30
|
LANDWERK #2 / 2015
Nu al Eenvoudig Beter
INTEGRAAL WERKEN IN OVERIJSSEL GAAT MEESTAL GOED Een belangrijk doel van de nieuwe Omgevingswet is het realiseren van meer samenhang in het beleid voor de fysieke leefomgeving. Een van de instrumenten die daarvoor straks ter beschikking staat is de Omgevingsvisie. De provincie Overijssel werkt er volgens gedeputeerde Bert Boerman al jaren naar volle tevredenheid mee. Maar in de praktijk is het soms nog vallen en opstaan, aldus Judith Snepvangers van Landschap Overijssel. Door Geert van Duinhoven
S
inds 2009 heeft Overijssel een Omgevingsvisie. In deze visie zijn het streekplan, verkeer- en vervoerplan, waterhuishoudingsplan en milieubeleidsplan samengevoegd. De Omgevingsvisie beschrijft welke richting de provincie Overijssel inslaat voor de komende tientallen jaren op het terrein van ruimtelijke ontwikkeling, economie, milieu en water. De leidende thema’s binnen deze visie zijn ruimtelijke kwaliteit, duurzaamheid en sociale kwaliteit. De bijbehorende Omgevingsverordening is het juridische instrument dat zorgt dat het provinciale beleid van de Omgevingsvisie doorwerkt in plannen van andere overheden. Het geeft onder meer regels voor gemeenten en waterschappen. Zo staan er regels in voor gemeenteraden over de inhoud van en de toelichting op bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen. Ook staan in de verordening de regels voor grondwaterbescherming, bodemsanering en ontgrondingen, waterbeheer en verkeer.
GEEN RODE CONTOUREN Voor gedeputeerde Bert Boerman is de werkwijze inmiddels helemaal ingeburgerd in Overijssel en zijn er eigenlijk louter voordelen. “In 2009 begon het hier onder andere met de spoorzone in Zwolle. Het is een type problematiek dat vaker voorkomt: het stationsgebied is voor de stad van groot belang, de provincie is verantwoordelijk voor goed openbaar vervoer en ook de rijksoverheid heeft in zo’n gebied allerlei belangen te vertegenwoordigen. Je kunt dat eigenlijk niet op de oude manier oplossen door per deelbelang, per overheid een oplossing te maken. Dat moet je wel integraal doen. Een Omgevingsvisie is daarbij heel praktisch omdat je daar al ontwikkelingsgericht beoordeelt hoe je wilt dat zo’n gebied zich zou moeten ontwikkelen. Die manier van denken is de basis van de Omgevingsvisie: welke kwaliteiten willen we waar hebben?” Een van de mechanismen die de provincie daarbij hanteert is de ‘sturing op kwaliteit’. Volgens Boerman betekent dit dat de provincie bij elke ontwikkeling de vraag stelt of de ruimtelijke kwaliteit er door zal
verbeteren. Klinkt aantrekkelijk, maar wat betekent dat in de praktijk? Boerman: “Op het moment dat een bedrijf, particulier, gemeente of wijzelf een plan hebben, kijken we of het plan bijdraagt aan de bestaande ruimtelijke kwaliteiten van de locatie. In de catalogus Gebiedskenmerken hebben we omschreven wat de kwaliteiten van onze provincie zijn. Als provincie proberen we daarom zo vroeg mogelijk met een gemeente aan tafel te zitten. We willen namelijk niet zoals vroeger gebeurde een plan gaan toetsen aan onze regels. We willen samen met de gemeenten kijken hoe we de kwaliteit kunnen verbeteren door een plan uit te voeren. We hebben dus bijvoorbeeld nadrukkelijk geen rode contouren meer waarbinnen alles zou mogen en daarbuiten niets. Dus geen structuurvisie waaraan we elk gemeentelijk plan toetsen. De Omgevingsvisie beschrijft in algemene termen waar we naartoe willen en daar moet een plan of ontwikkeling aan voldoen. Dit betekent nogal wat voor een gemeente: die zal zelf met een goed verhaal over ruimtelijke kwaliteit moeten komen. Laten we maar