’architecture, particulièrement flexible, permet à chaque utilisateur de construire lui-même une configuration optimale. Nous sommes donc en présence d’un convertisseur dont on attend des performances exceptionnelles, et qui, fort heureusement, ­concrétise pleinement ce que l’on attend de lui !

PRIJS afhankelijk van de uitvoering (zie tekst): van € 1.632,- (2x6 module) tot € 10.344,29 (32x32 Pro Tools HD)

+ – 16

•m odulair concept • veel i/o-opties • topkwaliteit converters • sub-D-i/o’s zitten erg dicht boven elkaar • alleen voor Mac OSX

www.prosoundlight.net

PRIX dépend de la version (se référer au texte) ; de 1.632 euros (2 x 6 modules) à 10.344,29 euros (32 x 32, Pro Tools HD).

+ –

• Concept modulaire.

• Beaucoup d’options d’entrées et de sorties.

• Convertisseurs de qualité exceptionnelle.

• Les entrées et sorties Sub-D sont vraiment très près les unes des autres.

• Système qui n’est compatible qu’avec Mac OSX.

PRO SOUND & LIGHT 2016/327

Audio and light Specialist M/F Job description: Will work in a team located in Brussels to keep our AUDIO and LIGHT program up to date and appealing.

• Devising and developing new audio and light products. Product /market analysis, sourcing suppliers.

• Follow up of quality control and technical service department. Communication between service department, factories, sales teams and customers in Europe.

• Implementation of commercial initiatives, in- and out house support of sales forces and customers. (Help desk) • To organize training, (video) presentations, prepare promotions.

• Preparing and attending on demand trade fairs.

Profile: • Languages: English and French essential, all other languages more than a plus (help desk) • Experience: more than 5 years in the industry.

• Full technical knowledge about audio and stage light products (analogue and digital electronics) • Team player and open spirit.

Thanks to send your CV and motivation letter to emploi@emdmusic.com EMD vacature.indd 1

05-07-16 14:56

ALLES OVER STUDIO & RECORDING!

Interface proberen? 3 edities voor € 14,50 mail abo@interface.nl of ga naar www.interface.nl Interface. Nederlandstalig magazine voor producers.

CHAPEAU

Steinberg WaveLab Pro 9 audio editor & mastering suite

Als een programma dat je iedere werkdag gebruikt er opeens anders uit ziet, is dat even schrikken. In het geval van WaveLab Pro 9 kan ik gelukkig zonder aarzeling zeggen dat de metamorfose een grote verbetering is.

WaveLab werd er eerlijk gezegd de laatste paar updates niet overzichtelijker op. Het voelde alsof het pakket uit zijn jasje aan het groeien was, waardoor bijvoorbeeld verschillende programmavensters nodig waren voor verschil­ lende taken. Eén om individuele clips te bewerken, één om een montage te ­maken, één voor batch processing, enzovoorts. Bovendien was het gereedschap dat je nodig had voor verschillende bewerkingen in minuscule icoontjes rondom het centrale venster geordend; op zich geen gekke gedachte, maar het waren er zo veel dat deze manier van ordening niet makkelijk meer ‘in je hoofd paste’, althans niet in het mijne.

WaveLab nodigde daardoor minder uit tot het intuïtief ontdekken van het pakket: ik deed ermee wat ik wilde doen, en daar bleef het dan ook bij.

Om die reden bleef ik voor editing vaker dan strikt noodzakelijk was heen en weer schakelen met Cubase; WaveLab kan al die handelingen ook uitvoeren, maar ik wist ze gewoon minder snel te vinden. Steinberg heeft dit ook begrepen, en met de nieuwe versie 9 heeft WaveLab Pro (en het goedkopere WaveLab Elements ook, trouwens) een gebruikersinterface die recht moet doen aan de grote functionaliteit die het pakket te bieden heeft.

EEN VENSTER De voornaamste verandering is dat je nu alles vanuit één programmavenster kunt regelen, en dat dit venster zich aanpast aan de taak waar je op dat moment mee bezig bent. Al het gereedschap is ondergebracht in een centrale balk, die met tabbladen is gecategoriseerd. Hierdoor kun je veel sneller de benodigde functies vinden, mede doordat de tabbladen mee schakelen naar de meest logische pagina als je bijvoorbeeld van de audio editor naar de

18

www.prosoundlight.net

Wessel Oltheten

Quand un programme que vous utilisez chaque jour pour travailler change d’apparence, cela fait un peu peur ...

Mais dans le cas du WaveLab Pro 9, je peux affirmer, sans la moindre hésitation, que sa métamorphose est en fait une amélioration tout à fait significative !

Très franchement, les quelques dernières mises à jour de WaveLab n’avait pas spécialement gagné en clarté. Il semblait que l’ensemble grandissait, mais en sortant de son cadre d’origine. Et cela demandait, par exemple, de nouvelles ­fenêtres de programmation pour pouvoir effectuer différentes nouvelles possibilités : une pour retravailler des clips individuellement, une pour faire le montage, une pour le ‘batch processing’, etc. De plus, les outils dont on avait besoin pour ces différentes adaptations étaient représentés par de minuscules icônes placées autour de la fenêtre centrale. En soi, ce n’était pas une mauvaise idée, mais il y en avait tellement que cette manière d’ordonner les choses ne fonctionnait pas bien avec une certaine logique ... ou en tout cas, pas avec la mienne !

WaveLab Pro 9 modifie donc cette approche au profit d’une découverte plus intuitive du programme : sur cette nouvelle base, j’ai fait ce que je voulais faire, et tout est resté dans ma mémoire ! Pour ces raisons, en processus d’édition, je passais plus souvent que quand c’était vraiment nécessaire de Cubase à WaveLab et vice versa. En effet, si WaveLab peut exécuter toutes les manœuvres, je les trouvais moins rapidement. Steinberg a lui aussi pris conscience de cela, et grâce à cette nouvelle version N° 9, WaveLab Pro (et WaveLab Elements aussi, d’ailleurs, un outil moins cher) dispose maintenant d’une interface utilisateur qui rend justice aux excellentes fonctionnalités dont dispose le programme.

UNE SEULE FENÊTRE La modification la plus importante, c’est qu’à présent, on peut tout configurer au départ d’une seule fenêtre de programmation, et que cette fenêtre s’adapte

PRO SOUND & LIGHT 2016/327

selon la tâche sur laquelle on est en train de travailler. Tous les outils nécessaires sont placés dans un bandeau central, avec des onglets identifiant les différentes catégories : grâce à ce système, on atteint beaucoup plus vite les fonctions que l’on recherche en changeant d’onglet et en allant ainsi vers la page la plus logique, quand on doit, par exemple, passer de l’auditeur audio au ‘batch processor’.

Cela fait un peu penser à la manière dont certains traitements de textes ou ­certains éditeurs graphiques ont catégorisé leurs outils.

De plus, il est possible, en même temps, d’ouvrir divers fichiers et de se livrer à diverses tâches afin de les organiser en (ce que le programme appelle des) ‘file groups’. Ainsi, à titre d’exemple, on peut ouvrir, dans le même file group, tous les fichiers audio séparés et le montage qui les relie entre eux. On a ainsi sous la main tous les éléments d’un même projet, tandis que dans d’autres file groups, c’est la même chose pour d’autres projets. Il est même possible de manipuler en une seule fois les données audio d’un ou de plusieurs file groups grâce à la nouvelle option multiple. On peut donc, par exemple, exporter en une seule fois toutes les pistes séparées de plusieurs CD masters pour en faire des MP3. Mais on peut aussi, par exemple, à l’intérieur même d’un file group, exporter tout l’audio pour créer de nouveau fichiers en choisissant leur type.

batch processor gaat. Het doet denken aan hoe sommige tekstverwerkers of grafische editors hun gereedschap hebben geordend.

Het is daarnaast mogelijk om veel verschillende bestanden en taken tegelijk open te hebben, en die te organiseren in zogenaamde file groups. Zo kun je bijvoorbeeld alle losse audiofiles en een bijbehorende montage allemaal in dezelfde file group openen, waardoor je alle onderdelen van een project bij de hand hebt, terwijl je in andere file groups hetzelfde doet voor andere projecten. Het is zelfs mogelijk om de audio van een of meerdere file groups in één keer te renderen met de nieuwe multi-optie. Je kunt dan bijvoorbeeld van meerdere cd-masters alle losse tracks in één keer exporteren als mp3’s.

Maar ook binnen een file group kun je bijvoorbeeld alle audio exporteren als nieuwe bestanden in een bestandstype naar keuze.

MONTAGE VERSUS MASTER SECTION Als je meerdere audiomontages tegelijk wilt openen (bijvoorbeeld om twee masteringprojecten met elkaar te vergelijken), is het verstandig je klankbewerkingen niet in de gemeenschappelijke mastersectie te doen, maar op de uitgangen van de montage. De gemeenschappelijke mastersectie kun je dan alleen voor dithering en eventueel samplerateconversie en limiting als beveiliging tegen clipping gebruiken. Op die manier kun je makkelijk verschillende masteringprojecten met elkaar vergelijken of in één keer exporteren.

Het enige nadeel aan die werkwijze is dat WaveLabs smart bypass-functie (waarmee je automatisch op gelijke luidheid het effect van je bewerkingen kunt vergelijken) alleen werkt op de mastersectie. Dit kun je opvangen door

PRO SOUND & LIGHT 2016/327

MONTAGE VERSUS MASTER SECTION Si on désire ouvrir plusieurs montages audio en même temps (par exemple pour pouvoir comparer deux projets de mastering entre eux), il est plus prudent d’opérer vos manipulations sonores non pas dans la section master commune, mais sur les sorties du montage. Dans ce cas, la section master commune ne peut être utilisée que pour des tâches de dithering (tramage) et éventuellement de conversion de vitesse d’échantillonnage, ou encore, pour limiter les niveaux comme protection contre la distorsion. De cette manière, on peut donc facilement comparer entre eux différents projets de mastering ou les exporter en une seule opération.

Le seul inconvénient que présente cette manière de travailler, c’est que la fonction ‘Smart Bypass’ de WaveLab Pro 9 (qui vous permet de comparer ­automatiquement à des volumes égaux l’effet de vos manipulations) ne ­fonctionne que sur la section master. Mais on peut contourner ce problème en effectuant d’abord les manipulations dans la section master, pour ensuite déplacer la chaîne des plug-ins vers la sortie du montage, une piste audio, ou vers un clip individuel. Avantage supplémentaire dans ce cas : le processing utilisé dans le montage est mémorisé. Autrement, il vous faudrait enregistrer une présélection séparée de la section master pour chaque projet.

ROUTING STÉRÉO WaveLab Pro 9 possède une nouvelle structure flexible de canaux pour opérer des manipulations, tant au niveau de la section master que celui des montages audio. Cette structure permet d’utiliser des plug-ins uniquement à gauche, à droite, au centre ou en ‘side’ (même s’ils ne supportent pas eux-mêmes cette fonctionnalité). On peut même réassigner le canal sur lequel on a travaillé à droite ou à gauche de la même manière (configuration send/return). La fonction ­permettant des manipulations en stéréo et le mélange avec l’original (processing en parallèle) n’est possible que quand on utilise un effet sur un seul clip. Dans ce cas, on peut aussi automatiser le taux des manipulations avec une courbe couplée au clip concerné.

Dans une piste, un montage ou la section master, il faut utiliser les manipulations parallèles d’une autre manière : il n’est pas possible de recourir à l’automatisation.

D’ailleurs, automatisation est un bien grand mot dans le cas présent : tout bien considéré, on peut juste automatiser la balance entre signal traité et signal ­original, on ne peut pas régler les plug-ins. Je m’imagine bien que dans le futur, cette tendance s’étendra encore, car pendant le mastering, il est légitime de ­vouloir automatiser les réglages d’égalisation et de compression.

D’ailleurs, les possibilités des manipulations M/S sont poussées plus loin que dans le routing des plug-ins : à présent, dans l’éditeur audio, on peut aussi avoir la restitution des formes d’ondes en M/S, et par exemple, opérer des ­manipulations spectrales uniquement sur le canal M ou S. De plus, la section >>

www.prosoundlight.net

19

>> je bewerkingen in eerste instantie te doen op de mastersectie, en vervolgens de plug-inketen te verplaatsen naar de montage-uitgang, een audiospoor, of naar een individuele clip. Bijkomend voordeel is dat de gebruikte processing dan ook in de montage is opgeslagen; anders zou je een losse mastersectiepreset moeten opslaan voor elk project.

STEREO ROUTING WaveLab heeft een nieuwe flexibel in te delen kanaalstructuur voor bewerkingen op de mastersectie of binnen audiomontages. Die structuur maakt het mogelijk om plug-ins alleen op links, rechts, mid of side te gebruiken (ook als ze dat niet zelf ondersteunen) en zelfs om het bewerkte kanaal in gelijke mate terug te laten komen op links en rechts (send/return-configu­ ratie). Een functie om stereo te bewerken en te mengen met het origineel (parallelle processing) heb je alleen wanneer je een effect op een individuele clip gebruikt. In dat geval kun je ook de hoeveelheid bewerking automatiseren met een aan de betreffende clip gekoppelde curve.

Op een spoor, montage of in de mastersectie moet je parallelle bewerking op een andere manier oplossen, en kun je ook geen automatisering gebruiken. Automatisering is hier overigens een groot woord: goed beschouwd kun je alleen de wet/dry-balans automatiseren, en geen plug-in-instellingen.

Ik stel me voor dat dit in de toekomst nog zal worden uitgebreid, want met name eq-hoeveelheden en compressor-thresholds wil je tijdens mastering nog wel eens automatiseren.

De mogelijkheden voor m/s-bewerking zijn overigens breder doorgevoerd dan alleen in de plug-in-routing: je kunt nu ook in de audio editor de golfvormweergave op m/s schakelen, en bijvoorbeeld spectrale bewerkingen alleen op het m- of s-kanaal doen. Daarnaast heeft de monitorsectie nu ook opties om alleen het m- of s-gedeelte van de audio te beluisteren.

DUBBELOP Steinberg zet met deze update stevig in op de plug-ins die je met WaveLab meegeleverd krijgt. De opvallendste nieuwkomer is MasterRig, een ‘plug-inmoederschip’ waar je verschillende modules in een volgorde naar keuze kunt toevoegen. Je kunt kiezen uit een 8-bands eq, een 4-bands dynamische eq, multibandcompressor, multiband m/s-matrix, multiband saturator en een limiter.

De vergelijking qua opzet met Izotope’s Ozone is onvermijdelijk, want MasterRig lijkt daar haast een letterlijke kopie van te zijn. Alleen als ik de vergelijking doortrek naar de klank, volledigheid qua functies en het gebruiksgemak, dan haalt MasterRig het niet naast standalone producten van bijvoorbeeld Izotope of Fabfilter. Het is er overduidelijk op geïnspireerd en bevat zeker een aantal heel prettige functies, (de manier waarop parameter-linking in multiband mode werkt, bijvoorbeeld) maar het haalt het niet qua klank en instelmogelijkheden vergeleken met de concurrentie. Voor een

20

www.prosoundlight.net

moniteur possède maintenant des options permettant de n’écouter que les ­parties M ou S de l’audio.

FONCTIONS EN DOUBLE A travers cette mise à jour, Steinberg met fortement l’accent sur les plug-ins qui sont livrés avec WaveLab Pro 9. Le nouveau-venu le plus en vue, c’est ­MasterRig, un “plug-in maître” dans lequel on peut insérer des modules, et dans l’ordre que l’on veut. On peut choisir entre une égalisation à 8 bandes, une égalisation dynamique à 4 bandes, un compresseur multi-bandes, une matrice M/S multi-bandes, une unité de saturation multi-bandes et un limiteur.

Du point de vue de son organisation, une comparaison avec Ozone, d’Izotope, est inévitable, car MasterRig semble vraiment en être un copié-collé “à la virgule près” ! C’est seulement quand je poursuis cette comparaison dans le domaine du son, de l’exhaustivité des fonctions et de la facilité d’emploi que je constate des différences avec des produits autonomes de, par exemple, Izotope ou Fabfilter.

WaveLab Pro 9 s’en inspire de façon plus qu’évidente, et il possède un certain nombre de fonctions intéressantes. Citons pour exemple la manière dont ­fonctionne le ‘linking’ des paramètres en multi-bandes. Mais il ne tient pas la distance avec la concurrence en matière de qualité sonore et de possibilités de réglages. Pour un débutant, c’est certainement un ajout bienvenu, mais pour ce qui est des utilisateurs avertis, ils continueront vraisemblablement à utiliser leur matériel existant.

Channel options

PRO SOUND & LIGHT 2016/327

Mastering

beginner is het zeker een welkome toevoeging, maar door de wol geverfde gebruikers zullen vermoedelijk hun bestaande gereedschap blijven gebruiken.

Eenzelfde soort reservering heb ik bij de nieuwe Multiband Envelope ­Shaper. Die werkt helaas niet onafhankelijk van het signaalniveau. zoals een ‘echte transient designer’, maar is in feite gewoon een multiband ­expander met de gebruikelijke thresholds. Dat is leuk en soms bruikbaar, maar het haalt het simpelweg niet tegenover de concurrentie. Eigenlijk is de Envelope Shaper haast hetzelfde als de (tevens nieuwe) Multiband ­Expander, alleen met een andere interface. Ik zou het verstandiger vinden als Steinberg dit soort wielen niet opnieuw probeert uit te vinden, maar ­gewoon een deal sluit met een fabrikant die hier echt vooruitstrevend in is (zoals ze bijvoorbeeld ook hebben gedaan met de Sonnox restauratie­plug-ins). Nu is WaveLab niet duurder geworden dan voorheen, dus goed beschouwd zijn de n ­ ieuwe plug-ins een cadeautje; leuk voor wie ze van pas komen.

EXTRA’S Er zijn nog meer van die cadeautjes, waarvan met name de nieuwe Re­ sampler (een samplerate-convertor) en Codec Checker meteen aanspreken.

Resampler gebruikt een nieuw algoritme (SoX) dat erg goed klinkt. Voorheen gebruikte ik nog losse software om bestanden te converteren, vanwege de hoorbaar betere klank, maar nu is de meegeleverde conversie in WaveLab echt van topniveau. En doordat de Resampler ook realtime als plug-in kan werken, kun je snel audio in verschillende samplerates achter elkaar afspelen zonder je hardwareklok aan te hoeven passen. De Codec Checker is een plug-in waarmee je drie verschillende codecs met elkaar kunt vergelijken.

Je kunt zo gemakkelijk horen wat het effect is van een andere bitrate of een ander type codec, en je kunt bijvoorbeeld op voorhand al horen of de encoder zal vervormen doordat je er te hoge piekniveaus doorheen stuurt.

Voor een mastering-engineer die audio moet afleveren voor online distributie – in feite zo’n beetje elke mastering-engineer – is dit een enorm efficiënte manier om te testen of de master de te verwachten encoding goed doorstaat.

Ik kan hierdoor bijvoorbeeld makkelijk horen dat het zin heeft om een master niet op 0dBFS te laten pieken, maar bijvoorbeeld op -1dBFS: de codecs

PRO SOUND & LIGHT 2016/327

Et j’émets le même type de réserve face au nouveau ‘Multiband Envelope ­Shaper’. Malheureusement, il ne fonctionne pas indépendamment du niveau du signal, comme un vrai ‘transient designer’. En fait, il s’agit d’un simple ­‘multiband expander’, avec ses seuils habituels. C’est bien, c’est même parfois utile, mais cela ne tient tout simplement pas la route par rapport à la concurrence.

En fait, cet ‘Envelope Shaper’ est presque similaire au ‘Multiband Expander’ également nouveau -, c’est juste l’interface qui est différente ... J’aurais trouvé cela plus intéressant que Steinberg n’essaie pas de réinventer ces types de roues, mais qu’il conclue plutôt un accord avec un constructeur qui est au top dans sa spécialité, comme la marque l’a d’ailleurs fait avec Sonnox, par exemple, pour ses plug-ins de restauration. Actuellement, WaveLab Pro 9 n’a pas augmenté de prix, donc, tout bien pesé, on peut voir ces nouveaux plug-ins comme des “cadeaux”, ce qui est une très bonne chose pour ceux qui en auront l’usage ...

DE “PETITS PLUS” Il y a encore d’autres petits cadeaux de ce genre, dont le nouveau Resampler (un convertisseur de vitesse des échantillons) et le Codec Checker, qui séduisent immédiatement. Le Resampler recourt à un nouvel algorithme (SoX) qui “sonne” particulièrement bien. Auparavant, j’utilisais encore des softwares ­séparés pour convertir des fichiers en raison de leur meilleur son, clairement ­audible. Mais à présent, la conversion proposée dans WaveLab Pro 9 est vraiment de top niveau ! Et étant donné que le Resampler peut aussi fonctionner en temps réel en tant que plug-in, il est désormais possible de lire rapidement des fichiers audio présentant différentes vitesses d’échantillonnage les uns après les autres sans devoir adapter l’horloge interne de votre matériel.

Quant au Codec Checker, il s’agit d’un plug-in qui est capable de comparer entre eux 3 codecs différents. Ainsi, on peut aisément estimer ce que donne un effet avec une autre vitesse d’échantillonnage ou avec un autre type de codec, et on peut, par exemple, déjà entendre à l’avance si l’encodeur émet de la distorsion due à la présence de pics aux niveaux trop élevés. Pour un ingé en mastering qui doit livrer de l’audio destiné à la distribution en ligne - en fait, ils sont un peu tous dans le cas ! -, c’est une façon particulièrement efficace de tester si le master supportera de manière satisfaisante la procédure d’encodage à venir.

Grâce à cela, je peux, par exemple, facilement entendre que cela a du sens qu’un master n’ait pas de pics à 0dBFS, mais par exemple, à 1dBFS : >>

www.prosoundlight.net

21

>> vervormen dan beduidend minder. De codecs zelf hebben ook een bescheiden upgrade gehad, waardoor WaveLab nu ook mp3 en aac in surround kan exporteren.

BRUG WaveLab heeft een aantal bijzondere functies die niet in elk daw aanwezig zijn, ook niet in Steinberg’s eigen Cubase en Nuendo. Om bijvoorbeeld van WaveLab’s spectrum editor, luidsheidsnormaliser of sample editor gebruik te maken in je daw, moest je daarom bestanden exporteren, bewerken en opnieuw importeren. Die workflow is tijdrovend, en daarom week ik uit naar een programma als Izotope RX voor spectrum-editing: dat biedt rechtstreekse integratie met je daw.

In de laatste versie van Cubase (en in een nog te verschijnen update van Nuendo) wordt het mogelijk om een clip rechtstreeks in WaveLab te openen, te bewerken en het resultaat automatisch weer in de sessie te gebruiken.

Dit maakt de integratie met WaveLab een stuk hechter, en andersom heeft WaveLab een knop gekregen om automatisch het Cubase-project te openen dat verantwoordelijk was voor het exporteren van een bepaalde mix. Zo kun je nog snel een aanpassing doen in het project en een nieuwe versie exporteren als dat nodig is.

CONCLUSIE Steinberg presenteert deze update als een grote vooruitgang in workflow en klankbewerking. Dat eerste is zonder meer waar, en is alleen al het bedrag van de update waard. Dat is maar goed ook, want hoewel de bijgeleverde nieuwe plug-ins zeker niet slecht zijn, zal de gemiddelde mastering-engineer vaak beter gereedschap in huis hebben. Persoonlijk ben ik blij met de nieuwe samplerateconvertor, de Codec Checker en vooral met de nieuwe interface.

Ik vind het erg netjes dat het programma bij installatie vraagt of het mijn vertrouwde instellingen uit WaveLab 8 moet overnemen. Vanuit dat startpunt kan ik in een handomdraai een werkomgeving inrichten waarin alles op een voor mij logische plaats te vinden is. Elk venster is op een plaats naar keuze vast te zetten met een slim dockingsysteem, de organisatie van bestanden en projecten is sterk verbeterd en ik grijp sneller raak als ik bewerkingen wil uitvoeren. Een aanrader dus, deze update. En wie WaveLab Pro oversized of te kostbaar vindt, kan terecht bij de veel goedkopere, maar eenvoudiger versie WaveLab Elements 9.

INFO • prijs incl: - WaveLab Pro 9: € 589,- (boxed of download) - Update vanaf WaveLab 8.5: € 102,- Update vanaf WaveLab 8: € 152,- WaveLab Elements 9: € 99,99 • distributie: Steinberg Media Technologies GmbH • internet: www.steinberg.net

+ –

• v eel gebruiksvriendelijker dan voorheen.

• kwaliteit Resampler • Codec Checker • vernieuwde mastersectie met m/s-monitoring • k waliteit nieuwe plug-ins haalt het niet bij (duurdere) concurrentie • plug-in-automatisering is zeer beperkt

+

–

•P rogramme beaucoup plus convivial que ­précédemment.

• Qualité du Resampler.

• Le Codec Checker.

• Section Master innovante, avec monitoring M/S. •L a qualité des nouveaux plug-ins n’est pas à la hauteur de la concurrence (mais qui est aussi plus chère).

• L’automatisation des plug-ins est très limitée.

PRO SOUND & LIGHT 2016/327

Encoder checker

les codecs émettront ainsi nettement moins de distorsion. La mise à jour des ­codecs eux-mêmes est assez modeste, mais à présent, elle permet néanmoins d’exporter des fichiers MP3 et AAC en surround.

“PASSERELLES” ENTRE SOFTWARES WaveLab Pro 9 possède une série de fonctions particulières qui n’existent pas dans certaines DAW, et c’est d’ailleurs aussi le cas dans de certaines productions de Steinberg, comme Cubase et Nuendo. A titre d’exemple, dans WaveLab Pro 9, pour utiliser dans votre DAW l’éditeur de spectre, l’égaliseur de volumes ou l’éditeur d’échantillons, on doit d’abord exporter les fichiers concernés, les traiter puis les importer de nouveau. Ce type de workflow est un gros “mangeur de temps”, et c’est pourquoi je me suis orienté vers un programme comme Izotope RX pour éditer un spectre : il offre une intégration directe par rapport à votre DAW. Dans la dernière version de Cubase (et dans une mise à jour de Nuendo qui doit encore paraître), il est à présent possible d’ouvrir un clip directement dans WaveLab Pro 9, de le manipuler, et de réutiliser le résultat directement dans la session en cours. Cela rend les capacités d’intégration de WaveLab Pro 9 nettement plus performantes. Par ailleurs, dans le sens inverse, WaveLab Pro 9 dispose maintenant d’un bouton pour ouvrir automatiquement un projet en Cubase qui nécessitait l’exportation d’un mix déterminé. Ainsi, on peut encore se livrer à une rapide adaptation dans le projet et exporter une nouvelle version si c’est utile.

CONCLUSION Steinberg présente cette mise à jour comme un grand progrès pour le workflow et la manipulation des sons. La première affirmation est vraie, et elle vaut, à elle seule, la peine de passer à cette mise à jour. C’est en effet une bonne chose en soi, car bien que les nouveaux plug-ins livrés ne soient certainement pas mauvais, le plus souvent, l’ingé en mastering moyen aura déjà un meilleur matériel à sa disposition. Personnellement, je suis satisfait du nouveau convertisseur de­ ­vitesse d’échantillonnage, du Codec Checker, et avant tout, de la nouvelle interface.

Je trouve cela très positif que lors de l’installation, le programme demande ­lui-même s’il doit conserver mes réglages habituels utilisés avec WaveLab 8. En partant de cette situation, en un tournemain, je peux configurer un environnement de travail où tout, selon mes propres critères, se trouve à un emplacement logique.

Chaque fenêtre peut être placée, au choix, à un endroit déterminé. Avec un ­système de docking intelligent, l’organisation des fichiers et des projets est ­fortement améliorée, et j’atteins mon but plus rapidement quand je veux opérer des changements. Cette mise à jour est donc clairement à conseiller. Et pour ceux qui trouveraient WaveLab Pro 9 trop vaste et trop onéreux, ils pourront trouver leur compte dans la version plus simple, WaveLab Elements 9.

INFOS • Prix TVAC : - WaveLab Pro 9 : 589 euros (en boîte ou via téléchargement) ; - Mise à jour au départ de WaveLab 8.5 : 102 euros ; - Mise à jour au départ de WaveLab 8 : 152 euros ; - WaveLab Elements 9 : 99,99 euros.

• Distributeur : Steinberg Media Technologies GmbH. • Internet : www.steinberg.net

www.prosoundlight.net

23