LAD-magazine, maart 2025

Page 1


Dit magazine bevat de eerste column van Danae Smeets, onze nieuwe columnist. Danae rondde vorig jaar haar opleiding geneeskunde af en heeft vervolgens een paar maanden de tijd genomen om erachter te komen hoe ze haar artsenloopbaan wil inrichten. Ze schrijft met de nodige zelfspot (wat ik erg waardeer!) dat ze “net als het merendeel van haar gevreesde generatie niet weet wat ze wil”. Maar ze werpt ook de vraag op of dat zo gek is, want tijdens haar coschappen heeft ze ontdekt dat de werk- en regeldruk in veel zorginstellingen hoog zijn en dat die je werkplezier soms stevig in de weg kunnen staan.

Gelukkig is Danae bevlogen genoeg om in de zorg te blijven werken, maar ik vind haar signaal wel zorgelijk. Ik weet uit gesprekken die ik zelf met co’s en a(n)ios heb, dat ze niet de enige is met twijfels. Het zou doodzonde zijn als we toekomstige artsen kwijtraken door allerlei ‘randverschijnselen’ die niets met de inhoud van ons vak te maken hebben.

Het is een van de redenen waarom we via ons project Gezond en veilig werken willen bijdragen aan een betere werkcultuur en lagere werkdruk. Ook aan cao-tafels maken we ons hard voor een gezond en veilig werkklimaat. Bijvoorbeeld door goed te kijken naar het normaliseren van de arbeidsduur en naar duurzame inzetbaarheidsmaatregelen waar alle generaties artsen iets aan hebben. Aan de ene cao-tafel lukt dat overigens beter dan aan de andere. Op het moment van schrijven weet ik nog niet waar we staan met de onderhandelingen voor een nieuwe Cao Ziekenhuizen, maar tot nu toe heeft de Nederlandse

Volg je hart

Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ) de meeste wensen van tafel geveegd en bestempeld als ‘geen prioriteit’. Jammer! Ik hoop dat werkgevers de komende weken hun verantwoordelijkheid nemen en zich realiseren dat investeren in zorgprofessionals de enige manier is om de zorg overeind te houden. De NVZ gaf haar inzet vast niet voor niets de titel ‘Jij bent nodig, wat heb jij nodig?’. Het zou fijn zijn als ze voor het beantwoorden van die laatste vraag ook echt bereid is naar ziekenhuiswerknemers te luisteren en te zorgen voor een beter werkklimaat.

Want hoe mooi zou het zijn als het beeld van jonge artsen niet wordt overheerst door het gevoel dat je altijd maar harder moet hollen, geen ruimte hebt voor dingen naast je werk en te weinig tijd krijgt voor de patiënt? Ik zou willen dat ze bovenal zien hoe mooi ons vak is, hoeveel voldoening het iedere dag weer geeft om patiënten te kunnen helpen en hoe leuk het is om multidisciplinair met zoveel andere professionals te kunnen samenwerken. En natuurlijk hoort hard (en in veel zorgsectoren onregelmatig) werken daar vanzelfsprekend bij. Maar niet tegen iedere prijs.

Ik hoop dat je een mooie artsenloopbaan tegemoet gaat, Danae. Er zijn zoveel mooie mogelijkheden. Mijn advies? Volg je hart, ontdek waar jouw passie ligt en ga ervoor. We hebben jou en al die andere toekomstige artsen de komende jaren namelijk hard nodig!

Illustraties Studio Vellekoop & León Fotografie Ivar Pel Ontwerp Member Since Druk Centrum DrukwerkISSN-nummer 2213-9923

Redactie

Marjolein Dekker, Jorg Heijmink Liesert, Cristel van Maarsseveen en Lucie Pelzer Columnist Danae Smeets (Basisarts)

Redactieadres Mercatorlaan 1200, Postbus 20058, 3502 LB Utrecht, Telefoon 088 13 44 100, E-mail: redactie@lad.nl

Colofon: Kwartaalblad van de Landelijke vereniging van Artsen in Dienstverband (LAD) met nieuws, opinie en achtergrondinformatie (oplage 35.850)

Samenwerken aan een betere werksfeer

De huisartsen van het gezondheidscentrum in de Haagse wijk Leidschenveen deden mee aan het LAD-project Gezond en veilig werken, samen met de doktersassistenten en praktijkondersteuners. Die gezamenlijke deelname bleek de sleutel tot succes. “Wanneer je ergens tegenaan loopt, ga je als arts een oplossing bedenken. Je mist dan input van de POH of assistent, terwijl zij misschien heel andere ideeën voor een goede oplossing hebben”, aldus huisarts Cindy van Winden.

Groeien en bloeien

Basisarts Danae Smeets is volgens eigen zeggen altijd een muurbloempje geweest: kleurrijk, maar stilletjes. “Je kunt je voorstellen dat zo’n karakter niet ideaal is voor de coschappen.”

Ze vond het dan ook lastig te groeien en bloeien, maar weet steeds beter wat ze wel en vooral níet wil. De komende tijd is Smeets onze vaste columnist en neemt ze je mee in haar belevenissen als startend arts.

10

Je zou bijna vergeten dat ze ‘ook nog’ internist-nefroloogendocrinoloog is. Annika Berends is namelijk niet alleen actief binnen de spreekkamer, maar ook daarbuiten. Zo is ze bestuurslid bij de Stichting Challenge & Support, kwartiermaker duurzame inzetbaarheid en podcasthost. Daarnaast won ze een innovatieprijs voor een onderwijsapp en denkt ze mee met de visie ‘Medisch Specialist 2035’. “Het idee dat mijn werk impact heeft, geeft me elke dag opnieuw energie.”

8

Schijnzelfstandigheid

Sinds 1 januari wordt er actief gehandhaafd op de Wet DBA. Twee huisartsen en een aios vertellen wat dat betekent voor hun werk.

13 Overuren

Een anios wil na afloop van zijn eenjarige dienstverband de extra gewerkte uren laten uitbetalen, maar krijgt een ‘nee’. Wat nu?

Het immuunsysteem heeft me altijd gefascineerd”

Jorieke Konijnenbelt-Peters komt als donorarts bij stamceltransplantaties in contact met bijzondere mensen. “Het raakt me diep dat stamceldonoren bereid zijn zoiets moois te doen voor een onbekende.”

“Europese samenwerking leidt tot betere zorg”

Zes jaar lang maakte anesthesioloog Christiaan Keijzer deel uit van het bestuur van het CPME, de ‘Europese KNMG’. De komende tijd gaat hij echter niet achteroverleunen. “Als je wilt dat de gezondheidszorg in je eigen land goed geregeld is, moet je ook bereid zijn om daar op Europees niveau over mee te denken.”

17

Bevlogen

A(n)ios zijn trots op hun vak, maar hun bevlogenheid staat wel onder druk. Dat blijkt uit de nieuwste cijfers van De Jonge Specialist.

18

In ’t kort

Lees de column van Caroline van den Brekel, het laatste nieuws over evenementen, cao’s, trainingen en andere activiteiten.

Werk/privé
LAD-lid in beeld

De samenwerking tussen het centraal bureau van de SHG Groep en de medewerkers van een van haar acht gezondheidscentra kon beter. Maar hoe ze het nou wilden aanpakken om tot een oplossing te komen, daar kwamen ze niet uit. Totdat een van hen een artikel las in het LAD-magazine over het project Gezond en veilig werken. Nu staan huisarts Cindy van Winden en praktijkmanager Marijse Koolen van het gezondheidscentrum in de Haagse wijk Leidschenveen zelf in het magazine.

“ We willen dat de sfeer van nu zo blijft”

Van Winden kan zich nog goed herinneren hoe het traject begon. “In het LAD-magazine las ik een interessant artikel over het LAD-project Gezond en veilig werken. Dat vond ik wel iets voor ons. Ik heb het voorgelegd aan onze teamleden om te kijken of zij daar ook in waren geïnteresseerd. Dat waren ze en op die manier is het gaan lopen. We zijn namelijk altijd bezig met het verbeteren van de kwaliteit en dit bleek een mooie gelegenheid.”

Van Winden en Koolen leggen uit dat SHG Groep, een grote eerstelijnszorgaanbieder in Den Haag, bestaat uit een centraal bureau met onder meer de afdelingen Financiën, HR, Communicatie en Kwaliteit & facilitair en daaromheen acht gezondheidscentra, waaronder Leidschenveen. Tussen het bureau en de huisartsenpraktijk bleken enkele onduidelijkheden geslopen. Bij wie ligt nou de verantwoorde-

lijkheid voor de praktijk? Wie gaat over de aanpak? Hoe ziet de toekomst eruit? Niemand had de antwoorden en daar waren ze wel naar op zoek. Of zoals Koolen het verwoordt: “Hoe versterk je elkaar zonder dat je elkaar tegenwerkt?”

Iedereen doet mee Tijd voor een verbetertraject. “We hebben eerst moeite moeten doen om toestemming te krijgen van het centraal bureau”, zegt Van Winden. “Het zou namelijk veel tijd gaan kosten, want je hebt ook gewoon de zorg voor patiënten.” Koolen: “Daarbij kwam ook het verzoek vanuit het bestuur dat iedereen van onze praktijk zou meedoen, ook ik als praktijkmanager. Wij wilden sowieso dat iedereen zou deelnemen. Dus niet alleen onze huisartsen, maar ook onze assistenten, praktijk-

ondersteuners en verpleegkundig specialisten. Onze huisartsen wilden sowieso meedoen, maar onze assistenten reageerden wisselend. De een wilde weten wat het zou opleveren. Een ander vroeg zich af wat ze eraan had en of het wel de moeite waard zou zijn.”

Langzaam maar zeker raakte iedereen binnen Leidschenveen overtuigd. Net als de andere deelnemende groepen aan het LAD-project, deden ze een nulmeting. Daaruit kwam naar voren dat ze het beste van start konden met drie projectgroepen: Teamreflectie, Werkdruk en Waardering en positionering. Koolen: “Voor zover dat mogelijk was, bestond elke groep uit een huisarts, een assistente en praktijkondersteuner, zodat de samenstelling goed was verdeeld. Zelf zat ik in de werkgroep Teamreflectie, omdat ik nieuwsgierig was welke verbeterslagen we daar konden maken.”

Professionaliseren LOH

Een van de andere trajecten die de LAD aanbiedt, is het professionaliseren van het lokaal overleg huisartsen (LOH). Wil jij samen met de andere huisartsen binnen jullie organisatie het LOH goed vormgeven en verder professionaliseren? En zorgen dat het LOH alle rechten en plichten zoals benoemd in de Cao Huisartsen in Loondienst, goed uitvoert, zodat de kwaliteit van zorg en jullie werksituatie verbeteren? Doe dan mee aan het unieke LAD­traject ‘Professionaliseren LOH’. De LAD hecht waarde aan de positionering van artsen, omdat dit niet alleen bijdraagt aan de kwaliteit van de zorg, maar ook het werkplezier verhoogt. Bovendien past inspraak bij de medeverantwoordelijkheid die artsen hebben voor de zorgkwaliteit. Voor praktijkhouders dienstverband zijn de inspraakrechten goed belegd in de cao via het LOH.

Het LOH heeft onder andere instemmingsrecht bij prestatieafspraken, afspraken met zorgverzekeraars, criteria voor de praktijkomvang, de zorgzwaarte en normpraktijkomvang. Kijk voor meer informatie op www.lad.nl/gezond­en­veilig­werken of neem contact op met projectleider Romy Steenbeek via lad.gvw@lad.nl.

Van Winden: “Ik zat in Waardering en positionering. En we kregen een procesbegeleider die ons adviseerde te beginnen met, zoals ze dat noemde, het laaghangend fruit: kleine problemen die je relatief makkelijk kunt oplossen en waarvan je al snel het resultaat ziet.”

Samen pauze houden

Koolen: “We hebben bij de koffieautomaat een groot whiteboard hangen. We plannen daarop vrijwel alles vooruit, terwijl we dan de kleine dingen vergeten. Vanuit de werkgroep Teamreflectie kwam het idee de pauzes te combineren, dus samen met de assistenten én de huisartsen. Ook spraken we dingen af over de manier van communiceren via de mail. Als je geen reactie wilt op je bericht, dan kun je beginnen met ‘Dit is ter info’ en kom je met je boodschap. Zo kun je heel eenvoudig filteren

wat je ook later kunt lezen.” Ze realiseerden zich dat communicatie belangrijk is, maar ook een heel lastige om gedragsveranderingen in toe te passen.

Van Winden: “We zijn vrij snel gestart met het introduceren van momenten dat we samenzijn, zoals een borrel bij iemand thuis. Zodat je elkaar ook informeel spreekt. Later hebben we dat uitgebreid naar de lunches met het team. Zulke informele momenten waarop je elkaar op een andere manier spreekt dan alleen tijdens je werk, zijn ontzettend waardevol.” “We hebben best een groot team van 22 medewerkers. De meesten zijn jong en vrouw, dat geeft ook een bepaalde cultuur”, vervolgt Koolen, “maar deze kleine aanpassingen kwamen de sfeer meteen ten goede.” Iets anders positiefs, vertellen beiden, was de introductie van de dagstart. “Daaraan werden

afspraken gekoppeld, zodat we wisten wat moest worden besproken en wat niet. Ook kwam er een middagstart. Zodat we meteen konden zien wat er die middag op ons zou afomen en wat ’s ochtends nog niet af was. Allemaal om elkaar in de waan van de dag niet te vergeten. Op best wel eenvoudige manieren.”

Hooghangend fruit

Iets moeilijker bleek het zogenoemde hooghangend fruit. Van Winden: “Vanuit de werkgroep Waardering en positionering kwam het idee elkaar complimenten te geven. Dat bleek nog enorm lastig. Je waardeert elkaar namelijk wel, maar om daar de tijd voor te nemen en het echt te zeggen, was toch lastiger dan gedacht. We hebben het geprobeerd bij de dagafsluiting, waarbij het werd verplicht

Marijse Koolen (links) en Cindy van Winden: “Het heeft veel energie en inspanning gekost, maar het is het allemaal waard geweest”

positief te zijn over iemand anders. Maar we kwamen niet verder dan: ‘Ik heb lekker gewerkt.’ Dus dat was niet helemaal wat we wilden bereiken.”

“Daarom gaven we elkaar in de Teams-groep complimenten. Of bedankten we elkaar. Wat ook een vorm van complimenteren is. Zo hebben we het wat laagdrempeliger gemaakt.”

Koolen: Ik vroeg me soms af of m’n complimenten wel werden gehoord. Ik liep regelmatig langs mijn collega’s en zei dan dat ze bijvoorbeeld iets goed hadden gedaan, maar in de drukte had ik weleens het idee dat ze m’n complimenten niet altijd hoorden. Door dit wat meer en regelmatiger te gaan doen, is de sfeer gewoon verbeterd.”

Het geven van complimenten leidde ook tot een andere bijvangst. “We gedragen ons in het team totaal niet hiërarchisch”, stelt Koolen.

“Niemand is dé dokter of dé manager, alleen merkte je dat het in de communicatie toch moeilijker bleek. Het was voor de assistenten lastig punten te bespreken waar ze tegenaan liepen in de samenwerking met de artsen. Door dit project hebben zij geleerd om dat wel te doen en hierdoor konden we allemaal verbeteren.”

Betere ideeën

Een noviteit tijdens het traject bleek het meedoen van de assistenten en de POH’s. Koolen: “Die hebben het echt heel goed gedaan. In het begin waren ze wel wat onwennig, maar we hebben ze zien groeien in het hele proces. Het was spannend voor onze assistenten, maar ze hebben het wel gedaan.”

Van Winden: “Wanneer je ergens tegenaan loopt, ga je als arts een oplossing bedenken

en daarna weer verder. Het gevaar is dat je er dan niet bij stilstaat wat de POH of de assistent daarvan vindt. Je mist dan input van hen, terwijl zij misschien heel andere ideeën hebben die helpen om een goede oplossing te bedenken. Door met elkaar naar vraagstukken te kijken en elkaar te horen, krijg je veel meer informatie en veel betere ideeën.”

Koolen: “We willen heel graag dat de sfeer blijft zoals die nu is. In het eerste jaar dacht ik echt weleens: wat zijn we aan het doen? De hele praktijk leek overhoop te liggen. Vooral in het tweede jaar hebben we echt meters gemaakt. Het heeft veel energie en inspanning gekost, maar het is het allemaal waard geweest.” Van Winden: “De verbeteringen die we voor elkaar hebben gekregen, willen we uitbreiden naar de rest van de gezondheidscentra.”

Moet ik een functioneringsverslag voor akkoord tekenen?

Als je niet tevreden bent over het gespreksverslag van je functioneringsgesprek, hoef je dit niet voor akkoord te tekenen. Je kunt ook tekenen voor ‘gezien’. Het advies is wel om altijd een reactie te schrijven voor je personeelsdossier. Onze juristen kunnen je daar eventueel bij helpen. Lees het uitgebreide antwoord op lad.nl/juridischevragen.

Heb je zelf een juridische vraag?

Bel 088-134 41 12 of mail bureau@lad.nl

Danae Smeets (26) studeerde geneeskunde in Maastricht en is sinds augustus 2024 basisarts. Ze besloot een tussenjaar te nemen om uit te vinden welk artsenleven het beste bij haar past. Binnenkort start ze met een PhD in de cardiologie. Hoe haar toekomstige artsenloopbaan eruitziet, weet ze nog niet, maar het liefst combineert ze geneeskunde met onderwijs én (wetenschaps)journalistiek, want schrijven is haar grote passie. In haar columns neemt Danae je mee in haar zoektocht als startend arts.

Muurbloempje

Ik ben altijd een muurbloempje geweest. Kleurrijk, maar stilletjes. Je kunt je voorstellen dat zo’n karakter niet ideaal is voor de coschappen. Muurbloempjes worden weleens vergeten, verwaarloosd en soms zelfs vertrapt. Er zijn dagen geweest dat ik wilde wegrennen om nooit meer terug te komen. Maar ik kwam terug …

Zonder mijn liefde voor het schrijven was dat nooit gelukt. Als ik schrijf, kan ik even die persoon zijn die wel de goede woorden vindt. Ik kan mijn personages laten zeggen wat ik niet kon. Ik kan hen laten doen wat ik niet durfde. Het interesseert hen niet hoe anderen over hen denken – terwijl dat mij zo ontzettend onzeker kan maken.

De coschappen zijn er om te groeien en bloeien, en dit muurbloempje wilde overleven. Ik koos ervoor me in allerlei bochten te wringen en me te laten leiden. Initiatief nemen bleek daarbij de beste Pokon. En ja, dat heeft zijn vruchten afgeworpen. Stap voor stap begon ik meer op mijn personages te lijken. Het lukte steeds vaker de goede woorden op de goede momenten te vinden. Met wortels in de grond werd ik zekerder en sterker, totdat het coschap voorbij was en ik weer verplant werd. Ik wist uiteindelijk de lange dagen en het gebrek aan water te overleven. Maar nu de coschappen ten einde zijn, vraag ik me af: ‘Wat nu?’

Ik ben Danae, recent afgestudeerd en 26 jaar jong. Dus ja, ik behoor tot de generatie waarvoor blijkbaar een handleiding nodig is. Ik begon aan geneeskunde om forensisch patholoog-anatoom te worden. Compleet gefascineerd was ik door

dat vak. Leven om te werken? Geen probleem. Ik wilde puzzelen en psychopaten vangen. Totdat ik erachter kwam dat het toch niet zo CSI was als ik had gehoopt. Bovendien zijn er maar een handvol van deze pathologen nodig, waardoor het waarschijnlijk gemakkelijker is om neurochirurg of seriemoordenaar te worden.

Geen zorgen, dacht ik. De coschappen lagen voor me en ik zou onderweg vast wel iets tegenkomen waardoor ik net zo gefascineerd zou zijn. Maar dat viel tegen. Terwijl iedereen om mij heen zijn plekje vond, raakte ik steeds meer de weg kwijt.

“Het is waarschijnlijk makkelijker om neurochirurg of seriemoordenaar te worden”

Net als het merendeel van mijn gevreesde generatie weet ik niet wat ik wil. Maar is dat zo raar? Als ik op de werkvloer rondkijk, zie ik artsen regelmatig op hun tandvlees lopen. De een nog meer uitgeput dan de ander. Passie voor het vak? Ja, maar niet altijd werkplezier door de werk- en regeldruk. Is het dan zo moeilijk voor te stellen dat ik aarzel om in hun voetsporen te treden? Ik weet misschien niet wat ik wil, maar ik weet wel dat ik dát niet wil.

Dit muurbloempje wil niet verdorren. Daarom zie ik mezelf tegenwoordig liever als een brandnetel. Ik wil anderen prikkelen en aan het denken zetten. Bovendien vinden brandnetels altijd hun weg. Ze trekken zich van niemand wat aan en laten zich niet vertrappen. Ze zoeken de plek waar ze het beste groeien, want onkruid vergaat niet.

Hoe beïnvloedt de Wet DBA de loopbaan van huisartsen?

Sinds 1 januari handhaaft de Belastingdienst actief op de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (Wet DBA). Deze wet moet schijnzelfstandigheid voorkomen. Wat betekent dat voor het huisartsenlandschap? Kunnen waarnemers blijven waarnemen of kiezen ze voor een overstap naar een vast dienstverband? En hoe kijken ze überhaupt tegen de ontwikkelingen aan? We vroegen het aan twee huisartsen en een aios huisartsgeneeskunde.

Bettine van Amerongen huisarts in loondienst bij huisartsenpraktijk Pauwenkamp, Maarssen

Nadat ik in oktober 2021 mijn opleiding afrondde, ben ik op veel verschillende plekken als waarnemer gaan werken, om zo breed mogelijk ervaring op te doen. Huisartsenpraktijken kunnen qua omvang, werkwijze en patiëntenpopulatie flink van elkaar verschillen, en op deze manier kwam ik erachter wat het beste bij mij past. In 2022 werd ik voor twee dagen per week de vaste waarnemer in de praktijk in Maarssen en daarnaast nam ik tijdelijk bij andere praktijken waar.

Toen ik vorig jaar steeds meer las over schijnzelfstandigheid, ben ik met de praktijkhouder in gesprek gegaan en heb ik de overstap naar loondienst gemaakt. Het waarnemen gaf me veel vrijheid, zeker in combinatie met een gezin van drie jonge kinderen. Maar ik had ook behoefte aan vast patiëntcontact, want als waarnemer was ik vaak brandjes aan het blussen. In loondienst gaan was voor mij dus een logische vervolgstap. De discussie over schijnzelfstandigheid heeft me het spreekwoordelijke duwtje in de rug gegeven. Ik ben heel blij met die beslissing. Het is ontzettend leuk om met een vaste groep patiënten iets op te bouwen. Voor hen ben ik een soort vertrouwenspersoon; dat miste ik als waarnemer.

Financieel heeft mijn overstap overigens nauwelijks gevolgen gehad. Er wordt vaak gedacht dat waarnemen financieel aantrekkelijker is dan het werken in loondienst, maar ik ben er niet slechter uitgekomen. Bovendien ben ik niet zo’n ‘ondernemer’, dus ik vind het prettig dat in de Cao Huisartsen in Loondienst veel zaken goed geregeld zijn. Het enige waar ik nog over nadenk, is of het qua verzekeringen rendabel is om ook nog enkele waarneemklussen te doen naast mijn loondienstcontract.”

Diederik Koenders

waarnemer en huisarts in loondienst bij Zovida, Rotterdam

Toen ik in augustus 2022 mijn opleiding afrondde, was mijn ideaalplaatje om vijf jaar te gaan waarnemen en daarna een eigen praktijk te starten. Nu de Wet DBA ‘ertussen’ is gekomen, loopt het misschien anders. Ik had tot voor kort een waarneembetrekking voor twee dagen per week bij Zovida, een groot gezondheidscentrum in Rotterdam, en doe er een andere waarneemklus voor twee dagen naast. Omdat Zovida heeft besloten niet meer met waarnemers te werken, heb ik de overstap gemaakt naar loondienst. Ik werk nu de helft van de tijd in loondienst en de andere helft als waarnemer. Mijn financieel adviseur heeft aangegeven dat die constructie niet het meest rendabel is, want omdat ik nog maar beperkt zzp’er ben, mis ik belastingvoordeel. Wie weet ga ik in de toekomst dus wel volledig in loondienst.

In mijn ogen was schijnzelfstandigheid in de huisartsenzorg nooit een probleem, dus ik vraag me wel af wat de Wet DBA voor ons toevoegt, maar ik maak me er niet echt zorgen over. Onderaan de streep is mijn financiële situatie hetzelfde gebleven. En zowel loondienst als waarnemen heeft voor- en nadelen. Als waarnemer was ik iets vrijer in het plannen van vakanties. Omgekeerd heb ik in loondienst het voordeel dat ik gewoon word doorbetaald tijdens vakanties en een dertiende maand heb. En ik ben nu iets meer onderdeel van het team, dat is ook fijn.

Mijn droom is nog steeds om ooit een eigen praktijk te starten, maar praktijkhouder dienstverband in een gezondheidscentrum met patiënten op naam lijkt me ook heel leuk. Het belangrijkste vind ik om als huisarts een vast aanspreekpunt te kunnen zijn voor patiënten en regie te hebben over mijn werk. Ik zie wel wat de toekomst brengt!”

Leontien Nijland aios huisartsgeneeskunde

“Ik ben net begonnen met mijn derde en laatste opleidingsjaar. Zodra ik klaar ben, wil ik graag een tijdje waarnemen. Op die manier kan ik verschillende praktijken van binnenuit leren kennen, met het oog op een mogelijke toekomst als praktijkhouder. Door de strengere handhaving op schijnzelfstandigheid is het echter onzeker in hoeverre dat straks nog mogelijk is. Waarnemen blijft een optie, maar het wordt denk ik lastiger om je bijvoorbeeld één of twee dagen per week als ‘vaste waarnemer’ aan een praktijk te verbinden. Terwijl juist dat aantrekkelijk en in mijn ogen wenselijk is. In de huisartsenzorg hebben we vaak te maken met de zogenaamde ‘ziek, piek en uniek’-situaties en zijn praktijkhouders en dienstverbanders verantwoordelijk voor een grote hoeveelheid aan ANW-diensten. Het is onwenselijk en waarschijnlijk niet haalbaar om alleen te werken met een flexibele pool van zzp’ers die af en toe een dagje hier en dan een dagje daar werken. Waarnemers die een praktijk goed kennen, zijn dus van groot belang. Daarnaast biedt waarnemen jonge artsen de mogelijkheid zich breed te oriënteren, terwijl het tegelijkertijd vrijheid en flexibiliteit geeft – waardevol voor huisartsen die bijvoorbeeld een gezin starten of extra ANW-diensten willen draaien. Als de mogelijkheden daartoe worden ingeperkt, wordt ons vak minder aantrekkelijk. Dat kan de instroom van nieuwe aios (verder) verminderen, terwijl het huisartsentekort nu al best nijpend is. De overheid is van plan de Wet DBA na 2025 om te dopen in de Wet VBAR (verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden). Ik hoop dat daarin een uitzondering wordt gemaakt voor beginnende huisartsen in de eerste lijn, zodat wij in de eerste vijf jaar na onze opleiding voldoende ruimte krijgen om ons breed te oriënteren en dus waar te nemen.”

In de basis is Annika Berends vol overgave arts. Internist-nefroloogendocrinoloog om precies te zijn. Maar in de anderhalf uur waarin zij in het UMCG vol passie vertelt over alles wat ze doet, komt haar ‘daily job’ nauwelijks ter sprake. Niet omdat ze niet houdt van haar werk. Integendeel. Maar simpelweg omdat er nog zoveel meer is wat ze met passie doet. “Hoe drukker, hoe beter. De kracht zit in de samenhang.”

Tekst Cristel van Maarsseveen
Fotografie Ivar Pel

Als je met Berends kennismaakt, spat de energie er meteen vanaf. En dan ontdek je al snel: álles wat zij aanpakt, doet ze vol overgave. Of het nu gaat over het jaar dat ze als adviseur bij VWS zat, haar werk voor de Stichting Challenge & Support, of over de nieuwe onderwijsapp die ze ontwikkelde; alles staat in het teken van haar missie: een zinvolle bijdrage leveren aan de transformatie van de zorg. Waar komt die drive vandaan? “Zorg moet voor iedereen toegankelijk zijn. Maar als we zo doorgaan, kunnen we dat niet meer waarmaken. Transformeren moet. En dan heb je mensen nodig die opstaan, hun nek uitsteken en durven pionieren.”

Handen aan het stuur

In 2023 liep Berends een jaar lang rond als adviseur op het ministerie van VWS. “Ik vond het geweldig een brug te slaan tussen de werkpraktijk en bestuurlijk beleid. Het is belangrijk dat ook dokters hun stem laten horen. In de samenhang en bereidheid over eigen muren heen te durven kijken zit de echte kracht, anders blijven we bezig met puntoplossingen. Het wordt tijd dat we onze handen zelf weer meer aan het stuur houden. Maar dat gebeurt niet vanzelf. Ik ben er trots op dat we deze positie bij VWS hebben kunnen realiseren. En het was ook een mooie kans voor mij om het hele speelveld te kunnen overzien.”

Breder perspectief

Uitzoomen en zaken vanuit een breder perspectief bekijken is een rode draad in haar leven. “Ik ben nieuwsgierig van aard en heb een brede interesse. Toen ik tijdens de opleiding interne geneeskunde een differentiatie moest kiezen, dacht ik: waarom zou je je beperken tot slechts één topping op je ijsje?” Vanuit de overtuiging dat ontschotten cruciaal is, zette ze zich in voor meer dan één differentiatie. “Ik geloof dat je met een bredere basis verbindingen kunt leggen die anderen niet zien. En zo kom je tot creatievere oplossingen.”

Bij de transformatie van de zorg richt Berends zich op meerdere aspecten, waaronder het hanteerbaar houden van de zorgvraag. “We

Annika Berends (38) woont in Groningen en werkt daar ook als internist-nefroloog-endocrinoloog in het UMCG. Ze promoveerde op een veranderende visie op het feochromocytoom. Daarnaast heeft ze veel nevenactiviteiten. Zo is ze een jaar in deeltijd gedetacheerd geweest bij het ministerie van VWS. Ze is bestuurslid bij de Stichting Challenge & Support, kwartiermaker duurzame inzetbaarheid en actief lid binnen de Nederlandse Internisten Vereniging. Ze is podcasthost en denkt mee met de Federatie Medisch Specialisten over een nieuwe visie ‘Medisch Specialist 2035’. Ze is actief betrokken bij onderwijs en opleiding in het UMCG, schreef mee aan meerdere leerboeken en voor een zelfontwikkelde onderwijsapp won ze eerder een innovatieprijs.

zijn goed geworden in het naar de spreekkamer halen van maatschappelijke problemen. Maar niet alle vragen om zorg zijn echte zorgvragen.” Ze gelooft in een gezamenlijke verantwoordelijkheid om de maatschappij meer eigenaarschap te geven, maar dat vraagt om actie. Initiatieven zoals ‘doktersdates’, waarbij artsen op basisscholen lesgeven over gezondheidsvaardigheden, zijn een mooi voorbeeld. “We werken nu aan een koppeling binnen het geneeskundeonderwijs.”

Aantrekkelijk vak

Voor een toekomstbestendige zorg vindt Berends het behoud van bevlogen zorgprofessionals essentieel. “Ik voel een grote verantwoordelijkheid om ons vak aantrekkelijk te houden. We hebben iedereen nodig.” Maar hoe doe je dat? “Grote veranderingen beginnen met kleine stapjes van mensen met moed, die het anders durven te doen. Als kwartiermaker duurzame inzetbaarheid bij de Nederlandse Internisten Vereniging zet ik me daarom in voor minder regeldruk en een flexibeler carrièreperspectief. En ik denk mee met de Federatie Medisch Specialisten over een visie op de medisch specialist in 2035. Onlangs heb ik met hen ook een nieuw netwerk voor startende medisch specialisten opgezet.” Daarnaast is ze bestuurslid bij de Stichting Challenge & Support. “In de zorg is training van (inter)persoonlijke vaardigheden nog niet gebruikelijk, maar wel belangrijk om gezond en veilig te kunnen werken. Zorg is en blijft mensenwerk. Meer aandacht voor de menselijke kanten van het vak is precies wat we doen met Challenge & Support. We werken aan een bewezen effectieve aanpak, juist door te investeren in de zorgverleners zelf.”

Meer autonomie

Om de, in haar ogen, toch wat traditionele en statische zorgopleidingen flexibeler en duurzamer te maken, nam ze onlangs het initiatief voor een dynamische onderwijsapp. “Daarin werken studenten realtime aan casuïstiek. Ze zorgen voor een fictieve patiënt alsof ze voor hun (ken je hem nog?) Tamagotchi zorgen. Het zou te gek zijn als we deze Virtual Patient-app

kunnen integreren in de zorgopleidingen, om zo studenten meer autonomie te geven over hun eigen leerproces.”

Teamgevoel

Berends is ontzettend doelgericht, maar houdt altijd oog voor de menselijke kant. “Om te innoveren heb je vertrouwen, samenwerking en doorzettingsvermogen nodig. Ik denk altijd vanuit teamgevoel. Samenwerken aan een hoger doel. Ik kom uit een warm nest, ben een geboren tweeling en heb het samen delen en elkaar helpen van huis uit meegekregen. Daarnaast heb ik een verleden in de topsport; op de middelbare school had ik een NOC*NSFtopsportstatus met handbal. In topsport is je team álles. Je moet elkaar kunnen vertrouwen en dingen gunnen. In mijn ogen is zorg verlenen ook top- én teamsport. Je doet het vooral samen, succes komt zelden alleen. You need a team to be a champion.”

“Ik wil samenwerken aan een groter doel”

Balans

Heeft Berends nog wel een privéleven, naast alles waarvoor ze zich professioneel inzet? “Jazeker”, lacht ze, “ik sport nog steeds veel. Want inspanning geeft mij ontspanning en heldere inzichten als ik met ingewikkelde kwesties bezig ben. Ook heb ik veel sociale contacten. Daar kwam ik pas goed achter toen ik eind 2023 promoveerde en de zaal afgeladen vol zat speciaal voor mij … Hartverwarmend. Eigenlijk zit ik mijn leven lang al in allerlei clubjes, dat was op de basisschool al. Dus ik weet niet beter.”

Hoe houdt ze de balans? “Een positieve en flexibele mindset. En het helpt dat ik goed kan plannen en organiseren. Mijn baan als arts, m’n privéleven en al die dingen eromheen; ik geloof niet zo in een zwart-witte scheiding. Uiteindelijk wil ik iets achterlaten wat verder reikt dan alleen mijn dagelijkse werk. Het idee dat mijn werk impact heeft – op patiënten, op collega’s, op de zorg als geheel – geeft me elke dag opnieuw energie.”

“ Het raakt me als mensen stamceldonor willen zijn voor een onbekende”
Donorarts KNMG bij Matchis

Jorieke Konijnenbelt - Peters

Waarom ben je donorarts geworden?

“Het immuunsysteem heeft me altijd gefascineerd. Een stamceltransplantatie bij een familielid wakkerde mijn interesse verder aan en naarmate ik me erin verdiepte, vond ik het alleen maar boeiender worden. Na een studie biomedische wetenschappen deed ik promotieonderzoek naar transplantaties. Ik werkte in het laboratorium, maar miste daar de sociale interactie. En dus besloot ik geneeskunde te gaan studeren, met het doel om met transplantatiepatiënten te werken. Na een aantal jaren interne geneeskunde verliet ik het ziekenhuis en stapte ik over naar de donorkant van stamceltransplantaties.”

Wat is het meest bijzondere wat je hebt meegemaakt?

“Ik kom in contact met bijzondere mensen. Patiënten leggen hun hoop op genezing in handen van een stamceldonor. Het raakt me diep dat stamceldonoren bereid zijn zoiets moois te doen voor een onbekende. Een herinnering die me bijblijft, is van een jonge vader die zich inschreef nadat zijn kind geboren was. Hij besefte dat hij geen volledige match was met zijn eigen kind als dat ooit een stamceltransplantatie nodig

zou hebben, en dat er dan een stamceldonor nodig zou zijn. Hij wilde die kans ook aan een ander bieden. Deze vader werd al snel gematcht met een zieke baby. Dan zit je daar als donorarts; ik wist voor welke patiënt de donor is opgevraagd (de donor niet), terwijl de donor vertelt wat zijn motivatie is. Dat is prachtig, toch?”

Wanneer trek jij met een tevreden gevoel de deur achter je dicht?

“Iedere keer als ik samen met een donor een bijdrage lever aan de genezing van patiënten, geeft me dat heel veel voldoening. Al is het soms complex, uiteindelijk draait alles om het welzijn van de donor en de ontvanger. Extra speciaal zijn de oprechte bedankjes van patiënten en donoren. Die herinneren me eraan hoe waardevol ons werk is.”

Wat is voor jou de toegevoegde waarde van de LAD?

“De LAD is voor mij onmiskenbaar, ook al ben ik niet heel intensief betrokken. Ze neemt belangrijke taken op zich, zoals cao-onderhandelingen en vertegenwoordigt ons in gesprekken met diverse partijen. Daardoor kan ik me met een gerust hart concentreren op de zorg voor donoren en patiënten.”

Kan je na een jaar nog overuren claimen?

Hugo Maasbroek* is anios en heeft een arbeidsovereenkomst voor 38 uur per week. In de praktijk wordt hij echter ingeroosterd volgens het aios­rooster, waardoor hij gemiddeld 48 uur per week werkt. Tijdens zijn dienstverband van een jaar durft hij daar niet over te klagen. Pas na afloop klopt hij bij zijn werkgever aan met het verzoek de extra gewerkte uren uit te betalen. Die wijst het verzoek af met als argument dat Maasbroek hier niet tijdig over heeft geklaagd. Maasbroek wint juridisch advies in bij het Kennis­ en dienstverleningscentrum van de Federatie Medisch Specialisten en de LAD.

Maasbroek komt in contact met arbeidsjurist Fatima Madani en vertelt haar dat zijn werkgever zijn verzoek heeft afgewezen op grond van artikel 6:89 van het Burgerlijk Wetboek. Madani zegt dat dit artikel inderdaad bepaalt dat een schuldeiser zijn recht op nakoming kan verliezen als hij niet tijdig klaagt over een gebrek in die nakoming. Met andere woorden: wacht je te lang met het aankaarten van een loonvordering, dan verlies je mogelijk je recht op betaling. In de rechtspraak is bevestigd dat deze klachtplicht ook geldt voor werknemers. Madani: “Een loonvordering kan echter alsnog worden ingesteld als de afankelijkheidspositie van de werknemer een rol heeft gespeeld bij het niet eerder kenbaar maken van de vordering.”

Opeisen van je rechten

Madani ziet aanknopingspunten om deze zaak met succes aan te gaan. In haar ogen kan Maasbroek aanvoeren dat zijn economisch afankelijke positie een reden was waarom hij niet eerder heeft geklaagd. “Deze afankelijkheid uit zich allereerst in de zogenoemde carrièreafankelijkheid. Hugo was sterk afhankelijk van positieve referenties van zijn leidinggevenden en opleiders om in aanmerking te komen voor een opleidingsplek tot specialist. Dit heeft mogelijk geleid tot terughoudendheid bij het opeisen van zijn rechten tijdens het dienstverband.”

Daarnaast bestaat er ook een economische afankelijkheid. “Hugo had belang bij het behouden van zijn baan en het in goede verstandhouding blijven met zijn werkgever, waardoor hij zich mogelijk gedwongen voelde om zonder bezwaar de extra uren te werken”, zegt Madani. Maasbroek zegt op zijn beurt zich te herkennen in deze economisch afankelijke positie. “Het klopt dat ik er niet sterk in ben geweest de overuren aan te kaarten. Ik was bang dat het gevolgen zou kunnen hebben voor mijn verdere carrière.”

Niet doorslaggevend

Aangezien de rechtspraak erkent dat de klachtplicht in arbeidsverhoudingen niet onverkort mag worden toegepast als sprake is van een afankelijke positie, lijkt er voldoende grond voor Maasbroek om alsnog zijn loonvordering te kunnen instellen, ondanks de klachtplicht uit artikel 6:89 BW. “Het argument van de werkgever dat hij niet tijdig heeft geklaagd, is in dit geval niet doorslaggevend”, zegt Madani. Zijn economisch afankelijke positie en de druk om goede referenties te verkrijgen, maken het aannemelijk dat hij niet eerder durfde te klagen. Hij gaat met de uitleg van Madani terug naar zijn werkgever, en krijgt de uren uiteindelijk uitbetaald. “Ik ben enorm opgelucht. Maar bij een volgende werkgever zal ik eerder aan de bel trekken om mijn overuren te laten uitbetalen.”

Tips van Fatima Madani

Een loonvordering verjaart in principe na vijf jaar. Bij een afhankelijkheidsrelatie kan het lastig zijn om aan te kaarten dat je te veel uren maakt, maar ons advies is de overuren in elk geval bespreekbaar te maken. Dat kan bijvoorbeeld door daarover vragen te stellen aan je leidinggevende of HR-manager. Daarmee kan je later aantonen dat je er niet zomaar mee hebt ingestemd. Wanneer je achteraf overuren wilt laten uitbetalen, is het vaak lastig om vast te stellen hoeveel overuren daadwerkelijk zijn gemaakt. Daarom is mijn advies deze overuren goed bij te houden in het rooster en van deze roosters een kopie te maken. Dan heb je altijd bewijs.

* Namen van cliënten in deze rubriek zijn fictief in verband met de privacy van de cliënt.

Christiaan Keijzer neemt afscheid als voorzitter van het CPME

“Europese samenwerking leidt tot betere gezondheidszorg”

Eind vorig jaar stopte Christiaan Keijzer als voorzitter van het Comité Permanent des Médecins Européens (CPME). Wel blijft hij als adviseur nauw betrokken bij het reilen en zeilen van deze ‘Europese KNMG’. We vroegen hem hoe hij terugkijkt op zijn voorzitterschap en wat we in de toekomst nog kunnen verwachten van het CPME.

Zes jaar lang maakte Keijzer deel uit van het bestuur van het CPME, eerst als vicevoorzitter en de laatste drie jaar als voorzitter. “Er gebeurt op Europees niveau ontzettend veel als het gaat om beleid in de zorg. Natuurlijk hebben de afzonderlijke lidstaten een bepaalde vrijheid om hun eigen zorgsysteem in te richten, maar ze moeten zich daarbij wel houden aan Europese wet- en regelgeving. Daarnaast schrijft de EU directives voor: richtsnoeren die landen moeten omzetten naar nationale wetgeving”, legt Keijzer uit. “Om

de belangen van de beroepsgroep in je eigen land te behartigen, is het voor de lidstaten dus belangrijk om invloed te kunnen uitoefenen op het Europese beleid. Dit is voor mij de reden geweest om actief te worden binnen het CPME. Ik vind de wisselwerking tussen de EU en de afzonderlijke lidstaten ontzettend interessant.”

Gezag

Het CPME bestaat uit afgevaardigden vanuit artsenorganisaties van de aangesloten lidstaten. Voor Nederland is dat de KNMG.

“Deze organisaties betalen lidmaatschapsgeld, waardoor we geen subsidies nodig hebben. Omdat we daarnaast ook politiek onafankelijk zijn en geen commerciële belangen hebben, worden we gezien als een gezaghebbend orgaan. Hierdoor kunnen we veel invloed uitoefenen op Europees beleid.”

“Ik vind de wisselwerking tussen de EU en de afzonderlijke lidstaten ontzettend interessant”

Een grote verandering die bij het aantreden van Keijzer werd doorgevoerd, was een structuurwijziging. “Het bestuur bestond eerst uit alle toen nog 28 leden, net als de algemene ledenvergadering. Dat betekende dat er twee

Over Christiaan Keijzer Keijzer is anesthesioloog en opleider in het Radboudumc. Daarnaast vervult hij al jarenlang verschillende bestuursfuncties in de zorg.

Van 2015 tot 2019 was hij voorzitter van de LAD en van 2014 tot eind 2023 was Keijzer actief in het bestuur van de KNMG. In 2019 won hij de prijs voor ‘Beste opleider van Nederland’. Ook op Europees niveau zet Keijzer zich in voor de zorg. Zo maakte hij deel uit van het bestuur van de European Federation of Salaried Doctors (FEMS) en was hij voorzitter van het CPME.

keer werd vergaderd met dezelfde club mensen. Dat was natuurlijk ontzettend bureaucratisch. We hebben toen besloten een formeel bestuur aan te stellen dat bestaat uit een voorzitter, vier vicevoorzitters en een penningmeester. Daardoor konden we veel efficiënter werken.”

Corona

De coronapandemie viel precies in de bestuursperiode van Keijzer en leidde tot een grote verschuiving in de samenwerking tussen de lidstaten. “In het begin zag je dat het ieder voor zich was. Elk land legde zijn eigen voorraad geneesmiddelen en beschermingsmiddelen aan, waardoor een ongelijke verdeling tussen de lidstaten en omringende landen ontstond. Daarom werd de Health Emergency Preparedness and Response Authority (HERA) opgericht, een aparte organisatie om de gezamenlijke inkoop van beschermingsmiddelen te coördineren en samen

te werken met de farmaceutische industrie. In dat opzicht heeft de coronacrisis dus als vliegwiel gefungeerd en hebben we als EU laten zien dat het wel degelijk mogelijk is goed samen te werken en snel te schakelen. Een soortgelijke ontwikkeling zagen we bij de productie van propofol, een middel dat wordt gebruikt om mensen onder narcose te brengen. Op een gegeven moment was er in veel landen een tekort aan dit middel. In overleg met de producenten is het toen gelukt om af te spreken dat zij de productie van dit middel gingen opschroeven.”

Opleidingstekorten

Belangrijke onderwerpen waar Keijzer zich mee bezig heeft gehouden, zijn de invoering van een EU-breed medisch patiëntendossier (de zogeheten European Health Data Space), de toepassingen van artificial intelligence en farmaceutische wetgeving.

Maar naast medisch-inhoudelijke onderwerpen is voor het CPME ook een rol weggelegd als het gaat om beleid over arbeidsvoorwaarden en tekorten op de arbeidsmarkt. “De opleidingsplaatsen die binnen de afzonderlijke lidstaten beschikbaar zijn, sluiten niet altijd aan op het aantal artsen dat nodig is in dat betreffende land. Omdat er binnen de EU vrij verkeer van personen is, komt het voor dat deze landen artsen uit andere lidstaten aantrekken door ze bijvoorbeeld een hoger salaris te bieden. Gevolg is dat het andere land vervolgens met een tekort kampt, terwijl er wel voldoende opleidingsplaatsen waren. Zulke ontwikkelingen wil het CPME voorkomen door op Europees niveau afspraken te maken over het aantal opleidingsplaatsen.” Daarbij wordt de kwaliteit van de opleiding streng bewaakt. “Voor een groot aantal medische specialismen zijn afspraken gemaakt over de inhoud en duur van de opleiding, waardoor ze als Europees

Over het CPME

Het CPME vertegenwoordigt artsen in Europa op EU-niveau. De organisatie behartigt de belangen van artsen en patiënten door beleid te beïnvloeden op onderwerpen als gezondheidszorg, medische ethiek en arbeidsomstandigheden. Het CPME werkt samen met Europese instellingen om hoogwaardige, toegankelijke en duurzame zorg te bevorderen.

specialisme staan geregistreerd. Als een land besluit de opleidingsduur te verkorten, voldoet deze niet meer aan de gestelde eisen en loopt het specialisme het risico deze status te verliezen. Dit is een goede stok achter de deur om te blijven voldoen aan de voorwaarden.”

Arbeidstijden

Hoewel er op Europees niveau afspraken worden gemaakt over arbeidstijden, bestaan hierin toch grote verschillen tussen de afzonderlijke lidstaten. Keijzer legt uit hoe dat komt. “Binnen de EU is vastgelegd dat artsen maximaal 48 uur per week mogen werken. Lidstaten mogen daarvoor een zogeheten opt-out aanvragen. Dat heeft Nederland bijvoorbeeld gedaan voor de werkweken van medisch specialisten. Maar er zijn ook landen die geen formele opt-out hebben aangevraagd en zich toch niet houden aan de afgesproken arbeidstijden. En dan speelt er nog iets heel anders. In sommige landen zijn de salarissen van artsen een stuk lager dan bijvoorbeeld in Nederland. Sommige artsen hebben er daarom nog een tweede baan naast, waardoor de afgesproken arbeidstijden ruim worden overschreden.”

Het verschil in salaris is ook iets wat de aandacht heeft van het CPME. “Uit verschillende studies blijkt dat er grote verschillen bestaan tussen de verschillende lidstaten, óók na een koopkrachtcorrectie. Het CPME zet zich in om de salarissen de komende jaren meer naar elkaar te laten toegroeien.”

Publiek versus privaat

Nederland onderscheidt zich van andere Europese landen door het beperkte onderscheid tussen publieke en private gezondheidszorg. Hier is bij wet geregeld dat zorgverzekeraars in de bekostiging van behandelingen veel minder of nauwelijks onderscheid kunnen maken tussen publieke of private zorg, zodat mensen toegang hebben tot beide. In de ons omringende landen doen ze dit niet of nauwelijks. “Ik vind dat we het in Nederland heel goed geregeld hebben en ik zou willen stellen dat ons systeem eigenlijk zuiver privaat is. Je ziet dat er in landen waar wel een duidelijk onderscheid is, vaak een concurrentiestrijd is tussen de publieke en private sector. Wat mij betreft is dat een ongewenst effect. In een land als Engeland is eigenlijk alle zorg publiek geregeld en deze wordt gefinancierd met belastinggeld. Dat heeft geleid tot een heel ingewikkeld systeem met een hoge werkdruk en lage salarissen, waardoor het onaantrekkelijk is geworden in de zorg te gaan werken. Wat dat betreft hebben we het hier veel beter voor elkaar.”

Preventie

Uit een recent OESO-rapport blijkt dat veel andere Europese landen relatief meer aandacht besteden aan preventie dan Nederland. Dat moet anders, vindt Keijzer. “Ik merk dat de politiek hier niet echt op aanslaat, terwijl het juist een belangrijk onderwerp is. Het CPME maakt zich hier gelukkig wel hard voor. Zo hebben we een grote rol gespeeld in de

voorlichting over de gevaren van tabak. Waar ik ook trots op ben, is de totstandkoming van een nieuwe directive voor luchtkwaliteit. Een gezonde luchtkwaliteit verkleint de risico’s op bijvoorbeeld astma, COPD en longkanker.”

Het CPME zet zich ook in voor het labelen van voedingsmiddelen, denk bijvoorbeeld aan de nutriscores. “Helaas merken we dat fabrikanten steeds creatiever worden. Zo kan een ongezond drankje met veel suiker een relatief goede score krijgen, omdat er ook veel vezels in zitten. Zulke ontwikkelingen hebben onze aandacht. En het is natuurlijk heel raar dat we alcohol nog steeds niet labelen, maar dat met tabak wel doen. Terwijl het drinken van alcohol ook gezondheidsrisico’s met zich meebrengt. Ik verwacht dat daar in de toekomst wel verandering in komt.”

“De politiek slaat hier niet echt aan op preventie, terwijl het juist een belangrijk onderwerp is”

Toekomst

Keijzer is dan wel geen voorzitter meer, hij blijft als adviseur van het bestuur nauw betrokken bij het CPME. “In die rol hoop ik de kennis en ervaring die ik de afgelopen jaren heb opgedaan, te delen met het nieuwe bestuur. Daarnaast spelen op EU-niveau genoeg onderwerpen waar ik graag over wil meedenken. Zoals over het bestrijden van de toenemende antibioticaresistentie. Dat doen we vanuit de One Health-gedachte: een interdisciplinaire samenwerking om de gezondheid van mensen, dieren en milieu te verbeteren. We werken daarbij nauw samen met de Europese koepel van dierenartsen. Andere onderwerpen waar het CPME mee aan de slag gaat, zijn vaccinaties, de aanpak van medicijntekorten, health emergency [zoals COVID, red.], eHealth en de kwaliteit en voorraden van medische hulpmiddelen.” Achteroverleunen is er voor Keijzer dus niet bij. “Als je wilt dat de gezondheidszorg in je eigen land goed geregeld is, moet je ook bereid zijn om daar op Europees niveau over mee te denken.”

Tekst Lyanneke Krauss

Bevlogenheid jonge dokters nog steeds onder druk

A(n)ios zijn trots op hun vak, maar de bevlogenheid waarmee ze aan hun artsenloopbaan begonnen, staat wel onder druk. Uit de nieuwste cijfers van De Jonge Specialist (DJS) blijkt dat één op de vier jonge artsen, net als twee jaar geleden, met burn­outklachten kampt. 38 procent vindt de werkdruk te hoog. Om de werksituatie te verbeteren, zou bijna de helft van de aios minder bezig willen zijn met administratie en ruim een derde zou meer flexibiliteit in werktijden willen.

“We zetten deze enquête al een decennium lang iedere twee jaar uit onder anios, artsonderzoekers en artsen in opleiding tot medisch specialist en we zagen in die periode niet of nauwelijks verbeteringen”, zegt DJSvoorzitter Kirsten Dabekaussen. Ze noemt dat frustrerend, maar ook zorgwekkend. “Deze omstandigheden bedreigen niet alleen het welzijn van jonge artsen, maar ook de continuïteit en kwaliteit van zorg.” Eén op de vier artsen in opleiding tot medisch specialist heeft vaker serieus overwogen te stoppen met de opleiding. Onder de artsen die nog niet in opleiding zijn, wil bijna twee derde in het ziekenhuis blijven werken. Opvallend is dat bijna de helft van de artsen die geen toekomst in het ziekenhuis ziet, dit eerst wel van plan was. Ook hier speelt de ervaren werkdruk een grote rol.

Diensten tijdens zwangerschap

A(n)ios werken gemiddeld 44,6 uur per week (in 2022: 46,8 uur). Idealiter zou

78 procent tussen de 31 en 40 uur per week willen werken (inclusief diensten en overuren). Goed nieuws is dat bijna alle jonge artsen (96 procent) wel trots zijn op hun vak. Toch zou 22 procent niet opnieuw voor dezelfde studie kiezen, voornamelijk vanwege de hoge werkdruk, het aantal overuren, administratieve lasten en een gebrek aan autonomie. Jonge artsen werken gemiddeld zes uur per week over en twee derde ontvangt hiervoor geen compensatie. Van de vrouwelijke artsen die zwanger zijn geweest, werd één op de vijf gevraagd diensten te draaien. Dat is in strijd met de cao. Ook andere knelpunten, zoals beperkingen bij het opnemen van ouderschapsverlof of aanpassingen van werktijden, komen volgens DJS nog te vaak voor.

LAD wil verbeteringen zien

DJS roept zorginstellingen, opleiders en beleidsmakers op in actie te komen naar aanleiding van de enquêteresultaten. De LAD steunt die oproep volledig en gaat de komende tijd in alle lokale overleggen uitvragen in hoeverre werkgevers de cao en/ of de Arbeidstijdenwet naleven. “Gebeurt dit in onze ogen niet goed, dan willen we in een volgend overleg concrete verbeteringen zien”, aldus directeur Caroline van den Brekel. Ze roept artsen op het bij de LAD te melden als de cao niet goed wordt nageleefd. “Hoe meer signalen we krijgen, des te makkelijker het voor ons is om hier gericht actie op te nemen.”

Resultaten op een rij

De Nationale a(n)ios enquête Gezond en veilig werken is ingevuld door 2.027 jonge dokters: 1.444 aios, 498 anios en 85 arts-onderzoekers.

A(n)ios beoordelen de sfeer in de vakgroep gemiddeld met een 7,6. 79 procent van de a(n)ios ervaart de overdracht vaak of altijd als veilig.

65 procent van de respondenten gaat regelmatig tot altijd direct na het einde van de werkdag naar huis. Ondersteunende specialismen kunnen dat relatief vaker dan snijdende en beschouwende specialismen.

55 procent van de a(n)ios neemt regelmatig tot altijd een pauze zonder dat deze wordt ingevuld met onderwijs, besprekingen of patiëntenzorg. 39 procent doet dit soms en 6 procent nooit.

Acht op de tien aios zijn (ruim) tevreden over de inhoud van de opleiding en zeven op de tien over het opleidingsklimaat.

Eén op de drie a(n)ios heeft in het afgelopen jaar minimaal één keer te maken gehad met ongewenst gedrag

2.600

In 2024 behandelden de juristen van de LAD en Federatie Medisch Specialisten 2.600 vragen en dossiers.

(bron: LAD/Federatie Medisch Specialisten)

Save the date:

Basisartsenwebinars

De LAD en De Jonge Specialist organiseren dit voorjaar opnieuw de Basisartsenwebinars ‘Ready, set, arts!’, dit keer samen met De Geneeskundestudent. De webinars zijn bedoeld om coassistenten en startende basisartsen op weg te helpen met hun artsenloopbaan. Je kunt op twee avonden deelnemen (iedere avond heeft een eigen programma): woensdag 21 mei en maandag 23 juni. De webinars duren van 19.30 tot 21.30 uur en je kunt tijdens de avond twee workshops naar keuze volgen over vervolgopleidingen en loopbaanonderwerpen, en vervolgens speeddaten met twee artsen van verschillende specialismen.

Interesse? Noteer deze webinars vast in je agenda. Houd onze website, nieuwsbrief en socials in de gaten! Een ticket kost slechts 5 euro per avond.

Intussen op LinkedIn …

In haar nieuwste column in Medisch Contact spreekt LAD-voorzitter Suzanne Booij de hoop uit dat het volgende overleg over de Cao Ziekenhuizen wat soepeler verloopt dan de afgelopen onderhandelingsrondes. “Wij begrijpen heel goed dat als je inzet op tien punten, het niet reëel is ze alle tien binnen te halen. Maar onze voorstellen zijn geen onuitputtelijk verlanglijstje dat gedachteloos tot stand is gekomen. Het zijn voorstellen die zijn opgesteld op basis van de behoefte van ziekenhuiswerknemers om hun werk goed en met plezier te kunnen doen. Ik denk dat veel ziekenhuiswerknemers wel toe zijn aan een beetje perspectief. Hoe eerder die nieuwe cao er komt, hoe beter!” #artsen #zorgprofessionals #cao #ziekenhuizen

Duurzame inzetbaarheid voor academisch medisch specialisten

De LAD en de NFU zijn in februari begonnen met het overleg over de herziening van hoofdstuk 15 in de Cao UMC. Dit is het hoofdstuk waarin de arbeidsvoorwaarden van academisch medisch specialisten zijn geregeld. De LAD wil onder meer concrete afspraken maken over duurzame inzetbaarheid, een lagere werkdruk voor alle generaties en zeggenschap.

Verduidelijking werkweek

1,2 MILJOEN

EU-landen hebben een tekort aan 1,2 miljoen artsen, verpleegkundigen en verloskundigen

(bron: OECD)

In aanloop naar het overleg hebben de LAD en Federatie Medisch Specialisten breed input opgehaald voor de herziening. Zo heeft een klankbordgroep met 160 medisch specialisten input gegeven en zijn in alle umc’s bijeenkomsten georganiseerd. Tijdens de rondgang bleek dat medisch specialisten behoefte hebben aan een verduidelijking van de werkweek. De huidige bandbreedte van 40 tot 48 uur levert namelijk veel discussie op en zorgt ook voor verschillen tussen umc’s. “Daar willen we dus heel concrete afspraken over maken”, aldus LAD-onderhandelaar Yoram Bovenkerk.

Beheersbare werkdruk

Daarnaast willen de LAD en Federatie dat balansverlof en de 80-90-100 generatieregeling ook voor medisch specialisten gaat gelden: nu is dat nog niet zo.

De uitdaging wordt volgens Bovenkerk om een beheersbare werkdruk voor alle generaties te realiseren. “In de cao is afgesproken dat de leeftijd tot wanneer diensten moeten worden gedraaid, per 1 januari 2026 stapsgewijs omhooggaat naar 62 jaar. Medisch specialisten maken zich daar – terecht – zorgen over, want diensten draaien wordt steeds zwaarder naarmate je ouder wordt. Daarom willen we niet dat de leeftijd verder wordt opgehoogd. Tegelijkertijd moeten we ook kijken naar de belasting voor jongere generaties. De uitdaging wordt om daar een balans in te vinden waar iedere medisch specialist wat aan heeft.”

“Een meerderheid ervaart een positief effect op de werksituatie”

Gezond en veilig werken is een van onze belangrijkste speerpunten aan cao-tafels. We maken onder andere afspraken over werk- en rusttijden, duurzame inzetbaarheid, generatiebeleid en het realiseren van een goede werk-privébalans. Maar hoe goed je het ook op papier vastlegt, de praktijk is soms weerbarstig. Want hoe kom je de cao-afspraken over werk- en rusttijden na als je vakgroep of afdeling onderbezet is? En ‘inspraak bij het strategische beleid van je instelling’ klinkt leuk, maar wat als jouw stem en die van je collega’s onvoldoende worden gehoord?

Veelbelovend

Omdat we regelmatig vragen kregen van onze leden dat ze juist in dit soort situaties behoefte hebben aan ondersteuning, besloten we in 2020 een pilot te doen om artsen gericht te begeleiden. Die pilot mondde uit in ons project Gezond en veilig werken en nu, vijf jaar later, hebben we 24 groepen artsen gedurende twee jaar intensief begeleid bij het realiseren van een gezonder en veiliger werkklimaat.

De resultaten worden dit jaar geanalyseerd, maar de eerste uitkomsten zijn veelbelovend. Een meerderheid van de artsen die meedoet, ervaart een positief effect op hun werksituatie. Door twee jaar lang gericht met elkaar te werken aan een betere samenwerking, teamreflectie of meer inspraak, kunnen ze vaak meer veranderen dan ze aanvankelijk dachten.

Twee trajecten

Op basis van de ervaringen met de 24 groepen hebben we intussen twee trajecten ontwikkeld: ‘Arts aan het roer’, een tweejarig traject gericht op meer werkplezier, dat intussen ook is geaccrediteerd. En ‘Arts aan de bestuurstafel’, een eenjarig positioneringstraject, met als doel een professioneel inspraakorgaan op te richten.

Tijd voor een volgende stap

Ik ben ontzettend blij met wat we hebben bereikt, maar we kunnen in samenwerking met andere partijen nog veel meer bereiken. Daarom is het tijd voor een volgende stap. De

Loopbaanmonitor Artsen in Loondienst

Hoe tevreden ben je over je werk? Zou je meer of minder willen werken? Hoe is je loopbaanperspectief? En ervaar je voldoende zeggenschap? Om inzicht te krijgen in dit soort vragen, konden artsen in loondienst van veel specialismen de afgelopen tijd de Loopbaanmonitor Artsen in Loondienst invullen. De monitor stond open voor alle aios, klinisch technologen en geneeskundig specialisten in dienstverband die niet als medisch specialist werkzaam zijn.

Het onderzoek is vergelijkbaar met de Loopbaanmonitor Medisch Specialisten,

die de LAD, Federatie Medisch Specialisten en De Jonge Specialist in 2022 lanceerden voor (toekomstig) medisch specialisten. Die monitor leverde zulke nuttige uitkomsten op dat de LAD een soortgelijke monitor voor alle overige aios- en artsengroepen heeft ontwikkeld. De uitkomsten worden dit voorjaar geanalyseerd. “We kunnen ze gebruiken in ons overleg met werkgevers en bij het maken van beleid. Ons doel is dat artsen hun werk een hele loopbaan lang met plezier kunnen blijven doen”, aldus LADvoorzitter Suzanne Booij.

coördinatie van ‘Arts aan de bestuurstafel’ blijft in LAD-handen; ‘Arts aan het roer’ dragen we binnenkort over aan de Stichting Challenge & Support (je leest er binnenkort meer over op onze website). Iemand vroeg me laatst of dat niet als een ‘verlies’ voelt, maar ik zie het juist omgekeerd: ik ben er trots op dat het programma onder hun vleugels verder kan groeien!

Caroline van den Brekel, directeur

96%

Bijna alle a(n)ios (96%) zijn trots op hun vak. Toch zou 22% niet opnieuw voor dezelfde studie kiezen door de werk- en regeldruk

(bron: De Jonge Specialist)

Voor mijn patiënten

maak ik graag tijd, maar

hoe zorg ik dat ik zelf genoeg energie houd?

Kun je wel wat meer energie gebruiken, zodat je jouw tijd beter benut?

Bijvoorbeeld door effectiever te communiceren of overtuigender over te komen?

Jouw persoonlijke ontwikkeling verdient persoonlijke en professionele aandacht.

En die krijg je bij ons. Met opleidingen en trainingen die volledig zijn toegespitst op jou als (jonge) arts.

Kies de opleiding die bij jou past op: vvaa.nl/opleidingen JIJ ZORGT. JIJ LEEFT.

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.